• No results found

Natuur.oriolus 2018-1 Waar vertoeven Haspengouwse Torenvalken in de winter?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Natuur.oriolus 2018-1 Waar vertoeven Haspengouwse Torenvalken in de winter?"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Natuur.oriolus

VLAAMS DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT VOOR ORNITHOLOGIE l JANUARI-FEBRUARI-MAART 2018 l JG 84 l NR 1 NATUURPUNT l COXIESTRAAT 11 l B-2800 MECHELEN

Broedgeval Hop Identiteit Blauwvoet

ontrafeld Groene Bijeneter,

nieuw voor België

1 17 21

Retouradres: Natuurpunt, Coxiestraat 11, 2800 Mechelen

AFGIFTEKANTOOR 9099 GENT X - P706369

(2)

ONDERZOEK

Inleiding

De Torenvalk Falco tinnunculus is een van de meest algemene roof- vogels van West-Europa. Slechts enkele populaties vertonen migra- tie over lange afstanden; het aandeel trekkers varieert tussen regio’s.

De Scandinavische populatie trekt ’s winters grotendeels naar het zuiden (Kjellén 1994), terwijl Britse Torenvalken vooral sedentair zijn met een handvol terugmeldingen uit Spanje en Noord-Afrika (Mead 1973, Snow 1968). Slechts een beperkt deel van de Belgische popu- latie Torenvalken migreert (i.e. partiële migratie). De meerderheid verspreidt zich over korte afstanden van de geboorteplaats. Een ana- lyse van ringgegevens tussen 1928 en 1990 toont aan dat de meeste Torenvalken, die als pulli geringd werden in België of Luxemburg, nabij het broedgebied van hun ouders (gemiddeld op ongeveer 60 kilometer) teruggemeld werden (Adriaensen et al. 1997).

De verspreiding van jonge Torenvalken in België vertoont gelijke- nissen met eerstejaars vogels in Nederland. Volgens Cavé (1968) migreren deze vogels niet, maar vertonen zij dispersie over lange afstanden. Er is veel bekend over de kosten en baten van dispersie en de onderliggende mechanismen zijn divers (Johnson & Gaines 1990). Een drijvende kracht bij Torenvalken is voedsel (Daan et al.

1990). Adriaensen et al. (1998) vergeleken de beschikbaarheid van voedsel met de dispersie-afstand van Torenvalken. Hieruit bleek dat hoe minder voedsel er in een jaar beschikbaar is, hoe hoger de dis- persie-activiteit. Dit patroon werd bevestigd door een Finse studie:

Torenvalken verspreiden zich verder als hun belangrijkste voedsel- bron (in dit geval woelmuizen) schaars is (Vasko et al. 2011).

Naast voedsel kan ook het geslacht dispersiepatronen beïnvloeden:

bij vogels vestigen vrouwtjes zich meestal verder van hun geboorte- plek dan mannetjes (Greenwood 1980, Clarke et al. 1997). Dit is inder- daad het geval voor Boomvalk F. subbuteo en Smelleken F. columbari- us. Studies over andere valkensoorten, zoals Amerikaanse Torenvalk F. sparverius en Kleine Torenvalk F. naumanni, toonden echter geen verschil in dispersie-afstand tussen mannetjes en vrouwtjes (Miller &

Smallwood 1997, Negro et al. 1997, Steenhof & Peterson 2009). Voor Torenvalken is er niet altijd een duidelijk verschil. In Finland verplaat- sen vrouwtjes zich verder dan mannetjes (Terraube et al. 2014), ter- wijl in België geen verschil gevonden werd (Adriaensen et al. 1998).

In deze studie onderzoeken we de dispersie van jonge Torenvalken die in Haspengouw, de fruitstreek in Belgisch Limburg, in het nest geringd werden door de werkgroep 03 Tongeren. Al jaren ringt deze werkgroep stelselmatig een groot deel van de Torenvalken die in haar regio geboren worden. Onder impuls van meerdere ringers werd jaren geleden gestart met het plaatsen van nestkasten,voornamelijk in laagstamplantages doorheen het werkgebied. De plaatsing van deze nestkasten heeft bijgedragen aan het hoge aantal geringde vogels in Haspengouw, een kerngebied van de Torenvalk in België

Torenvalk Falco tinnunculus mannetje. 13 juli 2017. Hasselt (L) (Foto: Kris Hermans)

Waar vertoeven Haspengouwse Torenvalken in de winter?

❱ Jente Ottenburghs & Dirk Ottenburghs

Torenvalk Falco tinnunculus juvenielen.12 juni 2014. Wellen (L) (Foto: Dirk Ottenburghs)

(3)

12

ONDERZOEK

Natuur.oriolus I 84 (1) I 20-30

Algemene gegevens en studiegebied

De dataset bestaat uit gegevens van de ringwerkgroep Tongeren tussen 2010 en 2017 uit de databank van het Koninklijk Belgische Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN). Deze dataset bestaat uit twee delen: 160 hervangsten van in Haspengouw geringde pulli (Tabel 2) en 712 wintervangsten van Torenvalken in Haspengouw (Tabel 3). De eerste dataset werd gebruikt om de dispersierichting en –afstand van in Haspengouw geringde vogels te bestuderen, de tweede dataset geeft een beeld van de herkomst van de vogels die in Haspengouw overwinteren. Voor alle vogels werd geslacht (man, vrouw, onbekend) en leeftijd (eerstejaars, adult, onbekend) geno- teerd. De meerderheid van de vogels ‘geslacht of leeftijd onbekend’

werd door derden aan het KBIN gemeld.

De pulli werden allemaal geringd door de Werkgroep 03 Tongeren.

Hun werkgebied omvat de Zuid-Limburgse gemeentes Gingelom, Sint-Truiden, Nieuwerkerken, Kortessem, Alken, Wellen, Borgloon, Heers, Tongeren en Riemst. Eén ringer is ook actief in het gebied van Vlaams-Brabant dat grenst aan Zuid-Limburg en zich uitstrekt tot Nieuwerkerken. Het volledige werkgebied is een landbouwge- bied met afwisselend open akkers (vooral in het zuidelijk deel en in de richting Tongeren – Riemst) en fruitteelt met hoofdzakelijk laag- stamplantages (het noordelijke deel en vooral de streek Sint-Truiden – Borgloon). Nestkasten voor Torenvalken worden voornamelijk in laagstamplantages geplaatst. Vroeger gebeurde dit vooral door de medewerkers van de Werkgroep 03 Tongeren, maar de laatste jaren ook door de fruittelers zelf. Het merendeel van de pulli werd geringd in deze nestkasten. Enkele uitzonderingen waren nesten op gebouwen. Natuurlijke nesten in bomen werden nooit gevonden of gemeld.

Wintervangsten vonden plaats in hetzelfde gebied, aangevuld met een bijna even grote zone onder de taalgrens van Waremme tot Luik. Daar wordt samengewerkt met ringers van de Werkgroepen Hesbaye en Verviers, die voornamelijk actief zijn in de noordelijke helft van de provincie Luik. Beide groepen werken overlappend en alle gegevens worden verzameld in één databestand. De vangsten vinden willekeurig plaats.

Leeftijd en geslacht van de vangsten

Van de in Haspengouw geringde pulli werden meer mannetjes (41%) dan vrouwtjes (32%) teruggevangen of teruggemeld, met een hoog percentage onbekenden (27%). Daarnaast waren er bedui- dend meer terugvangsten van adulte vogels (79%) dan eerstejaars (21%). De dataset van 712 wintervangsten in Haspengouw bestond voor 71% uit niet-geringde Torenvalken, 11% Torenvalken die bui- ten het studiegebied geringd waren en 18% vogels die als pulli in Haspengouw geringd werden. Een overzicht van de verschillende seizoenen toont aan dat deze procentuele verdeling vrij stabiel is doorheen de jaren (Figuur 1). De elders geringde Torenvalken waren vooral afkomstig uit andere delen van België en Nederland. De oor- sprong van de niet-geringde vogels kon niet achterhaald worden.

Er werden ongeveer evenveel mannetjes (47%) als vrouwtjes (49%) teruggevangen (van 4% was het geslacht onbekend). En er werden meer adulte vogels (59%) dan eerstejaars (41%) gevangen.

Dispersierichting en -afstand

Waar vliegen in Haspengouw geboren Torenvalken in de winter naartoe? En hoe ver van hun geboorteplaats? Om de eerste vraag te beantwoorden werd voor elke terugvangst (N = 160) de richting bepaald. Het totaal aantal vogels per richting werd weergegeven in een radarplot. Daarnaast werd voor elke vangst (N = 160) de afgeleg- de afstand berekend. Aangezien de afstand niet-normaal verdeeld was (Shapiro-Wilk test: W = 0.475, p < 0.001), gebruikten we niet- parametrische Kruskal-Wallis tests om te bepalen of er significante (Herremans 2004, Burnel 2010). Van alle jonge Torenvalken in het

nest geringd in Limburg tussen 2010 en 2016 werd 92% geringd door deze werkgroep. En ook op nationaal gebied behoort deze werkgroep tot de koplopers met in 2015 482 geringde pulli of 24%

van de in België geringde Torenvalken (Tabel 1).

De regio van de taalgrens tussen Vlaanderen en Wallonië bestaat uit open akkergebieden waarin op meerdere plaatsen grasstroken of akkers speciaal ingericht worden voor akkervogels. Deze gebieden vormen ook het ideale habitat voor muizen, één van de belangrijkste voedselbronnen voor Torenvalken (zie bijvoorbeeld het rapport rond akkervogelbeheer in Groningen, Wiersma et al. 2014). We vermoe- den dat een aantal Haspengouwse Torenvalken hier gaat overwinte- ren. Verder verwachten we dat er geen verschil is in dispersie-afstand tussen de geslachten maar dat meer vrouwtjes dispersie vertonen dan mannetjes (zoals bij Boomvalk en Smelleken). Tenslotte bekij- ken we welke Torenvalken overwinteren in Haspengouw. Blijven de lokale vogels ter plekke of is er een influx vanuit andere gebieden?

11-15

Jaar Tongeren Limburg % België %

2010 253 317 79,81% 2306 10,97%

2011 316 352 89,77% 1983 15,94%

2012 289 326 88,65% 1688 17,12%

2013 177 193 91,71% 1193 14,84%

2014 416 440 94,55% 1889 22,02%

2015 469 482 97,30% 1960 23,93%

2016 315 325 96,92%

totaal 2235 2435 91,79%

Seizoen Totaal Ongeringd Geringd buiten Haspengouw

2010-2011 7 0 3

2011-2012 51 40 1

2012-2013 128 87 17

2013-2014 79 59 9

2014-2015 95 84 3

2015-2016 175 110 20

2016-2017 177 126 22

totaal 712 506 75

8 45 29 131 Geringd in Haspengouw

4 10 24 11 Seizoen Geringd

2010-2011 253 2011-2012 316 2012-2013 289 2013-2014 177 2014-2015 416 2015-2016 469 2016-2017 315

totaal 2235 7,16%

48 24 6 160

Percentage 8,30%

12,90%

4,84%

3,39%

11,54%

5,12%

1,90%

Terugvangsten 21 41 14 6

Tabel 1. Aandeel geringde pulli Torenvalk Falco tinnunculus door Werkgroep Tongeren in Limburg en België.

Table 1. Portion of ringed pulli of Kestrel Falco tinnunculus by Werkgroep Tongeren in Limburg and Belgium.

Tabel 3. Aantal terugvangsten Torenvalk Falco tinnunculus in Haspengouw per seizoen.

Table 3. Number of recaptures of Kestrel Falco tinnunculus in Haspengouw per season.

Tabel 2. Aantal geringde pulli Torenvalk Falco tinnunculus in Haspengouw en terugvangsten per seizoen.

Table 2. Number of ringed pulli of Kestrel Falco tinnunculus in Haspengouw and recaptures per season.

(4)

verschillen waren in dispersie-afstand tussen geslachten en tussen dispersierichtingen. Mogelijk is er een interactie tussen geslacht en dispersierichtingen. Bijvoorbeeld, vliegen mannetjes verder naar het zuidwesten dan vrouwtjes? Om dit soort interacties te bestuderen, gebruikten we een Generalized Linear Model met Poisson verdeling en een circulaire ANOVA. Alle statistische testen werden uitgevoerd in R versie 3.3.3.

In het algemeen vliegen in Haspengouw geringde Torenvalken voor- al naar het zuidwesten (Figuur 2). Ook het statistische model geeft aan dat er een duidelijke voorkeur is voor een zuidwestelijke trek- richting (Generalized Linear Model: SD = 1.981, Z-waarde = 3.954, p < 0.001). Er is geen significant verschil in trekrichting tussen man- netjes en vrouwtjes (circulaire ANOVA, F = 0.52, p = 0.47).

Haspengouwse Torenvalken verspreiden zich over korte afstanden.

De meerderheid van de vogels werd binnen 20 km van de geboor- teplaats teruggevangen (Figuur 3). Er is geen significant verschil in dispersieafstand tussen mannetjes en vrouwtjes (Kruskal-Wallis: χ2 = 0.30459, df =1, p = 0.581). Er zijn wel verschillen in de afstand afge- legd in de diverse windrichtingen, Torenvalken vlogen verder naar het noordoosten, noordwesten en zuidwesten (Kruskal-Wallis: χ2 =

48.515, df = 7, p < 0.001). Wanneer we interactie tussen geslacht en dispersierichting bekijken, blijkt dat onder vogels die naar het noord- westen vliegen mannetjes verder gaan dan vrouwtjes (Generalized Linear Model: SD = 0.4035, Z-waarde = 6.076, p < 0.001).

Discussie

Torenvalken die in Haspengouw geringd zijn trekken voornamelijk naar het zuidwesten. In de zomer worden Torenvalken overal in de fruitstreek waargenomen, maar in de winter clusteren ze samen in het zuidelijke deel van de regio. Waarschijnlijk vinden ze op korte afstand voldoende voedsel op de akkers rond de taalgrens, wat het belang van voedsel bij de verspreiding van Torenvalken zou bevestigen (Adriaensen et al. 1998, Daan et al. 1990). Een inventari- satie van het voedselaanbod in deze regio is echter nodig om deze hypothese te testen. De zuidwestelijke dispersie lijkt typisch voor Haspengouwse Torenvalken. Een analyse van Torenvalken geringd in België en Luxemburg leverde geen dominante trekrichting op; de vogels verspreidden zich in alle richtingen (Adriaensen et al. 1997).

Haspengouwse Torenvalken verspreiden zich ongeveer even ver in vergelijking met de gemiddelde dispersieafstand van Belgische

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

2010-2011 2011-2012 2012-2013 2013-2014 2014-2015 2015-2016 2016-2017

Haspengouw Bezoekers Ongeringd

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

2010-2011 2011-2012 2012-2013 2013-2014 2014-2015 2015-2016 2016-2017

Haspengouw Bezoekers Ongeringd

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

2010-2011 2011-2012 2012-2013 2013-2014 2014-2015 2015-2016 2016-2017

Haspengouw Bezoekers Ongeringd

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

2010-2011 2011-2012 2012-2013 2013-2014 2014-2015 2015-2016 2016-2017

Haspengouw Bezoekers Ongeringd

Torenvalk Falco tinnunculus mannetje. 14 juli 2017. Hasselt (L) (Foto: Gert Benaets)

Torenvalk Falco tinnunculus vrouwtje. 15 april 2008. Hasselt (L) (Foto: Kris Hermans)

Figuur 1. Verdeling van terugvangsten Torenvalk Falco tinnunculus per seizoen.

In elk seizoen (met de uitzondering van 2010-2011 waar slechts 7 vogels gevan- gen werden) is er een groot percentage niet geringde vogels.

Figure 1. Distribution of recaptures of Kestrels Falco tinnunculus per season. In each season (except for season 2010-2011 where only 7 birds were caught) there is a large percentage of unringed birds.

Figuur 2. Dispersierichtingen van in Haspengouw geringde Torenvalken Falco tinnunculus. De meerderheid trekt naar het zuidwesten.

Figure 2. Directions of dispersion for Kestrels Falco tinnunculus ringed in Haspengouw. The majority fly to the southwest.

0 20 40 60 80 100 120 N

NO

O

ZO Z

ZW W

NW

(5)

14

ONDERZOEK

Natuur.oriolus I 84 (1) I 20-30

Torenvalken. De meerderheid van de in Haspengouw geringde Torenvalken bleef binnen de 20 km van de geboorteplaats, terwijl Belgische Torenvalken gemiddeld minstens 25 km van hun geboor- teplaats overwinteren (Adriaensen et al. 1998). De aanwezigheid van akkers rond de taalgrens met voldoende voedsel is de meest waar- schijnlijke verklaring voor de kortere verplaatsingen van Torenvalken uit de fruitstreek. Uit de analyses van alle Belgische Torenvalken bleek dat vogels verder vliegen als er onvoldoende voedsel aanwe- zig is (Adriaensen et al. 1998, Daan et al. 1990). Mogelijk verspreiden Haspengouwse Torenvalken zich ook verder als het voedselaanbod rond de taalgrens ontoereikend is en heeft er zich binnen ons stu- diegebied geen grote voedselschaarste voorgedaan tijdens onze studieperiode. Helaas hebben we onvoldoende gegevens om de invloed van voedselbeschikbaarheid op dispersieafstand te testen voor Haspengouwse vogels.

Een andere verklaring voor de zuidwestelijke dispersie van Haspengouwse Torenvalken is een verhoogde vangstintensiteit rond de taalgrens. De activiteit van ringwerkgroepen Tongeren en Verviers zorgt er mogelijk voor dat Torenvalken die dit gebied bezoe- ken een grotere kans hebben om gevangen en geringd te worden.

Daarnaast zou het kunnen dat Torenvalken langer ter plaatse blijven door het uitgebreide voedselaanbod, wat bijdraagt tot een grotere vangstkans. Waarschijnlijk is de zuidwestelijke dispersie dus een combinatie van beide factoren: vangstintensiteit en voedselaanbod.

Om het effect van deze factoren uit elkaar te halen is verder onder- zoek nodig, bij voorkeur met gezenderde vogels.

Er werden ongeveer evenveel mannetjes (47%) als vrouwtjes (49%) in Haspengouw teruggemeld. Van de in Haspengouw geringde vogels werden meer mannetjes (41%) dan vrouwtjes (32%) terugge- vangen. Maar door het hoge percentage onbekenden (27%) kunnen we hier geen uitspraak doen over geslachtspecifieke dispersie. Of Torenvalken hetzelfde patroon vertonen als andere valkensoorten – zoals Boomvalk en Smelleken, waar meer vrouwtjes dan manne- tjes dispersie vertonen (Greenwood 1980, Clarke et al. 1997) – is nog een open vraag. Verder blijkt dat mannetjes en vrouwtjes zich over een gelijkaardige afstand en in dezelfde richting verspreiden. Dit komt overeen met vorige studies over Torenvalken (Adriaensen et al.

1998) en verwante soorten zoals Amerikaanse Torenvalk en Kleine Torenvalk (Miller & Smallwood 1997, Negro et al. 1997, Steenhof &

Peterson 2009). In Finland verplaatsen vrouwelijke Torenvalken zich duidelijk over grotere afstanden dan mannetjes. Gemiddeld vlo- gen de vrouwtjes bijna vier keer verder dan de mannetjes (Vasko et al. 2011, Terraube et al. 2014). Volgens de Finse onderzoekers is

dit mogelijk een gevolg van de geslachtsspecifieke rol tijdens het broeden. Mannetjes zorgen voornamelijk voor voedsel en moe- ten dus bekend zijn met de omgeving. Omdat het broedsucces bij Torenvalken afhangt van de kwaliteit van het mannetje, hebben vrouwtjes er baat bij om verder te vliegen op zoek naar territoria met het beste mannetje (Tolonen & Korpimäki 1994). Het verschil tussen de verspreiding van onze vrouwelijke Torenvalken en die in Finland ligt mogelijk in het verschil in voedselaanbod. Finse Torenvalken zijn afhankelijk van woelmuizen, terwijl Belgische Torenvalken vooral muizen vangen. In het hoge noorden vertonen woelmuizen een driejarige cyclus waardoor de Torenvalken zich regelmatig verder moeten verspreiden in hun zoektocht naar voedsel. Het aanbod aan muizen in België lijkt stabieler waardoor Torenvalken gemiddeld minder ver vliegen dan hun Finse soortgenoten.

Van de 721 vangsten in Haspengouw was 71% niet geringd. Dit hoge percentage niet-geringde vogels doet vermoeden dat ook vogels uit andere gebieden Haspengouw als wintergebied gebrui- ken. Mogelijk vullen deze vogels de leemte op die ontstaat wanneer de Haspengouwse Torenvalken naar de akkers rond de taalgrens trekken. Anderzijds kunnen deze vogels standvogels zijn die geen ring aangemeten kregen als nestjong. Analyses van meer ringgege- vens, zoals de dataset voor heel België, of het zenderen van enkele individuen zijn nodig om de oorsprong van deze Torenvalken te ach- terhalen.

Meerdere studies toonden aan dat voedsel een bepalende factor is voor Torenvalken bij de keuze van overwinteringsplaats (Daan et al. 1990, Vasko et al. 2011). En voor Haspengouwse Torenvalken is dat volgens ons niet anders. In het gebied waar heel wat van onze broedvogels en 1ste jaars vogels naartoe vliegen staat een gedek- te tafel voor hen klaar. En dit dankzij een redelijke dichtheid aan beheerovereenkomsten (BO) voor akkervogels. Deze BO’s bestaan meestal uit overstaand graan en ingezaaide mengsels van planten die geschikt zijn voor overwinterende akkervogels. Veel vinkachti- gen en gorzen brengen dan ook het grootste deel van de winter op en rond deze BO’s door. Maar deze akkers trekken niet alleen vogels aan. Ook heel wat muizen vinden hier veel voedsel en dat zie je aan de massa muizenholletjes in de bodem. Daarom zoeken Torenvalken deze gebieden op om de winter door te brengen. Hoewel wij tijdens ons onderzoek niet gericht gegevens verzameld hebben over voed- selaanbod, merken wij wel dat rond zulke percelen met beheers- overeenkomsten steeds één of meerdere Torenvalken worden aan- getroffen tijdens de winter. Onze stelling is dat de meest ervaren en sterkste vogels deze gebieden prioritair bezetten aan het begin van de winter. Minder dominante of onervaren individuen moeten zich tevreden stellen met minder geschikte locaties. In dat geval zou 11-15

Figuur 3. Verdeling van dispersie-afstanden Torenvalk Falco tinnunculus. De meerderheid van de in Haspengouw geringde Torenvalken overwintert minder dan 20 km van de geboorteplek. Enkele individuen leggen langere afstanden (tot 300 km) af.

Figure 3. Distribution of dispersion distances of Kestrels Falco tinnunculus. The majority of birds ringed in Haspengouw winter within less than 20 kilometres of their place of birth. Some indivi- duals fly longer distances (up to 300 kilometres).

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 120 130 140 150 160 170 180 190 200 210 220 230 240 250 260 270 280

Vr. 1 Vr. >1 M1 M >1

km

Torenvalk Falco tinnunculus mannetje. 9 juli 2017. Hasselt (L) (Foto: Gert Benaets)

(6)

de aanleg van meer zulke beheerovereenkomsten deze soort een duwtje in de rug kunnen geven. Het verdient dan ook aanbeveling om het landschapsgebruik van rond de taalgrens overwinterende Torenvalken verder te onderzoeken.

Dankwoord

Wij danken de ringers van Werkgroep 03 Tongeren die door de jaren heen al de gegevens verzameld hebben (Robert Christiaens, Julien Geuten, Jean Houbrechts, Roger Nijssen, André Vanmarsenille, Patrick Colson, Eddy Colson, Dirk Ottenburghs, Louis Bils, Etienne Vanormelingen, Carine Richerzhagen, en Laurens Querinjean), oud- medewerkers (Bart Berden, Armand Coengrachts, en Tony Jacobs) en de ringers van Werkgroep Verviers (Vincent Fransolet) en Hasbaye (André Burnel) die de wintervangsten deden. Daarnaast zijn we de afdeling ringwerk van het KBIN dankbaar voor het ter beschikking stellen van de ringgegevens en terugmeldingen. Ten slotte bedan- ken we André Burnel, Jan Stevens, Eddy Colson en de kernredactie voor de constructieve opmerkingen en het nazicht en de dienst studie van Natuurpunt (in het bijzonder Kristijn Swinnen) voor bij- komende analyses.

Jente Ottenburghs jente.ottenburghs@hotmail.com,

Department of Ecology and Genetics, Uppsala Universiteit, Zweden Dirk Ottenburghs dirk.ottenburghs@skynet.be,

Ringgroep Tongeren

Referenties

Adriaensen F, N. Verwimp & A.A. Dhondt 1997. Are Belgian kestrels Falco tinnunculus migratory: An analysis of ring recoveries. Ringing & Migration: 18(2): 91-101.

Adriaensen F, N. Verwimp & A.A. Dhondt 1998. Between cohort variation in dispersal dis- tance in the European Kestrel Falco tinnunculus as shown by ring recoveries. Ardea:

86: 147-152.

Burnel A. 2010. Faucon crécerelle, Falco tinnunculus. pp. 190-191 In: Jacob J.-P., C.

Dehem, A. Burnel, J.-L. Dambiermont, M. Fasol, T. Kinet, D. van der Elst & J.-Y. Paquet.

Atlas des oiseaux nicheurs de Wallonie 2001-2007. Série “Faune-Flore-Habitats” n°5.

Aves et Région Wallonne, Gembloux. 524pp

Cavé A.J. 1968. The breeding of the Kestrel, Falco tinnunculus L., in the reclaimed area Oostelijk Flevoland. The Netherlands Journal of Zoology 18: 313-407.

Clarke A.L., B.-E. Saether & E. Roskaft 1997. Sex biases in avian dispersal: A Reappraisal.

Oikos 79(3): 429-438.

Daan S., C. Dijkstra & J.M. Tinbergen 1990. Family planning in the Kestrel (Falco tinnuncu- lus): the ultimate control of covariation of laying date and clutch size. Behaviour 114:

83-116.

Greenwood P.J. 1980. Mating systems, philopatry and dispersal in birds and mammals.

Animal Behaviour 28: 1140-1162.

Herremans M. 2004. Torenvalk (Falco tinnunculus). pp. 172-173 In: Vermeersch G., A. Anselin, K. Devos, M. Herremans, J. Stevens, J. Gabriëls & B. Van der Krieken.

Atlas van de Vlaamse broedvogels 2000-2002. Mededelingen van het Instituut voor Natuurbehoud 23, Brussel. 495 pp.

Johnson M.L. & M.S. Gaines 1990. Evolution of dispersal – theoretical models and empi- rical tests using birds and mammals. Annual Reviews in Ecology and Systematics 21:

449-480.

Kjellén M. 1994. Differences in age and sex ratio among migrating and wintering raptors in southern Sweden. Auk 111: 274-284.

Mead C.J. 1973. Movements of British raptors. Bird Study 20: 259-286.

Miller K.E. & J.A. Smallwood 1997. Natal Dispersal and Philopatry of Southeastern American Kestrels in Florida. The Wilson Bulletin 109(2): 226-232.

Negro J.J., F. Hiraldo & J.A. Donazar 1997. Causes of Natal Dispersal in the Lesser Kestrel:

Inbreeding Avoidance or Resource Competition? Journal of Animal Ecology 66(5): 640- 648.

Snow D.W. 1968. Movements and mortality of British kestrels Falco tinnunculus. Bird Study 15: 65-83.

Steenhof K. & B. Peterson 2009. Site Fidelity, Mate Fidelity, and Breeding Dispersal in American Kestrels. The Wilson Journal of Ornithology 121(1): 12-21.

Terraube J., V. Vasko & E. Korpimäki 2014. Mechanisms and reproductive consequences of breeding dispersal in a specialist predator under temporally varying food conditi- ons. Oikos 124: 762-771.

Tolonen P. & E. Korpimäki 1994 Determinants of parental effort: a behavioural study in the Eurasian kestrel, Falco tinnunculus. Bird Study 46: 81-88.

Vasko V., T. Laaksonen, J. Valkama & E. Korpimäki 2011. Breeding dispersal of Eurasian kestrels Falco tinnunculus under temporally fluctuating food abundance. Journal of Avian Biology 42: 552-563.

Wiersma P., H.J. Ottens, M.W. Kuiper, A. E. Schlaich, R.H.G. Klaassen, O. Vlaanderen, M.

Postma & B.J. Koks. 2014. Analyse effectiviteit van het akkervogelbeheer in provincie Groningen. Rapport Stichting Werkgroep Grauwe Kiekendief, Scheemda.

Samenvatting - Summary - Résumé

Torenvalken die in België broeden zijn deels trekker. De meeste vogels verplaatsen zich over korte afstanden. In deze studie ligt de focus op Torenvalken in het Limburgse Haspengouw, een land- bouwgebied met veel fruitteelt. Gebaseerd op 160 terugmeldin- gen van in Haspengouw als nestjong geringde Torenvalken kan aangetoond worden dat het grootste deel over afstanden korter dan 20 km naar het zuidwesten trekt vanaf hun geboorteplaats.

Dit patroon kan verklaard worden door het overvloedige voedse- laanbod in het landbouwgebied langs de grens tussen Vlaanderen en Wallonië. Om te achterhalen welke Torenvalken in Haspengouw overwinteren hebben we 712 bijkomende ringgegevens geana- lyseerd. Het grootste deel (71%) van de gevangen vogels was ongeringd, de overige werden in Haspengouw of elders in België geringd. De oorsprong van de niet geringde vogels achterhalen vraagt verder onderzoek.

Where do the Kestrels of Haspengouw winter?

The Belgian population of the Kestrel Falco tinnunculus is partly migratory: most birds disperse over short distances. In this study, we focus on the population in Haspengouw, an agricultural area in Limburg known for its fruit production. Based on 160 ringing recov- eries of kestrels ringed as nestlings in Haspengouw, we show that the majority disperse over short distances (less than 20 km from their birthplace) in a south-western direction. This pattern can be explained

by the abundant food resources on the agricultural fields along the language border between Flanders and Wallonia. Furthermore, to determine which kestrels winter in Haspengouw, we analysed 712 additional ring recoveries. The majority of birds (71%) did not have a ring, while the remaining bird were ringed in Haspengouw or other regions in Belgium. Tracing the origin of this large number of birds without a ring warrants further research.

Où résident les Faucons crécerelles de la Hesbaye en hiver

Une partie de la population belge du Faucon crécerelle Falco tinnuncu- lus quitte les lieux où ils sont nés; la plupart des oiseaux se dispersent sur de courtes distances. Dans cette étude, nous concentrons notre atten- tion sur une population du Faucon crécerelle en Hesbaye, une région agricole du Limbourg, connue pour sa culture fruitière. Sur la base de 160 données de reprise de jeunes bagués dans le nid, nous montrons que la majorité se répartit sur de courtes distances (moins de 20 km) dans une direction sud-ouest. Ce schéma peut s’expliquer par la pré- sence d’une importante source de nourriture dans les champs situés à la frontière linguistique entre la Flandre et la Wallonie. Nous avons éga- lement analysé 712 données de baguage pour déterminer quels indivi- dus passent l’hiver en Hesbaye. La majorité (71%) des oiseaux capturés n’étaient pas bagués, les autres oiseaux ont été bagués en Hesbaye ou dans d’autres régions de la Belgique. Déterminer les origines des oiseaux bagués nécessite des recherches supplémentaires.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Velen zullen bij vrijheidsbeperkingen in de zorg denken aan gedwongen opname, gedwongen behandeling, fi xatie en isolatie, maar dit onderzoek gaat – heel terecht – veel breder

Het gebruik van sociale media in de fase van de uitvoering en de beëindiging van de arbeidsrelatie. Controle door de werkgever op het gebruik

Behoudens uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt,

contacten buiten de partij met andere netwerken en groepjes binnen andere politieke partijen die zich bezighouden met diversiteit, onder meer met GroenLinks, CU, CDA, DENK, D66,

Om te bepalen of de werkelijke situatie overeenkomt met de registratie zijn de antwoorden van de geïnterviewde bewoners (of door de observaties van de interviewer in het geval

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

Uit het onderhavige onderzoek blijkt dat veel organisaties in de quartaire sector brieven registreren (van 51% in het onderwijs tot 100% of bijna 100% in iedere sector in het

Het blijkt dat de werkdruk en de manier van leidinggeven de belangrijkste redenen zijn voor werknemers uit het onderwijs om te stoppen met werk en/of op zoek te gaan naar een andere