• No results found

Periodiek van de Communistische Partij van Nedertand

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Periodiek van de Communistische Partij van Nedertand "

Copied!
52
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

POLITIEK EN

CULTUUR

46ste jaargang nr. 3 juli 1986

LOSSE NUMMERS 3.75

Periodiek van de Communistische Partij van Nedertand

IN DIT NUMMER

De CPN na de verkiezingen

MARCUS BAKKER

24 uur in ploegen

ANTON VAN DAALEN

Sociale zekerheid

INA BROUWER

Vernieuwing in de Sowjet-Unie

JAAPWOLFF

Positieve discriminatie

ROEL WALRAVEN

_privatisering

HENK COX PIM JUFFERMANS

Communistische politiek

Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 21 mei is aan de CPN een zware slag toegebracht. Doordat de partij de kiesdeler niet haalde, kwam er van haar fractie van drie Kamerleden niet één in het parlement terug. Voor het eerst sedert de invoering van het stelsel van evenredige vertegenwoordiging is er nu een Tweede Kamer zonder een communistische vertegenwoordiging.

Voor mensen met vooruitstrevende denkbeelden was de verkiezingsuitslag helemaal niet om te juichen. Aan de linkerzijde van de PvdA verloor de PSP twee van haar drie zetels en verdween de EVP uit het parlement. Al- leen de PPR handhaafde zich. De PvdA ging van 47 naar 52 zetels, maar die winst was kleiner dan het ver- lies van CPN, PSP en EVP samen. De gedroomde mas- sale stemmenstroom naar de PvdA bleef uit voor zover het voormalige VVD-of CDA-kiezers betrof. Alleen in het Zuiden van het land was daar enigszins sprake van.

Binnen de regeringscombinatie van CDA en VVD had een grote verschuiving plaats. Het CDA, dat bij de vori- ge verkiezingen 45 zetels kreeg (en tussentijds nog twee fractieleden kwijtraakte) ging naar 54, de VVD van 36 naar 27. D'66 groeide van 6 naar 9 zetels. Rechts van het CDA raakte de RPF één van haar twee zetels kwijt.

De Centrumpartij tenslotte verdween uit de Kamer en dat was dan een zonnig aspect van deze verkie- zingsuitslag.

Op het moment dat dit commentaar wordt geschreven is een kabinetsformatie in gang gezet, waarbij voor- alsnog gekoerst wordt op een voortzetting van de CDA- VVD-combinatie. Beide partijen hadden al voor de ver-

ki~zingen

laten weten, dat ze daar de voorkeur aan

ZIE VERDER PAGINA 100

(2)

POLITIEK EN CULTUUR

46ste jaargang nr. 3 juli 1986

Redactie

Marcus Bakker (Hoofdredacteur) lngrid Blekman

Pim Juffermans Wouter Warmerdam (red. secretaris) 020-923084

Lay out Bram IJzerman

Verschijnt zes maal per jaar bij uitgeverij Pegasus, 1 0 1 7 NT Amsterdam 020-231138

Ons gironummer is: 44 7416 De abonnementsprijs is f 30.- per jaar

Een los nummer kost f 3,75 en is te bestellen door f 6,25 (incl. porto) over te maken op postgiro 44 7416 t.n.v. uitgeverij Pegasus, met vermelding van het gewenste nummer.

Correspondentie over betaling en verkoop s.v.p. zenden aan de administratie van P en C, p/a uitgeverij Pegasus, Leidsestraat 25, 1017 NT Amsterdam.

Alle correspondentie over de inhoud richten aan Redactie P en C, Hoogte Kadijk 145.

1018 BH Amsterdam.

ISSN 0032-3349

INHOUD

Communistische politiek

Marcus Bakker 99

De 25-urige werk- week

Anton van Daalen 1 01 Sociale zekerheid

I na Brouwer 109

Indrukken van het CPSU-congres

Jaap Wolff 123

Kiezen voor Minderheden Roei Walraven 1 31 Privatisering

Henk Cox/

Pim Juffermans 135

gaven. Of de voorspelling van VVD-lijstaanvoerder Nij- pels, dat zo'n kabinet in vijfweken tot stand kan komen, bewaarheid wordt is nu nog verborgen in de schoot der goden.

Er zijn boeken te schrijven over deze verkiezingen, en dat zullen sommigen dan ook al wel aan het doen zijn.

Over de invloed van de driepersoons-tvdebatten, over het falen van de opiniepeilers, over het feit dat bij de PvdA Wim Kok een half miljoen voorkeurstemmen kreeg en bij de VVD Theo Joekes een kwart miljoen.

Wij willen ons in dit commentaar beperken tot datgene waar de CPN regelrecht mee te maken heeft. Dat is dan in de eerste plaats het algemene politieke eindresultaat:

een ongeveer even grote rechtse meerderheid als tijdens de nu afgelopen kabinetsperiode. Daardoor zijn de hoofdlijnen van het te verwachten beleid ook in grote lij- nen bekend. De stelselherziening van de sociale zeker- heid, waarvoor de wetten vlak voor de verkiezingen zijn behandeld, zal worden doorgezet. Over de betekenis daarvan staat in dit nummer van P en C een beschou- wing van Ina Brouwer. Winstvergroting voor onder- nemingen, terugschroeven van sociale en culturele overheidsfuncties zullen vooraan op het program staan.

BTW-verhoging zal er zo goed als zeker komen. De kans lijkt groot dat Van den Broek Buitenlandse Zaken blijft beheren, en dat betekent, zoals de afgelopenjaren geleerd hebben, een zo dicht mogelijk volgen van de Amerikaanse koers in internationale zaken. De politiek die geleid heeft tot het beruchte kruisrakettenbesluit zal, als het afhangt van degenen die nu de hoogste ogen gooien voor plaatsen in het nieuwe kabinet, niet gewij- zigd worden. Uiteraard zijn de sociaal-economische ef- fecten van de te verwachten regeringspolitiek sterk af- hankelijk van de economische conjunctuur. Een verder aantrekken daarvan kan voorlopig nog versluierend werken. En evenzeer is de internationale politiek die Nederland zal voeren sterk gevoelig voor wat er zich in de wereld zal voordoen aan spanning en ontspan- ning.

De verkiezingsuitslag maakt het niet mogelijk de toe- komst te voorspellen. Ze maakt het wel mogelijk vast te stellen dat de kansen op hardhandigheid tegenover de niet-bezitters en onderdanigheid aan de Reagan- politiek het grootst zijn.

VERVOLG PAGINA 144

(3)

De 25-urige werkweek

De titel van dit artikel is dubbelzinnig. De inhoud ervan niet. Het is bedoeld als een van de vele bijdragen van de afgelopen jaren om een drastische ATV naderbij te bren- gen. 'Weg met de utopie' moet dus gelezen worden als 'op weg naar de utopie'.

Weg met de utopie!

DOCUMENT AT! ECENTP.t !M NEDERLANDSE POUTiEt<.E:

PM'HIJEN

In dit artikel worden een aantal resultaten gepresenteerd van een onderzoek naar de organisatorische en financiële consequenties van de invoering van een 36- respectievelijk 25-urige werkweek bij de gemeentelijke overheid. Om dat onderzoek is gevraagd door het FNV-vrouwenplatform, een overleg van vrouwen die in verschillende FNV-bonden actief zijn. De Nijmeegse wetenschapswinkel heeft bij het onderzoek bemiddeld en het te zamen met het Economisch Instituut gefinancierd. Het onderzoek is uitgevoerd binnen de gemeente Nijmegen. Onderzocht is:

- hoe de vormgeving van het beleid met betrekking tot bezuinigingen, reorganisaties, automatisering, emancipatie, ATV, deeltijdarbeid e.d. de omvang en aard van de werkgelegenheid bij de gemeente de afgelopen jaren heeft beïnvloed en de komende jaren zal beïnvloeden:

- welke organisatorische problemen er te verwachten zijn als in een bepaalde gemeentelijke dienst een 36- of 25-urige werkweek wordt ingevoerd en hoe deze problemen op te lossen zijn:

-welke financiële consequenties de invoering van een 25-urige werkweek voor de gemeentelijke organisatie zou hebben.

1

Hiermee wilden we inspelen op actuele thema's in de maatschappelijke strijd rond ATV. We wilden onderzoeken of ATV werkelijk zo onbetaalbaar en organisatorisch ondoenlijk is als de werkgeversorganisaties beweren en wilden voorkomen dat in de discussie over ATV de herverdeling van

1 . De eventuele gevolgen van de ATV voor de loon- c.q koopkrachtontwik- keling zijn in dit onderzoek niet nader bestudeerd.

(4)

de betaalde en onbetaalde arbeid over de seksen ondergesneeuwd zou worden.

2

1n dit artikel zullen we echter alleen ingaan op een aantal vragen met betrekking tot de haalbaarheid van ATV.

Veelvuldig wordt door de werkgeversorganisaties gesteld dat de ATV voor hen 'kostenneutraal' zou moeten zijn. De bedrijfseconomische kosten en baten van ATV zouden elkaar in evenwicht moeten houden, omdat de rendementspositie van veel bedrijven niet verder aangetast zou mogen worden.

Bij deze kosten van ATV wordt dan niet alleen gedacht aan de loonkosten, maar ook aan allerlei andere kosten die direct of indirect uit de ATV voortvloeien. Aan dit laatste nu is dit artikel gewijd.

Van dag- naar ploegendienst

De omvang van deze uit de ATV voortvloeiende kosten zijn onder meer afhankelijk van de vormgeving van de organisatie. Deze kan bij een 25-urige werkweek totaal anders zijn dan op dit moment. Momenteel werkt vrijwel het gehele gemeentepersoneel - exclusief het brandweerpersoneeL de chauffeurs in het stadsvervoer en een beperkt aantal anderen - in dagdienst. De werkweek is 38 uur bij een werkdag van 8 uur. De bedrijfstijd- dat is de tijd die de gemeentelijke diensten en bedrijven aan hun dienstverlening besteden- is langer, namelijk 10 uur per dag (van 7.30 uur tot 17.30 uur) of 50 uur per week. Dat komt doordat het gemeentepersoneel vrij of op een vast tijdstip tussen 7.30 uur en 9.00 uur met werken kan beginnen. Bij een dagelijkse lunchpauze van minstens een halfuur, zijn de bloktijden-dat wil zeggen de tijden waarop iedereen aanwezig is - 's ochtends van 9.00 uur tot 12.00 uur en 's middags van 14.00 uur tot 16.00 uur.

Als de arbeidstijd een aantal uren korter wordt, is het voor het management van een organisatie of bedrijf het eenvoudigst om ook de bedrijfstijd met een even groot aantal uren te verminderen. Maar dit zal al spoedig tot een vermindering van de produktie en/of dienstverlening leiden. Om dat te voorkomen zal de bedrijfstijd dus eerder gehandhaafd of verlengd moeten wor- den. Doordat de individuele arbeidstijden en de bedrijfstijd dan (verder) uiteen gaan lopen, zal meer dan nu het geval is de inzet van personeel in de tijd door mid- del van het opstellen van werkroosters gepland moeten worden. Werkroosters zijn doorgaans zo opgesteld, dat het ingezette aantal personeelsleden in de tijd zo gelijkmatig mogelijk over de bedrijfstijd is verspreid. Toch zullen er zelfs bij een drastische ATV en bij een gelijkblijvende bedrijfstijd nog zeer lang bloktijden, dat wil zeggen overlappende werktijden, blijven bestaan. De herbezetting kan dan problematisch worden. Vergelijk daartoe het volgende voorbeeld:

Veronderstel een bepaalde gemeentelijke dienst, die afzonderlijk is gehuisvest, die een bepaald aantal arbeidsplaatsen van 40 uur per week heeft en die een bedrijfstijd van eveneens 40 uur per week kent. Deze dienst gaat over tot ATV met een herbezettingspercentage van 100 percent. Als dan de arbeidstijd met 10 procent wordt verkort van 40 naar 36 uur per week, neemt het aantal arbeidsplaatsen met 11,1 procent toe. Een 32-urige werkweek levert

2. Inmiddels heeft de Nijmeegse gemeenteraad, mede naar aanleiding van dit onderzoek, besloten om de mogelijkheid te onderzoeken van een experi- ment met een 25-urige werkweek bij een van de gemeentelijke diensten.

Zeer recentelijk is ook positieve actie een onderdeel van het gemeentelijk personeelsbeleid geworden.

(5)

r

t

t t

on

·i-

n.

jk

zodoende 25 procent meer arbeidsplaatsen op en een 25-urige werkweek 60 pro- cent. Zolang de werktijden van het personeel elkaar blijven overlappen, zal voor al deze extra personeelsleden ruimte gereserveerd moeten worden en een afzon- derlijke werkplek moet worden ingericht. Het is echter de vraag of deze dienst wel 60 procent meer personeel kan onderbrengen. Kan zij dat niet, en wordt er tussen- tijds geïnvesteerd in een uitbreiding van de huisvesting en van het aantal ingerichte werkplekken, dan ontstaat er een gigantische overcapaciteit als het per- soneel ná elkaar in plaats van náást elkaar gaat werken. In figuur 1) is aangegeven dat de benodigde capaciteit aan huisvesting en ingerichte werkplekken bij een 25- urige werkweek en een bedrijfstijd van minder dan 50 uur per week 60 procent hoger is dan bij een 40-urige werkweek. Bij een bedrijfstijd van minimaal 50 uur en de invoering van een ploegendienst wordt de benodigde capaciteit echter 20 procent lager dan bij een 40-urige werkweek het geval was. Dit leidt tot de con- clusie, dat de invoering van een ploegensysteem is te overwegen wanneer door de toename van het aantal personeelsleden de aanwezige huisvestingscapaciteit klei- ner wordt dan de minimaal benodigde. Naarmate dit evenwicht bij een langere collectieve arbeidstijd wordt bereikt, is het bedrijfseconomisch gunstiger de vol- gende stap in het A1V-proces groter te doen zijn!

Figuur I: Ontwikkeling van de benodigde capaciteit aan huisvesting en werkplek- ken bij een A1V met en zonder bedrijstijdverlenging.

""0 -·cr'

('1) ;:; ('1)

:;;

~;:i

0 0

0 <0..

;:; 190

"'-·

('1) 190

;:;'ll

"

n ('1)

cr' 180 81,8 180 "'n

('1)

I ""0"'

N "'""O

('1) I

a-~

::: 110 îGf I 7: ~ 70

('1) - ·

(JQ

co

~·~

1(>0 160 cr':::·

s~. s

C:PJ

?[2. '1><, ( ' 1 ) " '

oco 1]0 ";:;

< :-.,'<-'1> I ;:;~

"'

'I.e. I 142,8 I

;:; 140 ~'I> 'I>" I I 140 o-·

"""" •"'

cr' I

" (i

('1) -~'lo 33,3

N

"""

::J,"'

('1) 130 130 O'Q

c.

:::

':1,'1>'1> ('1);:;

'\' 12', ~(JQ

(JQ 120 1 ?0 " ( ' 1 )

cr' 11...,,'

~~

<..!:::::::

;!3

110 111, 1 ' I 110

...

('1) ('1) ~ ('1) ...

"'

10' I 2 '

100 I 100

"

::J. 100

' '

(JQ ('1) I ' I

... ...

~ 90

:

~90,1

OJ ('1) ;:;

~

~

3,3 <,

...

80 80

i

~ i10 :-.,'f-'1>'1>

('1) 9 ~~e,

('1)

70 7Q

...

7 ,2

""'"~'lo

1

'\'"\'1>'1>

40 38 36 34 32 30 28 26 24 22

-

collectieve arbeidstijd in uren 2;

Het idee van een ploegendienst zou bijvoorbeeld als

volgt uitgewerkt kunnen worden. In ieder geval krijgen de gemeentelijke diensten

en bedrijven waar nu in dagdienst wordt gewerkt, bij een 25-urige werkweek een

ochtend- en een middagploeg. De taken van het personeel in deze ploegen

(6)

behoeven niet identiek te zijn; het is mogelijk en soms zelfs gewenst om bepaalde taken in een van beide ploegen te concentreren. De ochtendploeg zou tussen 7.00 uur en 13.15 uur en de middagploeg tussen 13.15 uur en 19.30 uur kunnen werken.

Bij een ATV tot vijfuur per dag kan dan vrij of op een vast tijdstip tussen 7.00 uur en 8.15 uur dan wel tussen 13.15 uur en 14.40 uur met het werk begonnen worden.

De 'bedrijfstijd' van 6% uur per ploeg maakt tevens een vierdaagse werkweek en een beperkte mate van overwerk mogelijk zonder dat de werktijden van de beide ploegen elkaar behoeven te overlappen. Een driedaagse werkweek of langer dan 1% uur overwerken per dag is dan echter slechts mogelijk bij een doorbreking van het ploegensysteem.

3

De totale bedrijfstijd van deze gemeentelijke diensten en be- drijven wordt dan verlengd van 50 uur nu naar 62,5 uur bij een 25-urige werkweek.

Bij de gemeente met haar zeer grote verscheidenheid aan diensten en bedrijven is nog een derde ploeg nodig, waarvan de werktijd die van de ochtend- en mid- dagploeg overlapt, bijvoorbeeld van 10.45 uur tot 15.45 uur. De algehele coördi- natie van de werkzaamheden van een dienst- of bedrijfsonderdeel, het overleg tussen en de coördinatie van de dienst- en bedrijfsonderdelen onderling vergen een afzonderlijke ploeg van beperkte omvang.

Dit drie-ploegensysteem bleek ook na een gedetailleer- dere analyse vanuit een organisatie-optiek geen grote nadelen met zich mee te brengen.

Herbezetting

Kennen we de vormgeving van de organisatie bij een 25- urige werkweek, dan betreft de volgende vraag de omvang van de daarbij beho- rende werkgelegenheid.

Bij de ATV tot nu toe hebben de werkgevers eventuele overcapaciteiten weggewerkt en is de arbeid geïntensiveerd. Op dit moment is voor hen belangrijker dat de produktie en of dienstverlening in ieder geval niet achteruit gaat ten gevolge van ATV. Voor de werknemers is onder meer belangrijk dat de arbeidsbelasting niet noemenswaardig verandert. Daarom zijn wij in onze berekeningen van de veronderstelling uitgegaan dat de ATV neutraal ten opzichte van de gemeentelijke dienstverlening en neutraal ten opzichte van de arbeidsbe- lasting van het gemeentepersoneel zal worden doorgevoerd. Dit betekent dat het herbezettingspercentage afuankelijk is gesteld van de ontwikkeling van de arbeidsproduktiviteit. Wordt de arbeidsproduktiviteit door de ATV verlaagd, dan moet het herbezettingspercentage tot boven de 100 procent worden verhoogd om de gemeentelijke dienstverlening en de arbeidsbelasting van het personeel gelijk te doen blijven en omgekeerd. Hoewel niet volledig voorspelbaar, zijn de volgende ontwikkelingen met betrekking tot de arbeidsproduktiviteit te verwachten als de 25-urige werkweek zal zijn ingevoerd.

- de produktiviteit zal met circa 3 procent toenemen doordat het ziekteverzuim met zo'n 3 procent zal afnemen;

- de produktiviteit neemt toe doordat de werkdag korter wordt: het arbeidstempo wordt hoger en het verschil tussen de nominale

( =

officiële) en de effectieve arbeidstijd wordt kleiner, o.a. doordat de werknemers

3. Op deze wijze worden die vormen van ATV voor een bedrijf of organisatie duurder en dus onaantrekkelijk gemaakt, die de werknemers zwaarder belasten en of ongunstiger zijn gezien vanuit het perspectief van een her- verdeling van de betaalde en onbetaalde arbeid over de seksen.

(7)

minder rustperioden in hun werkdag behoeven in te bouwen. Bij de gemeente Nij- megen zal de produktiviteit hierdoor met circa 2 procent stijgen. In de gemid- deld minder arbeidsintensieve particuliere sector zal de stijging groter zijn, namelijk 4,5 procent;

- de produktiviteit neemt af doordat een groter deel van de werktijd van de werknemers aan niet direct-produktieve werkzaamheden wordt besteed. Een vergadering gaat niet korter duren omdat de werktijden van de deelnemers aan die vergadering korter zijn geworden! Een groter deel van de werktijd zal besteed worden aan intern overleg, opleiding en training, het overdra- gen van werkzaamheden en dergelijke. Te verwachten is dat de produktiviteit hier- door met 5 à 6 procent zal afnemen;

- de produktiviteit neemt met minder dan 1 procent af doordat er meer tijd zal moeten worden besteed aan personele aangelegenheden.

Meer personeelsleden ten gevolge van ATV betekent meer tijd te besteden aan selectie, werving, aanname, inwerken, begeleiding, coördinatie, personeels- en

salarisadministratie enzovoorts. '

Als de 25-urige werkweek op dit moment zou worden ingevoerd, zou de arbeidsproduktiviteit bij de gemeente dus al met al circa 2 procent dalen. Bij een herbezettingspercentage van iets boven de 100 procent zou de 25-urige werkweek dan geen gevolgen voor de gemeentelijke dienstverlening en de arbeidsbelasting van het gemeentepersoneel behoeven te hebben. In de marktsektor zal de produktiviteit gemiddeld zelfs met 1 procent stijgen, zodat de herbezetting daar iets onder de 100 procent kan blijven. De komende jaren zal de produktiviteit echter ook sterktbenemen door het voortgaande proces van auto- matisering. Bij de gemeente zal de produktiviteit hierdoor jaarlijks met zo'n 1 procent toenemen. Als hiermee rekening wordt gehouden, is bij de gemeente reeds over enkele jaren een herbezettingspercentage van 100 procent voldoende om aan de twee hier gehanteerde uitgangspunten te voldoen. Bij onze verdere berekenin- gen zijn we dan ook van een herbezettingspercentage van 100 procent uitgegaan.

In dat geval neemt het aantal arbeidsplaatsen in de diensten en bedrijven die momenteel in dagdienst werken en volledig ten laste van de gemeente vallen, met ruim 1100 toe tot bijna 3300. In minder arbeidsintensieve sectoren zal het her- bezettingspercentage doorgaans lager kunnen zijn, omdat de gemiddelde jaar- lijkse produktiviteitsgroei daar veel hoger is: in de particuliere sector wordt verwacht dat door de automatisering de produktiviteit jaarlijks gemiddeld met circa 2,5 procent zal stijgen. Dit betekent overigens ook dat kapitaalintensieve be- drijven bij de financiering van ATV in het voordeel zijn, maar dit terzijde.

Kosten en baten

Daarna is voor de gemeente becijferd welke kosten en baten de invoering van een 25-urige werkweek voor haar als organisatie zou heb- ben. Uiteraard is daarbij uitgegaan van het hierboven geschetste organisatiemo- del en van een herbezettingspercentage van 100 procent. De ATV leidt voor de gemeente tot structureellagere kosten wat betreft de huiusvesting, de inrichting van werkplekken en wat betreft de bijstand.

- Bij een 25-urige werkweek is de door de gemeente

benodigde huisvestingscapaciteit ruim 22 procent lager dan bij een 40-urige werk-

week het geval was. Is tijdens het proces van ATV voorafgaand aan de invoering

van de 25-urige werkweek geïnvesteerd in een uitbreiding van de huisvesting, dan

(8)

is de overcapaciteit nog groter als de 25-urige werkweek wordt ingevoerd. De feite- lijke besparing op de huisvestingskosten zal doorgaans geringer zijn. De omvang van de besparing is namelijk sterk afhankelijk van de mogelijkheid en wense- lijkheid de verdeling van de verschillende diensten en bedrijven over de gemeen- telijke gebouwen zodanig te wijzigen dat huisvesting vrijkomt die voor andere doeleinden kan worden benut;

-Wat voor de benodigde capaciteit aan huisvesting geldt, geldt evenzeer voor de benodigde capaciteit aan ingerichte werkplekken. Beide zijn namelijk afhankelijk van het aantal werknemers dat tegelijk op het werk aan- wezig kan zijn. Na de invoering van de 25-urige werkweek heeft de gemeente ruim 22 procent minder ingerichte werkplekken nodig dan bij een 40-urige werkweek het geval was;

-Als de door de ATV vrijkomende arbeidsplaatsen door voormalige bijstandscliënten van de Gemeentelijke Sociale Dienst (GSD) wor- den herbezet, hoeft de gemeente niet meer bij te dragen aan de bijstandsuitkering van die voormalige cliënten. De gemeentelijke bijdrage aan deze uitkeringen wordt dan 'inverdiend'. In te verdienen is er genoeg: in 1984 heeft de gemeente Nij- megen bijna 30 miljoen op de GSD en op de via de GSD verstrekte uitkeringen toegelegd.

-Door de ATV zouden er bij de gemeente zo'n 1100 arbeidsplaatsen bijkomen. De aangenomen personeelsleden zullen niet allemaal in Nijmegen wonen en uitkeringsgerechtigd zijn geweest. Maar als bijvoorbeeld 10 procent van de aan te stellen personeelsleden voorheen een uitkering krachtens de Algemene Bijstandswet (ABW) voor thuiswonenden kreeg en 33

1

/3 procent een uitkering krachtens de Rijksgroepregeling Werkloze Werknemers (RWW), wordt de gemeentelijke bijdrage in de bijstandskosten structureel met - tenminste - 630.000 gulden verlaagd.

Structurele kostenverhogingen treden op door de bedrijfstijdverlenging en in de sfeer van de secundaire arbeidsvoorwaarden:

- Door de bedrijfstijdverlenging is er een toename van het gebruik van gas, elektriciteit en water met name ten behoeve van verwarming, verlichting en ventilatie. Voor de gemeente zijn de extra kosten hiervan op f

500.000,- per jaar geraamd. Uiteraard zijn deze complementaire huisvestingskos- ten lager als en voor zover er door de ATV huisvestingcapaciteit kan worden afge- stoten (zie boven);

-Als er geen veranderingen worden aangebracht in de huidige secundaire arbeidsvoorwaarden, nemen de kosten van de verschillende vergoedings- en verstrekkingsregelingen na de ATV toe, doordat er dan meer personeelsleden zullen zijn die er gebruik van maken. De extra kosten die onder andere de autokosten-, bromfiets-, rijwiel- en telefoonvergoeding, de studie- faciliteiten-, dienst- en werkkleding en verplaatsingskostenverordening met zich mee zullen brengen, zijn op f 1.750.000,- per jaar geschat.

Daarnaast zullen er in het proces van ATV dat aan de invoering van de 25-urige werkweek voorafgaat, eenmalige kostenverlagingen en- verhogingen optreden.

- De kosten van ATV worden eenmalig verlaagd, als de

herbezetting na elke volgende stap in het proces van ATV met enige tijdsvertra-

ging plaatsvindt. Dit kostenverlagende effect van een vertraagde herbezetting is

vergelijkbaar met het bezuiningseffect dat van het aanhouden van een vacature-

(9)

mimte uitgaat. Doorgaans zal men er naar streven om te herbezetten op het moment dat de ATV ingaat: het primaire doel van ATV is immers een herverdeling van arbeid en niet een intensivering ervan. Maar ook als men de herbezettings- procedure - inclusief de selectie, werving en aanname van nieuwe arbeidskrach- ten - ruim voor de ingangsdatum van een bepaalde ATV-stap aanvangt, zal het niet altijd te vermijden zijn dat bepaalde wervingsprocedures niet tijdig kunnen worden afgerond. Als er gemiddeld een halve maand verstrijkt voordat een door ATV ontstane vacature wordt opgevuld, bespaart de gemeente eenmalig een be- drag van f 2.750.000,- op de personeelskosten.

Ook treden er eenmalige kostenverhogingen op in het proces van ATV voor de invoering van de 25-urige werkweek.

-Elke ATV-stap kan gezien worden als een reorganisa- tie, omdat telkens opnieuw arbeidstaken, -middelen en -uren over mensen herver- deeld worden. Als reorganisatieproces legt het doorvoeren van ATV een aanzienlijk beslag op de in de organisatie aanwezige capaciteit aan mensen en middelen. Maar de marginale reorganisatiekosten ten gevolge van ATV zullen gering zijn. Hoogstens zal door de steeds veranderende arbeidsverdeling de functie(her)waardering een knelpunt kunnen gaan vormen. Bij de gemeente is te verwachten dat een aantal functiewaarderingsmedewerk(st)ers zal moeten wor- den aangetrokken om de achterstand in werkzaamheden niet te sterk te laten oplopen;

-De overcapaciteit aan volledig ingerichte werkplekken, die ontstaat als tot een ploegensysteem wordt overgegaan, is als een eenmalig optredende desinvestering te beschouwen. Als de werkweek bij de gemeente in één keer van 32 uur naar 25 uur wordt verkort, zal deze overcapaciteit de gemeente circa f 930.000,- kosten. Als de werkweek korter dan 32 uur zou worden zonder invoering van het ploegensysteeem, is dit eenmalige desinvesteringseffect nog groter.

Conclusies

Een luchtballon van de werkgeversorganisaties kan doorgeprikt worden. De indirecte kosten die ATV met zich meebrengt, hebben zij sterk overtrokken. Bij de gemeente Nijmegen blijken de structurele veranderingen in het kostenpatroon van het gemeentelijk apparaat in een negatief saldo van beperkte omvang te resulteren, als de collectieve arbeidstijd tot 25 uur per week zou worden verkort. Van een groot deel van de bedrijfseconomische voordelen van ATV zou de gemeente echter pas profijt kunnen trekken als de arbeidstijd dra- stisch wordt verkort en een meerploegensysteem wordt ingevoerd. Toch zijn de indirecte kosten die elke afzonderlijke ATV-stap met zich brengt, van geringe omvang. Betrekken we ook de eenmalige kosten en baten van het proces van ATV in onze overwegingen, dan wordt het beeld nog positiever, omdat deze een batig saldo opleveren.

Deze conclusie zal qnder meer ook op andere gemeente-

lijke overheden van toepassing zijn. Bij andere (semi-)overheidsinstellingen is geen

wezenlijk ander kostenplaatje te verwachten, al zullen deze het structurele inver-

dieneffect op de bijstandsuitkeringen niet kennen. Wat de bedrijvensector betreft

is een nog 'positiever' beeld te verwachten; zij zullen meer profijt kunnen trekken

van de bedrijfstijdverlenging en wel meer naarmate hun produktie kapitaalinten-

siever is. Er is dus geen reden om voor de bijkomende kosten van ATV loon of

koopkracht in te leveren. Inleveren van koopkracht voor ATV is trouwens toch

(10)

dubieuzer geworden. Binnen de vakbeweging - en niet alleen binnen de AbvaKabo- is de weerstand hiertegen aanzienlijk toegenomen. Bovendien is de onderhandelingsruimte van de vakbeweging de afgelopen jaren groter geworden:

er is weer economische groei, de arbeidsproduktiviteit wordt door de automatise- ring opgestuwd en de rendementen van een aanzienlijk deel van de bedrijven zijn met sprongen vooruitgegaan, mede door de gematigdheid van de eisen van de vak- beweging in de afgelopen jaren. ATV zal de komende jaren samen moeten gaan met minimaal een behoud van koopkracht. Maar ook een ATV met een herbezet- tingspercentage van ver onder de 100 procent zal de vakbeweging niet meer kun- nen en mogen accepteren. Zou ze dat wel doen, dan verdwijnt het perspectiefvan een 25-urige werkweek voorlopig achter de horizon. Een steeds verdergaande arbeidsintensivering zal voor de werknemers- inclusief de achterban van de vak- beweging - steeds onacceptabeler worden. En omdat de ATV dàn tot werkelijke organisatorische problemen in de bedrijven en organisaties zal leiden, zal het ver- zet van de werkgevers tegen een verdergaande ATV ook toenemen.

ATV zal dus moeten worden doorgevoerd met behoud van koopkracht en met een vrijwel volledige herbezetting van de door de ATV vrij- komende arbeidsplaatsen. Het is onvermijdelijk, dat het tempo van de ATV hier- door lager wordt. Dat is wrang voor diegenen die nu van betaalde arbeid zijn uitgesloten. Maar anders zal het proces van ATV stagneren zelfs voordat de 32- urige werkweek wordt bereikt.

Anton van Daalen

(11)

In april hebben regering en regeringspartijen

eendrachtig geprobeerd om vlak voor de verkiezingen de voorsteilen tot wijziging van het stelsel van sociale zekerheid door de Kamer te drukken. In het debat daarover is door Ina Brouwer een zeer fundamentele en heldere inbreng geleverd. Gezien het belang van het onderwerp en gezien de vele discussies die er nog over de sociale zekerheid zullen worden gevoerd, leek het de redactie van P en C van belang om grote delen van haar bijdrage te publiceren. Ondanks enig knip-en plakwerk kon dat niet echt een kort stuk worden.

Anders zou er te veel afbreuk moeten worden gedaan aan de inhoud van haar verhaal. De materie is ook niet eenvoudig. Maar juist ook omdat die

ingewikkeldheid gebruikt wordt om mensen monddood te maken leek het ons van belang om de CPN-kritiek en mogelijke alternatieven in P en C te publiceren.

Iedereen kan daar dan in discussies en acties zijn voordeel mee doen.

Sociale

zekerheid

Het stelsel van sociale zekerheid is één van de be- langrijkste sociale verworvenheden van deze eeuw. Het stelsel is voor grote groe- pen van de bevolking voorwaarde voor een menswaardig bestaan. Ik begin met een citaat uit het rapport ï nto the 21 st century. the development of labor security' van the International Labour Office. Daarin staat een belangrijke passage, die luidt als volgt:

'Een gevoel van zekerheid tegenover sociale risico's was lange tijd het voorrecht van een kleine minderheid van de bevolking. Het mecha- nisme van sociale zekerheid heeft het echter voor de hele bevolking. of in ieder ge- val voor een grote meerderheid. mogelijk gemaakt om in toenemende mate te pro- fiteren van garanties voor handhaving van hun levensstandaard en levenswijze, ongeacht toevallige, maatschappelijke omstandigheden·.

Het is een ieder bekend dat het stelsel van sociale zeker-

heid niet zo maar is ontstaan. Het werd geboren uit het verzet van de arbei-

dersbeweging tegen armoede en uitbuiting, tegen onrecht en vernedering. Het was

het resultaat van het gevecht om recht te stellen in de plaats van karige en vernede-

(12)

rende bedeling of armenzorg, waar men eind vorige en begin deze eeuw in verviel als men invalide, werkloos of oud werd. Er is voor gestreden in goede en in slechte tijden.

Er is voor betaald en gewerkt, opdat deze en toekomstige generaties de armoede uit het verleden niet meer zouden kennen. Dat taaie ge- vecht werd niet alleen geleverd door de arbeidersbeweging. Ondanks alle me- ningsverschillen kan gezegd worden, zoals in de verklaring van de zogenaamde prominenten valt te lezen, dat de Nederlandse sociale wetgeving de resultante is van de strijd van de arbeidersbeweging en van een rijke christelijk-sociale en hu- manistische traditie van het opkomen voor de zwakkeren. Het is dan ook wrang om te zien hoe in de afgelopenjaren het uitgerekend christen-democratische poli- tici waren die zorgden voor een afbraak die ongekend is in de naoorlogse geschiedenis.

En dat terwijl de geschiedenis leert - niet het minst die van de jaren dertig - welke ingrijpende gevolgen sociale afbraak in maatschap- pelijk en democratisch opzicht met zich kunnen brengen. Bij velen die nu zo hef- tig waarschuwen tegen deze afbraak, tegen deze ongekende bezuinigingen op sociale uitgaven, staat natuurlijk de geschiedenis van de jaren dertig in het geheu- gen gegrift. Niet meer terug naar de bedeling. Niet meer terug naar de armoede.

Niet meer terug naar de controlemaatschappij. Die les hebben wij geleerd.

Voor de naoorlogse sociale zekerheid in Nederland is in die gedachtengang de basis gelegd door het rapport van de commissie-Van Rhijn, die in dit debat verschillende malen is genoemd. De commissie werd ingesteld door de Nederlandse regering in Londen in 1943. Zij ging aan het werk aan de hand van de Beveridge-ideeën, met als leidend principe, uitkeringen niet als een geschenk van de staat, maar als een recht, waarop verzekerde personen aanspraak kunnen maken. Eindelijk werd daarmee ook de juistheid van de vooroorlogse strijd voor sociale zekerheid erkend. Het is duidelijk dat de ideeën van Beveridge na de oorlog grote internationale invloed hadden en een geloofwaardig antwoord vormden op de vooroorlogse problemen, namelijk de omvangrijke armoede, de massale werkloosheid en ook een antwoord op de conservatieve politiek die de el- lende had vergroot.

De zogenaamde 'post-war settlements', de naoorlogse re- gelingen met betrekking tot sociale zekerheid, kwamen tot stand in alle Westeuro- pese landen. De hoogte en de omvang was vooral afhankelijk van de kracht van de arbeidersbeweging en de christelijk-sociale tradities.

Wij kennen de Nederlandse geschiedenis: in 1949 de noodwet ouderdomsvoorzieningen, in 1955 gevolgd door de AOW, 1952 de werk- loosheidsverzekering, 1959 de Weduwen- en Wezenwet, 1958 de ongevallenuit- kering 80 procent van het laatst verdiende loon, gevolgd door de WAO in 1967 en de AAW in 1976. Over al deze afzonderlijke wetten en wetswijzigingen werd in dit parlement vaak jarenlang gedebatteerd. Het stelsel berustte dan ook uiteindelijk op een brede maatschappelijke en politieke consensus, al behielden diverse poli- tieke richtingen waaronder de CPN, op onderdelen daarvan kritiek.

Hoe breekbaar die consensus bleek te zijn, bleek aan het

einde van de economische groei, halverwege de jaren zeventig. Het einde van de

economische groei, zo kunnen wij nu vaststellen, bracht het begin van de kritiek

op het sociale stelsel met zich. Juist in een tijd, waarin steeds meer mensen op een

uitkering aangewezen raakten, werd die onder druk gezet. Het is duidelijk dat de-

ze regering met haar politiek van afbraak de consensus in Nederland definitief

heeft doorbroken.

(13)

Steeds duidelijker wordt, dat in Nederland het einde van de consensus vooral het einde van de consensus binnen de christen-democratie betekent. Zijn de voormannen van de afbraak christen-democratische ministers en staatssecretarissen, het verzet tegen dezelfde plannen berust in niet-onbelang- rijke mate bij de kerken en bij vooraanstaande christen-democratische politici.

Ook in de rappporten van het CDA vind je die twee lijnen terug.

Door twee factoren is de sociale zekerheid op fundamen- tele wijze ter discussie gekomen. Ik heb al genoemd het stoppen van de groei vanaf het midden van de jaren zeventig, hetgeen leidde tot opleving van de conservatieve denkwijze over sociale zekerheid. Een tweede factor is de aanhoudend grote werk- loosheid en arbeidsongeschiktheid, maar ook de toenemende vergrijzing en de veranderde verhouding tussen mannen en vrouwen.

Was het stelsel van sociale zekerheid er juist voor de op- vang van groepen die tijdelijk buiten het arbeidsproces vielen, nu kun je zeggen dat er permanent meer groepen buiten dan binnen het arbeidsproces vallen. Dat is één van de ingrijpendste maatschappelijke veranderingen van deze tijd. De oor- zaak is niet alleen de economische crisis, maar ook de maatschappelijke crisis, automatisering, versnelling van het arbeidstempo, de veranderde functie van het gezin en het simpele feit dat mensen ouder worden. Dat stelt opnieuw de vraag naar de sociale inrichting van de maatschappij en de functie van het stelsel van sociale zekerheid daarin.

Ook wij zeggen dat een heroriëntatie van de sociale zekerheid nodig is. Vanwege de complexiteit van het vraagstuk, het belang van de vele mensen die ervan afhankelijk zijn en het belang voor de toekomst, moet dit echter zijn tijd hebben. Hiervoor moet je fundamentele debatten kunnen voeren, die niet onder druk worden gezet van financiële omstandigheden. De veranderin- gen tot nu toe gaan in vrijwel alle landen met conservatieve regeringen uit van conservatief monetair denken.

Die wijze van denken heeft ook dit kabinet ten toon ge- spreid. In die gedachtengang worden de oplopende sociale uitgaven vooral gezien als een last voor de economie en een rem op de ontwikkeling. De groei van de kos- ten wordt namelijk geweten aan het ontbreken van prikkels en aan een ingedom- melde arbeidersklasse. Hoe snel is vergeten dat de sociale zekerheid niet alleen be- taald is uit de economische groei, maar ook voorwaarde was voor het ongekende tempo van industrialisatie, dat wij na de oorlog hebben gekend. De snelle vernieu- wing van arbeidskrachten, de opvang van de sociale gevolgen van grote volksver- huizingen naar industriecentra, de opvang van bejaarden in verband met het weg- vallen van familieverbanden, dat alles was niet mogelijk geweest zonder een sociaal systeem, zonder de moraal die daarbij hoort.

Ook nu zijn de sociale uitgaven, waarvan nu gezegd wordt dat ze te veel en te omvangrijk zijn, een buffer tegen een diepergaande crisis in sociaal-economisch en vooral ook democratisch opzicht. Heeft iemand zich af- gevraagd, ook de regering, hoe diep de crisis nu al zou zijn zonder deze omvangrij- ke sociale zekerheid? Het lijkt alsof conservatieve stromingen daarmee geen rekening willen houden. Sociale uitgaven worden gekapt. Er wordt met gemak ge- sproken over de luiheid van uitkeringsgerechtigden. Het gaat om de jongen met pit. Er is in feite weinig nieuws onder de zon.

Wat zijn dan de centrale gedachten van het stelsel dat wij

nu bespreken? Ik haal er twee uit. De hoofdgedachte is de bezuinigingsgedachte,

de collectieve uitgaven moeten omlaag. De gedachte daarnaast is die van controle,

centralisatie en disciplinering van de uitkeringsgerechtigden. Er mag sprake zijn

(14)

van lichte verbeteringen, maar deze twee hoofdgedachten overschaduwen die lichte verbeteringen verre. Het is overigens niet raar dat dit de twee centrale ge- dachten uit het stelsel zijn.

Ze vloeien voort uit het adagium van deze regering dat er economisch herstel komt door het drukken van arbeidskosten en collectieve uit- gaven, dat er werkgelegenheid komt onder andere door het minder geriefelijk maken van werkloosheid, lees verlaging van de uitkeringen en dat de arbeidsonge- schikte beter zijn best zal doen als de uitkering wat wordt verlaagd. Deze gedach- ten vindt men in verschillende opmerkingen terug in de schriftelijke stukken over de stelselherziening.

Ik stel vast, dat zelfs als er economisch herstel zal optre- den en zelfs als de werkgelegenheid ondanks automatisering zal aantrekken, de gevolgen van de afbraak van de sociale zekerheid niet te overzien zijn. Wat ge- beurt er, bij voorbeeld, met 250000 langdurig werklozen, met de gescheiden vrou- wen, met de arbeidsongeschikten? Wat gebeurt er met hun kinderen? Welke socia- le schade wordt in de tussentijd aangericht?

Waarom kiezen voor zo'n stelselherziening als men met de neus op deze feiten wordt gedrukt? De regering heeft daarvoor een aantal ar- gumenten, waarop ik even in wil gaan. In feite heeft zij vier hoofdargumenten:

a. het terugdringen van de collectieve uitgaven is nodig voor het economische herstel;

b. de prikkel is eruit, werkende mensen willen niet meer opbrengen;

c. de maatschappelijke gevolgen worden te veel afgewenteld op de staat en de mensen moeten leren weer voor elkaar te zorgen. Deze opmerking vind ik overi- gens terug in de stukken uit de jaren dertig. Ook toen werd gezegd dat het beter zou zijn als de mensen voor elkaar leerden zorgen;

d. Nederland heeft het beste stelsel van sociale zekerheid ter wereld, daar kan best een beetje van af.

Laat ik beginnen met de collectieve uitgaven. Ook daar- bij past een passage uit het rapport van de ILO dat ik al citeerde, over de sociale zekerheid voor de 2lste eeuw. Daarin staat: "In tegenstelling tot wat te vaak gezegd is, namelijk dat het een obstakel zou zijn voor economische vooruitgang, zal de sociale zekerheid, georganiseerd op een sterke en gezonde basis, die vooruitgang juist bevorderen. Als mannen en vrouwen profiteren van een toegenomen zeker- heid en vrij zijn van de angst voor morgen zullen zij uit de aard der zaak produk- tiever kunnen worden".

Ik heb reeds gezegd: de collectieve uitgaven vormen een buffer tegen een te zware economische terugval. Wat is bij voorbeeld - kan de staatssecretaris daar eens op ingaan - in Amsterdam met een werkloosheidsper- centage van 24, de sociale basis voor economische groei? En wat is er door een der- gelijke omvangrijke werkloosheid reeds aan economische groei verloren gegaan, waarbij wij dan nog niet eens over de menselijke tragedie praten, die dit cijfer weerspiegelt?

Wanneer ik over de arbeidsongeschiktheid praat, moet ik

inderdaad vaststellen dat de omvang van arbeidsongeschiktheid in Nederland

groot is, namelijk omstreeks 690000 mensen. Maar sinds wanneer is dit zo ge-

groeid? Wel, in de jaren 1958 tot 1978 is er een enorme toename van de arbeidson-

geschiktheid geweest. Dit waren ook de jaren van naoorlogse industrialisatie. Het

percentage verloren arbeidsjaren tussen 1973 en 1978 bedraagt 25. Dat is niet te

wijten aan individuele arbeidsongeschikten. Het heeft alles te maken met de

industrialisatie en het hoge arbeidstempo, dat wij in Nederland kennen. Niet

(15)

iedereen wordt daar gezonder van; hierdoor zijn nogal wat slachtoffers gevallen.

Dat het niet komt door de goede arbeidsongeschikt- heidsregeling, blijkt ook uit onderzoek. De sterftekans onder blijvend-arbeidson- geschikten is nog altijd drie keer zo hoog als onder een vergelijkbaar deel van de bevolking. Je kunt dus niet spreken van de mogelijkheid dat de regeling zo goed was, dat daardoor de omvang ook zo is toegenomen. Dat kan bij dergelijke aantal- len niet het geval zijn.

Het argument dat de collectieve uitgaven te hoog zijn en dat werkende mensen deze uitgaven niet meer willen opbrengen, wordt nogal eens opgevoerd. De regering en de regeringpartijen strooien daar in de media ruim mee, daarmee op het gevoel van de werkenden inspelend, in de trant van: Ik werk nu wel, ik heb wel een aardig loon, maar kijk eens wat daarvan afgaat door alle premies die ik moet betalen. Dat is toch niet goed.

Voorzitter! Het is natuurlijk een groot misverstand, dat alleen werkende mensen premies opbrengen. Ook uitkeringsgerechtigden doen dit. Bovendien is het een groot misverstand te denken dat één deel van de bevol- king premies betaalt voor een ander deel van de bevolking. Het gaat om een collec- tief stelsel. leder mens kan werkloos worden, arbeidsongeschikt of ziek. Ieder mens hoopt oud te worden. Het gaat om een collectief stelsel, waaraan iedereen meebetaalt en waaraan de laatste jaren zelfs vooral betaald is doorwerknemers en uitkeringsgerechtigden en steeds minder door werkgever en regering. Waar- schijnlijk is nagelaten - dit is ook een kritiek van het ILO - om mensen te laten zien, wat de betekenis is voor de langere termijn.

Premiebetaling is natuurlijk een abstracte vorm van soli- dariteit. Je weet niet precies, waarvoor je betaalt. De regering zou dan ook vooral de functie moeten hebben om de solidariteitsbasis aan te geven en tevens aan te geven, waarom een collectief stelsel van sociale zekerheid zo ontzettend be- langrijk is voor de gehele maatschappij.

Ik kom thans te spreken over het derde argument. De maatschappelijke gevolgen zijn te veel afgewenteld op de staat. Ik heb het al ge- zegd: het is niet zo, dat de maatschappelijke gevolgen afgewenteld zijn door de mensen op de staat, neen, er is sprake geweest van een industrialisatieproces, dat inderdaad een omvangrijke arbeidsongeschiktheid en een omvangrijke werkloos- heid heeft opgeleverd. Die gevolgen zijn afgewenteld op de sociale fondsen. Dat dreigt nu weer te gebeuren.

Het toejuichen van het economisch herstel, zoals de re- gering nu doet, is daarom ook kortzichtig, als je het niet hebt over de vraag, over welk economisch herstel het gaat, wie ervan profiteert en welke sociale schade er op dit moment al wordt aangebracht door het opvoeren van het arbeidstempo.

Hoe staat het met de arbeidsomstandigheden en wat gebeurt er met toekomstige arbeidsongeschiktheid, die nu al wordt gecreëerd? Indertijd is daarover bewust niet nagedacht. Er is niets gedaan aan de arbeidsomstandigheden, noch aan het voorkomen van massale omvangrijke werkloosheid.

Die is afgekocht met sociale zekerheid. Met een uitkering mochten de mensen achter de geraniums gaan zitten. Nu mogen ze er weer achter vandaan komen om gekort en gecontroleerd te worden.

Als het gaat om maatschappelijke oorzaken -daar heb- ben wij het nu over- dan zijn juist de uitkeringsgerechtigden het verkeerde adres.

Dan moeten er lessen getrokken worden ten aanzien van het produktieproces en

de oorzaken die leiden tot omvangrijke werkloosheid en arbeidsongeschikgheid.

(16)

Dan moeten die worden aangepakt, en niet de slachtoffers ervan.

Ik wil nog iets zeggen over wat ook vaak wordt gezegd:

wij hebben te weinig zorg voor elkaar. De mensen wentelen alles maar of op de staat. Ik heb er al op gewezen dat er nogal wat is gebeurd in de veertigjaar van in- dustrialisatie die ons land na de oorlog heeft gekend. Ik heb gewezen op het uit- eenrukken van sociale verbanden dat daar het gevolg van is geweest. Maar laat ik nog één ding zeggen over het begrip emancipatie.

Er wordt namelijk steeds gezegd dat het gebrek aan zorg onder andere te wijten zou zijn aan de emancipatie van vrouwen. Ik stel vast dat als er één groep is waaraan nauwelijks maatschappelijke zorg is besteed, dat de vrouwen zijn. Het objectieve bewijs dat dit zo is, is dat echtscheiding of werkloos- heid voor veel vrouwen armoede betekent. Denk aan het begrip "feminisering van de armoede'! Denk aan de zeer slechte positie van de éénoudergezinnen! Het is dan ook uit den boze, dit argument gemakkelijk rond te strooien.

Het vierde en laatste argument is, dat Nederland zo'n goed sociaal zekerheidssysteem heeft. Daar is dan ook voor gevochten en daar is dan voor betaald! Er wordt wel gezegd, dat je je niet zo erg moet storen aan armoe- de, omdat armoede een relatiefbegrip is. Wel, dat is rijkdom natuurlijk ook. Waar praten wij hier dan over? Als ik het heb over rijkdom, praat ik ook maar even over de werkgevers die de laatste jaren veel en veel minder zijn gaan betalen aan sociale zekerheid. Ik sluit mij aan bij de vragen van naar ik meen de fractie van het CDA of de werkgevers in Nederland in verhouding tot die in de omringende landen in- derdaad sinds deze maatregelen van deze regering, of misschien al langere tijd.

veel minder betalen in verhouding tot werkgevers in omringende landen.

Armoede, zegt men, is een relatief begrip. Het minimum is hoger dan in de ons omringende landen. Als dat al waar zou zijn. wat zegt dat dan? Wat zegt dat in een land waarin zo'n grote naoorlogse industrialisatie is ge- weest, waar mensen zijn verhuisd naar dure flats, met verplichte gasverwarming, te betalen met huursubsidies en waar verhuizingen hebben plaatsgevonden naar bejaardentehuizen en aanleunwoningen? Wat zegt dat dan, in een land waar het percentage betaald werkende vrouwen zo laag is, dat echtscheiding per definitie armoede betekent? Wat zegt dat dan, in een land waarin ouderen en gehandicap- ten zijn afgeschreven als machines? Kortom, in dat land was het niveau van het minimum tot voor enkele jaren min of meer aangepast aan de sociale structuur.

Laat ik dit deel afsluiten met de opmerking, dat de huidi- ge omvang van de sociale zekerheid geen natuurverschijnsel is. zelfs niet een teken van welvaart. Je hoort dat ook van veel arbeidongeschikten en werklozen.

Heel veel mensen voelen zich afgekocht en geïsoleerd, ook met een uitkering. Het is dan ook in de allereerste plaats de resultante van de maatschappelijke en poli- tieke ontwikkelingen, waarmee men in al die naoorlogse jaren en zeker in de laat ste jaren, met de huidige regeringspolitiek, geen rekening heeft willen houden.

De WW

Ik kom op de Werkloosheidswet. De hoofdelementen zijn: handhaving van het verlaagde uitkeringspercentage op 70 procent en het ver- vallen van de minimumdagloonbescherming. Door deze maatregelen raken velen, vooral de laagstbetaalden, aangewezen op een toeslag.

De koppeling van de duur van de uitkeringen aan het ar-

beidsverleden waardoor vooral veel jongeren, ondanks het fictieve arbeidsverle-

(17)

den, en vrouwen, ondanks het verzorgingsforfait, en werklozen met een onregel- matig arbeidspatroon een kortere uitkering zullen krijgen. Dat betekent dat door de koppeling van de duur van de uitkering aan het arbeidsverleden, degenen die de zwakste positie op de arbeidsmarkt hebben, de dupe zijn: de ongeschoolden, de afroepcontractanten, de laagsbetaalden. Dat wil zeggen: tweederangs op de ar- beidsmarkt, tweederangs in de sociale zekerheid.

De regering zegt, dat zij wil voorkomen dat er al te snel recht ontstaat op een relatieflangdurige uitkering alsof iedereen het voor het kie- zen heeft, alsof je kunt kiezen voor het opbouwen van een bepaald arbeidsverle- den. Ik zou willen, dat het kabinet zichzelf de vraag stelde hoe het komt, dat vrou- wen en ongeschoolden zo vaak in de bijstand belanden. Dat gebeurt internatio- naal gezien overigens ook.

Zijn zij zwakker? Doen zij minder hun best?

Profiteren zij te gemakkelijk, zoals losjesweg wordt ge- zegd, of zijn er juist maatschappelijke oorzaken. Overigens mag ook de PvdA'zich over deze vraag beraden, want ook deze partij pleit voor een koppeling van de duur van de werkloosheid aan het arbeidsverleden. Ook al is het arbeidsverleden korter. het principe van de koppeling aan het arbeidsverleden wordt door de PvdA aanvaard.

Ik wil daar toch iets meer over zeggen. Het is triest voor ouderen om werkloos te worden, maar het is natuurlijk ook tragisch om geen toe- komst te kunnen opbouwen. Dit geldt niet alleen voor jongeren, maar zeker ook voor vrouwen. Daar helpt een verzorgingsforfait geen lieve moeder aan. Wat hier met de ene hand wordt gegeven,'het verzorgingsforfait, wordt dus eigenlijk met de andere dubbel weggenomen. Ik wil dan de volgende vraag stellen aan de regering, de regeringspartijen en ook aan de PvdA.

Zou het in een tijd waarin de opbouw van een arbeids- toekomst zo moeilijk is, laat staan van een arbeidsverleden, niet veel meer voor de hand liggen om de drempel niet te hoog te maken? Zou het niet voor de hand lig- gen de duur van de WW-uitkering te verlengen voor de duur van de werkloosheid, ongeacht het arbeidsverleden dat men heeft? Dit kost natuurlijk geld, maar ook hier kun je de vraag stellen wat het kost om het arbeidsverleden uit te zoeken en om dat te controleren. Is het niet zo dat je mensen veel meer in hun eigen waarde laat, door het geld rechtstreeks aan hen uit te betalen in plaats van het te investeren in de controle en de bureaucratie?

Ik kom bij het begrip 'passende arbeid'. Dat begrip wordt nu vastgelegd in de wet. Het is overgenomen uit de Algemene Bijstandswet. Ook daarover wil ik iets zeggen. Wat is nu het doel van het vastleggen van dit begrip in de wet? Is het doel om toch enige richtlijnen te geven? De geregistreerde werkloos- heid was in februari 1986 749.963. De geregistreerde openstaande vraag was 25.570. Dat wil zeggen: ongeveer dertig werklozen tegenover één baan. Het is in maart iets veranderd, maar er is nog altijd een zeer scheve verhouding. Een ruime verplichting tot acceptatie van veel soorten werk, zoals het kabinet kennelijk tot stand wil brengen door de nadruk te leggen op het begrip 'passende arbied', heeft naar mijn mening geen ander effect dan de stimulering van een elleboogeffect In zo'n arbeidsmarktsituatie zal de sterkste, de hogergeschoolde, de jonge kandidaat, natuurlijk altijd als winnaar uit de bus komen. De vraag is dan, of dit de mentali- teit is die het kabinet wil stimuleren.

Ook zonder een verplichting, ook zonder versoepeling

van het begrip 'passende arbeid' of met versoepeling van de sollicitatieplicht ook

(18)

als je niet zo'n druk op de uitkeringsgerechtigden legt, is het al zo dat er honderden brieven komen op één vacature. Het getuigt toch meer van realiteitszin en stimu- lans als je dan de sollicitatieplicht versoepelt en het eigen initiatief van werklozen ondersteunt.

Artikel 25 van de nieuwe werkloosheidswet is een unicum in de geschiedenis van de sociale zekerheid. Is het niet zo, dat in het straf- recht de verdachte onschuldig is tot zijn schuld is bewezen? Moet van dit beginsel nu juist in het administratieve recht in het sociale zekerheidsrecht, zo worden af- geweken, dat degenen met een meestallaag inkomen bewijsrechtelijk in de slecht- ste positie terecht komt? En dat terwijl in het geval van belastingparadijzen, waar- bij het niet om mensen, maar om BV's gaat, die over het algemeen genoeg advi- seurs hebben, een dergelijk principe door Kamer en kabinet van de hand is gewezen.

Natuurlijk, na een storm van protest is de regering inder- daad gedwongen tot wijziging van het voorstel. Maar de nadere uiteenzetting van de regering stelt ook bepaald niet gerust. Wat is een 'redelijk vermoeden' en wat is 'aannemelijk maken'? Ook nu zegt de regering nog steeds dat de bedrijfsvereni- ging in een sterkere positie moet komen, als het gaat om de bewijslast. Ik ben dan ook van mening dat hier geen enkel misverstand over moet blijven bestaan en dat dit artikel geschrapt moet worden.

Toeslagenwet

Ik kom tot de toeslagenwet Dit voorstel is vooral het resultaat van een sluipend proces, waarbij het loondervingsprincipe in de werk- nemersverzekeringen steeds meer is losgelaten. Als je een dergelijk belangrijk principe loslaat- dus het principe dat je uitkering is gebaseerd op je loon, dat je door ziekte of werkloosheid bent kwijtgeraakt- dan is duidelijk datje ook je oriën- tatie kwijtraakt. Dat blijkt ook.

De werknemersvcrzekeringen zullen na deze stelselwij- ziging meer dan tot nu toe niet meer toereikend zijn als pure loondervingsver- zekeringen. Dat is een simpele vaststelling. Werk je, dan heb je als alleenstaande noch als kostwinner een toeslag nodig, zelfs als je van het minimumloon moet rondkomen. Het minimumloon is niet hoog, maar je wordt toch geacht ervan rond te komen. Maar word je werkloos of ziek, dan ben je goed de klos.

De uitkering voor een kostwinner is niet voldoende. Dan moet er dus een aparte toeslag komen. En daar gaat het inkomen van man, vrouw.

vriendin of welke relatie dan ook die je in alle onschuld bent aangegaan. Is er dan geen alternatief? Natuurlijk wel. Het alternatief zou moeten zijn een 100 procent minimumdagloon voor iedereen. Alleen dan zou je het loondervingsprincipe in de werknemersverzekeringen consequent handhaven. Dan zou een toeslagensy- steem volledig overbodig worden. Dan maak je de regelgeving minder ingewik- keld en de kosten van de uitvoering minder hoog. Bovendien worden de laagstbetaalden dan niet de dupe van de regeling. Nu is het laatste immers wel het geval.

Ik zal enkele opmerkingen maken over de gelijkstelling

van ongehuwden en gehuwden in de Algemene Bijstandswet en de AOW. In het

algemeen kun je zeggen dat de discussie van de afgelopen jaren ertoe heeft geleid

dat het principe 'even slecht is ook gelijk' heeft gewonnen als het gaat om de gelij-

ke behandelijng. En de regering en de regeringspartijen zich maar afvragen waar-

om emancipatie toch zo'n slechte naam krijgt! Dat is nogal logisch.

(19)

De mensen zullen blij zijn, als zij straks merken dat nu eindelijk niet alleen bijstandsvrouwen, maar ook werklozen, arbeidsongeschikten en oudere mensen zich in de warme belangstelling van de bedrijfsvereniging of de sociale dienst mogen verheugen wat hun relaties betreft.

Bij het lezen van de stukken heb ik mij afgevraagd, hoe het toch mogelijk is dat weliswaar in andere woorden, maar toch in wezen de wet- ten zoveel zijn gaan lijken op die uit de jaren dertig. Want emancipatie of niet, vrouwen- vooral die uit de laagstbetaalde gezinnen- werkten ook toen uit bittere noodzaak. Dat gebeurt ook nu weer. Het komt op hetzelfde neer. Ook toen werd de uitkering van het gezin verlaagd wegens inkomsten van de partner.

In zekere zin is de heer De Graaf slimmer dan Colijn, want hij weet toch maar te bereiken dat niet alleen de inkomsten van de echt- genoten - familieleden - maar ook die van de geheimzinnige partner worden af- getrokken. Dat was in de jaren dertig niet het geval. Wat dat betreft zijn wij dus nog een stap verder achteruitgegaan in plaats van vooruit. Dat gebeurt kennelijk onder het motto: wat de moraal nalaat, zal de heer De Graaf met ijzeren hand tot stand brengen.

Ik zeg nogmaals dat dit niets maar dan ook niets met emancipatie te maken heeft. Sterker nog, onder het motto van emancipatie zullen de laagstbetaalde groepen vrouwen de dupe worden van de voorstellen. Juist zij zullen de dupe worden van het toeslagensysteem. Juist het werken van de vrouwen zal opnieuw ontmoedigd worden, omdat het inkomen wordt afgetrokken van de uitkering vande werkloze of arbeidsongeschikte partner. En dat dit wordt ver- kocht als emancipatiebeleid, vind ik cynisch.

De WAO

Ik kom te spreken over de WAO. De voorgestelde af- schaffing van de verdiscontering in de WAO/AAW raakt misschien nog wel het meest het hart van het stelsel van de sociale zekerheid. Uitgerekend in een tijd dat gehandicapte mensen geen milimeter ruimte krijgen op de arbeidsmarkt- dat is nu het geval -, wordt met dit wetsvoorstel voorgesteld, geen rekening te houden met de vraag welke extra belemmeringen een arbeidsongeschikte man of vrouw op de arbeidsmarkt ondervindt. Met dit voorstel worden reuzenschreden terug- gezet in de geschiedenis van de sociale zekerheid, met name op het gebied van de wetgeving voor arbeidsongeschikten. Ik wil hierover het volgende zeggen.

In de Ongevallenwet, aan het begin van onze eeuw, werd slechts rekening gehouden met functieverlies. Als je dan gehandicapt werd, werd een en ander aan de hand van een tabel uitgerekend. Het missen van een been werd dan gesteld op, pakweg, 30 procent; het missen van een arm op 20 procent;

het missen van één oog op 10 procent en van beide ogen op 20 procent. Daarmee kon je gaan: dat was de uitkering die je kreeg. Pas later kwam men er achter dat ar- beidsongeschiktheid in feite een maatschappelijk begrip is, aan te duiden met de vraag wat je met een handicap in déze maatschappij, onder déze omstandigheden en met dit arbeidsproces, nog kunt doen. Kun je bij voorbeeld met één oog nog een brood bakken, horloges repareren kunje-zo komt het mij voor- met één oog niet of althans heel moeilijk. Zo zijn er nogal wat verschillen.

Bovendien heb je niet zoveel aan theoretische schattin-

gen. Heb je als gehandicapte nu echt wel kans.ol? de arb~i~smarkt? Dat moet oo.k

meetellen. Het gaat niet alleen om de vraag of Je m theone 1ets kunt. Van belang

IS

of je überhaupt wel wordt aangenomen als je gehandicapt bent. Juist om die facto-

(20)

ren mee te rekenen, is indertijd de verdiscontering in het stelsel ingebracht. Dit was al ver voor de oorlog. Het is een zeer oud principe, dat niet dateert van de af- gelopen jaren. Het houdt rekening met het feit dat je met een bepaalde handicap geen werk kunt krijgen. Het is -ik zeg het nogmaals -een verworvenheid dat ar- beidsongeschikt zijn niet een puur medisch begrip is, maar een maatschappelijk begrip dat rekening houdt met de maatschappelijke waardering of. liever gezegd, de onderwaardering van mensen met een handicap.

Wat doet nu de regering? De regering spreekt over het schrappen van 'verborgen werkloosheid'. Nu, wie deze term heeft uitgevonden, weet ik niet, maar hij heeft er geen goed aan gedaan, want het is een misleidend be- grip. Het suggereert dat iemand stiekem een hogere WAO-uitkering krijgt. omdat dit prettiger is dan een werkloosheidsuitkering. Niets is echter minder waar. Ver- discontering heeft niets te maken met verborgen werkloosheid. Verdiscontering heeft te maken met het feit dat je geen kansen hebt met de handicap om op de ar- beidsmarkt terecht te kunnen. Dat heeft niets te maken met zogenaamde verbor- gen werkloosheid.

Je zou het ook anders kunnen zeggen. Als de kans op werk niet zou worden verdisconteerd en de man of vrouw zou voor dat deel een WW-uitkering krijgen - een alternatief dat bij voorbeeld ook in het PvdA- program mogelijk wordt gemaakt, als de werkloosheidsuitkering wordt verbeterd -, dan zou hij of zijn niet werkloos zijn, maar gewoon maatschappelijk uitgeslo- ten, met een lagere uitkering. Werkloos zijn suggereert immers dat je kans op werk hebt. Verdiscontering vindt volgens de huidige en zorgvuldige uitvoeringspraktijk nu juist alleen plaats, omdat er door en ten gevolgen van de handicap geen kans op werk is.

Het voorstel van het kabinet komt er dan ook op neer- zoals de heer Boersma, voorzitter van de directie van de GMD. het op 24 januari zei, op de dag van sociale zekerheid van de FNV- dat de zogenaamde verborgen werkloosheid in de WAO wordt omgezet in een verborgen arbeidsongeschiktheid in de WW. Het enige effect is dan, dat het naar een goedkoper regime wordt ver- plaatst en dat de arbeidsongeschikte dus de dupe zal zijn, doordat hij of zij te maken krijgt met puur een lagere uitkering. Dit is het enige effect van deze wetgeving.

Dat is een forse stap terug in de wetgeving voor gehan- dicapten: een lage uitkering, uiteindelijk bijstand en dus de armoede dichterbij.

Het heeft ook andere effecten. Wat moeten wij bij voor- beeld denken van de begeleiding van deze mensen? Wat moeten wij denken van de ellende die zij mee moeten maken omdat zij bij twee verschillende loketten te- recht kunnen komen? Het is ook wellogisch dat over dit onderdeel kennelijk geen serieuze discussie is te voeren. Juist dit wetsvoorstel moet het leeuwedeel van de bezuinigingen opbrengen: bijna drie miljard, of72 procent van het totaal. Dat al- leen bewijst al dat het gaat om een enorme verslechtering, volgens de inschatting van de regering zelf. van de positie van de WAO'ersen van de AAW ers. Dan te be- denken dat het deze groep is die de laatste jaren al zo hard is aangepakt.

Is dat allemaal wel acceptabel als je ziet dat nu al de psy- chische en de lichamelijke gevolgen voor arbeidsongeschikten van de dreiging van deze maatregel zo ingrijpend zijn, dat de lichamelijke en psychische positie van veel betrokkenen al verslechterd is door de aankondiging van deze plannen?

Is dat acceptabel? Als je uitgaat van sociale politiek- afgezien van de meningsver-

schillen die ik verder met de regering heb - is het juist déze maatregel die niet

mag doorgaan.

(21)

Overigens zeg ik hierbij dat de bezuinigingen waar wij over spreken nog volstrekt duister zijn. Men heeft natuurlijk ook gelezen en gezien dat er in Corona een groep deskundigen op dit moment het debat tot in de puntjes volgt. Amendementen worden 'uitgerekend'. Er wordt een soort contra-expertise voor de Kamer verricht. De mensen die daar zitten, weten precies wat er in de sociale zekerheid leeft en wat er bij de mensen leeft. Die deskundigen zeggen op grond van hun gegevens, die zij halen bij de GMD's en de GAK's en dergelijke, dat de bezuiniging van deze stelselherziening misschien wel 3 miljard kan zijn, maar het net zo goed 500 miljoen kan kosten.

Wij tasten dus volledig in het duister. En de berekenin- gen van de regering, ook in het wetsontwerp waar ik nu over spreek, zijn zó met ar- gumenten bekritiseerd, dat het werkelijk ongelooflijk is dat wij hier debatteren over een stelsel, waarvan nog volstrekt onduidelijk is of het wel die bezuiniging zal opleveren die de regering denkt te halen.

Laat er overigens geen misverstand over bestaan, ook mij is bekend dat de WAO in het verleden zeker misbruikt is door de werkgevers om minder gezonde werknemers te dumpen. Ik heb dat al eerder gezegd. De WAO' er, dus de uitkeringsgerechtigde, had het zeker na 1980 niet voor het kiezen. De sug- gestie in de memorie van toelichting op dit wetsontwerp als zou verdiscontering een aanzuigende werking hebben omdat betrokken werknemers de lijn Ziektewet- WAOzouden verkiezen boven WW, WWV en bijstand, plaatst niet alleen de uit- keringsgerechtigden maar ook de uitvoerende instanties in een kwaad daglicht en dat vind ik erg.

Alternatieven

Wij hebben onze alternatieven in een brochure gepu- bliceerd. Voor ons is kritiek op de plannen onlosmakelijk verbonden met voorstel- len voor herstel en vernieuwing. Ik spreek van herstel. Wij zijn namelijk van me- ning, dat hersteld moet worden datgene wat tijdens deze kabinetsperiode is afge- broken. Naar onze mening kan een progressieve politiek zich onmogelijk neerleg- gen bij de toestand die door dit kabinet tot stand gebracht is. Je kunt je niet neerleggen bij armoede en marginalisering, bij controle en bureaucratie. Dat zijn wij dus ook niet van plan.

Waar gaat ons alternatief van uit? Gebroken moet wor- den met de gedachte, dat uitkeringsgerechtigden de sluitpost kunnen zijn van een staatsboekhouding. Juist in deze tijd moeten hun belangen vooropstaan. Aller- eerst moet een herstel plaatsvinden van een redelijk bestaansminimum. Dat is nodig. Dat bereik je alleen door de kortingen van de afgelopen vijf jaar ongedaan te maken en de indexering met terugwerkende kracht toe te passen. Als indexering zou zijn toegepast, zou het nettominimum op dit moment op f 1600 liggen. Geen vetpot, maar in ieder geval genoeg om niet afhankelijk van een eenmalige uit- kering te zijn.

De uitkeringspercentages van WAO en WWV moeten te- rug naar 80 procent,juist nu sprake is van langdurige werkloosheid en loondaling.

Er is alle reden, de werkloosheidsuitkeringen te verlengen tot het 65e jaar. Daar-

mee schep je een solide basis voor degenen die het ongeluk hebben langdurig

werkloos te zijn en heb je geen aparte regelingen nodig voor oudere werklozen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Zoals in art 213 Gemeentewet is voorgeschreven, zal de controle van de in artikel 197 Gemeentewet be- doelde jaarrekening met ingang van het rekeningjaar 2004, uitgevoerd door de

Andere factoren die volgens het kwantitatief onderzoek een positieve (maar beperkt) relevante relatie hebben voor de lokale opkomst, zijn het uitgeven van minstens één eurocent

ruimte wordt volop gewerkt aan anti-satellietwapens. In zijn State of the Union van dit jaar kondigde president Reagan de ontwikkeling van een ruimtevliegtuig aan. Zogenaamd om

Het is niet meer zo, dat alleen wij dit zeggen, maar door hun eigen praktische ervaringen stijgt de verontwaardiging onder de massa van de arbeiders,

Meer geld voor de gemeenten, voor woningbouw en onderwijs Hogere uitkeringen aan de gemeenten uit het Gemeentefonds.. Hogere regeringsbijdragen voor onderwijs

3) Oorzakelijk verband tussen de schending van een resultaats- verbintenis met betrekking tot de medische behandeling en de lichamelijke schade. Bestaan van een oorzakelijk

[r]

In een overweging ten overvloede voegt de voorzieningenrechter nog toe dat zelfs al zou worden aangenomen dat er sprake zou zijn van overdracht van know how,