• No results found

DE TOESTAND IN INDONESIE

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "DE TOESTAND IN INDONESIE "

Copied!
64
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1-

n 1 1- n n :e

·t g

;-

it

i- n

.

'.

n

~t

D. M. G. KOCH

, .

DE TOESTAND IN INDONESIE

D

e indruk, dat· de geslaagde opstand van het Indonesische volk tegen de Nederlandse overheersing een algehele ommekeer heeft gebracht, is slechts juist voor zover de staatkundige verhoudingen betreft, - en in dit opzicht maar ten dele. Indonesië, te voren een kolonie van Nederlanq, is een zelfstandige staat geworden. Maar het heeft onvermijdelijk belangrijke trekken van de kolonie behouden en ondervindt daarvan de kwade gevolgen.

Uiteenzetting van de huidige situatie in Indonesië en van de moeilijkheden met welke de regering er te kampen heeft is dan ook niet mogelijk, indien ze niet omschreven worden als een stuk erfenis. van het koloniaal verleden. De krachten van dat verleden werkten voornamelijk op sociaal-economisch' terrein, en er was niet te verwachten, dat de werking ervan door wijziging van de politieke status van het land onmiddellijk een einde zou nemen.

De koloniale exploitatie

Het koloniale bewind was overheersingsbewind en bestemd, de exploitatie van de natuurlijke welvaartsbronnen van het land in de vorm waarin zij geschiedde, te waarborgen. Indonesië kon grondstoffen voor de westerse industrie en voedings- en genotmiddelen leveren waaraan elders behoefte bestond, en met dat doel werden er door buitenlandse kapitaalbezitters ondernemingen gesticht, die deze productie en de handel zoveel mogelijk monopoliseerden. De inheemse maatschappij, een samenleving die voor meer dan 80 procent uit kleine boeren bestond, had aan die producten geen beho~fte en vormde bovendien geen koopkrachtige markt. Maar uit haar werden de arbeiders gerecruteerd, die de westerse ondernemingen nodig hadden en die in verband met het lage welvaartspeil hurmer samenleving spotgoed-

,

koop waren.

De productie der ondernemingen was vrijwel geheel op uitvoer gericht. De winst bestond in het verschil tussen de prijzen op de buitenlandse markten, de kosten van het transport en de kostprijzen der producten. De lonen vormden een belangrijk deel van die kostprijzen, zodat de winsten onmiddellijk met de loonshoogte samen- hingen en de ondernemers het loonpeil naar vermogen trachtten te drukken. Een streven tot bevordering van de inheemse welvaart vond bij hen instemming noch medewerking; van de "ethische politiek" hebben .ze nooit willen weten.

Zo gaf de koloniale samenleving het beeld te .zien van een lage massa van grote 129

(2)

uitgestrektheid, 'waarboven zich als een hoge pinakel de westerse bedrijfswereld verhief. Van enigszins homogene sociaal-economische verhoudingen was geen sprake. Het was een sterk verwrongen formatie. Normaal is, dat een maatschappij in eerste instantie voor de eigen behoeften produce~rt en dat· een overschot aan' product tegen buitenlandse voortbrengselen geruild wordt. Dat overschot, dat dan in de buit/(nlandse handel komt, vormt als regel maar een betrekkelijk klein deel der totale productie des lands; voor de Verenigde Staten van Noord-Amerika, die toch een belangrijk uitvoergebied vormen, is het nooit meer dan zeven procent van de eigen productie geweest, voor Zweden, met zijn belangrijke hout- en erts- export, naderde het tijdens het liberale bewind, dat aan de regering van Albill H;anssen (1932) voorafging, de tien procent, om evenwel te dalen toen, dank zij de conjunctuurpolitiek van die regering, de binnenlandse markt, met daarop steunende nijverheidsbedrijven, tot grote ontwikkeling kwam. Maar Nederlands-Indië voerae - blijkens een mededeling die de heer H. J. van Mook, destijds hoofd-van de afdeling voor economische aangelegenheden van het departement van Economische Zaken te Batavia, in Mei 1937 deed op een conferentie van landbouw- en nijver- heidsconsulenten te Buitenzorg - niet minder dan 35 à 40 procent van de totale productie des lands uit. Dat was een enorm percentage, waardoor de vorm der exploitatie van 's lands welvaartsbronnen gekensèhetst werd.

De financieel-economische positie van Nederlands-Indië werd geheel van de export afhankelijk gemaakt. Als index voor de mate waarin het 'land bij de koloniale exploitatie baat had werd het uitvoeroverschot beschouwd. Want in de buiten- landse handel moest de export een excedent aanwijzen; Nederlands-Indië had geen beleggingen in het buitenland, verleende geen transport- of andere diensten aan het buitenland en kon geen nationaal vermogen vormen, - zijn betekenis als kolonie werd afgemeten aan het millioenenbedrag waarmee de waarde van de uitvoer jaar op jaar die van de invoer overtrof en dat naiilr Nederland en elders afvloeide.

De exploitatie in die vorm was evenwel àan een optimum gebonden. Hmtr vooit- zetting was afhankelijk van de mogelijkheid van uitbreiding van het areaal der groot-landbouwondernemiIigen; en te dien aanzien werd op Java de grens genaderd.

De te Batavia wonende directeur v:;tn het Straits und Sunda Syndikat, dr. Emil Helfferich, die in de roep stond, een eerste-rangs "practisch econoom" te zijn, gaf daarom in eert bespreking va"n het ~erslag v3:nde Javase Bank over 1922/'23 in het tijdschrift Koloniale Studiën nieuwe beleggers de raad, zich naar de buitengewesten te richten. Want J~va was ,;vol". "

Dat was het karakteristieke advies ván iemand die de koloniale verhoudingen voor normaal hield. Op Java was destijds een bedrag van ongeveer ·twee milliard gulden in westerse ondernemingen geïnvesteerd, - een bedrag, dat, gezien in het licht van Westeuropese toestanden en in ~erilOuding tót een zielental '{an meer dan vee~tig millioen, "al zeer gering was. D~ heer Helffèrich zag in ziJn' waardering voor het stelsel der Nederla~d~-Indisch~ kolonisatie de inheemse maatschappij ~an Java glad ' over het "hoofd. Jav"a l~verde een verawijnè~d en in enke1é jaren in het geheel geen of zèlfs een negatief exP~rt-excèdent meer:' en verdie~de dus, ~aar" de s~hatting vad de "practisch econoom", als bron vo~; nieuwe "en grotë;"winsten te worden afge- schreven. Export-excedent, en dus ' o~;tva~gsten. voo~ de" :schati<i~t," l~v~rden de 130

(3)

buitengewesten. Dat de resultaten der exploitatie van Java's welvaartsbronnen wezen op de noodzakelijkheid van wijziging van het stelsel, in die' zin, dat een begin gemaakt zou moeten ~orden met industrialisering, waardoor de binnenlandse markt zou groeien en het algemene welvaartspeil zou stijgen, zag de heer Helfferich en zagen ~ijn bewonderaars in en buiten de kringen der regering niet. Zij vr~esden dit veeleer dan dat ze geneigd zouden zijn, het als een uitkomst en een toekomst- mogelijkheid te zien. Ze bleven de inheemse maatschappij consequent en hardnek- kig over het hoofd zien.

De koloniale exploitatie was een vorm van roofbouw, die op Java de grenzen der eigen mogelijkheden begon te naderen.

De erfenis

De strekking van de exploitatie van Indonesië's welvaartsbronnen in kapitalis- tisch-koloniale vorm was, naar de uitdrukking van prof. J. van Gelderen in de zesde zijner Leidse Voorlezingen over tropisch-koloniale staathuishoudkunde (1927), van de inheemse bevolking te maken "een natie van loontrekkers en een loontrekker onder de naties." De mogelijkheid van eigen, zelfstandige ontwikkeling was zeer gering. Dit was daaraan te wijten, dat de gehele economie des lands van bevorde- ring van de export afhankelijk was gemaakt, waarbij de binnenlandse markt ver- waarloosd werd. Dat was, toen Indonesië onafhankelijk was geworden, niet met één slag te veranderen. De productie voor de binnenlandse markt is onvermijdelijk nog zeer onvoldoende, en om te kunnen invoeren moet het land over deviezen beschik- ken, die door uitvoer verkregen zullen moeten worden. Er moet een industrieel apparaat geschapen worden, doch ook daarvoor is een excedent van de uitvoer boven de invoer noodzakelijk, - precies als in het koloniale tijdvak.

Dit wil overigens niet zeggen, dat door het verkrijgen van de onafhankelijkheid niet veel veranderd zou zijn. Van het. uitvoersurplus dat naar Nederland en elders ging, werd een deel besteed voor stichting van nieuwe en vernieuwing' en uitbrei- ding van bestaande bedrijven in Nederlands-Indië, terwijl het res,terende werd gebruikt voor betaling van pensioenen en in de zakken. van aandeelhouders ver- dween. Thans komt het in de Indonesische staatskas, waardoor althans de mogelijk- heid geschapen is van wat onder het regiem der koloniale exploitatie vrijwel uitgesloten was: het tot ontwikkeling en tot koopkracht brengen van de binnen- landse markt, waarop industriebedrijven zullen kunnen steunen

Dit betekent derhalve, dat het schadelijkste deel van de erfenis die door het koloniale bewind werd nagelaten, slechts geleidelijk opgeruimd zal kunnen worden.

Indonesië heeft, een grote achterstand in te halen, die in het vorige tijdvak der geschiedenis van dat land ontstond als gevolg van de roofbouw die' stelselmatig op zijn natuurlijke rijkdommen werd gepleegd. Dit moge bedacht worden door wie geneigd zijn te verkondigen, dat de Indonesiërs, nu ze de vrijheid hebben en zich zelf kunnen regeren, maar eens moeten laten zien wat ze kunnen. Als Europeanen in dezelfde omstandigheden zouden verkeren, dan zouden ook voor hen de moeilijk- heden groot en de mislukkingen talrijk zijn. En die omstandigheden hebben de Indonesiërs niet aan zich zelf, doch aan het voorafgegane koloniale regiem te wijten.

Het export-excedent spreekt in de Indonesische economie een welhaast ev~

13]

(4)

belangrijke rol als het in de kolonial,Y financieel-economische situatie deed. Het bedroeg over 1950 nog 246 millioen dollar en was over 1952, dank zij de hoge prijzen der producten in verband met de Korea-oorlog, 453 mm.d. Maar toen de oorlog geëindigd en het met die hoge prijzen uit was, smolt het uitvoer-excedent weg, ook doordat de importen geleidelijk gestegen waren. In 1952 waren de,Indone- sische activa in goud en buitenlandse valuta geschat op 293 millioen dollar, waar- tegenover' een bedrag aan schulden stond van 77 mm.d., doch in 1953 was dit bezit nog 267 mm.d., terwijl het bedrag der schulden tot 101 rnm:d. toegenomen was. De balans van Indonesië's buitenlandse valuta was dus van 315 mm.d. tot 166 mm.d. yerminderd.

Intussen zijn in de loop van 1954 de wereldmarktprijzen, o.a. die voor rubber, gestegen. Het kwantum van de uitvoer bleef gelijk aan dat in het jaar te voren.

Tegelijk nam de rijstproductie toe, zodat de invoer van 1,5 milliard roepia in 1952 daalde tot 885 millioen in 1953 en 481 millioen roepia in de eerste tien maanden van 1954. De deviezenpositie werd in de tweede helft van 1954 sterker .

. Een op de duur afdoend middel zou zijn: vergroting van de productie, besnoeiing van de import en industrialisering, d.i. ontwikkeling van een koopkrachtige binnen- landse markt. Dr Soemitro Djojohadikoesoemo, de bekwame socialistische minister van Financiën in het vorige kabinet, had een program van die strekking ontworpen en had zijn ambtgenoten weten, te overtuigen van de noodzaak van aanvaarding van een begrotingstekort, als gevolg van uitgaven voor industrialisering. Dan zouden, naar hij voorrekende, in drie jaren het tekort verdwenen en begrotingsevenwicht verkregen zijn, dank zij grotere opbrengsten voor de schatkist door snelle expansie van het bedrijfsleven.

Maar minister Soemitl'O werd met het kabinet waarin hij zitting had slachtoffj:)r van het politieke spel waarin het Indonesische parlement zich, onder de auspiciën van de president, vermeidt. Het ministerie .struikelde over een kwestie die niet tot de belangrijkste staatsaangelegenheden behoorde. En de departementen van Finan- ciën en Economie kwamen in handen van geestverwanten van de president, wier onbekwaamheid notoir was.

Java's overbevolking

Tot de erfenis 'van de koloniale periode behoort ook een teveel aan bevolking op Java, dat op zich zelf een ernstig probleem vormt. Deze bevolkingsdichtheid is in betrekkelijk weinige decenniën gegroeid. In 1815 was het zielental vijf millioen, in 1940 was het 47 millioen, 380 zielen per km2• Deze enorme bevolkingstoeneming kon niet' steunen op welvaartsstijging: het algemene welvaartspeil bleef laag, de bevolking bleef straatarm.

Normaal i~, dat toeneming van het bevolkingstal door snelle geboorte-aanwas een spánning tussen behoefte aan en voortbrenging van bestaansvoorwaarden ver- oorzaakt, waardoor de organisatie en de techniek van het voortbrengingsproces verbeterd wórden en een groter aantal monden gevoed worden kan. Stimulans tot 'verhoging van de levensstandaard en tot maatschappelijke ontwikkeling is, in het algemeen, bevolkingstoeneming. Maar op Java zagen we het zielental in snel tempo stijgen 'zonder een noemenswaardige stijging van het levenspeil.

(5)

/

De oorzaak van dit verschijnsel moet gezocht worden in de werking der westerse ondernemingen. Een onderneming bracht in de vorm van lonen geld onder de mensen, waardoor het kwantum der bestaansmiddelen vergroot werd en het zielen- tal kon toenemen. Maar de bron van deze toeslag op de bestaansmogelijkheden lag buiten de eigen, inheemse productiesfeer. Voor zover al enige behoefte aan ver- betering van organisatie en techniek van de maatschappelijk~ voortbrenging groeide, werd zij door de ontvangst van lonen uit de westerse productiesfeer der onder- nemingen juist weggenomen. liet zielental nam wel toe, maar er ontstond daardoor onvoldoende spanning tussen de behoefte aan en. de beschikking over bestaans.

middelen. De maatschappelijke ontwikkeling stagneerde, de armoede bl~ef even ernstig, maar werd over een groter aantal individuen uii:gesmeerd. Toen in de malaisejaren na de crisis .van 1929-'30 ongeveer de helft van de suikerondernemin- gen op Java het bedrijf moest staken, deelde de directeur van Landbouw, Nijver- heid en Handel in de Volksraad mede, dat de armoede het ergst ~as in streken waar te voren suikerfabrieken hadden bestaan. In die streken was de inheemse maatschappij sociaal-organisch en sociaal-economisch het meest achtergebleven.

Thans zijn nog enkele tientallen suikerfabrieken in bedrijf. Ook de omvang der andere grootlandbouwcultures is sinds de oorlog sterk afgenomen. De grote dicht- heid der bevolking doet zich meer dan ooit gevoelen; de armoede is in tal van streken schrijnend: Het bençl.ewezen.is een vanouds op Java bekend verschijnsel, in het bijzonder in streken in West-Java met zgn. particuliere landerijen, waar roof- en rampokpartijen veelvuldig voorkwamen. Dit kwaad is door andere oorzaken verergerd: jorige kerels, die als guerillastrijders tegen de Nederlanders vochten, de zgn. pemoeda's, die in de eigen maatschappij geen bestaansbasis meer vinden of de avontuurlijke rusteloosheid van het zwervend roversleven zijn gaan prefereren boven de uitoefening van een of ander onromantisch bedrijf of een leven in loondienst, vonnen de ruggegraat van de benden die grote streken onveilig maken. Armoede, wanhoop, wrok, anarchistische vernietigingszucht zijn factoren, waardoor de benden gedreven worden. Ze zijn niet specifiek anti-Europees; verhoudingsgewijs worden minstens zovele, indien niet méér, Indonesiërs dan blanken afgeslacht. Het streven, een staat op Islamitische grondslag te stichten, drijft bovendien de bende'n van de Daroei Islam van Tirto Soewirjo in West-Java en die van de onlangs gesneuvelde Kazar Moezakkar in Zuid-Celebes.

Het veiligheidsvraagstuk legt dan ook zozeer beslag op de aandacht der Indone- sische regering, dat president Soekarno onlangs een conferentie op het paleis bijeen- riep, die bestemd was, middelen te beramen tot oplossing ervan. Dat het verschijn- sel door militair geweld afdoende onderdrukt zou kunnen worden, gelooft niemand.

Er zijn andere maatregelen nodig, in de eerste plaats opvoering van de productie en emigratie van althans een belangrijk deel van het bevolkingsteveel.

De president, de vice-president dr. Moh. Hatta, de ministers en andere ge~gs­

dragers propageren dan ook telkens opnieuw de noodzaak van harde arbeid. Daar- aan hapert het juist zeer ernstig. Er heerst, niet onder de tani's, de boeren, maar \ onder de loonarbeiders, een algemeen tekort aan werklust, dat de productie fataal

I

remt. Van de wettelijk op zeven uren vastgestelde arbeidsdag wordt gemiddeld niet meer dan de helft serieus besteed. De mensen zijn teleurgesteld. Hun was door de \

133

(6)

nationalistische propaganda verteld, dat de vreemde ondernemer de rijkdommen des lands stal en wegvoerde, en dat, als het Nederlands bestuur eenmaal verjaagd zou zijn, het leven gemakkelijker en rijker zou worden, - en nu zien ze die ondernemer weer in zijn positie van werkgever, terwijl de lonen die hij betaalt, niet voldoende zijn om de sterk gestegen prijzen van eerste-levensbenodigdheden te betalen. Ze begrijpen niet, dat harder arbeid hun land e~ hun zelf méér ten goede zal komen dan hun werkgever. En de communisten stoken naar vermogen onder de honderd- duizenden ondernemingsarbeiders en hebben succes. Daartegenover heeft d~ predi- king van de plicht tot 'hard werken maar weinig effect.

Door emigratie kan slechts een deel van het bevolkingsoverschot van Java wegge- voerd worden. De bevolking neemt jaarlijks met ongeveer 700.000 zielen toe, en alleen voor transport van deze aanwas naar andere eilanden zouden tientallen schepen geregeld in de vaart moeten zijn. Daarover beschikt Indonesië niet.

. Als hef probleem der overbevolkin'g van Java opgelost zal worden, dan zal dit in hoofdzaak moeten zijn door zo snelle sociaal-economische ontwikkeling, dat het teveel geleidelijk in de eigen maatschappij wordt opgeslorpt. Doch de middelen daarvoor ontbreken. Het lijkt volkomen uitgesloten, dat Indonesië uit eigen kracht deze zeer omvangrijke taak zou kunnen volbrengen, - tenzij aan geheel de bevol- king door uiterst strenge versobering grote ontberillgen zouden worden opgelegd.

Maar dat zou de regeerkracht van een dictatoriaal regiem vereisen.

Tekort aan krachten

Terwijl de Indonesische regering dus staat voor een taak van reusachtige omvang, beschikt zij bij lange ni~t over de krachten die daarvoor onontbeerlij~ zijn. De onderwijs- en opleidingsinstituten die door de Nederlands-Indische regering werden opgericht, waren niet bestemd en er ook niet op berekend, werkkrachten af te leveren voor een zelfstandig Indonesië, dat toen nog in onbepaald-verre toekomst gedacht werd. Het onderwijs dat gegeven werd was goed, zeer goed, maar het was niet meer dan voldoende ter opleiding van de krachten waaraan het gouvernement en de westerse bedrijfswereld behoefte hadden.

Na de souvereiniteitsoverdracht zwol de vraag naar ontwikkelde en geschoolde werkkrachten sterk aan, en het was uitgesloten, dat de primitieve en slecht georgani- seerde arbeidsmarkt eraan zou kunnen voldoen. Er wordt wel met voortvarendheid en succes aan uitbreiding van het onderwiîs gewerkt, maar de grote achterstand is niet in enkele jaren in te halen. Deskundigen, gewezen ambtenaren van het Neder- lands-Indische gouvernement en ,in Nederland en elders aangeworven krachten moeten in dienst genomen worden, en dit gebeurt' ook, maar niet voldoende. De gebeurtenissen der na-oorlogsjaren hebben een stemming doen ontstaan, die het alleen voor krachtige figuren onder de dienst- en bedrijfshoofden mogelijk maakt, de niet-Indonesiërs die onder hen dienen, te handhaven.

Juist in de rangen der middelbare ambtenaren, der bekleders van uitvoerende en toezichthoudende functies, verdringen de gegadigden elkaar, onder wie maar weinig besef voor de moeilijkheden van een werkkring, van de onontbeerlijkheid van oplèiding en ervaring, bestaat. Er zijp. er 'onder hen, die vroeger als ambtenaren yan het N ederlands-Indische' gouvernement hun taak leerden. kennen, maar lJun

(7)

aantal is gering. Velen kregen een plaats in de Indonesische gouvernementsdienst bij wijze van beloning voor hun deelneming aan de guerilla tegen de Nederlandse troepen; hun mentaliteit wordt gekenmerkt door. een overspannen nationalisme, dat hen boven minderwaardigheidsgevoelens uitheft en hun belet te erkennen, dat zij niet in staat zouden zijn tot wat Nederlanders kunnen.

Geen -dienst of bedrijf ÏI?- Ind~nesië werkt met voldoend bekwame en gerouti- neerde krachten. Aan alle kanten is er een tekort, en het is een uitzondering als de goede plaats door de goede man bezet. is. De aflevering van abituriënten .van

. scholen en opleidingsinstituten is nog onvoldoende, en de hoger-onderwijsinrichtin,

gen kampen met moeilijkheden, waaronder allereerst de studenten te lijden hebben.

Het getal der Indonesische hoogleraren is nog gering, maar verboden is het gebruik van het Nederlands als voertaal, terwijl het gros der studenten de colleges in de Engelse taal niet volgen kan en het Indonesisch, dat nog te weinig ontwikkeld is om uiteenzetting en formulering van moeilijke problemen mogelijk te maken, door slechts enkele docenten - en door lang niet alle studenten - beheerst wordt. Onder de studenten zijn er, die geen Nederlands kennen, wat een ernstige handicap betekent, doordat de boeken waaruit zij hun wetenschap kunnen putten, merendeels in het Nec\erlands geschreven zijn. De aarlstaan9.e bioloog, de rechtsgeleerde, de historicus vindt zijn studiemateriaal voor het grootste deel in werken van Neder- landse geleerden, waarin· vooral Nederlandse hoogleraren hen voldoende wegwijs kunnen maken.

De positie der niet-Indonesische hoogleraren en lectoren is zodanig, dat de meesten na expiratie van hun contract voorgoed naar Nederland terugkeren. Ver- vanging van 'gerepatrieerde docenten.door Indonesische is slechts in enkele gevallen mogelijk. De studenten, en indirect, doch ernstiger, het land, zijn de dupe.

Partijen en politiek

Het politieke leven van Indonesië heeft te' lijden van een overmaat van partijen en partijtjes, van welke verscheidene, onder het mom van dienstbaarheid aan het algemeen belang, bestemd zijn, zeer persoonlijke of enge groepsbelangetjes te dienen. Het parlement bestaat nog uit benoemde leden. In de jaren vóór de souve- reiniteitsoverdracht, toen het grondgebied van de Republiek Indonesië nog. beperkt en de regering ervan te Djokja gezeteld was, bestond daar een zgn. wetgevende raad met door Soekarno benoemde leden, die na December 1949 automatisch lid :werden van het parlement te Djakarta., Verkiezingen hebben tot dusver niet plaats- gehad; de overtuiging, dat de samenstelling van het parlement niet overeenkomt met de verhoudingen der stromingen in de maatschappij, is gemeengoed.

Toch heeft deze toestand tot dusver het uitschrijven van' algemene verkiezingen v.erhinderd; elk kabinet, dat ernst maakt met de voorbereiding daarvan, speelt met politiek dynamiet. Er zijn bijna veertig politieke partijen, van welke ongeveer de helft in het parlement. vertegenwoordigd is. De afgevaardigden hebben oÁtdekt, dat het lidmaatschap van' het parlement vele en veelsoortige voerdelen biedt, maar :verscheidene hunner weten ook, dat voor hen geen zetel meer zou bestaan, indien algemene' verkiezingen gehouden zouden worden. Het staat wel ;vast, dat in dat geval klei:r).~ partij ent welker leiders onvoldoende 'capabel zijn om op verkiezing te

\135

(8)

I

/

kunnen hopen, uit het párlement zouden verdwijnen. En dus zijn ze op hun qui vive, wanneer een kabinet e~nst blijkt te maken met de voorbereiding van verkiezin- gen, en ze zien er niet tegen op, het op een punt van ondergeschikt belang te laten vallen. De gemiddelde levensduur van een kabinet is dan ook niet meer dan ongeveer acht maanden. Het kabinet-Wilopo, d~t uitstekend werk deed en een wetsontwerp tot registratie ván de kiezers wist te doen aannemen, struikelde over het waagshIk der verdeling van ondernemingsgronden ter Oostkust van Sumatra, - een probleem, waarvoor, hoe belangrijk het ook moge zijn, geen regering behoor- de te worden opgeofferd.

Het parlement kegelt met kabinetten. Een wet, die voldoend betrouwbare ver- kiezingen zou waarborgen, zou aan dit spel een einde maken. Maar er is een macht, die wel voorbereiding van verkiezingen wil, doch dan een zodanige, dat de stembus- overwinning van een bepaalde partij menselijkerwijs verzekerd zal zijn.

, Die macht is president Soekarno.

President Soekarno heeft zich van de aanvang af niet alleen met de samenstelling van de kabinetten, doch ook met hun arbeid intensief en meermalen dwingend

\ bemoeid. Hij is een drijver en een demagoog met grote overredingskracht en

\ schroomt niet om, steunende op zijn positie, de zaken te sturen in: de richting die hij wenst. Hij was in de twintiger jaren de voornaamste leider van de nationalistische beweging, en de herinnering aan de toenmalige strijd voor zijn overtuiging, die met een jarenlange verbanning voorlopig eindigde, is hem een kostelijke schat~ Hij is zich er terdege van bewust, hoe ontzaglijk veel Indonesië aan hem te danken heeft, en koestert de gedachte, een groot man te zijn voor zijn volk. Zijn persoonlijke ijdelheid vond voedsel in de blijken van aanhankelijkheid en bewondéring die zijn publiek optreden als vrijheidsprediker oogstte. Toen het hoogste ambt in de republiek hem als zijn vanzelfsprekende beloning toegevallen was, beschouwde hij zijn directe bemoeiing met de aángelegenheden del' departementen als de beste

waarborg voor een goede gang van zaken. '

Soekamo had in 1923 te Bandoeng het diploma der Technische Hogeschool behaald, vestigde met een studiegenoot een ingenieursbureau en trad op als nationa- listisch propagandist, waarbij zijn zeer bijzondere redenaarsgaven zich al dadelijk openbaarden. In 1925 richtte hij de Algemene Studieclub op. Samenwerking met de Perhimpoenan lndonesia in Nederland, waarvan drs. Hatta de voornaamste leider

\ was, bracht hem in 1927 tot oprichting van' de Partai Nasional lnddnesia, de PNI-t I die de strijd voor onafhankelijkheid als enig program punt in het vaandel schreef.

De onafhankelijkheid werd verworven, maar gevoelsoverwegingen verzetten zich tegen ontb,inding van de partij waaraan men ten koste van grote persoonlijke offers het succes mede te danken had. Ze bleef bestaan, ofschoon ze haar program vervuld had. Na de souvereiniteitsoverdracht, toen het er vóór alles op aan kwam, de nieuwe

verhoud~en te consolideren en maar weinig verschil van mening kon bestaan omtrent aard en strekking van de maatregelen die nodig waren, zou het voor de hand hebben gelegen, dat het bestuur der partij de leden zou hebben geadviseerd, zich bij een der grote bestaande partijen aan te sluiten. Dit advies bleef achterwege.

De PNI ging de andere partijen, in het bijzonder de grote Masjoemi, beconcurreren.

En daarbij wordt ze door de president geholpen op een wijze, die de conclusie

(9)

opdringt, dat hij zijn positie van boven de partijen staand staatshoofd misbruikt. I De president propageert de gedachte van de Pantja-Silastaat, de staat, steunende op de vijf pijlers van erkenning van de goddelijke almacht, het nationalisme, sociale rechtvaardigheid, de volkssouvereiniteit en menselijkheid. De Masjoemi is een tijdens de Japanse bezetting opgerichte organisatie van Mohammedanen, met de godsdienst als bindmiddel, zonder dat gezegd kan worden, 'dat zij p godsdienstige grondslag opgetrokken is: een organisatie van M'ohammedanen, maar geen Mohammedaanse organisatie. Zij kan in zoverre het best vergeleken worden met de oorspronkelijke Sarekat Islam van Tjokroaminoto van 1913, welker algemeen streven een richting volgde die een vereniging van niet-Mohammedanen evengoed volgen kon, doch v,oor welker leden de Islam-belijdenis een~band vormde. De orthodoxe Islamieten der Nahdatoel Oelama scheiden zich dan ook van de Masjoemi af. Tussen de Pantja Sila en de politieke beginselen der Masjoemi bestaat practisch geen verschil; en legt men de programs van kabinetten, door formateurs uit de PNI samengesteld, naast die van ministeries met Masjoemi-premiers, dan ontdekt men hoogstens verschillen in accent, geen wezenlijk onderscheid. President Soekarno is trouwens niet meer of minder Mohammedaan dan bijv. mr. Moh. Natsir,. de voorzitter van de Masjoemi.

De PNI verloor te'r gelegenheid van de souvereiniteitsoverdracht haar reden van bestaan en zou zonder de daadwerkelijke steun van de President tot een onbelang-. rijk partijtje verschrompeld zijn. Maar diens oud-strijdgenoten worden, waar moge- lijk, op belangrijke posten gezet en bedenken zich wel tweemaal alvorens het staats- hoofd te désavoueren. De PNI heeft thans, bij geringer ledental dan dat van de Masjoemi, méér vertegenwoordigers in het parlement (43 tegen 41).

President Soekarno mengt zich actief in de partijstrijd en bezigt daarbij bedenke- lijke middelen. In een rede te Amoentai op Borneo waarschuwde hij, dat als de staat op de Islam gegrondvest zou worden, "vele streken, waar de bevolking niet Islamie- tisch is, o.a. de Molukken, Bali, Flores, Timor, de Kei-eilanden en Soelawesi (Celebes) zich zouden afscheiden" va:n Indonesië. Hij wist wel beter, maar vereenzelvigde het extreme Mohammed;misme van de Nahdatoel Oelama met het streven van de Masjbemi, - terwijl de Masjoemi, in tege~stelling tot 'de Nahdatoel Oelama, van de theocratische staatsgedachte niet weten wil, en laatstgenoemde partij nota bene in het kabinet-Ali Sastr.oamidjojo vertegenwoordigd is. De Masjoemi ,heeft tegen de oneerlijke waarschuwing van de President met klem geprotesteerd, maar de bewering bleef haken en werkte ertoe mee, dat de regering van de Masjoemi.

premier Wilopo over een punt van ondergeschikte betekenis struikelde.

De Masjoemi en de Partai Socialis Indonesia; de PS I, drongen toen aan op vorming van een zakenkàbinet onder de bekwame en algemeen geachte vice-president drs.

Mob. Hatta, ter voorbereiding ook van de verkiezingen van een constituante en een parlement. Die suggestie werd door de President niet aanvaard. Hij belastte de PNI-voorman mr. AH Sastroamidjojo, mét mr. Wongsonegoro van de Partai Indone- siaRaja(Groot-Indones,ië) en ZainalArifin van de NahdatoelOelama, met de samen- . stelling van een nieuw kabinet, dat na wekenlang pogen kwam te bestaan uit vier

PNI-minist~rs, drie van de Partai, Sarekat Islam Indonesia, drie van de PIR, drie van de NU en enkele vertegenwoordigers van kleinere partijen, die geen belangrijke leiders hebben. De Masjoemi en de PSI werden uitgeschakeld.

137

(10)

De "president durft in dit opzicht zeer ver te gaan. De gemeenteraad van Djakarta bestond al jarenlang uit 25 leden, allen benoemd. Dit aantal werd onlangs, al weer door benoeming, tot 60 uitgebreid met in meerderheid leden van_ de PNI en dé PKI, de communistische partij_ Een verzoek van de gemeenteraad zelf om binnen'een nalf jaar verkiezingen voor nieuwe leden uit "fe schrijven werd genegeerd, en protesten van de Masjoemi en de PSI baatten niet.

Te Palembang stond de president een inferview toe aan een vertegenwoordiger van het persbureau PIA, waarin hij, sprekende over de oppositie, -zeide dat het bekend was dat verscheidene leiders bereid waren hun land voor millioenen aan buitenlanders te verkopen. Daarmee daalde hij al geheel tot het laagste niveau van de strijd der politieke partijen af, en zijn bewering verwekte algemene ontsteltenis en een storm van verontwaardiging. Geëist werd dat hij namen zou noemen_ Dit deed hij niet, maar wel liet hij in de pers mededelen dat de procureur-generaal Mr. Soeprapto een onderzoek begorinen was naar de gedragingen van politieke leiders die hun vaderland trachtten te verkwanselen. De opwinding bleef. De voor-

zitter van de fractie der NU - een der regeringspartijen! - in het parlement noemde de -bewering ongehoord. De heer Sjamsoeddin S6etan Makmóer, eeri der kopstukken onder de regeringsgezinden," veroordeelde d!l uitlating van de president als slecht, omdat hij haar gedaan had in verband met de oppositie, terwijl toch ook de regeringspartijen omkoopbare elementen omvatten. De president tracht, zo werd gezegd, door dergelijke lukrake beschuldigingen politieke tegenstanders ten val te brengen. Een groep van parlementsleden eiste een nadere toelichting op de bewering van de president.

Een toëlichtiÏlg kwam niet. Maar wel.werd uit het incident ànti-Nederlandse munt geslageh: het dagblad Merdeka, dat door dik en dun de PNI en de-president verdedigt en alle schuld voor hetgeen er scheef gaat in het land bij voorkeur op de ruggen van Nederlanders schuift, wist te vertellen dat Nederlanders de leiding hebben bij pogingen tqt omkoping van"lndonesische politici, en dat een bedr"ag van 750 mülioén roepiahs bijeengebracht werd om het kabinet-AH Sastroamidjojo te-

doen vallen. Alsof het huidige beleid "niet-zonder buitenlandse inmenging het land aan de rand van de afgrond zou brengen!

Andere bladen, o.a. de te Medan verschijnende Warta Berita, oefenden felle

"critiek op dé president en eisten zelfs zijn aftreden_ Het was, zo werd geséhreveri,

een goedkope tactiék, het kabinet te "handhaven door de oppositiè in een kwaad daglicht te _ stellen. r -

De Masjoemi en de socialistische partij omvatten bekwame figuren die zich aan behartiging van de landsbelangen zóuden willen wijdèn, doch op een zijspoor gerangeerd zijn, terwijl notoir onbeduidende en-oriscrupuleuze lieden belangrijke posten te békleden kregen. De zeer belangrijke dèpartementen van financiën en

"economische "zaken werden tot voor kort door PNI-ers beheerd op een wijze die

algemeen ergernis wekte; van de minister van economische zaken, Mr. Iskaq Tjokro-

"hadisoerjo schreef een Indonesische krant in ronde woorden dat hij een "buitvérde--

lingspolitiek" voerde. De PSII en de PIR eisten hun aftreden en dat ván de minister van Binnenlandse Zaken. De druk was zo sterk dat doe president wel moest toe- geven. Ze werden vervangen; Economische 'iZaken kwam onder beheer van -de 138

(11)

bekwame en integere ir'. Roosseno Soerjohadikoesoemo, die in het laatst,e, decennium voor de oorlog als 'waterstaatsingenieur geleerd had wat doelbewust werken is.

Door het drijven van de president hebben de tegenstellingen tussen de partijen zich tot vijandigheid toegespitst; er werd terecht op gewezen, dat de controverse niet meer zal zijn te elimineren zolang het kabinet blijft.

De oppositie had er ten slotte genoeg van en diende een motie van wantrouwen in de regering in. Daarin werd gezegd, dat de zgn. herschikking van het kabinet niet voldoende was gewe.est om gezonde verhoudingen te scheppen, dat feitelijk een nieuw kabinet was ontstaan en de regering na het aftreden van mr. Jskaq, met wiens politiek zij ondanks herhaalde waarschuwingen genoegen genomen had,

had behoren heen te gaan. .

Deze motie kwam op 15 December in stemming en werd met 115 tegen, 92 stem- )TIen verworpen. De vertegenwoordigers van alle kleine partijen op één na stemden tegen de motie, en oqk de PKI en de Sobsi, met resp. 17 en 2 stemmen. Van de oppositie konden 12 leçlen de zitting niet bijwonen, van de regeringspartijen waren 8 leden afwezig. Deze uitslag bevestigde, dat de regering voor haar voortbestaan afhankelijk is van de ste~men der communisten. De PKI en de Sobsi zijn niet in de regering vertegenwoordigd, maar beheersen de situatie. De president, die schijnt te menen, dat hj.j het met de communisten wel klaar spelen zal, onderschat blijk-

baar hun macht en invloed. '

Op 20 December werd te Bandoerrg een congres van de PNI geopend met een receptie, waar president Soekarno aanwezig was. Hij hield er een redevoering, waarin hij, in verband met het in de vergadering der Verenigde Naties geleden échec, betoogde .dat zonder machtsvorming door versterking van de eenheid niets te bereiken zou zijn. Daarom r΀~p hij op tot organisering van een All:lndonesia Congres, dat de wil des volks, inzake Irian tot uiting zou brengen.

Deze oproep had niet het effect dat hij ervan hoopte. De leiders van de Masjoemi en die van de PSI reageerden met de verklaring dat ook zij het denkbeeld van een All-Indonesia Congres toejuichten en terugkeer van West-lrian tot het Indonesische staatsdomein evenzeer wensten, doch dat dit eerst mogelijk zou zijn wanneer het huidige, kabinet afgetreden en een nieuwe regering met vertegenwoordigers van de oppositie gevormd zou zijn.

Een week na het PNI-congres opende de Masjoemi haar zevende congres te Soe-

;rabaia. De president, die blijkbaar besefte dat de onderlinge vijandigheid tussen de partijen aan de verwezenlijking van de eenheidsgedachte in de weg staat, begaf zich daarheen en, hield een redevoering, waarin hij aandrong op wederzijdse tole~

rantie in de beoordeling van elkaars standpunten en ten aanzien van politiek anders- denkenden. De voorzitter van de Masjoemi, mr. Moh. Natsir, sprak na hem, wees erop, dat de algemene toestand . uiterst moeilijk gemaakt is, dat de, prijzen blijven stijgen, dat de regering niet bij machte is haar program te' verwezenlijken, doch de oppositie zoveel mogelijk weggedrongen en bijv. de kiesrechtcommissie grotendeels uit PNI-ers samengesteld, werd. Hij eindigde met te betogen dat men, om West- lrian terug te krijgen; de Indonesische staat kr:achtig maken en zijn' prestige ver- sterkeri moet, doch dat ontbinding van de regering en vorming van een waarlijk representatief kabinet nodig zijn om dit mogelijk te maken.

139

(12)

De vergadering verklaarde daarna bij resolutie, dat de orgimisering van een Groot-Indonesisch Congres eerst zin zal kunnen hebben na aftrêden van het kabinet, dat geen basis meer heeft; en dat de strijd om West-lrian in de Verenigde Naties, waaromtrent de Masjoemi. niet door de regering geraadpleegd was, verloren was.

Een urgentieprogram werd aangenomen. Er werd in geconstateerd dat Indonesië's financieel-economische toestand slecht is, dat de inflatie hand over hand toeneemt, de corruptie in en buiten de kringen der regering ernstig is geworden, de werkloos- heid omvangrijker wordt, ook doordat de industrieën geen grondstoffen uit het buitenland kunnen krijgen en invoerlicenties worden vermorst door verstrekking ervan aan onbevoegden, die ze aan bestaande handelshuizen verkopen, terwijl de speculatie zich meester heeft gemaakt van een belangrijk deel der beschikbare . goederen.

De president, die gelegenheid genoeg heeft gehad om de kracht-van-overtuiging der Masjoemileiders te leren kennen, zal zich ervan bewust zijn geweest dat hij met zijn oproep een slag in de lucht deed. Het leek een poging om althans de schijn te redden: Die poging is dan mislukt; voor zover bekend heeft geen partij het initiatief tot bijeenroeping van een All-Indonesia Congres genomen. Het ziet er naar uit, dat de verhoudingen vast gelopen zijn.

Een volledig beeld van de situatie in Indonesië IS m enkele bladzijden niet te geven. Men kan slechts enige hoofdpunten aanstippen, doch loopt dan gevaar, de betekenis van sommige factoren en aspecten te onaerschatten en accenten verkeerd te leggen. Dat de toestand bedenkelijk is lijdt geen twijfel, maar het is voorbarig om, als hier te lande zovelen doen, een algehele ineenstorting te voorspellen. Een jonge maatschappij als de Indonesische bezit een grote mate van elasticiteit en kan stoten verdragen waaronder een oudere samenleving zou bezwijken.

Het is dan ook niet mogelijk, enige voorspelling te doen met een redelijke mate van zekerheid dat ze juist zal blijken. De financieel-economische toestand kan onver- wacht en in korte tijd aanmerkelijk verbeteren, en aan het politieke spel van presi- dent Soekarno wordt reeds door de consequenties ervan een grens gesteld; hij kan niet doorgaan, zovele bekwame en integere mannen van zich en zijn regiem te ver- vreemden zonder zijn eigen positie te ondergraven.

De toestand is slecht, maar niet hopeloos~ De Nederlanders ginds beoordelen de situatie heel wat minder pessimistisch dan hun eenzijdig en onvolledig ingelichte landgenoten hier. De naaste toekomst zal leren, waar het gelijk ligt.

Bandoeng, Januari 1955.

Naschrift.

Nadat .het vorenstaande geschreven was, werden nog enkele berichten uit Indo- nesië ontvangen, die nader licht werpen op de situatie.

In zijn Nieuwjaarsrede kondigde president Soekarno aan, dat de algemene ver- kiezingen tegen het einde van dit jaar gehouden zullen worden. Dat is dan ruim een half jaar later dan aanvankelijk beloofd was. Intussen is door de partijen een begin gemaakt met de voorbereiding van de verkiezingen. Daarbij deed .zich een tekenend incident voor. De PKI, de communistische partij, had verklaard, dat het hamer-en-

s 1 a

,

.(

(13)

sikkelsymbool ook gebruikt zou worden voor de partijlozen, en op propaganda- borden en in strooibiljetten gebeurde dit reeds. Tegen dit voornem(:m verzetten andere partijen zich, en het partijloze parlementslid Amelz diende een motie in, waarbij er afkeuring over uitgesproken werd en de minister van Justitié, mr. Ojody Gongokoesoemo, die lid is van de PNI, gecritiseerd werd, omdat hij de keuze van dit symbool door de commllI!-isten verdedigd had. Er volgden besprekingen, waarbij de PKI beloofde, van haar voornemen af te zien, nadat de Nadhatoel Oelama gedreigd had, anders haar minister uit het kabinet te zullen terugtrekken. Dat hielp. Om de val van de regering, die in dat geval vrij zeker was, te voorkomen, stemde de PKI toe. De kiesrechtcommissie verbood bovendien het gebruik van het symbool voor de partijlozen. De communisten willen dit kabinet, dat zij naar hun hand kunnen zetten, niet zien verdwijnen.

Van haar sterke positie ten aanzien van de regering maakt zij overigens zonder schroom gebruik, en met succes. Zij eiste een wijziging van de Noodwet op beslech- ting van arbeidsgeschillen in zodanige zin, dat na aankondiging van een staking iüet langer drie weken. met het proclameren daarvan zou behoeven te worden gewacht. En enige dagen later kwam de regering met een wetsvoorstel, waarin aan die eis werd voldaan.

Nog een andere eis, waarvan de inwilliging door de PKI als voorwaarde voor voortzetting van haar steun aan het kabinet werd geëist, betrof verdeling van de ondernerilingsgronden onder de bevolking.

Deze eisen en de toon waarop ze gesteld worden, laten geen twijfel aan het voor- nemen der communisten om hun sterke positie ten opzichte van de regering tot het uiterste uit te buiten. Toch schijnt in Amerika het wantrouwen in de gang van zaken in Indonesië en het pessimisme ten aanzien van de ontwikkeling af te nemen.

Van daar komen berichten, die wijzen op plannen om de technische en de econo~i­

sche steun uit te breiden. Amerikaanse autoriteiten verzekeren, stabiele toestanden e~ hoger welvaart te wensen en de vrees voor communistische overheersing over- dreven te achten. Joseph Alsop, de bekende "columnist" van de New York Tribune, die Indonesië onlangs bezocht, schreef, dat daar alles afhangt van de groei van het com.munisme op het vasteland van Azië. De Indonesische politiek heeft, zegt hij, haar eigen stijl, d.w.z. maatregelen die nodig zijn, komen te laat, de uitvoering van besluiten geschiedt traag' of wordt vergeten, - maar ondanks dit is het pessi- ~ misme omtrent de loop van zaken in de naaste toekomst niet gerechtvaardigd. De minister van Oorlog, mr. Iwa Koesoemasoemantri, 'e als communist bekend staat, trachtte het leger als machtsinstrument onder zijn contröle te krijgen en dwong o.a.

de van PSI-sympathieën verdachte chef-staf Simatoepang tot heengaan, - maar het leger als geheel is een antî-commun.istisch instrument geble~en. Geef, schreef Alsop, Indonesië tijd en sympathie. Het kan zijn moeilijkheden te boven' komen en zijn grote welvaartsmogelijkheden realiseren.

Als dit betrekkelijk optimistischlf oordeel bewegen zal tot belangrijke investaties in Indonesië, dan zal daardoor de vraag naa; de oprechtheid en de juistheid ervan beantwoord zijn en zal het waarde blijken te hebben. Maar ~r is dan geen tijd te verliezen; en het advies, hoopvol af te wachten en inmiddels te observeren is nogal goedkoop, doch helpt niet tegen de ogenblikkelijke nood.

141

(14)

De economische situatie is overfgens sinds medio 1954 vrij plotseling verbeterd:

de handelsbalans gaf eind November van het vorige jaar een batig saldo aan van ruim twee milliard roepiahs.

Intussen leest men herhaaldelijk van plannen tot vestiging van nieuwe bedrijven.

De nieuwe minister van Economische Zaken is begonnen krachtig opruiming te houden onder de invoerlicenties, verleend aan mensen die noch handelskennis, noch relaties, noch kapitaal, noch enige organisatie bezaten en die vergunningen ver- kwanselden aan bestaande handelshuizen, waardoor de prijzen van importgoederen onmatig zijn gestegen. Aan de speculatie door "aktemap-importeurs" is daarmee een eind gemaakt.

Op het paleis te Djakarta heeft onder leiding van de premier een conferentie van bestuurs-, justitie- en politie-autoriteiten plaatsgehad ter bespreking van het veilig- heidsvraagstuk, dat om oplossing dringt. In West-Java schijnt de onveiligheid af te nemen, maar in Atjeh en in Celebes is ze nog ernstig. In Groot-Atjeh neemt de onveiligheid dermate toe, dat alle verbindingen over land met West~Atjeh verbroken zijn en nog alieen over zee verkeer mogelijk is, dat dan een halve maand in beslag neemt. Daar ep in Zuid-Celebes heerst algemene ontevredenheid over het beleid der centrale regering.

Zo maken de later ontvangen berichten het algemene beeld over het geheel niet minder somber. Er zijn tekenen die hoop geven. Een daarvan is de voorspoedige groei van het coöperatiewezen, waardoor in toenemende mate voorkomt, dat de bevolking niet langer prijs blijkt te stellen op de hulp van desabanken, omdat de eigen crediet-coäperaties een lagere rente vragen. In desa's met bloeiende coöpe- ratieve verenigingen is de bevolking over het algemeen welvarender dan elders, terwijl ze in dorpen waar het coöperatiewezen weinig ontwikkeld is, armoe lijdt. In sommige regentschappen, o.a. Soemedang, waar het coöperatiewezen bloeit, bestaan meer dan honderd verenigingen. Dit is voornamelijk het resultaat van de onver- moeide propaganda van de vice-president drs. Hatta.

Inmiddels wordt ijverig gewerkt aan de voorbereiding van de Aziatisch-Afrikaanse conferentie, die in April a.s. zal plaatshebben. De antwoorden op de uitnodigingen zijn alle binnen. Pakistan en de Philippijnen, die aanvankelijk aarzelden, hebben thans geantwoord, dat ze vertegenwoordigers zullen zenden. Turkije heeft gewei- gerd. Israël is niet uitgenodigd met het oog op de vijandschap van de Mohamme- daanse Liga tegen de Joodse staat, een omissie die object is van critiek. Al met al belooft de conferentie belangrijk te zullen zijn.

Het algemene beeld verandert na deze nieuwe berichten in wezen niet.

Utrecht, Maart 1955

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

• The reflection provides some insights in the process of integration and learning gain, but the value of the learning to the student is vague and/or unclear.. • The

It is an undisputed statement that interdisciplinary understanding is not only valuable for society’s future wel- fare, but also for students themselves, and that it will be a

Maar toch: wil er kostenbeheersing zijn, en dat moet, dan zal moeten worden gezocht naar de structurele oorzaken achter het gegeven, dat steeds meer mensen noodgedwongen een

De PSP-Kamerleden wensen de opslag van kernwapens niet stop te zetten. Evenmin eisen zij de onmiddellijke verwijdering van de reeds bestaande voorraden. Dit blijkt

De reactie van het Indonesische volk op Nederlands halstarrige hou- ding om de kwestie Nieuw-Guinea tot een oplossing te brengen, laat er geen twijfel aan bestaan, dat dit

En toch is het daarvan gekomen. Mede door onze schuld. Laat ik dit met nadruk, namens ons volk, erkennen. De Republiek werd het Pruisen van Indonesië, zoals Vietnam werd het

De grote overwinning bij de laatste verkiezingen voor de kamer behaald was een harde slag tegen de reactie in de gehele wereld, De Franse communisten hebben niet alleen de

Het is met name in Europa - de bakermat van het idee zelve der mensenrechten en tegelijkertijd de plaats waar sommige van de meest grootscheepse schendingen van dit begrip