1
Filters
1. Kleurfilters.
0 0,1 0,2 0,3 0,4 0,5 0,6 0,7
0 200 400 600 800
In een spectrofotometer kan een kleurfilter als monochromator zijn opgenomen.
Hierboven zie je een karakteristiek.
De golflengte die het best wordt doorgelaten heet de analytische lijn: 0 . De bijbehorende (maximale) transmissie geven we aan met T0.
De bandbreedte is de breedte van de grafiek (in nm) op halve hoogte dus bij ½ T0.
opgaven.
1. Lees uit de grafiek af: T0 0 en bepaal de bandbreedte.
2. Teken de T- grafiek van een filter waarvan gegeven is: 0 = 500 nm , bandbreedte : 70 nm T0 : 50%
0 0,1 0,2 0,3 0,4 0,5 0,6 0,7
0 200 400 600 800
2
0 0,1 0,2 0,3 0,4 0,5 0,6 0,7
260 360 460
3.
Hierboven zie je een karakteristiek van een kleurfilter.
Bepaal T0 , 0 en bepaal de bandbreedte
Teken de lijn voor een filter met 0 = 340 nm T0 = 0,4 en bandbreedte 40 nm
4.
Leg uit wat een monochromator doet.
5. Wat betekent transmissie?