• No results found

Wegwijs in de Transities van het jeugdstelsel

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Wegwijs in de Transities van het jeugdstelsel"

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Wegwijs in de Transities

van het jeugdstelsel

(2)

Het Nederlands Jeugdinstituut is het expertise centrum voor jeugd- en opvoedings- vraagstukken. Wij werken samen met gemeenten op basis van wetenschappelijke kennis en praktijkervaring aan een effectief jeugdstelsel. Met welk resultaat? Meer jeugd die meedoet, minder overlast en problemen en dat alles met oog voor kwaliteit en prijs.

De nieuwe wetten (en bijbehorende Transi- ties) kennen hun eigen dynamiek en tijdpad maar vinden elkaar in een gemeenschappe- lijke ambitie: jeugdigen groeien gezond en veilig op, ontwikkelen hun talenten op school, thuis en in hun vrije tijd en participeren naar vermogen. Deze ambitie is een voorwaarde voor samenhangend jeugdbeleid waarin gemeenten, samenwerkings-verbanden passend onderwijs, jeugdhulp- en welzijns- instellingen en werkgevers als partners in samenwerken.

Maar wat behelzen de wetten precies?

En waar ligt de verbinding?

Deze factsheet, bedoeld voor professionals die bij de transformatie van het jeugd- en onderwijsstelsel zijn betrokken en de ver- binding zoeken, biedt meer inzicht

1

. Immers:

kinderen en jongeren met behoefte aan extra ondersteuning in het onderwijs, zullen vaak ook een beroep op de Jeugdwet doen. Jonge- ren met een gedeeltelijke arbeids beperking krijgen te maken met de Participatiewet.

Schoolverlaters zonder kwalificatie en een geringe redzaamheid zullen relatief meer op ondersteuning vanuit de Wmo zijn aan- gewezen dan leeftijdgenoten. Iedere wet heeft een eigen opdracht, de kracht ligt in het verbinden van de mogelijkheden van iedere afzonderlijke Wet.

Het Nederlands Jeugdinstituut heeft uit- gebreide expertise in huis om deze ambitie in de praktijk te brengen: (online) kennis, praktijk voorbeelden, instrumenten, monito- ring, advies en ondersteuning op maat.

Wat zijn de doelen per wet?

Jeugdwet

Hulp en ondersteuning aan jongeren wordt dichtbij, op maat en integraal georganiseerd.

Gemeenten zijn vanaf 1 januari 2015 verantwoordelijk voor de uitvoering van de Jeugdwet.

Passend onderwijs

Alle leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben, krijgen een onderwijs­

plek die past bij wat zij nodig hebben.

Samenwerkingsverbanden zijn vanaf 1 augustus 2014 verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet Passend Onderwijs.

Participatiewet

Meer mensen met een arbeidsbeperking zijn aan het werk en er komt meer eenheid in de wijze waarop mensen een inkomensvoorziening ontvangen, dan wel met een re­integratievoorziening aan het werk zijn.

Gemeenten zijn vanaf 1 januari 2015 verantwoordelijk voor de uitvoering van de participatiewet.

AWBZ

De huidige AWBZ­aanspraken worden opgenomen in respectievelijk de Wet langdurige zorg (Wlz), de Jeugdwet, de Wmo 2015 en een wijziging van de Zorgverzekeringswet. Dit zal gepaard gaan met een bezuiniging op de budgetten van de Jeugdwet en de Wmo2015.

Gemeenten zijn vanaf 1 januari 2015 verantwoordelijk voor de uitvoering van de Jeugdwet en de Wmo2015 en de zorgverzekeraars voor het deel AWBZ dat naar hen toekomt. De Wlz is nog niet aangenomen in de Eerste Kamer.

Wmo2015

Regelt passende ondersteuning voor kwetsbare burgers vanaf 18 jaar die hen in staat stelt (langer) thuis te blijven wonen, meer in het eigen netwerk op te vangen en aan de samenleving deel te nemen. Doel is een vraaggericht aanbod, dicht bij de burger te organiseren en het gebruik van langdurige zorg te verminderen.

Gemeenten zijn vanaf 1 januari 2015 verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wmo2015.

Meer weten? www.nji.nl/gemeenten

Wegwijs in de Transities van het jeugdstelsel

1 Stand van zaken oktober 2014

(3)

Kern van de wet

Gemeenten worden verantwoordelijk voor preventie, alle vormen van jeugdhulp en jeugdbescherming en alle vormen van specialistische hulp, de huidige AWBZ-begeleiding, persoonlijke verzorging, kortdurend verblijf en de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en de jeugdreclassering. De gemeente wordt ook verantwoordelijk voor advies en meldingen over huiselijk geweld en kindermishandeling.

Gemeenten hebben een jeugdhulpplicht: jeugdigen, ongeacht verblijfstitel, moeten de hulp ontvangen die zij nodig hebben. Kinderen en hun ouders kunnen bij de gemeente terecht voor hulp en ondersteuning bij opgroei- en opvoedproblemen.

De Jeugdwet maakt integraal jeugdbeleid mogelijk: met één wet en één financieringssysteem kan de gemeente zorgen voor betere samenwerking van hulpverleners, tijdige ondersteuning, hulp op maat, ontzorgen en meer ruimte voor professionals. De verantwoordelijkheid voor gezond en veilig opgroeien ligt allereerst bij de ouders en de jeugdige.

De verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van de jeugdhulpplicht kan bij één gemeente liggen of bij een regio. In de Wet is vastgelegd dat colleges samenwerken als dat voor een doeltreffende en doelmatige uitvoering van de Jeugdwet nodig is.

Jeugdwet

Wie en wat?

Een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod van jeugdhulp en een richtinggevend plan.

Het aanbieden van jeugdhulp op een laagdrempelige en herkenbare manier. De hulp is bereikbaar en beschikbaar.

Een adviesfunctie voor professionals die met kinderen werken.

Een kosteloze en anonieme adviesfunctie voor jeugdigen.

Het nemen van maatregelen om kindermishandeling te bestrijden.

De aanwezigheid van een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

Jeugdhulp toegankelijk maken na verwijzing door de huisarts, de medisch specialist of de jeugdarts.

Het vervoer van een jeugdige van en naar de locatie jeugdhulp indien hiertoe noodzaak bestaat.

Gemeenten moeten in een verordening aangeven welke jeugdhulp in de gemeente vrij toegankelijk is en welke jeugdhulp niet. De niet vrij toegankelijke jeugdhulp is bereikbaar via een verwijzing door de huisarts, de jeugdarts of de medisch specialist, of met een besluit van de gemeente.

Bij uithuisplaatsing gaat de voorkeur uit naar een gezinssetting (pleegzorg, gezinshuis).

Gemeenten voeren verplicht overleg met het onderwijs (afstemmen jeugdhulp en ondersteuning op school) en met zorgverzekeraars (volumebeheersing, voorschrijf­ en doorverwijsgedrag). Zij bevorderen het gebruik van de verwijsindex.

De gemeente verzamelt en verwerkt gegevens over jeugdbeleid en jeugdhulp voor een doelmatige en samenhangende uitvoering van de Wet. Zij levert gegevens aan de landelijke overheid.

Doelgroep

Jeugdigen en hun gezinnen, bij wie sprake is van opgroei­ en opvoedingsproblemen, psychische problemen, stoornissen, beperkingen in de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie.

De Jeugdwet geldt voor jeugdigen tot 18 jaar. Uitzonderingen:

de rechter besluit anders op grond van het Strafrecht voor een jongere > 18. De hulp is al voor de 18e verjaardag gestart en de jongere is nog geen 23 jaar. Jeugdhulp is opnieuw nodig binnen een termijn van een half jaar na beëindiging.

Hulp en ondersteuning aan jongeren wordt dichtbij, op maat en integraal georganiseerd.

Gemeenten zijn vanaf 1 januari 2015 verantwoordelijk voor de uitvoering van de Jeugdwet.

(4)

Financiering

Aan het gemeentefonds wordt in 2015 € 10,3 miljard euro toe­

gevoegd voor uitvoering van de gedecentraliseerde taken in het sociaal domein. Gemeenten zetten dit geld de komende drie jaar in.

Als de jeugdige of zijn ouders dit wensen, verstrekt het college onder voorwaarden een persoonsgebonden budget om jeugdhulp van derden te betrekken. Ouders kunnen ook kiezen voor zorg in natura (ZIN). In dat geval krijgt de zorgaanbieder rechtstreeks betaald.

Gemeenten leggen een ouderbijdrage op, indien een jeugdige jeugdhulp ontvangt, waarbij hij buiten het gezin verblijft, dan wel in een justitiële jeugdinrichting. Ook hiervoor gelden aanvullende voorwaarden.

Wie en wat?

De zorgplicht. Ouders melden hun kind aan bij de school die hun voorkeur heeft. Binnen 6 tot 10 weken moet de school een zo passend mogelijk aanbod op de eigen, een andere reguliere of een speciale school binnen de regio regelen. Kan de school waar de leerling is aangemeld niet zelf in de benodigde onderwijsondersteu­

ning voorzien, dan is het de verantwoordelijkheid van die school om binnen het samenwerkingsverband een school te vinden die wel een passend aanbod kan doen.

De landelijke indicatiesystematiek voor het speciaal onderwijs wordt afgeschaft, zo ook de toekenning van leerlinggebonden financiering. In plaats hiervan bepaalt ieder samenwerkingsver­

band zèlf hoe zij de onderwijsbehoefte van leerlingen vaststelt en de toeleiding naar extra ondersteuning en speciaal onderwijs regelt.

Scholen zijn verplicht een schoolondersteuningsprofiel op te stellen waarin staat welke onderwijsondersteuning op

deze school mogelijk is. Alle profielen samen moeten in het samenwerkingsverband een dekkend aanbod vormen.

Samenwerkingsverbanden stellen een ondersteuningsplan op waarin zij onder meer de basisondersteuning op de afzonderlijke scholen beschrijven en hoe de samenhang met de (bovenschoolse) extra ondersteuningsvoorzieningen er uit ziet. Verder hoe zij de beschikbare middelen gaan verdelen, op welke wijze verwijzing naar het (v)so plaatsvindt en hoe zij ouders informeren.

Bij leerlingen die in aanmerking komen voor basis­ of extra ondersteuning is de school verplicht een ontwikkelingsprofiel op te stellen en dit met de ouders te bespreken. De inhoud van dit ontwikkelingsprofiel is wettelijk vastgelegd.

Ouders en leraren hebben via de ondersteuningsplanraad instemmingsrecht op het beleid en de verdeling van het budget van het samenwerkingsverband.

Mijlpalen en ijkpunten

De Jeugdwet treedt in werking op 1 januari 2015.

Gemeenten bereiden zich tijdig en adequaat voor, inclusief waarborgen voor continuïteit, infrastructuur, beperken van frictiekosten en de meldpunten AMHK.

De gemeenteraad stelt het beleidsplan en de verordening voor 1 november 2014 vast.

Alleen instellingen die door het Keurmerkinstituut gecertificeerd zijn, mogen kinderbeschermingsmaat- regelen en jeugdreclassering uitvoeren. De wettelijke bepaling over het verstrekken van certificaten treedt al in 2014 in werking.

Meer weten?

www.voordejeugd.nl, www.vng.nl, www.nji.nl, www.rijksoverheid.nl

Passend onderwijs

Alle leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben, krijgen een onderwijsplek die past bij wat ze nodig hebben.

Samenwerkingsverbanden zijn vanaf 1 augustus 2014 verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet Passend Onderwijs.

Kern van de wet

De wetswijzigingen in de onderwijswetgeving in het kader van passend onderwijs hebben tot doel iedere leerling onderwijs te bieden dat bij hem of haar past. Een leerling komt in aanmerking voor regulier onderwijs waar het kan en voor speciaal onderwijs waar dat nodig is. Het accent komt te liggen op positief formuleren wat een leerling wél kan en welke steun nodig is om de schoolloopbaan te vervolgen.

Wegwijs in de Transities van het jeugdstelsel 3

(5)

Het streven meer kinderen in het reguliere onderwijs op te vangen, vraagt van leraren dat zij goed om kunnen gaan met verschillen. In de komende jaren zijn middelen vrijgemaakt, zodat leraren extra opleidingen kunnen volgen om een sterk pedagogisch­didactisch klimaat neer te zetten.

De zorgplicht die het onderwijs heeft, weerspiegelt zich in de zorgplicht die een gemeente heeft voor haar inwoners.

Afstemming over de onderwijsondersteuning en zorg voor jeugdige inwoners en gezinnen vindt plaats in het OOGO: op overeenstemming gericht overleg tussen gemeente en onderwijs.

VSO-scholen gaan werken met drie uitstroomprofielen: vervolg- onderwijs, arbeidsmarkt, dagbesteding. VSO­leerlingen met het profiel arbeidsmarkt worden begeleid naar een loonvormende functie op de regionale arbeidsmarkt, tot aan het niveau van mbo ­1. Daarnaast krijgt het VSO een beperkte nazorgplicht.

De kwaliteitseisen voor het speciaal onderwijs worden aan­

gescherpt om de opbrengsten van het onderwijs te vergroten, met het doel dat meer jongeren regulier werk kunnen verrichten.

Het huidige mbo 1 (AKA) wordt omgezet in een entreeopleiding, alleen toegankelijk voor jongeren zonder vo­diploma. Na vier maanden volgt een bindend studieadvies. Met een diploma van de Entreeopleiding kan een jongere verder in vervolgonderwijs, of uitstromen naar de arbeidsmarkt. Dat laatste wordt niet langer als voortijdig schoolverlaten gekwalificeerd.

Voor leerlingen die voortgezet speciaal onderwijs volgen, geldt dat zij slechts aanspraak op bekostiging van vervoerskosten door de gemeente kunnen maken, indien zij wegens hun handicap op ander vervoer dan openbaar vervoer zijn aangewezen, dan wel vanwege hun handicap niet zelfstandig van openbaar vervoer gebruik kunnen maken.

Onderwijs­ zorgarrangementen zijn eenvoudiger in te richten, nu in de Wlz onderwijs niet langer als voorliggende voorziening wordt gezien. Onderwijs en zorg op grond van de Wlz zijn daardoor eenvoudiger te combineren.

Doelgroep

Alle leerplichtige en kwalificatieplichtige jeugdigen in Nederland krijgen met passend onderwijs te maken, van kleuters tot en met deelnemers in het MBO en van leerlingen in regulier onderwijs tot in speciaal onderwijs.

Financiering

De samenwerkingsverbanden passend onderwijs ontvangen van de landelijke overheid een budget dat is gebaseerd op het aantal leerlingen in het samenwerkingsverband.

De financiële ruimte om 70.000 leerlingen in het (v)so te plaatsen, blijft bestaan. Landelijk zullen door verevening wel verschuivingen in het aantal plekken ontstaan. Al met al is bij passend onderwijs feitelijk geen sprake van een bezuiniging, wel van een herschikking van middelen.

De middelen voor ambulante begeleiding gaan in het schooljaar 2014/2015 naar de scholen voor speciaal onderwijs, tenzij het nieuw ingerichte samenwerkingsverband passend onderwijs afspraken heeft gemaakt over de overname van personeel (opting out).

De middelen voor lichte ondersteuning gaan naar het samen­

werkingsverband passend onderwijs.

Het reguliere deel van de middelen leerlinggebonden financiering (de LGF: de zgn. rugzak) gaat naar het samenwerkingsverband, op basis van de teldatum 1­10­2013, evenals de middelen die voorheen naar onder meer de regionale expertisecentra (REC’s) gingen. Het speciaal onderwijs wordt bekostigd op basis van de teldatum 1­10­ 2013.

In het schooljaar 2015/2016 gaat de nieuwe bekostigings­

systematiek van start. De middelen gaan naar de samenwerkings­

verbanden en er geldt een verplichte herbesteding bij het (v)so, tenzij afspraken zijn gemaakt met het (v)so. Ook start de verevening, waarbij regio’s die volgens een overheidsnorm onevenredig veel leerlingen in het speciaal onderwijs plaatsen, in budget gekort worden. In het schooljaar 2020/2021 zal deze verevening zijn afgerond.

Mijlpalen en ijkpunten

Op 1 augustus 2014 wordt de zorgplicht ingevoerd en vervalt de landelijke indicatiestelling voor speciaal onderwijs.

Meer weten?

www.passendonderwijs.nl, www.lecso.nl, www.poraad.nl, www.steunpuntpassendonderwijs-vo.nl, www.mboraad.nl, www.onderwijsconsulenten.nl

(6)

Kern van de wet

De Participatiewet geeft gemeenten de verantwoordelijkheid voor mensen met arbeidsvermogen die ondersteuning nodig hebben bij het vinden van arbeid. De wet dient ook om meer eenheid en duidelijkheid aan te brengen in de manier waarop mensen een inkomensvoorziening ontvangen, dan wel vanuit een re-integratievoorziening werken.

De Participatiewet verenigt de Wet werk en bijstand (Wwb), de Wet sociale werkvoorziening (Wsv) en de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong). Voor iedereen moet ongeacht diens uitkeringsachtergrond hetzelfde instrumentarium beschikbaar zijn.

Vervolgens is maatwerk nodig om mensen zoveel mogelijk te laten participeren op de reguliere arbeidsmarkt.

De Participatiewet redeneert vanuit het vergroten van de eigen kracht van burgers. In samenhang met de Wmo2015 is een breed wettelijk raamwerk gecreëerd, waarin het versterken van eigen kracht en meedoen op het hele spectrum van zorg, welzijn, leren en werken op lokaal niveau wordt ondersteund.

Participatiewet

Wie en wat?

De gemeente moet ondersteuning bieden bij de arbeidsinschakeling en daarbij samenwerken met het UWV. Voor jongeren onder de 27 jaar geldt dat het volgen van door het Rijk betaald onderwijs voorrang heeft op arbeidsinschakeling. Voor hen geldt tevens een wachtperiode van vier weken na aanvraag Bijstand.

Elementen uit de Participatiewet:

Werkgevers geven een baangarantie voor 100.000 extra banen voor mensen met een arbeidsbeperking en de overheid voor 25.000 garantiebanen (ten opzichte van 1 januari 2013). Het eerste beoordelingsmoment vindt in 2016 plaats en gaat over het

jaar 2015. UWV houdt het aantal extra banen bij. Per 2026 dienen de extra banen gerealiseerd te zijn. Bij onvoldoende banen treedt een quotumregeling in werking. Het quotum wordt op zijn vroegst per 1 januari 2017 geactiveerd.

Gemeenten en sociale partners richten in 35 arbeidsmarktregio’s

‘Werkbedrijven’ op. Het Werkbedrijf vormt de schakel tussen een werkgever en mensen met een arbeidsbeperking die aan de slag willen en organiseert samen met de gemeente het ‘beschut werk’.

Werkbedrijven hebben onder andere als doel om werkgevers die mensen met een arbeidsbeperking in dienst nemen te ‘ontzorgen’.

Beschut werk is bedoeld voor mensen die door hun lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanige mate van begeleiding en aanpassingen van de werkplek nodig hebben, dat niet van een reguliere werkgever mag worden verwacht dat hij deze mensen in dienst neemt.

Er komt een efficiencykorting op de sociale werkvoorziening.

Wsw­werknemers die momenteel een dienstbetrekking hebben, houden hun wettelijke rechten en plichten. Na 1 januari 2015 vervalt het recht op nieuwe plaatsingen. Dat recht vervalt eveneens voor mensen die dan nog op de wachtlijst staan. Zij vallen allen vanaf 1 januari 2015 onder de Participatiewet. Wel hebben zij voorrang bij het bemiddelen naar een garantiebaan.

Vanaf 2014 worden re­integratie­ en begeleidingsbudgetten samengevoegd in een gebundeld re­integratiebudget (met een structurele korting), waarbij speciale aandacht zal worden besteed aan mensen met een arbeidshandicap.

De Wajong is alleen nog toegankelijk voor mensen vanaf 18 jaar die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn én voor de zittende Wajongers met arbeidsvermogen. ‘Nieuwe’ jong­

Meer mensen met een arbeidsbeperking zijn aan het werk en er komt meer eenheid in de wijze waarop mensen een inkomensvoorziening ontvangen, dan wel met een re-integratievoorziening aan het werk zijn.

Gemeenten zijn vanaf 1 januari 2015 verantwoordelijk voor de uitvoering van de participatiewet.

Wegwijs in de Transities van het jeugdstelsel 5

(7)

gehandicapten met arbeidsvermogen, vallen onder de doelgroep van de Participatiewet. Zij vallen onder het bijstandsregime en worden ondersteund door gemeenten om aan de slag te komen.

De Wet werk en bijstand verplicht gemeenten een beleid te formuleren op de ‘Tegenprestatie naar vermogen’.

De gemeente kan ondersteuning in de vorm van een leerwerktraject bieden aan jongeren van 16 of 17 jaar die nog leerplichtig of kwalificatie plichtig zijn, dan wel aan jongeren van 18 tot 27 jaar die nog geen startkwalificatie hebben behaald.

De gemeente kan een jongere die 18 jaar of ouder is onder voorwaarden een individuele studietoeslag verlenen.

Jongeren < 18 jaar hebben geen recht op Bijstand. Er zijn bijstandsnormen voor jongeren onder de 21 jaar vastgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met eventuele kinderen.

Voor jongeren tussen de 18 en 27 jaar wordt bij de toekenning van bijstand een plan van aanpak gevoegd. De jongere krijgt begeleiding bij het uitvoeren van dit plan.

Jongeren boven de 21 jaar die gezamenlijk een huishouden voeren, krijgen te maken met een korting op het recht op Bijstand als gevolg van de ‘ kostendelersnorm’.

Werknemers en werkgevers zullen vanaf 2015 bij gemeenten aankloppen voor de noodzakelijke instrumenten en voorzieningen, waarvan loonkostensubsidie en beschut werk de meest omvang­

rijke re­integratie instrumenten zijn. Daarnaast kunnen gemeenten andere re­integratie instrumenten inzetten (zie UWV.nl)

Gemeenten bepalen of zij ondersteuning aanbieden, zo ja welke en hoe lang (binnen de wettelijke kaders). Regionale samen­

werking (in de 35 arbeidsmarktregio’s) is vooral van belang bij instrumenten die op de werkgevers zijn gericht.

Doelgroep

De doelgroep van de Participatiewet bestaat uit alle mensen die nu onder de Wet Werk en Bijstand vallen; de ‘nieuwe’ jonggehandicapten met arbeidsvermogen en mensen die in aanmerking zouden komen voor de sociale werkvoorziening.

Financiering

Aan het gemeentefonds wordt in 2015 € 10,3 miljard euro toegevoegd voor uitvoering van de gedecentraliseerde taken in het sociaal domein. Gemeenten zetten dit geld de komende drie jaar in.

Gemeenten krijgen jaarlijks een bedrag om de kosten van de loon­

kosten subsidie te bestrijden en voor het toekennen van algemene bijstand en uitkeringen aan oudere en gedeeltelijk arbeids­

ongeschikte werkloze werknemers en voorheen zelfstandigen.

Daarnaast ontvangt de gemeente een uitkering op grond van de Wet participatiebudget.

Mijlpalen en ijkpunten

Op 1 juli 2014 is over het wetsvoorstel en de moties gestemd en is de Wet aangenomen.

Meer weten?

www.vng.nl, www.uwv.nl, www.rijksoverheid.nl, www.divosa.nl, www.cedris.nl, www.movisie.nl, www.samenvoordeklant.nl, www.eerstekamer.nl

(8)

Hervorming AWBZ

De huidige AWBZ-aanspraken worden opgenomen in respectievelijk de Wet langdurige zorg (Wlz), de Jeugdwet, de Wmo2015 en een wijziging van de Zorgverzekeringswet. Dit zal gepaard gaan met een bezuiniging op de budgetten van de Jeugdwet en de Wmo2015.

Gemeenten zijn vanaf 1 januari 2015 verantwoordelijk voor de uitvoering van de Jeugdwet en de Wmo2015 en de zorgverzekeraars voor het deel AWBZ dat naar hen toekomt. De Wlz is nog niet aangenomen in de Eerste Kamer.

Wie en wat?

De Jeugdwet

In het kader van de nieuwe Jeugdwet worden gemeenten verantwoordelijk voor zorg die tot 2015 onder de AWBZ en de Zorgverzekeringswet viel:

Behandeling, al dan niet met verblijf voor jongeren met een psychische stoornis. Dit betreft de intramurale ggz­zorg, de begeleiding, de persoonlijke verzorging en bijbehorend kortdurend (= maximaal 3 etmalen per week) verblijf voor jeugdigen met een grondslag ‘psychiatrie’ in de AWBZ.

Behandeling, al dan niet met verblijf, voor jongeren met een (licht) verstandelijke beperking; de begeleiding, persoonlijke verzorging en kortdurend verblijf

Begeleiding, persoonlijke verzorging en kortdurend verblijf voor jongeren met een lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychiatrische aandoening.

Het vervoer van en naar de locatie (binnen of buiten de gemeente) waar jeugdhulp voor jongeren met een beperking, stoornis of aandoening wordt geboden.

Wmo2015

Alle kinderen en jongeren, ook zij die jeugdhulp ontvangen op grond van de Jeugdwet, hebben vanaf 1 januari 2015 recht op cliëntondersteuning. Denk daarbij aan een aanbod van ouder­ en familieorganisaties, steunpunten ggz, MEE en/of het CJG. Jongeren

> 18 jaar krijgen begeleiding vanuit de Wmo2015.

De extramurale begeleiding, zoals arbeidsmatige dagbesteding gaat onder de Wmo2015 vallen. Dagbesteding is een structurele tijdsbesteding met een welomschreven doel waarbij de cliënt actief wordt betrokken en die hem zingeving verleent. In deze

trajecten en voorzieningen werken tussen de 30.000 à 40.000 mensen met een verstandelijke, lichamelijke of psychiatrische beperking. De gevolgen van de transitie AWBZ naar WMO2015voor de dagbesteding van intramurale klanten van zorginstellingen zijn nog niet duidelijk.

De Zorgverzekeringswet (Zvw)

Dit is een bestaande wet die wordt uitgevoerd door de zorgverzeke­

raars. Behandeling vanwege een zintuiglijke beperking gaat voor alle leeftijden over naar de Zvw. Dat geldt eveneens voor de palliatief­

terminale zorg. De AWBZ­aanspraak verpleging voor alle leeftijden gaat eveneens naar de Zvw. Hiertoe behoort de nieuwe aanspraak wijkverpleging, die tevens inzetbaar is in de klas.

Voor alle verpleging die overgaat naar de Zvw heeft de zorgverzeke­

raar een zorgplicht. Een AWBZ­indicatiebesluit, afgegeven in 2014, is een geldige verwijzing naar wijkverpleging op grond van de Zvw.

Het overgrote deel van de extramurale persoonlijke verzorging wordt ondergebracht in het basispakket van de Zorgverzekeringswet. Hier­

onder valt hulp bij het aankleden, eten, drinken, wassen, toiletge­

bruik e.d. en eenvoudige verpleegkundige handelingen. De gedachte hierachter is, dat persoonlijke verzorging voor de meeste mensen samenhangt met de verpleging die zij ontvangen. De staatssecretaris wil dit in één hand houden.

De Wet langdurige zorg (Wlz)

De Wet langdurige Zorg (Wlz) is in de Tweede Kamer aangenomen.

Vanaf 2015 valt de zorg voor de meest kwetsbare kinderen en jongeren met (zeer) ernstige verstandelijke, of (zeer) ernstige meervoudige beperkingen onder de Wlz. Deze jeugdigen hebben een zorgbehoefte (‘levenslang en levens breed’), waarbij 24­uurs zorg

Kern van de wet

Het kabinet hervormt vanaf 2015 de langdurige zorg. Delen uit de AWBZ verschuiven naar de nieuwe Jeugdwet, naar de Zorgverzekeringswet en de Wmo2015. Een deel gaat naar de Wet langdurige zorg (WLZ). Op de site www.voordejeugd.nl is een actueel overzicht te vinden van de AWBZ jeugdzorg en –ondersteuning die vanaf 2015 naar welke andere wet overgaat www.voordejeugd.nl/ondersteuning/ondersteuning/focuspunten/jeugd-awbz-pgb

In de nieuwe Jeugdwet zijn de huidige zes functies uit de AWBZ vervangen door ‘preventie, jeugdhulp en gedwongen zorg’.

Wegwijs in de Transities van het jeugdstelsel 7

(9)

of permanent toezicht noodzakelijk is. De Wet biedt een integraal zorgpakket, met de optie het pakket via een PGB of in natura uitgekeerd te krijgen (‘het volledige pakket thuis’).

De ongeveer 14.000 cliënten met een extramurale indicatie en een zware zorgvraag, waaronder veel ernstig meervoudig beperkte kinderen die dankzij steun en zorg van hun ouders en omgeving thuis wonen, blijven in de Wlz.

De Wlz werkt met ‘persoonsvolgende bekostiging’. De cliënt bepaalt zelf waar en door wie de zorg wordt verleend.

Doelgroep Wet Langdurige Zorg

Mensen die blijvend 24 uur per dag zorg in de nabijheid en/of permanent toezicht nodig hebben. Zij zijn niet langer in staat om met ondersteuning van hun sociaal netwerk, gemeente of met verpleging en verzorging aan huis zelfstandig te kunnen wonen.

Denk aan jeugdigen met een (licht) verstandelijke beperking,

zintuiglijke beperking (zoals doof­ of blindheid), lichamelijke beperking (ook niet­aangeboren hersenletsel NAH), somatische aandoening (zoals een chronische ziekte), of een psychiatrische aandoening (waaronder autisme).

Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) wordt volledig verant­

woorde lijk voor de indicatiestelling Wlz.

Financiering

De hervorming van de AWBZ leidt ertoe dat in de toekomst via drie stelsels wordt betaald: met middelen van de gemeente (Jeugdwet enWmo2015), van de zorgverzekeraars (verplichtingen op grond van de Zorgverzekeringswet) en de landelijke overheid (Wet Langdurige Zorg). Naast aangekondigde bezuinigingen in het Regeerakkoord wordt nog extra bezuinigd op AWBZ, PGB en ZIN. In de uitvoering van de Wlz houdt de regering voor 2015 rekening met een tekort van 652 miljoen euro. De staatssecretaris garandeert dat uiterlijk 2017 er geen tekorten meer zullen zijn in de uitvoering van de Wlz.

Mijlpalen en ijkpunten

Kinderen die op 1 januari 2015 AWBZ zorg ontvangen die onder de Jeugdwet gaat vallen, behouden gedurende een jaar de rechten die zijn verbonden met het indicatiebesluit (tenzij de indicatie eerder afloopt).

Voornemen is dat de verplichting tot zorgcontinuïteit voor de lopende AWBZ-aanspraken voor de gemeenten en zorg- verzekeraars eindigt op 1 januari 2016.

Meer weten?

www.vng.nl, www.voordejeugd.nl, www.ciz.nl, www.rijksoverheid.nl

Wie en wat?

De gemeente toetst en besluit over toekenning ondersteuning voor collectieve en individuele voorzieningen.

Voor alle leeftijdsgroepen valt het verlenen van hulpmiddelen (een rolstoel, maar ook een woningaanpassing), de

cliëntondersteuning, de doventolk en de maatschappelijke opvang onder de Wmo2015.

Voor wonen en verblijf gaan burgers zelf betalen.

Het persoonsgebonden budget blijft bestaan als trekkingsrecht in de WLZ, met betalingen via de SVB aan de zorgaanbieder.

Op grond van de Wmo zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de ondersteuning. De zorgverzekeraars zijn op grond van

de Zorgverzekeringswet verantwoordelijk voor verpleging en verzorging. Voor de Wmo2015 én de Zvw is in een amendement vastgelegd dat verzekeraars en gemeenten met elkaar moeten samenwerken om tot goede dienstverlening te komen, op lokaal en op regionaal niveau. Gemeenten zullen in hun beleidsplan opnemen hoe zij samen met zorgverzekeraars tot ondersteuning en zorg komen.

In de Wmo2015 wordt voor gemeenten de verplichting opgeno­

men om cliëntondersteuning voor mensen met een beperking per 1 januari beschikbaar te hebben. Cliënt onder steuning kan in alle levensfasen en op alle levensterreinen aan de orde zijn en geldt ook voor jeugdigen die onder de Jeugdwet vallen.

Wmo2015

Passende ondersteuning voor kwetsbare burgers vanaf 18 jaar, stelt hen in staat (langer) thuis te blijven wonen, meer in het eigen netwerk op te vangen en aan de samenleving deel te nemen. Doel is een vraaggericht aanbod, dicht bij de burger en het verminderen van het gebruik van langdurige zorg.

Gemeenten zijn vanaf 1 januari 2015 verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wmo2015.

(10)

De middelen voor de coördinatie van de netwerken Integrale Vroeghulp worden per 2015 overgeheveld naar de gemeenten.

Voor het vroegere Wmo­prestatieveld 2 ‘op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden’ zal meestal het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) het aanbod leveren. In de toekomst zullen wijkteams hierin een belangrijke rol spelen.

Doelgroep

De Wmo2015 is bedoeld voor kwetsbare inwoners vanaf 18 jaar, met name ouderen en mensen met een somatische aandoening, een verstandelijke, lichamelijke en/of zintuiglijke beperking en/of een psychiatrische aandoening.

De gemeente is wettelijk verplicht om te onderzoeken wat de situatie is van mensen die zich melden met een ondersteunings­

vraag. Dat onderzoek vindt plaats samen met de cliënt en zijn omgeving. De gemeente stelt vast wat iemand zelf kan en hoe de omgeving kan ondersteunen. Ook kijkt de gemeente naar de zorg en ondersteuning die iemand al krijgt vanuit andere wetten, zoals de Participatiewet of de Jeugdwet.

Financiering

De Wmo wordt betaald uit het gemeentefonds en aanvullende financiering. In totaal ontvangen gemeenten op grond van de Wmo een macrobudget van 8 miljard. Gemeenten mogen voor de ondersteuning die zij bieden een eigen bijdrage vragen. Het CAK int de eigen bijdrage.

Op basis van de huidige grondslag begeleiding die overgaat naar de Wmo 2015 is het kortingspercentage op begeleiding nu circa 11%, al verschilt dit sterk per regio. Belangrijke oorzaak voor deze diversiteit per regio zijn de PGB’s die uitgegeven zijn voor deze vorm van ondersteuning.

Kern van de wet

De Wmo2015 is geen decentralisatie. De Wet bevat wel meer en andere verantwoordelijkheden voor gemeenten.

Zo zullen per 2015 de extramurale begeleiding (inclusief dagbesteding) en kortdurend verblijf (‘logeren’) voor volwassenen vanaf 18 jaar vanuit de AWBZ overgaan naar de Wmo2015. Gemeenten worden verantwoordelijk voor ondersteuning en begeleiding. Dit wordt

wettelijk onderbouwd door een uitbreiding van het compensatiebeginsel in de Wmo

De Wet regelt passende ondersteuning voor kwetsbare burgers vanaf 18 jaar, die hen in staat stelt (langer) thuis te blijven wonen, meer in het eigen netwerk op te vangen en aan de samenleving deel te nemen. Deze

‘maatschappelijke ondersteuning’ omvat:

1. bevorderen van sociale samenhang, mantelzorg en vrijwilligerswerk, betere toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking, de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede het voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld,

2. ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen, zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving,

3. bieden van beschermd wonen en opvang voor specifieke groepen.

Doel is het verminderen van langdurige zorg en het organiseren van een vraaggericht aanbod, dicht bij de burger. De gemeente vult aan op de eigen oplossingen, mogelijkheden en behoeftes van de cliënt en zijn (eventuele) mantelzorger.

Meer weten?

www.invoeringwmo.nl, www.rijksoverheid.nl, www.vng.nl

Mijlpalen en ijkpunten

Er is overgangsrecht geformuleerd. Uitgangspunt is dat mensen met een indicatie die in 2015 doorloopt, de uit die indicatie voortvloeiende rechten en plichten (zoals de omvang van de aanspraak en de te betalen bijdrage) behouden tot het einde van de indicatie, maar uiterlijk tot 1 januari 2016. Hetzelfde uitgangspunt geldt voor mensen met een persoonsgebonden budget (PGB). Voor mensen die in een beschermde woonvorm wonen, geldt een overgangstermijn van in ieder geval vijf jaar.

Binnen Wmo2015 staat meedoen in de maatschappij centraal. Daarbij gaat het veelal om inwoners die ook onder de Participatiewet komen te vallen. Gemeenten zorgen zelf voor verbinding tussen beide wetten.

Wegwijs in de Transities van het jeugdstelsel 9

(11)

Nederlands Jeugdinstituut Catharijnesingel 47

Postbus 19221 3501 DE Utrecht

T (030) 230 63 44 E info@nji.nl www.nji.nl

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

• Indien uw gemeente geen goedkeurende controleverklaring over het verslagjaar 2016 heeft ontvangen: Wat zijn de belangrijkste beperkingen geweest rondom de verantwoording van

Let op: dit product staat op Zvw/Wlz omdat de zittende groep vanuit deze code leegstroomt.. Nieuwe instroom kan niet meer op deze

Van de zorg- aanbieders die knelpunten ervaren, geeft ruim de helft (51%) aan dat de zorgorganisatie onvol- doende zorgzwaartepakketten kon afspreken voor bestaande

Mensen met een indicatie die doorloopt na 1 januari 2015 behouden gedurende de looptijd van hun indicatiebesluit – maar uiterlijk tot het einde van 2015 – het recht op die zorg

De nu voorgestelde regionale missie en visie Participatiewet passen in de lijn die in Bergen lokaal is vastgesteld voor het brede sociale domein.. Belangrijke elementen

pleistocene streken: voor 1950 bij Breda, Ootmarsum en Venlo pleistocene zandgronden en ja, maar onbekend welke soorten Z-Limburg Waddeneilanden Terschelling, Zeeland