• No results found

01-11-2004    H.A. Stienstra Veilig vluchten uit gebouwen, – Veilig vluchten uit gebouwen,

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "01-11-2004    H.A. Stienstra Veilig vluchten uit gebouwen, – Veilig vluchten uit gebouwen,"

Copied!
76
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Veilig vluchten uit gebouwen

Deel

2:

Oplossingsrichtingen in de praktijk 2

(2)

S BR: hét kenniscentrum voor de bouw

De bouw heeft te maken met veel innovaties en snel vera nderende wet- en regel geving. Voor partners in d e bouw is het zaak op de hoogte te bl ijven van de laatste ontwikke l i ngen op tech n isch, bouwkundig, j u ri d isch en maatscha ppelijk terrein. S B R helpt daarb ij. SBR verzamelt ken nis en informatie die bouwp a rtners in h u n d agelijks werk nodig hebben en stelt d i e op verschil lende manieren beschi kbaar. In overzichtelijke p u b l icaties, hand boeken en i nfobladen, met stud iebijeenkomsten, op cd-rom en via i nternet. AI met al heeft S B R i nformatieprod ucten beschikbaar over zo'n 200 onderwerpen die in de bouw spelen.

Op basis van de vragen uit de ma rkt en gesprekken met vertegenwoordigers u it alle geled i ngen uit de bouw stelt S B R jaarlij ks een programma va n onderzoek en kenn isoverdracht samen. Concreet leidt d it program m a tot de u itvoering van een groot aantal projecten . S B R is voora l actief op de vo lgende terreinen:

Bouwku ndig deta i l leren

Vloeren, gevels, daken

Duurzaam bouwen en mi l ieu

Renovatie, onderhoud en beheer

Bouwproces (consu mentgericht bouwen, ICT)

Bouwregelgeving

De projecten bestaan n iet a l leen uit onderzoek, maar vooral uit kenn isoverdracht naar zowel h et bedrijfsleven als het onderwijs.

Uitsluiting aansprakel ijkheid

SBR en degenen die aan dit prod uct hebben meegewerkt, hebben een zo groot mogelijke zorgvuldigheid betracht bij het samenstellen va n deze publ icatie. Toch kan n iet worden u itgesloten dat de inhoud onjuistheden bevat. De gebruiker van dit prod uct aa nvaardt daarvoor het risico. SBR s l u it, mede ten behoeve van de auteu rs, iedere aanspra kelijkheid uit voor schade d i e mocht voortvloeien uit het gebruik va n i nformatie u it d it product.

© SBR

Alle rechten voorbehouden. Niets va n deze u itgave mag worden verveelvoudigd, o pg eslagen in een ge­

automatiseerd gegevensbestand, getransformeerd tot softwa re of openbaar gemaa kt, in e n ig e vorm of op enige wijze, hetzij elektron isch, mechan isch, door fotokopieën, opname of enige andere manier, zonder voorafgaande schrifte lijke toestemming van de u itgever.

Voorzover het maken van kopieën u it deze u itgave is toegestaan op grond van artikel 1 6b Auteu rswet 1 9 1 2 i n verbinding met het Bes l u it v a n 23 augustus 1 985, Stb . 47 1 en a rtikel 1 7 Auteu rswet 1 9 1 2, d ient m e n d e d aarvoor wettel ijk verschuldigde vergoed ingen te voldoen aan de Stichti n g Reprorecht (Postbus 882, 1 1 80 AW Amstelveen).

Voor het overnemen van gedeelte(n) u it deze uitgave in bloeml ezingen, readers en a n d ere compilatiewerken (artikel 1 6 Auteurswet 1 9 1 2) d ient u zich te richten tot: SBR, Postbus 1 8 1 9, 3000 BV Rotterdam.

No part of this book may be reproduced in any form by pri nt, p hotopri nt, microfilm, stored i n a data base or retrieva l system, or any other means without written permission from the SBR.

November 2004 Colofon

Rapporteur:

H .A. Stienstra

preventie-ingenieur DSP-groep te Amsterdam

Vormgeving:

Schelkers Com mun icatie Rotterdam

Foto's, met dank aan:

ASCOM N I RA, Utrecht / BOON, Edam B UVA, Rotterdam / COOPER ME NVI ER, B reda / D U L I M EX, Vaassen /

ESV, Barneveld / G EZE, Eindhoven / Ll PS, Dordrecht / NATIONALE N E DERLAN DEN, Rotterd a m / PMGSIGN, D ronten / RI CAS, Ede / VEMA, Raa msdonksveer

Druk:

Deckers D ru k, België

(3)

Veilig vluchten uit gebouwen

Deel

2:

Oplossingsrichtingen in de praktijk

(4)

Inhoudsopgave

1 Woord vooraf 5

2 Samenvattinglleeswijzer 6

3 Inleiding 8

4 Veilig vluchten uit alle soorten bouwwerken 10

4. 1 Hoge gebouwen

4. 1 . 1 Hoogbouw en brandveil igheid 4. 1 .2 Nadere eisen brandve i l igheid

4. 1 .3 Aa n bevel i ngen voor het vervolgtraject 4. 1 . 4 Praktij krichtlijn

4. 1 . 5 U itgangspu nten voor de praktij krichtlijn 4.2 Ondergrondse bouwwerken

4.2 . 1 Studie onderg rondse vei l igheid

4.2.2 Ontru i m i ng, waarschuwing en com municatie 4.2.3 Onderzoek ontru iming

4.2.4 Simu latie

4.2.5 I nterview over beve i l i g i ngsmaatregelen 4.3 Bouwwerk geen gebouw zijnde

4.3 . 1 Ontwerp en u itvoering 4.3.2 De vluchtdeur

5 Vluchten uit traditionele gebouwen 1 6

5 . 1 Gebruik

5.2 Bezettingsgraadklasse 5.3 Vl uchtroutes en term inologie 5.4 Ontru imi ngstijd

5.5 Onduide l ijkheid rond vl uchten u it bestaande bouw 5.6 VROM-circu laire MG 2003- 1 9

5.7 Bestaande bouw

5.8 Aan beveling H a ndreiking door BZK 5.9 Meer dan m i n i m umeisen noodzaak

5. 1 0 Aanvu llende aand achtspunten voor een vluchtplan 5 . 1 0 . 1 Menselijk gedrag

5 . 1 0.2 Pa niekgedrag

5 . 1 0.3 Vei l i g he idsmanagement 5 . 1 0.4 Zelfredzaam

6 Capaciteit van vluchtroutes 22

6 . 1 Alleen fu nctionele eis

6.2 Voldoen aan functionele eis 6.3 Vei l ige pl aats

6.4 O pvangca paciteit 6.5 Doorstroomca paciteit

2 Veilig vluchten uit gebouwen SBR

(5)

7 Brand- en rookvrije vluchtroutes 7 . 1 Veel vragen

7.2 Achtergrond informatie 7.3 Aandachtsp unten 7.4 Definities

7 . 5 U itleg definities e n omsch rijvingen

7.5.1 Een b rand- en rookvrije vluchtroute is een rookvrije vl uchtroute ( 1 )

7.5.2 Een b rand- en rookvrije vluchtroute 'van brand- en rook gevrijwaard' is rookvrij (2) 7.5.3 Een b rand- en rookvrije vluchtroute voert u itslu itend door verkeersrui mten (3) 7.6 Voorbeeld en

7.6.1 Aanwezigheidseisen

7.7 Eisen aan een brand- en rookvrije vl uchtroute

8 Ontruiming

8. 1 Ontru imingsplannen 8. 1 .2 Bed rijfsnood plan

8. 1 .3 Onafhanke l ij k ontru imingsplan 8. 1 .4 Inho u d ontruimingsplan 8. 1 . 5 BHV-plan

8. 1 .6 Inventa risatie en plattegronden 8.1 .7 Frequent oefenen

8. 1 .8 Eva l u atie en documentatie 8. 1 .9 Begeleiding bij oefeningen 8. 1 . 1 0 Blokkeer eens de hoofdentree 8.2 Ontru imingsala rminstal latie

8.2.1 Type evervalt

8.2.2 Versch i l lende geluidsniveaus 8.2 .3 Gel u id meten

8.2.4 Functiebehoud 8.2.5 Optische signaalgevers 8.2.6 Sti l a larm

8.2.7 Tekstwijzig ing in NEN 2575

9 Noodverlichting 9.1 Praktijkvoorbeeld

9.2 Waar wordt noodverlichting geregeld?

9.2 . 1 Noodverl ichtingsinsta l laties 9.2.2 Beg rippen

9 . 3 Ontwerp van noodverlichtingsinsta llaties

9.3.1 Vastste l l ing van de aard en omvang van activiteiten (1)

9.3.2 Vaststellen van de aanwezigheid en verplaatsing van personen (2) 9.3.3 Opstellen van een ontruim ingsplan (3)

9.3.4 Vaststel len van risicogradaties van werkplekken (4) 9.3.5 Opstellen van een noodverlichtingsplan (5) 9.3 .6 Randvoorwaarden

9.3.7 Check list 9.3 .8 Ond e rhoud 9 .4 Radioactieve lichtbronnen

25

29

35

SBR Deel 2: Oplossingsrichtingen in de praktijk 3

(6)

4

10 Vluchtwegaanduiding 1 0. 1 Strijdige regels

1 0.2 Waar moet het bordje Noodu itgang?

1 0.3 Vl uchtwegnormering 1 0.4 Nadere technische eisen 1 0. 5 Afwijkende borden 1 0.6 Overige vei ligheidsborden 1 0.7 Leid ingen in kleur

1 0.8 Zicht op signa l eringsborden

1 0. 9 Afmetingen, kleur e n verhouding van de beeldtekens 1 0. 1 0 U itvoering van vei ligheidstekens

1 1 Vluchtdeuren

1 1 . 1 Altijd zonder sleutel gemakkelijk te openen 1 1 .2 Bena mingen voor nood- en vluchtdeuren 1 1 .3 Ongewenste situaties rond de nood u itgang

1 1 .4 Regel matige inspecties achter de nood- en vl uchtdeuren 1 1 . 5 Regionale of lokale aanpassingen

1 1 .6 Genormeerde paniek- en vl uchtdeursluitingen 1 1 .7 Deurafmetingen

1 1 .8 U itgangsbreedte

1 1 .9 Over de weg openslaande deuren 1 1 . 1 0 Probleemdeuren

1 1 . 1 1 Elektrisch gestuurde deurvergrendel ingen 1 1 . 1 2 Vluchtwegsystemen

1 1 . 1 3 Deu rvastzetinrichtingen 1 1 . 1 4 Automatisch bediende deuren 1 1 . 1 5 Draaideuren

4 1

44

Bijlagen 52

B ijlage I Inhoudsopgave S B R 'Veilig vluchten uit gebouwen', deel 1 Bijlage 11 Woningwet en Bouwbesl u it per 2005

Bijlage 111 Model Ontru i m ingsplan

B ijlage IV Aanpak ontru i m ingsoefeningen Bijlage V Voorbeeld bijeenkomstgebouwen

Zie voor:

Literatuur, Ad ressen van organisaties, Websites, Normenl ijst en Begri ppen Deel 1 van S B R 'Veilig vluchten uit gebouwen'

Veilig vluchten uit gebouwen SBR

(7)

1. Woord vooraf

Spectacu laire branden met veel slachtoffers l ij ken a ltijd vér weg. Seoul (Korea): 1 20 doden i n de metro (2003), of Asu nción (Paraguay): 464 doden i n een supermarkt (2004).

Vaak blijkt achteraf dat het bij dergelijke branden met de vluchtroutes n iet goed zat. Zelfs opzet, zoals dichtgelaste nooddeuren en hangsloten, komt voor. Ook bij de brand in Volendam (200 1 ) ging het n i et goed met de vluchtroutes. Van de 300 vl uchtenden bleken er slechts 1 0 d e twee nooduitga ngen te hebben gebruikt, terwijl het gedrang bij de gewone u itga n g 3 doden en vele ge­

wonden kostte.

Gelukkig gaat het ook vaak goed. B ij een beg i n nende brand op de 23ste verd ieping van het hoogste gebouwen­

comp lex in Nederland (2002) bleek het nuttig effect va n frequent oefenen met ontru i m i n g . Ongeveer 3000 mensen moesten het complex na brandmelding verlaten en binnen de genormeerde tijd bleek dat zonder letsel goed te kunnen.

Het ging ogenschij n l ij k ook goed bij de ontruiming van een ziekenhuis (2004) te Haa rlem, maar wél ternauwer­

nood. Overal viel het licht uit, ook in de operatiekamers.

De noodverlichting werkte niet, evenals de agg regaten, terwij l een trappenhuis vol rook stond. 'Alles was donker', a ldus het hoofd BHV.

Maar niet alles hoeft goed te blijven gaan. Frequent komt bij inspecties naar voren dat het opzettelijk fout zit met de vluchtroutes. Ook in Nederland komen nooddeuren voor die zijn d ichtgelast of met kettingen en hangsloten zijn afgesloten (meesta l tegen i n braak en inslui ping). Maar ook zijn er nooddeuren die slechts een neusbreedte kun­

nen worden geopend omdat er op het belendende perceel gewoon tegenaan is gebouwd. Vooral bij oudere schoolgebouwen, buurthu izen en dergelij ke valt dat op.

Vanwege een te krap budget of met a ls credo 'we gaan over een paar jaar toch n i euw bouwen', wordt er n i ets gedaan.

Na de Volendamse ramp is er een veelheid aan beleidsac­

tiviteiten rond vei l igheid opgestart. Maar een i ntegra le praktijkrichtlijn voor het veilig vl uchten uit gebouwen is er nog steeds n iet. Een Nederla ndse Techn ische Afspraak (NTA) van NEN voor ontruiming is een mooie aanzet, maar het bl ijft papier als je niet oefent. Bij gebrek aan opvang­

capaciteit moet in een school volgens de bouwregel­

geving met de (soms meer dan 1 000) leerli ngen gefaseerd worden ontruimd. Hoe doe je dat precies? En als daa rbij dan ook nog eens het l icht uitvalt, wat dan?

SBR

Het is dus de hoogste tijd voor harmon isatie van het vele papier rond het vei l i g vl uchten uit gebouwen. Er moet concreet worden overgegaan tot het maken va n een passend - voor iedereen brui kbaar - preventie-instru­

ment. Het frequent oefenen d ient daarin een belang rijk onderdeel te zij n.

Gebouweigenaren en -gebrui kers moeten zich onder­

tussen niet in afwachting van meer d u idelijke docu­

menten passief gaan opste l l e n . Ze moeten zelf aan de slag. Dat wordt zelfs wettel ijk aangescherpt. De eigen ver­

a ntwoordelijkheid va n burgers en ondernemers voor gebru i k en staat va n onderhoud van het gebouw, maar ook voor vei l igheid en gezondheid, is de hoeksteen van de aangepaste Woningwet 2005. De Arbowet ging daarin al voor. Hiermee zijn alle partijen die een rol spelen bij het vei lig kunnen vluchten aan slag. Dat zijn naast de gebrui­

kers, de ontwerpers, bouwers, i nsta l l ateu rs, adviseu rs, regelgevers en handhavers.

Deel 1 -Een verkenning en inventarisatie.

De a l lereerste stap is de risico-inventarisatie, met daarbij de vragen wel ke onderwerpen bij het vluchten uit gebouwen di rect of indirect een rol kunnen spelen, welke rege lgevi ng daarop va n toepassing is, om vervolgens te bepalen wat daarnaast nog ontbreekt om tot een plan­

matige aanpak te kunnen komen. Een groot deel van die vragen, ofwel 'wat komt er a l lemaal bij het veilig kunnen vluchten kijken?', wordt beantwoord in deel 1 van de SBR­

publ icatie 'Veilig vl uchten uit gebouwen - Een verkenning en inventarisatie'.

Deel 2 -Oplossingsrichtingen in de praktijk

Voor de d aarop volgende, meer concrete stap n aar d e praktijkgerichte u itwerki n g, worden i n d i t tweede deel van 'Veilig vl uchten u it gebouwen' op beknopte wijze alle meer praktische zaken rond het vl uchten uit gebouwen toegel icht. Als bronnen h iervoor fungeerden de actuele wet- en regelgeving, toelichtingen, discussiestukken, nor­

men en praktij krichtlijnen, a lsmede handre i kingen van brandweer- en brancheorgan isaties. Aan de hand van dit tweede deel kan op relatief eenvoudige wijze het ontwerp voor een progra mma van eisen voor het vei l ig vluchten u it gebouwen worden sa mengesteld.

Deel 2: Oplossingsrichtingen in de praktijk 5

(8)

6

2. Samenvatting/leeswijzer

Deze samenvatting - tevens te gebruiken als leeswijzer ­ geeft per hoofdstuk de belangrij kste zaken aan.

Hoofdstuk 4

Veilig vluchten uit alle soorten bouwwerken In dit voorliggende tweede deel van 'Ve i l ig vl uchten u it gebouwen' gaat h et vooral om traditionele gebouwen met (veel) mensen, en n i et d i rect om tun nels, onder­

g rondse win kelcentra, metrostations of zeer hoge g e bouwen. Maar op het gebied van vei l igheid ron d dat soort bo uwwe rken gebeu rt wél van a l l es, reden waa rom een overzicht va n d e stand va n zaken wordt gegeven.

Hoofdstuk 5

Vluchten uit traditionele gebouwen

Een belangrijk onderdeel i n h et B ouwbesl u it zijn de brandveiligheid en de daarmee samenhangende presta­

tie-eisen in tij d . Die s l u iten weer a a n op het zo­

genaamde norm at ief verloop van een brand. Dit hoofdstuk geeft n i et a l leen zicht op de m i n i m u meisen u it wet- en regelgeving om vei l i g te k u n nen vl uchten, maar ook op de problematiek rond de interpretatie van de ve le documenten. Tevens geeft dit hoofdst u k een pleidooi en onderbouwing voor de stelling dat er eigen­

l ij k een verg u n n i n g voor het vei l ig gebru i k van vluchtroutes zou moeten worden ontwikkeld.

Hoofdstuk 6

Capaciteit van vluchtroutes

In het Bouwbesl u it 2003 is bepaald dat er in de min iste­

riële reg e l i ng voorsch riften worden gegeven voor d e opva ngcapacite it en de doorstroomcapacite it v a n e e n rui mte waardoor e e n rookvrije vluchtroute voert. In d i t hoofdstuk wordt n a d e r i ngegaan op d e b i j dit onder­

werp behorende begrippen en wordt uiteengezet dat i n d e Reg e l ing Bouwbes l u it 2003 is gekozen voor a l leen een fu nctionele eis en dat e r geen bepa l i ngsmethode wordt gegeven.

Hoofdstuk 7

Brand- en rookvrije vluchtroutes

B ij h et maken van een vluchtplan word e n u iteraard e i se n g este ld a a n de va n bra n d en rook g evrijwaarde vluchtroutes. De meest relevante defin ities, begri ppen, omschrijvi ngen, achterg ronden en voorbee lden komen i n d it verba nd aan de ord e . U itg a n gspu nt i s h i e r h et Bouwbes l u it.

Veilig vluchten uit gebouwen

Hoofdstuk 8 Ontruiming

B ij ontru iming hoort een plan met i nstructies, en vervol­

gens is het oefenen, oefenen en nog eens oefenen. Hoe organ iseer j e dat e n welke i nstrumenten staan er ter besch i k k i n g ? In hoofd l ij n e n en met praktij kvoor­

beelden wordt dit aangegeven. In de bij lagen zijn een Model Ontru i m i ngsplan e n de Aanpak O ntru i m i ngs­

oefen i n gen opgenome n . Tevens wordt er ruime a a n­

dacht g eg even a a n de vernieu wd e N E N 2575 'Ont­

ruimi ngsi nsta l laties' .

Hoofdstuk 9 Noodverlichting

Wanneer de voeding van normale verl ichting u itva lt en vervolgens gevoed wordt uit een a ndere - onafha n ke­

l ij ke - bron, spreekt men va n noodverl ichti ng. Daar­

onder vallen meer specifiek de nood evacuatie- en de v l uchtro uteverl icht i n g . Voor deze specifieke u itvoe­

ri ngsvormen wordt a a n g eg even op we l ke wijze ze d i enen te worden gep rojecteerd, geïnsta l l eerd en te worden onderhouden .

Hoofdstuk 10

Vluchtwegaanduiding

D it onderwerp is sterk verwant aan noodverlichting. De vluchtweg a a nd u id i ng wordt gekenmerkt door be­

paalde beeldtekens en kleuren, zoals de g roene bordjes met het vluchtende man n etje. Ze moeten voora l goed opva l len en d u idelijk worden begrepen. Daar mankeert het in de praktijk nogal eens aan. Er blij kt, met gebru i k­

making van een norm, praktij kervaring en in combi natie met noodverl ichting, voldoende perspectief te zijn voor goede oplossi ngen.

Hoofdstuk 1 1 Vluchtdeuren

Aan capaciteit, projectering, uitvoering en beheer van vluchtdeuren mogen geen concessies worden geda a n . Onvoorwaa rdelijk geldt: zonder sleutel snel open in d e vl uchtricht i n g . I n d i t hoofdstuk worden na ast d e vereiste deurbreedten d e tech n ische mogelijkheden voor goede, complete oplossi ngen g eschetst. Voorts worden sugg esties gedaan voor het oplossen van pro­

blemen met de vaak tegengestelde eisen rond vlucht­

deuren.

SBR

(9)

Bijlagen Bijlage I Bijlage I I Bij lage 111 Bij lage IV Bijlage V Zie voor:

I n houdsopgave S B R 'Vei lig vl uchten uit gebouwen', deel 1 Woningwet en B ouwbesl uit per 2005

Model Ontru i m i ngsplan Aan pak ontru i m i n gsoefeningen Voorbeeld bijeenkomstgebouwen

Literatuu r, Adressen van organ isaties, Websites, Normenlijst en Begri ppen Deel 1 va n S B R 'Veilig vl uchten u it gebouwen'

SBR Deel 2: Oplossingsrichtingen in de praktijk

l_

7

(10)

8

3.

Inleiding

Onrust en twijfel

B randve i l igheid is voor ve len een hectisch en vooral onduidelij k onderwerp. Dat geldt voor praktijkmensen in de bouw, maa r zeker ook voor de gebruikers va n gebouwen. Er is voor alle betrokken partijen vaak twijfel b ij het werken met vei l igheid, en dat is ongewenst.

Positief is dat vrijwel alle partijen zich actief bezighouden met het onderwerp veilig heid en kwal iteitsverbeteringen pretenderen. Iedereen doet z'n best.

Met onderstaande bloem lezing wordt een bee ld geschetst van visies van een aantal betrokken partijen. Het maakt d u idelij k dat de bouwregelgeving en a l les wat daarmee samenhangt als ond uidelij k wordt ervaren en steeds weer discussies oplevert. Dit zorgt voor een voort­

d u rende kennisachtersta nd. Dat dit doorwerkt i n het ged rag bij hand having en ondernemers remt in het investeren in vei ligheid, mag duidelijk zijn.

VNG: je kunt regelen wat je wilt . . .

Het i s niet mogel ij k o m alle calamiteiten te voorkomen, betoogde de voorzitter van de VNG-commissie Veilig heid tijdens een ON RI-ledenvergadering: 'Je kunt regelen wat je wi lt, maar u iteindelijk ontbreken de capaciteit en het geld om alles te hand haven'.

Maar, aldus de Organisatie van advies- en ingenieurs­

bureaus ON RI, politiek, bestuur, bed rijfsleven en vooral het grote publ iek, zij n ervan overtuigd dat allereerst een goede risico-i nventarisatie moet plaatsvi nden. Al leen op grond daarvan is een effectieve aanpa k mogelij k waarbij niet één of enkele betrokkenen met routineoplossingen komen, maar waarbij alle betrokkenen werken aan een integrale aanpa k van alle facetten van vei lig heid.

In de praktijk zal het bij de i nrichting en het beheer va n de gebouwde en natu urlijke omgeving steeds vaker voorkomen dat vooraf een vei l i gheidseffectra pportage (VER) za l plaatsvinden. De VER biedt een kader voor zowel een risicoa nalyse als een vroegtijd i g overleg tussen be­

stuurders en belanghebbende partijen. Het gaat dan niet a l leen om de d i rect bela nghebbenden op korte termijn, maar j u ist ook om toekomstige belanghebbenden: de­

genen die economisch en maatschappelijk iets wil len met de betreffende zaak en het gebied in de komende tien, twintig of dertig jaar.

Architecten

Gesteund door de bouw, de toeleverende industrie, maa r ook door de d i recteuren van Bouw- en Woningtoezicht zet de B NA hard in op betere regelgeving rond vei ligheid en gezondheid va n een gebouw. De Bond van

Veilig vluchten uit gebouwen

Nederlandse Arch itecten (B NA) p l e it voor een d u id ige eisen in het Bouwbesluit.

Dit heeft a l les te maken met de wijziging van de Woningwet die i n de loop van 2005 i n werking treedt.

Daarin wordt geregeld dat een eigenaar van een gebouw di rect juridisch kan worden aangesproken op gevaar voor de gezondheid en veiligheid van a nd eren.

De BNA stelt vast dat de ondu idelijke regelgeving leidt tot veel overleg en een forse toename van het aa nta l j u ri­

d ische proced ures. Met de komen d e verandering van de Woni ngwet wordt de status va n bouwverg u n n i ngen ondergraven. Discussies over ondu i delijkheden in het Bouwbesluit kun nen ze lfs leiden tot ingrijpende aan­

passi ngen ten opzichte va n een reeds vergund bouwplan, vreest de BNA. De bijkomende onzekerheid en het gebrek aan rechtszekerheid doen dan helemaal de deur dicht.

Met dit effect van de huidige en de per 2005 voorgenomen regelgeving zullen vele honderden m i ljoe­

nen zijn gemoeid. Het nu oplossen van de gesignaleerde problemen zal een aanzien l ijke bijd rage leveren a a n het terugdringen van de administratieve lasten, vindt de B NA.

Achterstand gebruiksvergunningen

Gemeenten lopen enorm achter met het inspecteren van de 1 80.000 vergunningpl ichtige g e bouwen in ons land.

Volgens berekeni ngen van de I nspectie Openbare O rde en Veiligheid (lOOV) duurt het nog 1 2, 5 jaar voor de achter­

stand is weggewerkt. De gemeenten zeggen 3 jaar nodig te hebben en de Nederlandse Verenig i ng voor B randweerzorg & Ra mpen bestrij d i n g (NVBR) houdt het op 3,5 jaar. Een detacheerder die samen met het N I B RA (het ken nisi nstituut voor de bra ndweer) brand p reven­

tieambtenaren levert, komt u it op 6 jaar. Volgens cijfers van de I OOV hadden op 1 januari 2003 circa 1 27 .600 gebouwen geen gebrui ksverg u n n i n g . De detacheerder berekende vervolgens dat in het voorjaar van 2004 van de 1 80.000 genoemde gebouwen er 1 00.000 niet over de vereiste verg unning besch ikken. H et bedrijf raa mt de kosten van de i nhaalslag op 1 50 tot 200 mi ljoen euro.

De VNG beaamt dat de in haalslag wordt gehinderd door een tekort aan mensen.

De verantwoordelijke minister Remkes (BZK) is 'positief en tegel ijkertijd kritisch en bezorgd' over de inhaalslag. In zijn beleidsnota noemt Remkes h et ' n iet accepta bel' dat openbare gebouwen langer d a n 3,5 jaar zonder gebrui ksvergunning zitten . H ij vi ndt dat de gemeenten hun beleid op dit gebied zelf moeten bekostigen, b ijvoor­

beeld door meer geld te vragen voor een vergun n i ng .

SBR

(11)

BZK-scenario's

In vervolg op de ontwikkel ingen na 'E nschede en Volendam' heeft het min isterie van BZK opdracht gegeven een ana lyse te maken van de gebruiksverg un­

ning a l s i nstrument om het toezicht op het brandve i l i g gebruik van bouwwerken t e borgen en de inrichti ng van het toezicht te versterken. Dit resulteerde in het schetsen van scenario's voor de ontwikkeling op de korte en mid­

dellange termijn (2006). Dit zal er in veel geva l len toe lei­

den dat gemeenten zich in kwal itatieve en kwantitatieve zin moeten versterken met mensen en middelen om de inhaalslag te versnellen. Versterkingen voor de korte termijn dienen nadrukkelijk mede bezien te worden in perspectief van het scenario voor de middellange termijn. De ontwik­

keling van een toekomstscenario voor de middellange ter­

mijn laat zich verta len in vijf harde ontwikkeli ngslijnen:

1. Introductie zorgplicht gebruiker

Nog sterker dan nu al, zal moeten worden uitgegaan van de zorg plicht van de eigenaar/gebruiker van een object en de toetsende rol van de overheid.

2. Introductie landelijke uniformering gebruiksvoor- schriften

E r moet van lande lijke u n iformering van gebrui ksvoor­

schriften worden u itgegaan.

3. Grootschalig gebruik voorlichting en toepassing ICT- mogelijkheden

Met een intensief gebrui k van la-faciliteiten kunnen snel­

heid, effectiviteit en efficiency, a lsmede rechtsgelij kheid en rechtszekerheid beter worden geborgd.

4. Introductie algemene periodieke keuring gebouwen De overheid zal ook in de toekomst steeds een gebruiksvergunning (of vergelijkbaar document) moeten afgeven. Om ook de periodieke controle en i nspectie van brandveilig gebru i k op een adequaat nivea u te kunnen laten plaatsvi nden, is een systeemaanpassing op d it punt onvermijdelijk. De a l gemene periodieke keuring gebouwen lijkt daarbij het meest toekomstvast en het best te voorzien i n de behoefte van zowel de eigenaar/gebru iker van een object als de overheid a ls con­

troieurItoetser.

5. Intensiveren handhaving overheidsvoorschriften In een toekomstscenario moet helder zijn dat het niet of onvoldoende voldoen aan de gestelde regels n iet wordt geaccepteerd en dat daartegen wordt opgetreden.

VROM-circulaire

De min ister van VROM heeft in haar MG-ci rcu laire 2003- 1 9 van 1 7 juli 2003 aangegeven dat het Bouwbesl u it 2003 prevaleert boven de gemeentelijke bouwverord ening . SBR

1-

Gemeenten en bra ndweer bl ijven zich daartegen ver­

zetten op grond va n de idee dat de opvatting van de mi­

nister tot een te laag vei ligheidsniveau leidt. Blijft wél dat het Bouwbesluit de landelij ke uniforme regelgeving is.

I n deze MG-circulaire wordt een aantal punten waarover j u ridisch nog ond uidelij k heid bestaat, met name met betrekking tot brandveiligheid, opgehelderd. Achtereen­

volgens wordt daarbij ingegaan op:

de prestatie-eisen voor de uti l iteitsbouw in het Bouwbesluit 2003;

de toepassing va n de bezetti ngsgraadklassen u it het Bouwbesluit 2003;

de aansch rijvi ng op g rond van de Won i ngwet ten aanzien van de eisen i n het Bouwbesluit 2003;

de gebrui ksvergunn ing;

de relatie tussen het B ouwbesluit 2003, gebrui ks­

voorschriften en aanschrijfinstrumentarium;

het beperken van de geldigheidsduur van de gebrui ksvergunning.

Verder wordt er aa ndacht besteed aan de gebrui ksver­

gunning voor ki nderopvang, de implementatie van de EU­

brandnormen i n de regelgeving, de bekendmaking van gelij kwaardige bouwtechn ische oplossingen e n de helpdesk bouwregelgevi ng.

Inmiddels is een toelichtende brochure van VROM en BZK op de circulaire MG 2003-1 9 verschenen, met als doel a l le resterende onduidelij kheden die zich in de praktijk voor­

doen, weg te nemen. Deze brochure is getiteld: "vluchten bij brand."

Resumé

Heel wat sta ppen in het ontwerpen, u itvoeren en hand­

haven van brandveiligheid en daarmee het vei l ig kunnen vl uchten zijn belast door onduidelij kheden i n wet- en regelgeving en daarmee samenhangende d iscussies.

Eigenaren en gebruikers van gebouwen mogen zich n iet afwachtend achter deze situatie versch u i len door te weinig of zelfs niets te doen. De hoop is erop gevestigd dat d it tweede deel van 'Veilig vl uchten u it gebouwen' er een bijdrage toe levert dat op zijn minst aan de minimumeisen kan worden voldaan. Daarnaast is het doel vooral ook om begrip te kweken voor een planmatige integrale aanpak, frequente i nspecties en onderhoud en vooral het nut van oefenen, oefenen en nog eens oefenen !

Deel 2: Oplossingsrichtingen in de praktijk

-

9

(12)

10

4.

Veilig vluchten uit alle soorten bouwwerken

In dit voorl iggende tweede deel va n 'Veilig vl uchten uit gebouwen' gaat het voora l om traditionele gebouwen met (veel) mensen, e n n iet d i rect om tunnels, ond er­

g rondse win kelcentra, metrostations of zeer hoge gebouwen. Maar dit soort bouwwerken zijn qua studies en regelgeving wel interessant omdat, gezien de geringe marges, de accenten op veil igheid er zwaarder l iggen dan bij trad itionele bouwwerke n . Een oriënterende rondgang i n d it gebied (gebouwen hoger dan 70 meter of lager dan 8 meter ten opzichte va n het aanslu itend ter­

rein) maakt d u id e l ij k dat ook h i er nog geen bruikba re studies of praktij krichtlijnen voorhanden zijn waarmee een op de praktijk afgestemde i ntegrale aanpak kan wor­

den gereal iseerd . Dat geldt overigens n iet voor tun nels en de scheep- en l uchtvaart.

Maar op het gebied van vei l ig h e i d gebeurt er wel van al les rond die hoge en ondergrondse bouwwerken, reden waarom in d it hoofdstuk 4 een overzicht van de stand van zaken wordt gegeven, incl usief een voorbeeld van een vluchtweg in een bouwwerk 'geen gebouw zijnde'. I n hoofdstuk 5 wordt verder op trad itionele bouwwerken i ngegaan.

Veilig vluchten uit gebouwen

4. 1 Hoge gebouwen

In opdracht van het min isterie van VROM is in 2002 een i nventa riseren d onderzoek u itgevoerd naar de brand­

veiligheid va n hoogbouw, waarover i n 2003 werd gerap­

porteerd . Onderzocht is hoe gemeenten in overleg met ma rktpartijen de specifieke brandve i l i g heidseisen con­

creet i nvullen, hoe ontwerpprocessen verlopen en welke knelpunten daarbij voorkomen. De studie signaleert een g rote behoefte aan een breed gedragen praktijkrichtlijn waarin de brandvei l igheidseisen voor hoogbouwpro­

jecten op een voor de bouwpraktij k ha nteerbare wijze zijn u itgewerkt, i ncl usief de overwegingen achter de richtl ijnen.

I n deze paragraaf wordt een indruk gegeven van de voor VROM u itgevoerde ana lyse va n de huidige praktijk, van h et g eadviseerde vervo lgtraj ect en van d e i n ontwerp zijnde praktij krichtlij n/brandbeveiligingsconcept 'Bra nd­

veil igheid in hoge gebouwen',

4.1 .1 Hoogbouw en brandveiligheid

Omdat er bij de introductie van het Bouwbesluit zelden gebouwen werden gereal iseerd die hoger waren dan 70 meter, kent de Nederlandse bouwregelgeving geen uit­

gewerkte brandve i l ighe idseisen voor hoogbouw (zie onder meer de toel ichting op het Bouwbesluit 1 992). Bij de aa nvraag van een bouwvergunning voor een hoog­

bouwproject zal de aa nvrager moeten aantonen dat het brandveil igheidsn iveau ten mi nste gelij kwaardig is aan het i n het Bouwbesluit voorgeschreven n iveau van een bouwwerk dat lager is dan 70 meter, Die gelijk­

waard ig heid wordt door de lokale overheid getoetst.

Aangezien de ontwi kkeling van hoogbouw in Nederland d e laatste jaren een hoge vlucht heeft genomen, is er mogelijk meer behoefte aan eendu idig heid i n brand­

veilig heidseisen. De m i n isteries van VROM en BZK h ebben n i et a l l een deze behoefte laten onderzoeken, maar ook hoe gemeenten in overleg met andere betrokken partijen die specifieke brandve i l igheidseisen concreet invul len, hoe de processen daarbij verlopen en welke knel punten daarbij voorkomen. Ook is gevraagd naar aanbevelingen voor een vervolgtraject.

4.1 .2 Nadere eisen brandveiligheid

In het eindrapport van V2BO Advies 'Hoogbouw: eisen en richtlijnen brandveiligheid' komen vijf u itwerki ngsrich­

tingen aan bod. Het ra pport is i n juli 2003 voorgelegd aan het Overlegplatform Bouwregelgeving (OPB), dat met de u itkomsten va n het onderzoek instemde en de conclusies SBR

(13)

-

van het rapport onderschreef. H et OPB gaf h ierbij de voorkeu r aan het ontwikkelen va n praktij krichtlijnen i n com binati e met h e t verduidelijken v a n de functionele eisen in h et Bouwbeslu it. De richtlijnen zouden bij voork e u r in nauwe samenspraak met de bouwpra ktij k moeten worden uitgewerkt.

Een land e l ijke richtlijn kan voor de ontwikkelende par­

tijen bijdragen aan risicobeperking en voorkomen dat er, vanweg e onzekerheid of onvoldoende kennis van hoog­

bouw, rel atief zware voorzieningen worden vereist.

Teven s k a n d e beslu itvorming na d e toetsing van de bouwverg unningaanvraag snel ler en evenwichtiger ver­

lopen. Voor de bouwsector zal een landelij ke richtlijn een belang rij ke sti m u l a ns zij n om bouw- en ontwerptech­

nische o p l ossingen voor hoogbouw te optimal iseren. Het OPB h eeft de min ister va n VROM dan ook aanbevolen om op deze wijze tot nadere invu l l i n g van d e brandve i l ig­

heidseisen voor hoogbouw te komen.

4.1 .3 Aanbevelingen voor het vervolgproject De door VROM en BZK gevraagde aanbeve l ingen voor het vervol gtraject werden in voornoemd V2BO Advies­

rapport als volgt vermeld:

In a rt i kel 2 .209 va n het Bouwbesluit wordt geen ver­

wij z i ng gemaakt naar afdeling 2.2: Bra n dve i l igheid m et betrekking tot bezwij ken. Dit impl iceert dat de eisen d ie aan de sterkte van de hoofddraagconstructie en de brui kbaarheid va n vluchtroutes worden gesteld voo r gebouwen tot 70 meter, ook onverkort voor hoogbouw gelden. In de huidige bouwpraktij k blij kt dat e r behoefte aan is om voor dit aspect eventueel zwa a rdere eisen te kun nen opleggen. Aan bevolen wordt artikel 2.209 van het Bouwbesl uit op dit punt aan te passen.

Er bestaat een dringende en g roeiende behoefte aan informatie over adeq uate brandve i l i gheidsvoorzie­

n ingen voor hoogbouwprojecten. Dit geldt voor zowel plantoetsers als ontwerpers en ontwikkelaars.

H et verdient aanbeveling de informatie uit d it onder­

zoek over de wijze waarop brandve i l ig heidseisen i n de dagelijkse praktijk worden ingevu ld in e e n daartoe gesc h i kte vorm (publ icatie of voorlichting bij­

eenkomst) over te brengen aan de doelgroepen.

B ij h et opstellen van eisen en richtlijnen voor hoog­

bouw in Nederland l igt het voor de hand gebrui k te m a ke n van i nternationale ken n is en ervaring. De SBR

ana lyse toont aan dat d it tot d usver niet op een sys­

tematische wijze gebeurt. Een studie naar brandvei­

ligheidsvoorschriften i n Eu ropese landen die zich op grote schaal met hoogbouw bezighouden, kan voor de verdere ontwikkeling van Nederla ndse richtlijnen en voorsch riften een belangrijke b ijdrage vormen.

Aan bevolen wordt om i n ove rleg m et toetsende instanties d i e zich met hoogbouw bezighouden (brandweer e n bouw- en woni ngtoezicht van g rote gemeenten) de aa nzet te geven tot het u itwerken van een dergel ijke studie.

In lokale brandveil igheidseisen en -richtl ijnen wordt per gemeente (regio) op d iverse onderdelen gekozen voor een a ndere insteek, waardoor voor hoogbouw­

projecten per locatie vaak a ndersoortige bouwkun­

dige en insta l latietechn ische maatregelen zijn vereist.

Bovendien zijn de lokale eisen en richtlijnen met het oog op de toekomstige bouwopgave te beperkt, omdat u itsl u itend kantorenbouw en won i n g bouw aan bod komen terwijl er i n toenemende mate hoog­

bouwprojecten met diverse bestemmingen tot stand komen. De 'voorlopers' - dat w i l zeggen erva rings­

deskundigen van preventieafdeli ngen van grote steden - moeten bij het opstel len en aanscherpen van deze eisen en richtl ij nen trachten te komen tot een betere onderli nge afstemming.

H et proces in de richting van meer u n iformering van brandveiligheidsvoorschriften voor hoogbouw moet op korte term ijn worden gestart. Bij voorkeur moet dit u itmonden in een (landelij ke) praktij krichtlijn, op te ste l len in nauw overleg met partijen die d i rect betrokken zijn bij de dagelij kse bouwpraktijk (NI B RA, grote gemeenten, SBR, B NA). Deze partijen hebben de noodzaa k erva n onderschreven e n hebben aangegeven een trekkende of begeleidende rol bij de totstandkoming ervan te willen spelen. Bij het starten van een dergelij k project zouden de m i n isteries van VROM en BZK een in itiërende rol moeten spelen.

O m de status van een pra ktij krichtlijn te onder­

steunen verd ient het aanbeveling te zijner tijd in de toel ichting va n het Bouwbesluit een verwijzing naar d it document op te nemen.

Paral lel aan het u itwerken van een landelijke praktijk­

richtlijn moet in overleg met direct betrokken partijen een sta ndpunt worden bepaald ten aanzien va n het

Deel 2: Oplossingsrichtingen in de praktijk

.-

-

11

(14)

12

optrekken van de hoogtegrens in het Bouwbesluit tot b ijvoorbeeld 1 00 meter. Aan bevolen wordt een u it­

gewerkt voorstel voor consu ltatie aan het Overleg­

platform Bouwregelgeving voor te leggen.

Alvorens er wordt gestart met het uitwerken va n een landelijke praktij krichtlijn c.q. het opstellen va n prestatie-eisen voor hoogbouw tot 1 00 meter, zal er een gemeenschappe l ij ke onderlegger moeten wor­

den opgestel d die de uitvoerende partije n ten volle dragen. Met a ndere woorden: er d ient vooraf consen­

sus te bestaan over de fi losofie ten aanzien van brand­

vei ligheid voor hoge g ebouwen (preventie en repressi e). Grote gem eenten denken daar thans op onderdelen nog versch i l l end over, maar er is gecon­

stateerd d at deze versc h i l len n iet onoverbrugbaar zij n . B ij het form u l eren van de basisfilosofie moet worden i ngespeeld op m e n i ngen en op ervari ngen van bij hoogbouw betrokken overheidsinstel l i ngen (gemeenten en rij ksoverheid) e n ma rktpartijen, verder is het van belang buiten landse erva ringen mee te nemen. De filosofie moet consistent zijn met, c.q. in het verlengde l i ggen van, h et B ouwbes l u it en van brand beve i l i g i ngsconcepten. Als er overeenstem­

ming is over deze gemeenschappelijke onderlegger, kunnen richt l ijnen en/of voorschriften aan de hand h iervan redelij k eenvoudig worden afgeleid. De mi­

nisteries van VROM en BZK zullen i n overleg met brandweer, (grote) gemeenten en uitvoerende bouw­

praktijk het initiatief hiertoe moeten nemen.

4. 1 .4 Praktijkrichtlijn

Het voor VROM u itgevoerde inventariserend onderzoek (2002) signaleerde een g rote behoefte aan een breed gedragen praktij kricht l ij n . H ierin d ienen de brand­

vei ligheidseisen voor hoogbouwprojecten op een voor de bouwpra ktij k h a nteerbare wijze te zijn uitgewerkt, i ncl usief de overwegingen achter de richtl ij nen.

Inmiddels is daartoe een aanzet gegeven.

De landel ijke richtlijn kan voor de ontwi kkelende partijen bijdragen aan risicobeperking en voorkomen dat er, van­

wege onzekerheid of onvoldoende kennis van hoogbouw, relatief zware voorzieningen worden vereist. Tevens kan de besluitvorming na de toetsing van de bouwvergunningaan­

vraag sneller en evenwichtiger verlopen. Voor de bouwsec­

tor zal een landelijke richtlijn een belangrijke stimu lans zijn om bouw- en ontwerptech nische oplossingen voor hoog­

bouw te optimaliseren.

Veilig vluchten uit gebouwen

4.1 .5 Uitgangspunten voor de praktijkrichtlijn Naarmate een gebouw hoger is, wordt het moeilijker te voldoen aan eisen voor ontru iming en de inzettijd van de brandweer. In de in ontwerp zij n d e praktijkrichtl ij n ' B randvei ligheid i n hoge g ebouwe n ' z a l daarom veel aa ndacht aan de concepten voor ontr u i m ing en bra n d­

bestrijding worden gegeven.

De kern van de bestaa nde fi losofie a c hter de bra n d­

vei ligheidsvoorschriften is, d at een g e bouw binnen 30 minuten geheel is ontruimd e n dat de b rand binnen 60 minuten na het ontstaa n ervan is gebl u st. De bra ndvei­

l igheidsvoorschriften voor gebouwen tot 70 meter zijn h i erop gebaseerd, maar deze filosofie kan niet zonder meer worden doorgetro kken naar h o g ere gebouwen . Boven de g rens van 7 0 meter i s - a f h a nkelijk va n d e hoogte, gebouwvorm en bestem ming - een aan passing van c.q. aa nvu l l ing op d e h u i dige b r a ndbeve i l i g i n g s­

filosofie nod i g . Wel l icht dat voor b e p a a lde gebouwen het brandve i l igheidsconcept voor gebouwen lager d a n 70 meter nog wel toepasbaar is; voor d e meeste hoog­

bouwprojecten zijn de u itga ngspu nten die in het n o r­

matieve brandverloop worden aangehouden niet zonder meer toepasbaar. Verder zijn er bij hoog bouw extra tech­

n ische problemen te overwinnen.

Afwij kingen van het normatief brandverloop voor hoge gebouwen zijn nodig vanwege:

een (mogelijk) la ngere ontruimingstijd;

de fysieke i nspanning voor gebr u i k e rs en hulpverle­

ners bij zowel afdalen als stijgen i n hoge gebouwen;

minder marge bij ontru iming: o mdat het a a ntal vl uchtroutes beperkt is, za l het voortijdig wegva l l e n van e e n o f meer vl uchttrappen h u i zen ingrij pe n d e gevolgen kun nen hebben voor d e evacuatietijd van het gebouw;

een (mogelijk) la ngere i nzettijd voordat d e brandweer bij het bedreigde gebouwdeel aankomt en op hoogte operationeel ka n zijn;

minder marge voor i nzet van de bra n dweer op g rote hoogte: er zijn nauwe l ijks a lternatieven voor brand bestrijders om met materieel de brand h a a rd tijdig te berei ken als bijvoorbeeld d e brandweerl ift onklaar is of raa kt;

techn ische knel punten, zoa ls de a a nvoer va n b l us-

water en de communicatie.

Uit het bovenstaande kan worden afgeleid dat de aanvul­

lende voorwaarden voor hoogbouw te ma ken hebben met:

andere tijdstrajecten voor ontruimi n g, brandbestrijd­

ing en instand houding;

meer c.q. betere garanties dat gebouwcomponenten

SBR

(15)

doen waarvoor ze bestemd zijn of het treffen van extra maatregelen die de fu nctional iteit op een andere wijze beter waarborgen;

b ijzondere techn ische voorzieningen voor hoog­

bouw.

Naar verwachting zal de praktij krichtlijn in de eerste helft van 2005 uitgebracht worden.

4.2 Ondergrondse bouwwerken

In de visie va n het Centrum voor Onderg ronds Bouwen (COB) kan ondergronds ruimtegebru i k essentieel bijdra­

gen aan de behoeften van de Nederlandse samen leving.

De vragen hoe, waar en wan neer precies vergen echter genuanceerde a ntwoorden en duidelijke keuzes. Wa nt een maal benut, laat de ruimte - zeker de ondergrondse ­ zich niet snel vrijmaken. Hoe eerder wordt gekozen voor het verkennen va n de ondergrondse optie, des te beter men in staat is de mog e l ijkheden d i e de onderg rondse rui mte biedt, duurzaam te ben utte n . COB is zich erva n bewust dat e e n derg e l ij ke keuze n iet eenvoudig is.

Ondergronds rui mtegebruik is com plex en brengt hoge kosten met zich mee. E r is extra kennis nod ig om de potentie van ondergronds ruimtegebruik vei lig te benut­

ten. B ij COB zal om d i e reden een kennisplatform vei­

ligheid worden opgezet.

4.2.1 Studie ondergrondse veiligheid

COB beseft dat het ben utten van de ondergrond n iet a l leen een technologische u itdaging is. Er zij n ook men­

tale d rempels te nemen. De ondergrond oefent immers lang n iet op iedereen aantrekkingskracht u it. Incident­

besch rijvingen over het uitva l len va n elektriciteit, brand, rook, etc. geven aan dat de kans op het ontstaan van paniek g root is. Anderzijds b l ij kt ook dat ontru i m i ng goed kan verlopen als er doortastende verant­

woordel ijken aanwezig zijn en h et aantal vl uchtende mensen n iet te groot is.

Het min isterie van BZK en COB zijn i n 1 996 geza men l ij k gestart met het project Beveiligingsconcept Ondergrond­

se Bouwwerken. Men defi nieerde dat als: een i ntegra le benadering op hoofd l ij nen van d e beve i l i g i n g tegen brand, ongeva l, ra m p, crim i n a l iteit en an dere onvei­

ligheidbeleving en de gevolgen daarvan bij de pIanvorm­

i ng, de real i sati e en h et gebruik van een ondergronds bouwwerk. Het kan h ierbij gaan om bouwwerken zoa ls tunnels, ondergrondse gebouwen met een publieksfunc­

tie of ondergrondse gebouwen met een arbeids- en/of opslagfunctie.

SBR

Eind 1 997 verscheen als eerste resultaat van voornoemd BZKlCOB-project een omvangrijke rapportage van een li­

teratuuronderzoek: 'Ve i l igheid i n onderg rondse bouw­

werken'. De tekst verwijst naar meni ngen, conclusies en/of aanbevel ingen u it de verwerkte l iteratuur. In aan­

vulling op d e eerste rapportage verschenen i n de jaren 1 998 en 1 999 nog vijf rapportages (Maatregelen en voorzieni ngen, Methodieken, Fysieke en sociale aspecten, Scenario's, en Projecti nformatie) en ten slotte de ' Leidraad bij de besluitvorming'.

N ieuw bij COB is h et voor BZK ontwi kkelde 'Ve i l igheidsconcept ondergrondse parkeergarages'. Het volgende, in voorbereiding zijnde vei l ig h e idsconcept richt zich op de functie van win kelcentra b ij OV-knoop­

pu nten.

4.2.2 Ontruimi ng, waarschuwing en communi- catie

Met verwijzing naar onder meer de onderzoekers J. Berman, K. Boye-Moller, J. Heyman, A. Ta naka en J.D.

Si me wordt i n voornoemd rapport 'Ve i l igheid in onder­

g rondse bouwwerken' ook een eerste samenvatting gegeven omtrent ontru i m i ng, waarschuwing en com­

mun icatie. Het blij kt steeds weer dat bij rampen waarbij veel mensen zij n betrokken, h et publiek te laat wordt g ewaa rschuwd voor een bedreiging (bijvoorbeeld een bomalarm). E r is vrijwel a ltijd sprake van slechte com­

mun icatie voor, tijdens en na het i ncident. Een effectieve manier va n waarschuwen geeft de mensen meer tijd om te ontsnappen.

De brandvoorschriften gaan ervan u it dat de tijd om te ontsnappen een functie is van ontwerppara meters, zoals l oopafstand en u itgangsbreedte. Veel voorspe l l i ngen over maximale ontru i m i ngstijden zijn gebaseerd op de aanta l len mensen, de uitgangscapaciteit en de mate van b rand beve i l i g ing, en n iet zozeer op de manier waarop mensen worden gewaarsch uwd. Met h et oog op het

Deel 2: Oplossingsrichtingen in de praktijk 13

(16)

14

steeds terugkerende patroon va n slechte commun icatie bij i ncidenten met grote aa nta l len mensen l igt het voor de hand dat dit een fatale omissie zal blijven.

Heyman houdt i n zijn onderzoek twee minuten aan als tijd om i n beweging te komen, Boye echter houdt hier i n h a a r onderzoek geen reken ing mee.

B ij h et voo rspe l l e n va n d e ontru i m i ng stijd moet men volgens Sime ook reke n i n g houden met d e samen­

ste l l i n g van de populatie, h et waarsch uwin gssysteem, de rui mtelijke complexiteit en de inrichting va n de u it­

gangen.

De tijd die een g rote groep mensen nodig heeft om uit een potentieel gevaarlij ke situatie te ontsna ppen, is een functie van T (tijd om te ontsna ppen) = t1 (tijd om i n beweging t e komen) + t 2 (tijd o m t e bewegen en door de u itga n gen te vertrekken) . Dit b l ij kt onder meer u it onderzoek naar ontru i m ing van onderg rondse stations.

4.2.3 Onderzoek ontruiming

I n het 'Monument underground station' va n Newcastle is onderzoek gedaan naar d e tijd die het d u u rt voordat mensen in beweg ing komen om te vl uchten . De situatie was gemodel leerd naar de omsta n d i g heden van de brand i n het Londense Ki ng's Cross Station i n 1 987.

H et onde rzoek l i et zien d at er in eenzelfde fysieke omgeving zeer verschillende ontru i m i n gstijden en een heel ander gedrag kunnen worden berei kt, door de infor­

matie die de betrokkenen krijgen over het potentiële gevaar te vera nderen. Hierb ij werden va riabelen gebru i kt a ls: a l armbel, begel eiding door personeel, berichten over de lu idsprekers (d irectief of non-d i rectief) en combi naties hiervan . De ontru imi ngstijd kon worden geha lveerd of zelfs tot één derde worden teruggebracht door de tijd voor het in beweg ing komen te vermi nderen.

Men moet ook rekening houden met psycholog ische belemmeringen om n iet d i rect te vluchten . Bepaa lde ged ragspatronen remmen namelijk de ontru i m i ngstijd, b ijvoorbeeld het feit dat mensen vaak datgene w i l l e n afmaken waarmee z e bezig z i j n . O o k factoren als het behoren tot een bepaa lde groep, de i nvloed van sociale rollen en het gebrui kmaken van een bekende u itgang, kunnen vertragend werken.

In d e Kanaaltunnel heeft men h i ermee rekening gehouden. De passagiers i n de Tourist Shuttle reizen met hun a uto en hebben dus wei n i g contact met het perso­

nee l . Snel optreden bij brand is belangrijk om de gevol­

gen zo gering mogelijk te houden. Het is d us noodza­

kelijk om passagiers ertoe te brengen op de ju iste manier te handelen. Passa g iers moeten daartoe over de maxi-

Veilig vluchten uit gebouwen

male hoeveelheid informatie besch i kken. De vertraging die optreedt bij ontru im ingen houdt verband met het feit dat mensen bevestigende i nformatie zoeken voor ze tot 'a bnormaal' gedrag overgaan. B ij de Kanaaltun nel is er al les aan gedaan om de passagiers van voldoende i nfor­

matie te voorzien en ervoor te zorgen dat ze ondubbelzinnige aanwijzingen krijgen.

4.2.4 Simulatie

B ij een ander onderzoek naar mense l ij k handelen b ij brand in een onderg rondse rui mte is gebru ikgemaakt van een simulatiesysteem. In het model was er vooral aan­

dacht voor de i ndividuele verplaatsingssnel heid en de keuze van de vl uchtroute van het menselijk individu.

Vo lgens het model zal h et keuzeproces van de vl ucht­

route verlopen volgens de volgende regels:

op het moment dat er een noodsituatie wordt gere­

gistreerd h eeft men de neiging rechtsomkeert te maken;

men heeft de neiging zich in de richting van het licht te verplaatsen;

men heeft de neiging zich in een rechte weg te ver­

plaatsen;

men zal trachten de ontstane rook te ontwijken door dicht in de buurt van de l uchtventilatiekanalen te blijven tijdens het vl uchten.

4.2.5 Interview over beveiligingsmaatregelen In de eerdergenoemde rapportage 'Maatregelen en voorzien ingen' worden onder andere de resultaten van een interview over beveil igingsmaatregelen en - voorzieningen weergegeven . Het ging daarbij voora l om de mate waarin een beve i l i g i ngsmaatregel of -voorzie­

n i ng de vei l igheid verhoogt volgens de subjectieve me­

ningen van de geïnterviewden. Met betrekking tot vlucht­

wegen betrof dat de vraag in hoeverre:

de plaats visueel duidelijk is vormgegeven; (3)

het aantal en de afmeti ngen zijn afgestemd op de berekende capaciteit (inval iden !); (3)

er naar minimaal twee onafhankelijke u itgangen kan worden gevlucht; (3)

roltrappen als vluchtweg kunnen worden toegepast;

(1 )

de vl uchtafstand tot de vl uchtweg kan worden beperkt; (30-50 m)

er aparte tra ppenhu izen, l iften en gangen voor red­

dingswerkers aanwezig zijn (extra voorzieni ng). (2) De hier vermelde scores betreffen bouwwerken met een publieksfunctie (0 = niet; 1 = en igszi ns; 2 = veel; 3 = zeer SBR

(17)

veel). Andere typen bouwwerken in d it interview betrof­

fen korte e n lange fiets-/voetgangerstunnels en onder­

grondse bouwwerken met arbeids- en opslagfunctie.

4.3 Bouwwerk geen gebouw zijnde

Een buitenbeentje qua gebruiksfunctie is het 'bouwwerk geen g ebouw zijnde'. Maar ook daar speelt h et vei l ig kunnen vl uchten soms een belang rij ke rol. Wie vraagt zich niet af - stilstaand of langzaam rijdend - wat er zich achter zo'n vl uchtdeur van de steeds meer verschijnende gelu idsschermen bevindt? En zou die vluchtroute werken in geva l v a n nood? Ook bij g e l u idsschermen staat de ontwi k k e l i ng niet sti l . De drang naar nieuwe snelweg­

architectuur brengt met zich mee dat de gelu idsschermen binnenkort op attractieve locaties tot showroom voor nieuwe a uto's zullen worden verd i kt. Het geluidsscherm wordt d a a rdoor weer een gebouw waarop de gebrui­

kelijke b ra ndvei ligheidseisen va n toepassing zul len zijn.

4.3.1 O ntwerp en uitvoering

Het b l ij kt een complexe route te zijn die tot de u it­

eindelijke p laats i ng van een vl uchtdeur in een gelu ids­

scherm leidt. De deur is een deta i l in een soms jarenlang lopend traj ectonderzoek waa rbij vooral naar m i l ieu­

aspecten wordt gekeken.

Rijkswaterstaat geeft via haar Bouwdienst opdracht aan het bureau Wegontwerp om voor een bepaald traject een schetsontwerp te maken. Daa rtoe behoort ook een visueel rui mtelijke ana lyse (VRA), de zogenaamde 'arch i­

tectonische nota', waa rin onderzoeksresultaten zoa ls die van de M i l i e u Effect Rapportag e (MER) zij n verwerkt.

Voor de wegenbouwkund ige uitgangspunten en nadere deta i l leri ngen wordt in de VRA verwezen naar de prak­

tijkrichtl ij nen van het Centrum voor Rege lgeving en Onderzoek (CROW). Voor geluidsbeperkende construc­

ties tot 6 meter hoog is dat CROW-publ icatie 1 66.

Na inspraa kprocedures, advisering en bestuurlij k overleg bepa l e n de m i n isters van VROM en Verkeer en Waterstaat hun stand punt en wordt het tracébesluit uit­

gewerkt. Eerst dan komt er een concreet bestek met alle constructiedetails in zicht.

4.3.2 De vluchtdeur

Bij nadere beschouwing blij kt d at er bij de 'verkeersge­

luidbe p e rkende constructies' meerdere richt l ij nen en normen e e n rol spelen. U iteindel ijk zullen d i e in twee Europese normen verdwijnen; N E N-EN 1 793 voor de akoesti sche e igenschappen, en N EN-EN 1 794 voor de SBR

mechan ische prestaties en de algemene vei l igheids- en mil ieueisen van die gelu idsschermen.

De vl uchtdeur zelf is vaa k een e n kelvleugelige g e­

luidswerende sta len deur in de standaardmaat, voorzien va n een dubbelwandig deurblad, uitgevoerd i n verzinkt staalpl aat, en i nwendig voorzien van steenwol i solatie.

Deze deu ren worden compleet met circa 2 mm di kke ko­

zijnen geleverd (met enkele of d u bbele kierafd ichting), en met een deurdra nger en een paniekslot met beslag.

Afhankelijk va n de plaatselijke omstandigheden kunnen situaties achter een vl uchtdeur zeer u iteenlopen.

Doorgaans is er eerst nog wel een verha rd horizontaal vlak met afstapje, maar daarna gaat d it vaa k a l snel over i n een verwil derd ta lud. Zeker bij nachte l ijke omsta nd igheden is het 'vluchtcomfort' dan ook vaak n i h i l . De mensen die i n de buurt van een dergel ij ke situ­

atie wonen, bl ijken n i et op een eventuele opva ng van vl uchtdeurgebrui kers te zijn ingesteld. Bovendien is het een euvel dat de vl uchtdeuren veelal blootstaa n aan van­

dal isme.

Deel 2: Oplossingsrichtingen in de praktijk 1 5

(18)

16

5. Vluchten uit traditionele gebouwen

Een belangrijk onderdeel in het Bouwbesluit zijn de brandvei ligheid en de daarmee sa menhangende presta­

tie-eisen in tijd. Die sluiten weer aan op het zogenaamde 'normatief verloop' van een brand. Dit hoofdstuk geeft n iet a l leen zicht op de m i n i m umeisen uit wet- en regel­

geving om vei l ig te kunnen vl uchten, maar ook op de problematiek rond de i nterpretatie van de ve le docu­

menten en d e redenen dat er een vergunning voor het veilig gebru i k van vluchtroutes moet worden ontwikkeld.

Voor de bouwtechn ische aspecten van brandve i l igheid (nieuwbouw en bestaand) wordt hier allereerst verwezen naar het landelijk geldende Bouwbes l u it en de beschouwingen daarover i n S B R 'Veilig vl uchten uit gebouwen', deel 1 .

Verloop van brand

Aanwezige Brandweer

personen

- l o r

Ontdekkingstijd Ontdekkingstijd

- 13 - '"

Alarmeringstijd

- 1 5 - Meldtijd Opkomsttijd - 23 -

Inzettijd/redtijd - 30 - '"

,..

Ontvluchtingstijd

Redtijd/blustijd

-f- 60 -

Nablustijd

L...-________--+ Nazorg

Normatief verloop van een brand volgens de tijdslimieten die het bouwbesluit als uitgangspunt hanteert. De bouwtechnische voorschriften van het bouwbesluit richt­

en zich op het voorkomen van ontwikkeling van uitbrei­

ding van een beginnende brand. Binnen 60 minuten na het ontstaan van de brand moet de "brand meester" zijn.

Wa nneer aan de prestatie-eisen van het Bouwbesl uit is voldaan, kan de gemeente in pri ncipe een bouwvergun­

n i n g afgeven. De gemeente kan vervolgens i n een

Veilig vluchten uit gebouwen

bouwverordening wél andere dan bouwtechnische zaken regelen. Voorbeelden daarvan zij n het plaatsen van bouwwerken ten opzichte van e l k a a r, en vooral d e ver­

p l ichti ngen met betrekking tot h et gebruik van g e­

bouwen.

5.1 Gebruik

Het Bouwbesluit regelt de brandveiligheid van gebouwen voor nieuwbouw en bestaande bouw. De verg u n n i ng voor brandve i l i g gebru i k is com p l e m entair aan het Bouwbesluit en er komen derhalve geen bouwtechnische aspecten b ij de gebrui ksverg u n n i ng aan de orde.

Onderwerpen die bij die vergunning wel geregeld kunnen worden, zijn:

de bereikbaarheid van brandweervoertuigen;

de beschi kbaarheid van bl uswater;

de aanwezigheid, inrichting en i nstandhoud ing van een brandmeldinstallatie;

de aanwezigheid, i n richting en i nstandhoud ing van een ontru imi ngsa larminstallatie;

de i nsta ndhouding van een rook- en warmte­

afvoerinstal latie;

de i nsta ndhouding van een a utomatische brand­

bl usinstal latie;

de aanwezigheid, i n richting en i nstandhoud i n g van kleine blusmiddelen, zoals schuimblussers;

de inrichting van een gebouw, waaronder plafond- en wandversiering, maar ook de opstell ing van stoelen en dergelijke i n theaters;

de opslag van brandgevaarlijke stoffen in een gebouw;

het maximaal toelaatbare aantal personen dat i n relatie tot d e bouwkund ige e n n i et-bouwku ndige e isen i n een gebouw of een gedeelte daarvan aan­

wezig mag zijn.

5.2 Bezettingsgraadklasse

De bezetti ngsgraadklasse geeft in een verblijfsgebied de vloeroppervlakte per persoon a a n . H ierbij geldt een onderverdeling i n de kl assen B1 tlm B 5, waarbij B1 de hoogste bezettingsgraadklasse is (vee l mensen per m') en B 5 de laagste bezetti ngsgraadklasse (weinig mensen per m'). In het Bouwbesluit 2003 is de bezetti ngsgraadklasse ook geïntroduceerd in de brandve i l i g h eidsartikelen met betrekking tot vluchten.

De maximale vl uchttijd door rook - met ingehouden adem - bedraagt volgens het Bouwbesluit 30 seconden.

SBR

(19)

Bin nen d it tijdsbestek moeten mensen in een rookcom­

partiment dus een u itgang kunnen bereiken. B ij een hoge bezetti ngsgraad is de loopsnelheid tijdens h et vluchten laag, wat resu lteert in looplengten van maximaal 30 meter binnen het rookcompartiment. Bij een lage bezetti ngsgraad is de loopsnelheid tijdens h et vluchten hoger en kunnen binnen een rookcompartiment looplengten tot maximaal 60 meter worden toegestaan.

De bezettingsgraadklassen zijn i n het Bouwbesluit 2003 a l leen u itgewerkt voor n ieuwbouw. Er is echter wel een relatie tussen de bezettingsgraadklasse en de voorschriften voor bestaande bouw. De m i n i m u meisen voor de bestaande bouw zijn i n grote l ijnen gebaseerd op de laagste bezettingsgraadklasse d i e volgens de n ieuw­

bouweisen voor de betreffende gebruiksfunctie is toege­

staan. De minimale bezettingsgraadklasse is aangegeven in onderstaande tabel.

Minimaal vereiste bezettingsgraadklasse per gebruiksfunctie

Gebruiksfunctie Minimale

bezettingsgraad-

Bijeenkomstfunctie:

het aanschouwen van sport andere bijeenkomstfunctie

Celfunctie:

voor bezoekers andere celfunctie Gezondheidszorgfunctie:

voor bezoekers

andere gezondheidszorgfunctie Industriefunctie

Kantoorfunctie Logiesfunctie Onderwijsfunctie 5portfunctie Winkelfunctie

Overige gebru iksfunctie Toelaatbare aantal personen

klasse

B2 B3

B3 B4

B3 B4 B 5 B4 B4 B3 B 5 B 5 B 5

Bij de risicobeoordeling van het gebruik van e e n gebouw is het toelaatbare aantal personen van groot belang. De i n het gebouw aanwezige personen moeten i m mers bij (brand)gevaar kunnen vl uchten. De doorgangsbreedte van de vl uchtroutes bepaalt dan hoeveel personen binnen een bepaalde tijd het rookcompartiment kunnen verla­

ten. De regelgever houdt daarbij voor n ieuwbouw een scherpere tijd aan dan voor bestaande bouw. B ij nieuw- SBR

bouw wordt ervan u itgegaan dat binnen één min uut het rookcompa rti ment wordt verl aten en dat mensen 30 seconden door rook kunnen vl uchten.

In de meeste te beoordelen situaties is de vrije doorgang ter plaatse van de deuren maatgevend. Maar meerdere factoren spelen natu urlij k een belang rijke rol, zoa ls de mate van opvang- en doorstroomcapaciteit. Wordt er u it­

sluitend gekeken naar het aantal personen per mI deur­

breedte, dan resteert vaak al leen nog de discussie over de 'bandbreedte voor het gebrui k'.

Bandbreedte voor het gebruik

Er is een belangrijk verschil tussen de brandve i l igheids­

eisen in het Bouwbesluit 2003 en de beoordeling van het brandveilig gebrui k in het kader van de aanvraag van een gebru i ksverg u n n i n g . De bouwverg unn ing wordt onder andere verstrekt op basis van het Bouwbesluit 2003. Maar dit besluit kent geen absolute waarde voor het maximaal tot een gebouw toe te laten aantal personen. Men gaat bij het stellen van verschi llende prestatie-eisen u it van een band­

breedte voor het gebruik: de bezettingsgraadklasse. Dit heeft tot gevolg dat er maximale waarden kunnen voor­

komen tot 1 35 personen per m 1 deurbreedte, zonder dat dit strijdig is met de voorschriften uit het Bouwbesluit 2003.

Wanneer het werkelijke gebruik u itkomt op een groot aan­

tal personen per mI deurbreedte (bijvoorbeeld 90 à 1 35 per-

Deel 2: Oplossingsrichtingen in de praktijk 1 7

(20)

18

sonen per m'), kan de gemeente, op basis van een integrale afweg ing van de brandveil igheid, tot de conclusie komen dat deze situatie niet voldoende veilig is. Aan de hand van de beoordel ing van de concrete situatie kan de gemeente aanleiding zien om voorwaarden aan de gebrui ksvergun­

ning te verbinden. Of deze aanleid ing bestaat en welke maatregelen dit zijn, moet per situatie worden bepaa ld en moet ook door de gemeente gemotiveerd kunnen worden.

Die motivering za l gebaseerd moeten zijn op de voldoende veilige ontvluchting van personen.

5.3 Vluchtroutes en terminologie

H et oude Bouwbesluit maakte onderscheid tussen een vluchtroute, een vl uchtmogelijkheid en een vluchtweg. In het n i euwe Bouwbesluit wordt het beg rip vl uchtmo­

gelijkheid verva ngen door rookvrije vluchtroute, en het begrip vl uchtweg door brand- en rookvrije vl uchtroute.

Dit is echter slechts een kwestie van terminologie. De eisen die sa menhangen met rookvrije vluchtroutes of brand- en rookvrije vl uchtroutes zijn n iet veranderd.

Een trappenhuis waardoor een brand- en rookvrije vluchtroute voert, l igt buiten de brandcompartimenten en wordt een vluchttra ppenhuis genoemd. Een trappenhuis waardoor een rookvrije vluchtroute voert, maakt deel uit van het brandcompartiment en heeft deze status dus niet.

5.4 Ontruimingstijd

Het gaat om mensen in gebouwen. Belang rijk voor de bepa l i ng va n het maximaal toelaatbare aantal personen i n een gebouw is de breedte van u itga ngen. Het oude Bouwbes l u it bevatte slechts functioneel gered igeerde voorschriften, behalve voor kantoor- en logiesgebouwen.

H et h u idige Bouwbesluit 2003 bevat daarentegen voor a l l e situaties prestatie-eisen. Daa rbij worden als u it­

gangspunten gehanteerd:

1 . Een ruimte en een rookcompartiment van een nieuw gebouw dat door brand en rook is bedreigd, zijn i n 1

minuut ontruimd.

2. Een rui mte en een rookcomparti ment van een bestaand gebouw dat door brand en rook is bedreigd, zijn in maxi maal 2 min uten ontruimd.

3 . De opva ng- en doorstoomca paciteit van de ruimten met een rookvrije vluchtroute is zodanig dat aan het voorgaande is voldaan en dat de vl uchttijd naar het aansl uitende terrein ten hoogste is:

30 minuten bij een veil igheidstrappenhu is;

25 minuten bij een overdruktra ppenhuis;

Veilig vluchten uit gebouwen

20 minuten bij een vluchttrappen h u is dat u itsl u i­

tend bereikbaar is via een rooksluis;

1 5 minuten bij een vluchttrappenhuis zonder rook- sluis.

Deze eisen aan de vluchtroute gelden al leen voor nieuw­

bouw. Voor bestaande bouw zijn dergelijke voorschriften n iet gegeven.

5.5 Onduidelijkheid rond ontvluchten bij bestaande bouw

Zoa ls eerder in d it hoofdstuk onder Toelaatbare aantal personen werd aa ngegeven blijken het Bouwbesluit 2003 en alle voorschriften voor brandveilig gebru i k in de prak­

tijk onvol doende op e l kaar te zijn afgestemd.

Gemeenten eisen vaak meer dan het Bouwbesl u it aangeeft. Van u it rechtszekerheid is dat met betrekking tot de gebrui ksverg u n n i n g ongewenst. B ij de beoor­

d e l i n g va n een bestaand g ebouw in relatie tot de gebruiksvergunning en de manier va n ontvluchten geeft dat nogal eens aanleiding tot discussie.

De regels van het Bouwbesl u it 2003 zijn gebaseerd op ' normaal vl uchten', met de daa rbij behorende reken­

regels en geta l len. Veel gemeenten ha nteren echter de regels va n 'l angzaam en comfortabel vl uchten', gebaseerd op geta l len i n de toelichting bij bijlage 3 van d e Model Bouwverordening 1 992 van de VNG. Dat kan aanmerkel ij k schelen in het aantal toelaatbare personen in een rui mte. Bij toepassing van de regels voor opvang­

en doorstroomca paciteit, kan d it versch i l in inzicht tot zeer grote versch i l len in het toelaatbare aantal personen leiden, dit nog afgezien van het feit of dergel ijke regels in een bestaan d gebouw zonder nadere motivering van gemeentewege mogen worden afgedwongen.

In de pra ktij k is ook h et principe van gefaseerd ont­

ruimen onderwerp van d iscussie.

Moet bij toepassing va n de regels va n het Bouwbesluit 2003 bestaande bouw a l l e personen b i n nen 1 of 2 m i n uten i n de tra ppenhu izen (bedoeld is: bu iten het rookcompartiment) staan? Of mogen zij na het afgaan van het branda larm langer i n de rookcompartimenten b l ijven waar de brand n iet woedt? Gemeenten b l ij ken h ier verschi l lend mee om te gaan.

De min ister va n VROM heeft i n haar MG-circu laire 2003- 1 9 van 1 7 j u l i 2003 aangeg even dat het Bouwbes l u it 2003 preva leert boven de gemeentelijke bouwveror­

den ing. Maar dat is nog lang geen praktij k.

SBR

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Verder komen fatale branden vooral voor in gebouwen waarin mensen aanwezig zijn die niet zelfstandig kunnen vluchten, zoals verzor- gingstehuizen en cellengebouwen (Kobes 2008) en

Uit de huidige wetenschap is bekend dat de fatale branden voornamelijk plaatsvinden als mensen tijdens het ontstaan van de brand slapen, als mensen niet zelfstandig

verordening Rioolheffingen 2013 verordening Afvalstoffenheffing 2013 verordening Precariobelasting 2013 verordening Toeristenbelasting 2013 verordening Watertoeristenbelasting

Naar verwachting in mei 2003 zal via een wijziging op de Regeling Bouwbesluit 2003 het gebruik van de Euroklassen voor het brandgedrag van bouwmaterialen en

deur in het kantoorgebouw toegepast dan zal voor een inbraakwerende uitvoering moeten worden gekozen, zoals we die ook zien toegepast bij banken en

keur een materiaal gekozen worden dat sterk en slij tvas t is , waarvan beschadigingen eenvoudig zijn te repareren en dat weinig gevoelig is voor

De W1J ze van bevestigen van opbouwsloten geeft doorgaans onvoldoende garantie tijdens een forceerpoging. Tot op heden worden de traditionele opbouwsloten met

Er zijn ruimten die wel voor een specifiek soort activiteiten worden gebruikt, maar toch door steeds