• No results found

Herziene eindrapportage energievisie fase 1a

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Herziene eindrapportage energievisie fase 1a"

Copied!
27
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Energievisie Loverbosch

Gemeente Asten

EINDRAPPORTAGE

(2)

Energievisie Asten

EINDrapportage

In opdracht van Gemeente Asten

Opgesteld door SRE Milieudienst

Keizer Karel V Singel 8 Postbus 435

5600 AK Eindhoven 040 2594605

Auteur Wouter van Pernis

Pascal Beaujean (herziene versie) Projectnummer

Datum 30 september 2008

Herzien op 24 april 2009

Status definitief

(3)

Inhoudsopgave

1. Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 4

1.1. Gemeentelijke ambitie 4

1.2. Aanpak studie 4

1.3. Conclusies en aanbevelingen 5

2. Inleiding 6

2.1. Introductie 6

2.2. Aanleiding 6

2.3. Ambitie 6

2.4. Doel 7

2.5. Reikwijdte 7

2.6. Leeswijzer 7

3. Locatie 8

4. Mogelijkheden voor CO2-reductie 9

4.1. Energievraagreductie 9

4.1.1. Duurzaam casco 10

4.2. Opties voor gebouwgebonden duurzame energie 10

4.2.1. Mogelijkheden 10

4.2.2. Koeling 10

4.2.3. Ventilatie 10

4.2.4. Duurzame energie 11

4.2.5. Lage temperatuur verwarming (LTV) 11

4.2.6. Douchewater warmteterugwinning 11

4.2.7. Klimaatradiator 12

4.2.8. Zonneboiler 12

4.2.9. Zonwering 12

4.2.10. Toekomstige maatregelen 12

5. Realistische energieconcepten 13

5.1. Rijtjeswoningen 13

5.2. Vrijstaande woningen 15

6. Consequenties van de maatregelen: vergelijking van de varianten 18 6.1. Toepassing op locatieniveau en vergelijking van de varianten 18

6.2. Investeringen 19

6.3. Woonlasten 19

Bijlage 1 Begrippenlijst 20

Bijlage 2 Bouwkundige consequenties 21

CV ketel 21

Zonneboiler 21

Douchewaterwarmteterugwinning 21

(4)

Woningwaarderingstelsel 23

Statiegeldregeling of boeteclausule 23

Eigendom en beheer 24

Bijlage 4 Tabellen energieconcepten 25

(5)

1. Samenvatting, conclusies en aanbevelingen

1.1. Gemeentelijke ambitie

De gemeente Asten is gestart met de ontwikkeling van het plan Loverbosch. De belangrijkste ambitie voor het plan is om tijdens de ontwikkeling en de bouw het accent op duurzaamheid en woonkwaliteit te leggen.Loverbosch is gelegen aan de oostzijde van de kern Asten. De locatie biedt plaats voor ruim 400 woningen waarbij meerdere woningsegmenten, waarbij (goedkope) starterswoningen, rijtjeswoningen, seniorenwoningen en vrijstaande woningen, vertegenwoordigd zijn.

Loverbosch wordt gefaseerd ontwikkeld. Deze studie heeft betrekking op fase 1a (96 woningen).

Deze woningen moeten in het derde kwartaal van 2009 reeds worden opgeleverd. Vanwege het aantal woningen en het stadium van planvorming is voor deze woningen uitgegaan van

gebouwgebonden energie opties. De EPC (Energieprestatiecoëfficiënt) is een verhoudingsgetal, dat de verhouding weergeeft tussen het karakteristieke energieverbruik van een woning en een genormeerd energieverbruik. Hoe lager de EPC, hoe efficiënter de woning met energie omgaat.

Hoewel het verband niet rechtlijnig is resulteert een lagere EPC over het algemeen ook in een lager energieverbruik van de woning. Vanuit het Bouwbesluit is wettelijk voor een woning vereist dat deze EPC ten hoogste 0,8 bedraagt. In deze studie wordt uitgegaan van een EPC die tot 10% lager ligt.

1.2. Aanpak studie

Er is een analyse gemaakt van de verschillende mogelijkheden voor energiebesparing voor de woningen in de wijk Loverbosch. Daarbij is rekening gehouden met het stadium van

planontwikkeling van de verschillende fasen, de ligging van de locatie, het aantal en soort huizen op de locatie en de oriëntatie van de woningen. Gezien de gestelde ambitie van de gemeente Asten en de huidige fase van planontwikkeling zijn met de toepassing van gebouwgebonden energiemaatregelen verschillende mogelijkheden voorhanden.

Er is gewerkt op basis van de energieconcepten uit de “Toolkit Duurzame Woningbouw”, die toegespitst zijn op de situatie bij Loverbosch. Deze Toolkit maakt gebruik van referentiewoningen die opgesteld zijn door SenterNovem. Op basis van goed gekozen referentiewoningen kan een goede indicatie worden gegeven van meerinvesteringen, terugverdientijden, energielasten en potentiële CO2-reductie.

In voorliggende studie is een referentiewoning volgens de geldende eisen uit het Bouwbesluit (EPC van 0,8) vergeleken met een zestal varianten voor duurzame bouwkundige maatregelen die aan de gemeentelijke ambitie voldoen.

(6)

1.3. Conclusies en aanbevelingen

Het is mogelijk om invulling te geven aan de klimaatambitie van de gemeente Asten. In deze studie is aangetoond dat relatief eenvoudige, goedkope en gangbare maatregelen tot de gewenste ambitie kunnen leiden. Het gaat daarnaast over maatregelen die zodanig zijn gekozen dat ze in het huidige stadium van de planontwikkeling nog meegenomen kunnen worden.

De extra investeringen per woning ten opzichte van de referentiewoning lopen uiteen van ongeveer

€ 750,- tot € 9.250,-. De ontwikkelingen op dit terrein gaan erg snel. Benadrukt moet verder worden dat de extra investering ook andere voordelen geeft zoals het extra comfort van vloerverwarming.

De jaarlijkse energiebesparingen bij alle varianten vallen hoger uit dan bij de referentiewoning.

Tegenover het voordeel in energiebesparing bij een lagere EPC staan hogere hypotheeklasten. De toekomstige bewoners hebben bij het kopen van een huis de mogelijkheid om een hogere

hypotheek af te sluiten. Met de zogenaamde Klimaathypotheek kunnen huiseigenaren geld lenen tegen een aantrekkelijke rente als er energiebesparende maatregelen worden genomen in de nieuwe woning. Om te stimuleren dat de bewoners gebruik gaan maken van een klimaathypotheek kan hierover door de gemeente voorlichting worden gegeven. Bij de verhuur van woningen zal het zogenaamde woningwaarderingstelsel een rol kunnen spelen. Landelijk zal het systeem om woningen te waarderen worden aangepast, zodat een woningcorporatie de huur mag aanpassen als een woning energiezuinig is en de energiekosten dus lager liggen.

(7)

2. Inleiding

2.1. Introductie

Energiegebruik in de gebouwde omgeving draagt voor 40% bij aan het broeikaseffect, en is daarmee een belangrijke sector in de strijd tegen klimaatverandering. Als gevolg van de uitstoot van broeikasgassen, waarvan CO2 de belangrijkste is, verandert het klimaat. De temperatuur op aarde neemt toe. Dit heeft ongewenste gevolgen als stijging van de zeespiegel, natuurrampen (overstromingen, droogtes, bosbranden) en verandering van ecosystemen.

Het broeikasgas CO2 komt vrij bij het verbranden van fossiele brandstoffen als kolen, olie en aardgas in de industrie, de huishoudens en het verkeer. Om deze risico’s te beperken is in het klimaatverdrag van Kyoto afgesproken om de CO2 uitstoot terug te brengen. Hiertoe is een (geleidelijke) overstap vereist naar duurzame energiebronnen, zoals zon en wind. Duurzame energiebronnen stoten netto geen CO2 uit.

Europa en de Nederlandse regering hebben aansluiting gezocht bij dit Kyoto-protocol, en streven naar 20% CO2-reductie in het jaar 2020. De gemeente Asten sluit aan bij dit landelijke beleid.

2.2. Aanleiding

De gemeente Asten ontwikkelt de nieuwbouwlocatie Loverbosch. Voor Loverbosch liggen er vanuit de omvang, ligging en planning van de locatie kansen om een duurzame wijk te realiseren die bijdraagt aan het terugbrengen van de CO2 uitstoot. Loverbosch kent een gefaseerde oplevering van de woningen. Voor de eerste fase met 96 woningen wordt in oktober 2008 al begonnen met het bouwrijp maken. De bouw start in het derde kwartaal van 2009. Om tot een verantwoorde keuze te komen voor de energieopties voor deze locatie is door de gemeente Asten aan SRE Milieudienst gevraagd een studie uit te voeren om realistische energieopties te verkennen en uit te werken.

2.3. Ambitie

De gemeente Asten heeft de ambitie om voor fase 1a van Loverbosch (96 woningen) een lagere EPC te realiseren dan de vigerende bouwregelgeving vereist. Gezien de planning fase 1a wordt uitgegaan van een EPC voor een individuele woning van maximaal 0,77 – 0,72, waar een EPC van 0,8 vereist wordt op grond van het Bouwbesluit. De oriëntatie van de woning, glasoppervlakte, isolatie van zowel transparante als dichte geveldelen en isolatie van het dak hebben een beperkte invloed op de EPC. Om een EPC van 0,74 of lager te bereiken zijn aanvullende maatregelen noodzakelijk, veelal op installatietechnisch niveau.

De EPC wordt uitgedrukt in een dimensieloze waarde en zegt iets over de energie-efficiëntie van een gebouw, en wordt berekend door de verhouding tussen karakteristiek energiegebruik en het genormeerde energiegebruik. Over het algemeen kan gesteld worden dat een daling van de EPC gepaard gaat met een daling van het energieverbuik. Dit is echter geen rechtlijnig verband. Er zijn woningen met een 10% scherpere EPC die zeer energiezuinig zijn, maar er zijn ook woningen met een zeer lage EPC die maar iets energiezuiniger zijn dan een woning met een EPC van 0,8.

Mogelijk wordt in 2011 de EPC voor woningen verder aangescherpt naar maximaal 0,6.

(8)

2.4. Doel

Het doel van dit onderzoek is het verkennen van opties voor duurzame energie op woningniveau voor de locatie Loverbosch, waarmee invulling gegeven kan worden aan de gestelde ambities. Aan de hand van concrete energieconcepten worden de consequenties voor zowel de gemeente als de bewoners in beeld gebracht.

Uitgangspunt is dat bij dit onderzoek de verkaveling van Loverbosch vastligt. De planning van de verschillende fases, waarbij uitgegaan wordt van het opleveren van de 96 woningen uit fase 1a in het 3e kwartaal van 2009, vormt een belangrijke randvoorwaarde. Daarnaast heeft de gemeente Asten aangegeven dat alleen maatregelen met een terugverdientijd van maximaal 10 jaar in aanmerking komen. De resultaten zijn geschikt om te gebruiken om in de planvorming van Loverbosch op te nemen.

NB: Tijdens het bepalen en doorrekenen van de verschillende energieconcepten is gebleken dat een terugverdientijd van maximaal 10 jaar niet haalbaar is. Dit wordt veroorzaakt doordat de lagere energielasten als gevolg van de besparende maatregel(en) niet opwegen tegen de hogere

hypotheeklasten als gevolg van de extra investering(en). Zie voor een nadere analyse hoofdstuk 5.

2.5. Reikwijdte

De reikwijdte van het onderzoek is als volgt afgebakend:

• deze analyse beperkt zich tot die maatregelen die het gevolg zijn van de aanscherping van EPC=0,8 naar EPC=0,72 van woningen;

• deze analyse beperkt zich tot de 96 woningen uit fase 1a van Loverbosch

• de systematiek waarmee SRE Milieudienst op basis van haar aannames de kosteneffectiviteit van de maatregelen heeft berekend, evenals alle overige (regel) effecten staat niet ter discussie in het kader van deze studie en valt buiten de reikwijdte van dit onderzoek;

• gezien de aard van dit onderzoek richten wij ons bij het bepalen van de beschikbaarheid van de maatregelenpakketten en de hiermee samenhangende kosten op de meest actuele gegevens zoals deze ten tijde van het schrijven van dit rapport voorhanden waren;

• de in deze analyse voorgestelde (alternatieve) maatregelenpakketten geven een indicatie van de kosten en opbrengsten die samenhangen met het toepassen van deze pakketten om te komen tot de gewenste EPC. In de praktijk kiezen projectontwikkelaars/ aannemers, om hen moverende redenen, soms voor oplossingen die duurder dan wel goedkoper zijn dan de in deze concepten voorgestelde oplossingen. In de praktijk wordt naar schatting met uiteenlopende percentages naar boven dan wel naar beneden afgeweken van de berekende kosten.

2.6. Leeswijzer

Het volgende hoofdstuk beschrijft de locatie. In hoofdstuk 4 wordt een overzicht gegeven van de mogelijkheden voor de onderhavige woningen als het gaat over CO2-reductie en beperking van de energievraag. In hoofdstuk 5 worden de mogelijkheden uit hoofdstuk vier gecombineerd tot

energieconcepten die toegespitst zijn op de betreffende 96 woningen in Loverbosch. In hoofdstuk 6 worden deze concepten onderling vergeleken en worden enkele aanbevelingen gedaan.

(9)

3. Locatie

Loverbosch is gelegen aan de oostzijde van de kern Asten. De locatie biedt plaats voor ruim 400 woningen. Daarbij zijn meerdere woningsegmenten vertegenwoordigd, waaronder (starters-) rijtjeswoningen, seniorenwoningen en vrijstaande woningen. De verkaveling van het plan Loverbosch ligt vast. Dat betekent dat opties voor zongericht verkavelen in deze studie buiten beschouwing zijn gelaten. In figuur 1 is een plankaart van het betreffende gebied weergegeven.

figuur 1:plankaart Loverbosch

(10)

4. Mogelijkheden voor CO

2

-reductie

De mogelijkheden voor CO2-reductie op de locatie is bestudeerd aan de hand van de indeling volgens de Trias Energetica. Daarbij is tevens rekening gehouden met de gemeentelijke ambitie en de gestelde randvoorwaarden en de verkaveling.

De logische volgorde voor de keuzes richting energiebesparing en CO2-reductie is dan als volgt:

• reduceer eerst de energievraag (zodat energie niet geproduceerd hoeft te worden);

• pas vervolgens duurzame energie toe, voor zover op dit moment financieel en technisch haalbaar;

• vul de restant energievraag zo efficiënt mogelijk in.

Vanuit dit uitgangspunt zijn de kansen voor de locatie beoordeeld. Omdat in deze fase van de planontwikkeling nog keuzes gemaakt kunnen worden liggen er goede mogelijkheden om te komen tot een lagere CO2-uitstoot. Hoewel de ligging en oriëntatie in de huidige

stedenbouwkundige opzet reeds bepaald zijn, kan er bij de uitwerking van de ontwerpen van de woningen rekening gehouden worden met zongericht ontwerpen.

In dit onderzoek is de aandacht gericht op gebouwgebonden maatregelen.

Figuur 2: schematische voorstelling Trias Energetica

4.1. Energievraagreductie

De reductie van de energievraag kan in onderhavige geval uitsluitend plaatsvinden aan het einde van de keten: het niveau van de woning of het gebouw. Mogelijkheden zijn betere isolatie van de gebouwschil, maatregelen in de wijze waarin voorzien wordt in ventilatie, verwarming en koeling en het gebruik van hulpenergie. De mogelijkheden zullen met de jaren veranderen. De EPC-waarde die wordt geëist via het Bouwbesluit zal de komende 20 jaar wellicht, onder andere op basis van nieuw beschikbare technieken, autonoom dalen. Een voordeel van de vraagreductie is niet alleen de lagere uitstoot van CO2-uitstoot, maar deze leidt ook tot lagere energielasten. Energiezuinig bouwen is daarom ook voor de toekomst van belang vanwege de stijgende energieprijzen.

(11)

4.1.1. Duurzaam casco

De woningen worden gebouwd voor 50 tot 100 jaar, of langer. In Nederland is de gemiddelde levensduur van een woning op dit moment zelfs 120 jaar. Belangrijke onderdelen uit het casco worden in die tijd niet meer verbeterd. De eerste stap op de weg naar een verlaging van het energiegebruik is dan ook een zogenaamd ‘duurzaam casco’ van de woningen. Het duurzaam casco is daarnaast geschikt voor eventuele toekomstige verdergaande duurzame energieopties.

Zo is lagetemperatuurverwarming een vereiste als in de toekomst de HR ketel wordt vervangen door, bijvoorbeeld, een individuele warmtepomp.

Een duurzaam casco is uitgangspunt in alle varianten die hierna zijn uitgewerkt. Dit duurzaam casco houdt in:

• goede isolatiewaarde, waardoor de warmtebehoefte van woning sterk beperkt wordt;

• vergaande aandacht voor detaillering (beperking transmissie- en infiltratieverliezen en koudebruggen);

• lagetemperatuurverwarming (LTV);

• combinatie vloer- of wandverwarming, of (vergrote) radiatoren;

• beperken oververhitting (vermijden koeling);

• bevorderen goede daglichttoetreding.

4.2. Opties voor gebouwgebonden duurzame energie

4.2.1. Mogelijkheden

Bij gebouwgebonden maatregelen zijn verschillende mogelijkheden voorhanden. In deze paragraaf worden de mogelijkheden uiteengezet. Deze mogelijkheden komen later in dit rapport nog

uitgebreid terug. Dan worden de opties gecombineerd tot energieconcepten, en wordt een indicatie gegeven van onder andere de meerinvestering, de potentiële energiebesparing en de reductie van de CO2-uitstoot.

4.2.2. Koeling

Met name koeling is belangrijk voor de toekomst. In steeds meer woningen wordt een koelmachine geplaatst. Daardoor neemt het stroomverbruik in Nederland jaarlijks toe. Koeling in de woningen kan worden vermeden door in het ontwerp rekening te houden met het vermijden van direct zonlicht in de zomer (zonwering), mogelijkheden van passieve nachtkoeling en goede spuiventilatie

mogelijkheden. Vermijden van zonlicht in de zomer kan goed samengaan met de toepassing van passieve zonne-energie in de winter. Bij de voorgestelde varianten zijn ook varianten met koeling meegenomen.

4.2.3. Ventilatie

Een verbetering van de EPC van de woningen kan worden behaald door een efficiënter ventilatiesysteem toe te passen. Met de huidige stand van de techniek is het meest efficiënte systeem CO2-gestuurde ventilatie. Wat betreft verlaging van de EPC is deze vergelijkbaar met een hoogrendement warmte terugwinning systeem (HR-WTW). Bij CO2-gestuurde ventilatie vindt regeling van het systeem plaats op basis van CO2-sensoren. De sensoren worden gekoppeld aan

(12)

dat het naast energiebesparing doordat het systeem minder vaak aanstaat, ook een verbeterd binnenmilieu oplevert.

4.2.4. Duurzame energie

Gebouwgebonden duurzame energieopties zijn maatregelen zoals de productie van warm water door een zonneboiler (ZB), elektriciteitsproductie door fotovoltaïsche zonnecellen (PV) of passieve zonne-energie. Zonnestroom (PV panelen) op de woningen zorgen voor een verlaging van de EPC.

Deze maatregel staat los van het klimaatsysteem en kan altijd, woninggebonden of projectmatig, aanvullend opgenomen worden. Om deze reden zijn PV panelen niet in de varianten meegenomen.

Passieve zonne-energie houdt in dat in het ontwerp van een woning optimaal gebruik wordt gemaakt van warmte van de zon. Dit kan door een gunstige oriëntatie van de woning en voldoende glasoppervlak aan de oost- en westkant (in combinatie met zonwering tegen oververhitting). In Loverbosch ligt de verkaveling echter al vast. Alleen voor een deel van de woningen blijven nog voldoende mogelijkheden over om een goede zongerichte verkaveling te laten uitmonden in een goed zongericht woningontwerp.

4.2.5. Lage temperatuur verwarming (LTV)

Bij reguliere luchtverwarming via de bekende (convector-)radiatoren wordt water opgewarmd tot hoge temperaturen (75°C tot 90°C), terwijl de gewen ste temperatuur van een woonkamer slechts ca. 23°C is. Bij lage temperatuur verwarming (LTV) w ordt uitgegaan van temperaturen van 55°C of lager. Voor deze lagere temperaturen is veel minder energie nodig. Door het toepassen van LTV wordt het mogelijk om nu of later (bij vervanging) duurzame energie te gebruiken als warmtebron.

LTV haalt meer warmte uit de warmtebron, en geeft gelijkmatig verdeelde warmte wat het wooncomfort verbetert. LTV geeft ten opzichte van hoge temperatuur verwarming minder luchtcirculatie, daardoor minder stofcirculatie, en dus een betere binnenluchtkwaliteit. Tevens kunnen kleine kinderen zich niet verbranden aan de radiatoren. Voor LTV kan gebruik worden gemaakt van speciale, grotere, LTV-radiatoren of van wandverwarming, vloerverwarming, of een combinatie hiervan.

4.2.6. Douchewater warmteterugwinning

Tijdens het douchen gaat er veel warmte verloren door het

afvoeren van warm douchewater. Een aanzienlijk deel van deze warmte kan benut worden om het koude aanvoerwater op te warmen. Dit ‘hergebruik’ van warmte is met douche

warmteterugwinning (douche WTW) te realiseren.

Er zijn twee uitvoeringen op de markt:

• De verticale douche WTW heeft een lengte van 2,10 m en kan alleen in verticale stand gebruikt worden.

De verticale douche WTW is daarom, in het

algemeen, alleen geschikt voor warmteterugwinning uit douchewater van een douche op de

bovenverdieping.

• De horizontale douche WTW is de ideale warmte wisselaar indien de douche zich op een Begane Grond verkeert. Zoals bij appartementen, BG

grondgebonden woningen, maar ook bij zorgwoningen.

Toepassing van de douche WTW verlaagt de EPC tussen de 0,05 en 0,1.

(13)

4.2.7. Klimaatradiator

Een klimaatradiator is tegelijkertijd radiator, ventilator, luchtfilter en warmte-terugwinunit. Het apparaat kan lokaal, dus per ruimte,

geïnstalleerd worden in het gangbare CV-circuit en kan

functioneren als LTV-radiator. Door de lokale plaatsing kan per vertrek niet alleen de temperatuur worden ingesteld, maar ook de gewenste luchtkwaliteit (luchtvochtigheid en CO2- gehalte). Bij voldoende luchtkwaliteit blijft het

luchttoevoerkanaal dicht en wordt de binnenlucht gerecirculeerd. Bij onvoldoende luchtkwaliteit wordt frisse buitenlucht aangezogen. Die

wordt gefilterd, en na voorverwarming met de uit te blazen lucht langs de radiator gevoerd en ingeblazen. De ventilatie-unit is een achter de radiator gemonteerde HR-WTW-kast die de lucht af- en toevoert via openingen in de gevel.

4.2.8. Zonneboiler

Een zonneboiler levert warm water voor de keuken en de badkamer. Een zonnecollector op het dak haalt warmte uit zonlicht en warmt daarmee kraanwater op in de boiler. Als het water onvoldoende is opgewarmd, dan stookt een naverwarmer bij. Een standaard zonneboiler heeft een collector van 2,8 m2.

4.2.9. Zonwering

Door zonnewarmte die via ramen binnenkomt wordt het energiegebruik voor verwarming

gereduceerd, maar voor koeling kan het energiegebruik toenemen. Voor zongeoriënteerde gevels met een hoge zonbelasting is een combinatie met goede zonwerende voorzieningen gewenst. Ook als in de toekomst gebruik wordt gemaakt van passieve zonne-energie, door bijvoorbeeld een glazen serre op de zuidgevel, is zonwering belangrijk om oververhitting in de zomer te voorkomen.

4.2.10. Toekomstige maatregelen

Integreer eenvoudige maatregelen zo mogelijk in een vroeg stadium: een eenvoudige loze leiding van de meterkast naar het dak of een mantelbuis van de CV-ketel naar het dak maakt toekomstige integratie van respectievelijk PV-panelen of thermische zonnecollectoren eenvoudiger mogelijk.

(14)

5. Realistische energieconcepten

In de woningen is behoefte aan elektriciteit, warmte en mogelijk koude. Elke deellocatie heeft andere kenmerken. Zo zijn er bijvoorbeeld voor appartementen andere maatregelen mogelijk dan voor vrijstaande woningen. Bovendien is de oriëntatie van de woningen verschillend. Het toepassen van bijvoorbeeld een zonneboiler is op dit moment vooral interessant als het dakvlak aan specifieke voorwaarden voldoet, zodat het hoogste rendement wordt behaald. Daarom is een onderscheid gemaakt tussen de verschillende woningtypen zoals die op Loverbosch gerealiseerd gaan worden.

Deze woningtypen zijn: starterswoning, seniorenwoning en vrijstaande woning. Voor het doorrekenen van de energieconcepten is gebruik gemaakt van referentiewoningen van SenterNovem. De woningtypen die op Loverbosch zijn gepland worden gereduceerd tot twee referentiewoningen: de rijtjeswoning en de vrijstaande woning. De differentiatie van deze twee typen zal in dit rapport naar voren komen door bij de advisering en vergelijking van concepten bij starterswoningen vooral naar de kosten in combinatie met de CO2 reductie te kijken. Bij de (duurdere) vrijstaande woningen zal een hogere meerinvestering voor de betreffende duurzame energieoptie minder van belang zijn.

Voor elk type woning zijn een groot aantal energieconcepten beschikbaar. Deze energieconcepten zijn met behulp van de “Toolkit Duurzame Woningbouw” samengesteld en aangepast aan de ambities en randvoorwaarden van de gemeente Asten. De tabellen zijn als bijlage toegevoegd. Aan de hand van situatie, de verkaveling, het type woning, de financiele lasten en de gemeentelijke ambitie zijn per woningtype een zestal mogelijke energieconcepten uiteengezet waarbij aan alle randvoorwaarden is voldaan. Daarbij is een optimale balans is gezocht tussen de gerealiseerde EPC-verlaging, de meerkosten van de betreffende maatregelen, de energieverbruikkosten en de vermindering van de CO2-uitstoot. Deze aspecten worden in dit hoofdstuk helder uiteengezet per energieoptie. In hoofdstuk 6 worden de concepten vergeleken en worden voor- en nadelen besproken.

5.1. Rijtjeswoningen

Referentiewoning

Aan de woningen wordt gas en elektriciteit geleverd. De EPC=0,8 (Bouwbesluit).

Deze EPC-waarde wordt bereikt met eenvoudige maatregelen. Voor de woningen is de keuze gemaakt voor de volgende maatregelen:

• Rc vloer en dak = 5 W/m2K

• Rc gevel = 3 m2K/W

• U kozijn = 1,7 W/m2K

• Douchewater-warmteterugwinning

• extra aandacht voor detaillering van koudebruggen in alle woningen

• lagetemperatuurverwarming in combinatie met (vergrote) radiatoren

• HR107 ketel met HR tapwater

• ventilatie: zelfregelende roosters, mechanische afvoer

Deze uitgangspunten zijn overgenomen uit de “Toolkit Duurzame Woningbouw”, uitgegeven door Aeneas.

De Rc-waarde zegt iets over de mate waarin een constructie in staat is om thermisch te isoleren.

Hoe hoger de Rc-waarde, hoe beter de thermische isolatie van de betreffende constructie is.

De U-waarde is precies het tegenovergestelde: de U-waarde zegt iets over de hoeveelheid warmte die een constructie doorlaat. Hoe hoger de U-waarde, hoe slechter de thermische isolatie.

(15)

Hoewel het Bouwbesluit minimale eisen stelt aan onder andere de luchtdichtheid van een woning en de mate waarin koudebruggen mogen voorkomen is het belangrijk hier extra aandacht aan te geven. Elk lek of elke onderbreking van de isolatieschil van een woning betekent immers onnodig warmteverlies. Bovendien bestaat bij koudebruggen kans op het ontstaan van vocht en schimmel, en dit beïnvloedt de gezondheid nadelig.

Variant 1

De EPC wordt verder verlaagd tot EPC=0,74. Verbetering ten opzichte van de referentiewoning is gezocht in de toepassing van een zonneboiler.

Variant 2

De EPC wordt verder verlaagd tot EPC=0,76. Verbetering ten opzichte van de referentiewoning is gezocht in de toepassing van een zonneboiler. Daarnaast wordt een ventilatiesysteem toegepast met natuurlijke toevoer en mechanische afvoer.

Variant 3

De EPC wordt verder verlaagd tot EPC=0,74. Verbetering ten opzichte van de referentiewoning is gezocht in de toepassing van zonwering en een zonneboiler. Daarnaast wordt een

ventilatiesysteem toegepast met natuurlijke toevoer en mechanische afvoer.

Variant 4

De EPC wordt verder verlaagd tot EPC=0,73. Verbetering ten opzichte van de referentiewoning is gezocht in de toepassing van een zonneboiler en een warmtepompboiler voor de

tapwaterverwarming. Daarnaast wordt een ventilatiesysteem toegepast met natuurlijke toevoer en mechanische afvoer. De douchewater-warmteterugwinning wordt niet toegepast.

Variant 5

De EPC wordt verder verlaagd tot EPC=0,72. Verbetering ten opzichte van de referentiewoning is gezocht in de toepassing van een zonneboiler en een warmtepompboiler voor de

tapwaterverwarming. Daarnaast wordt een Split-unit koelinstallatie toegepast met

lagetemperatuurkoeling, en afgifte door middel van luchtkoeling, en is de woning voorzien van een ventilatiesysteem met natuurlijke toevoer en mechanische afvoer. De douchewater-

warmteterugwinning wordt niet toegepast.

Variant 6

De EPC wordt verder verlaagd tot EPC=0,73. Verbetering ten opzichte van de referentiewoning is gezocht in de toepassing van een warmtepompboiler voor de tapwaterverwarming. Er wordt verder bespaard met de toepassing van douchewater-warmteterugwinning. Daarnaast wordt een

ventilatiesysteem toegepast met natuurlijke toevoer en mechanische afvoer.

(16)

Overzicht rijtjeswoning

meerkosten t.o.v.

referentie hypotheek*

energie- besparing**

netto jaarlasten

terugverdien-

tijd EPC

CO2- reductie rijtjeswoning [€/woning] [€/jaar] [€/jaar] [€/jaar] [jaar] [-] [%]

Referentie € - € - € - 0,8 0 Variant 1 € 3.250,00 € 195,00 € 56,00 € 139,00 58 0,74 9 Variant 2 € 3.000,00 € 180,00 € 35,00 € 145,00 > 70 0,76 6 Variant 3 € 4.000,00 € 240,00 € 35,00 € 205,00 > 70 0,74 6 Variant 4 € 5.000,00 € 300,00 € 62,00 € 238,00 > 70 0,73 10 Variant 5 € 6.500,00 € 390,00 € 62,00 € 328,00 > 70 0,72 10 Variant 6 € 2.250,00 € 135,00 € 60,00 € 75,00 38 0,73 10

Tabel 1: overzicht variant 1 t/m 6 rijtjeswoning

* uitgangspunt is een aflossingsvrije hypotheek met 6% rente voor de meerinvestering

** betreft gebouwgebonden elektriciteitsverbruik en gasverbruik t.b.v. warmte

Uit tabel 1 is af te leiden dat de netto jaarlasten als gevolg van additionele maatregelen ten opzichte van de referentiesituatie voor alle varianten hoger uitvallen. Dit betekent dat bewoners jaarlijks meer betalen aan energielasten als gevolg van de doorgevoerde maatregelen. De extra kosten liggen maandelijks tussen de € 6 (variant 6) en € 27 (variant 5). Dit is een conservatieve berekening. Indien uitgegaan wordt van een ‘groene’ financiering (5%) en de hypotheekrente aftrek (35% van rentekosten) in beschouwing wordt genomen, zullen de maandelijkse netto lasten als gevolg van de meerinvestering dalen. Indicatieve kosten liggen dan in orde grootte van € 1 (variant 6) tot € 12 (variant 5) per maand. Daarnaast is het niet onwaarschijnlijk dat de energieprijzen op lange(re) termijn verder zullen stijgen, waardoor de maandelijkse besparingen zullen toenemen.

Hierbij moet verder worden opgemerkt dat de meerkosten voor de extra investering ten opzichte van de totale koopsom van de woningen relatief klein is. Dit geldt ook voor het aandeel van de energielasten in de totale maandelijkse hypotheeklasten zoals rente, premies en eventuele aflossing. De afweging om een energiebesparende maatregel al dan niet te nemen op basis van een terugverdientijd is op basis van bovenstaande minder interessant.

Tegenover de toename in jaarlasten biedt de extra investering voor alle varianten milieuvoordelen in de vorm van een CO2 reductie variërend tussen 6%-10%.

5.2. Vrijstaande woningen

Referentiewoning

• Aan de woningen wordt gas en elektriciteit geleverd. De EPC=0,79 (Bouwbesluit).

• Deze EPC-waarde wordt bereikt met eenvoudige maatregelen. Voor de woningen is de keuze gemaakt voor de volgende maatregelen:

• Rc vloer en dak = 5 W/m2K

• Rc gevel = 3 m2K/W

• U kozijn = 1,7 W/m2K

• extra aandacht voor detaillering van koudebruggen in alle woningen

• lagetemperatuurverwarming in combinatie met (vergrote) radiatoren

• HR107 ketel met HR tapwater

• ventilatie: Hoogrendement warmteterugwinning

(17)

Variant 1

De EPC wordt verder verlaagd tot EPC=0,78. Verbetering ten opzichte van de referentiewoning is gezocht in de toepassing van vloerverwarming.

Variant 2

De EPC wordt verder verlaagd tot EPC=0,72. Verbetering ten opzichte van de referentiewoning is gezocht in de toepassing van vloerverwarming en de toepassing van douchewater-

warmteterugwinning.

Variant 3

De EPC wordt verder verlaagd tot EPC=0,75. Verbetering ten opzichte van de referentiewoning is gezocht in de toepassing van vloerverwarming en een zonneboiler. Daarnaast is de woning

voorzien van een ventilatiesysteem met natuurlijke toevoer en vraaggestuurde mechanische afvoer.

Variant 4

De EPC wordt verder verlaagd tot EPC=0,77. Verbetering ten opzichte van de referentiewoning is gezocht in de toepassing vloerverwarming en douchewater-warmteterugwinning. Daarnaast is de woning voorzien van een ventilatiesysteem met natuurlijke toevoer en vraaggestuurde

mechanische afvoer.

Variant 5

De EPC wordt verder verlaagd tot EPC=0,72. Verbetering ten opzichte van de referentiewoning is gezocht in de toepassing van vloerverwarming. In deze variant is een zonneboiler en zonwering toegepast. Daarnaast is de woning voorzien van een ventilatiesysteem met natuurlijke toevoer en vraaggestuurde mechanische afvoer.

Variant 6

De EPC wordt verder verlaagd tot EPC=0,74. Verbetering ten opzichte van de referentiewoning is gezocht in de toepassing van een zonneboiler. Daarnaast is een klimaatradiator toegepast voor ventilatie en verwarming.

Overzicht vrijstaande woning

meerkosten t.o.v.

referentie hypotheek*

energie- besparing**

netto jaarlasten

terugverdien-

tijd EPC

CO2- reductie vrijstaand [€/woning] [€/jaar] [€/jaar] [€/jaar] [jaar] [-] [%]

Referentie € - € - € - 0,79 0 Variant 1 € 750,00 € 45,00 € 20,00 € 25,00 38 0,78 2 Variant 2 € 1.250,00 € 75,00 € 101,00 € -/- 26,00 12 0,72 11 Variant 3 € 4.000,00 € 240,00 € 92,00 € 148,00 43 0,75 12 Variant 4 € 1.250,00 € 75,00 € 70,00 € 5,00 18 0,77 9 Variant 5 € 5.500,00 € 330,00 € 92,00 € 238,00 60 0,72 12 Variant 6 € 9.250,00 € 555,00 € 155,00 € 400,00 60 0,74 10

Tabel 2: overzicht variant 1 t/m 6 vrijstaande woning

* uitgangspunt is een aflossingsvrije hypotheek met 6% rente

(18)

Uit tabel 2 is af te leiden dat de netto jaarlasten als gevolg van additionele maatregelen ten

opzichte van de referentiesituatie voor alle varianten hoger uitvallen met uitzondering van variant 2.

Dit betekent dat variant 2 direct een kostenvoordeel oplevert voor bewoners. In de overige varianten betalen bewoners meer aan energielasten dan de referentiesituatie. De maandlasten variëren tussen -/- € 2 (variant 2) tot € 33 (variant 6). Ook in dit geval is van een conservatieve berekening uitgegaan. Indien de eerder genoemde ‘groene’ financiering (5%) en de hypotheekrente aftrek (35% van rentekosten) in ogenschouw wordt genomen liggen de maandelijkse

opbrengsten/lasten in orde grootte van -/- € 5 (variant 2) tot € 12 (variant 6).

Tegenover de toename in jaarlasten biedt de extra investering voor alle varianten milieuvoordelen in de vorm van een CO2 reductie, varierend tussen 2%-12%. Daarnaast worden door de extra investering andere voordelen bereikt zoals het extra comfort van bijvoorbeeld vloerverwarming (varianten 1 en 2). In vergelijking met de varianten voor de rijtjeswoning scoort de vrijstaande woning qua netto jaarlasten over het algemeen beter.

(19)

6. Consequenties van de maatregelen: vergelijking van de varianten

6.1. Toepassing op locatieniveau en vergelijking van de varianten

Duurzame energieconcepten moeten idealiter al aan het begin van de planontwikkeling van een nieuwbouwlocatie worden meegenomen. Op deze manier blijft de keuzevrijheid groot, zijn bouwkundige en stedenbouwkundige consequenties nog goed in te passen, en kan bijvoorbeeld zongericht verkaveld worden zodat optimaal gebruik kan worden gemaakt van passieve zonne- energie.

Aangezien de verkaveling en het type woningen voor de locatie Loverbosch vastligt, en het stadium van planontwikkeling reeds vergevorderd is, zijn de mogelijkheden en vrijheden voor de toepassing van duurzame energieconcepten wat beperkter. Onderstaand worden voor de werkelijk te

realiseren woningtypen op Loverbosch aanbevelingen gedaan met betrekking tot geschikte energieconcepten.

Goedkope starterswoningen

Bij goedkope starterswoningen zijn vooral de hoogte van de meerinvestering en jaarlijkse lasten bepalend. Geadviseerd wordt om voor de goedkope starterswoningen variant 6 (rijtjeswoning referentie) als voorkeur te hanteren. De meerinvestering en netto jaarlasten zijn voor deze variant het laagst. Daarnaast wordt een relatief grote CO2 besparing gerealiseerd, ten opzichte van de overige varianten

Starterswoningen

Bij starterswoningen zijn net zoals bij goedkope starterswoningen vooral de hoogte van de

meerinvestering en jaarlijkse lasten bepalend. Geadviseerd wordt om ook voor de starterswoningen variant 6 als voorkeur te hanteren, en variant 1 (rijtjeswoning) als tweede keus . Opgemerkt zij, dat voor een zonneboiler (variant 6 rijtjeswoning) het beste rendement wordt behaald indien het schuine dak een positie heeft tussen zuidwest en zuidoost. De oriëntatie van een aantal

starterswoningen op Loverbosch is geschikt, een aantal starterswoningen zijn ook minder geschikt.

Als de oriëntatie buiten de bandbreedte van zuidoost en zuidwest valt is het rendement lager en zal een grotere, dus duurdere collector geplaatst moeten worden waardoor de terugverdientijd nadelig wordt beïnvloed.

Seniorenwoningen

Bij seniorenwoningen zal vooral de praktische inpassing en het gebruiksgemak en comfort van een energieconcept bepalend zijn. Een hogere energielast per jaar is voor deze doelgroep

waarschijnlijk acceptabeler.

Voor seniorenwoningen wordt geadviseerd om variant 5 (rijtjeswoning referentie) te hanteren. Deze variant biedt het extra comfort van koeling in de zomer en kent een grote reductie van de CO2- uitstoot. Hier tegenover staan wel een hogere meerinvestering en jaarlijkse energielasten.

Vrijstaande woningen

Bij vrijstaande woningen zal de meerinvestering niet direct maatgevend zijn voor de keuze van een energieconcept. Belangrijk is wel het extra comfort en de besparing op de maandelijkse

energielasten. Geadviseerd wordt om variant 6 of variant 2 van de referentie vrijstaande woning toe te passen. Voordeel van variant 6 is met name de hoge energiebesparing die wordt bereikt.

(20)

vanwege de oriëntatie. Variant 2 vormt voor die woningen een goed alternatief, met als groot voordeel het extra comfort van vloerverwarming en een hoge reductie van de CO2-uitstoot.

6.2. Investeringen

De benodigde investeringen in de woningen zijn afhankelijk van het type woning en het ontwerp. In tabel 1 en 2, als ook in de tabellen uit bijlage 4 staan de meerinvesteringen per energieconcept weergegeven. Het gaat hier om een inschatting van de meerinvesteringskosten, inclusief BTW en opslag. Er is hierbij niet gekeken naar eventuele subsidies, omdat de beschikbaarheid van dit soort regelingen sterk fluctueert. Er is in bijlage 3 wel een overzicht gegeven van actuele

subsidiemogelijkheden en fiscale regelingen voor zover die op het moment dat dit rapport is opgesteld bekend zijn.

Benadrukt moet worden dat de extra investering ook andere voordelen geeft. Zo is bijvoorbeeld vloerverwarming comfortverhogend, en heeft lage temperatuurverwarming een positief effect op de gezondheid omdat minder sprake is van circulatie van stof.

6.3. Woonlasten

De woonlasten voor de eigenaar bewoners en voor de huurders zijn opgebouwd uit de lasten voor de lening van het geld voor de investering en de daling in de energielasten. In de tabellen uit hoofdstuk 5 is de daling van de energielasten weergegeven. Het gaat hierbij om de lasten die voortkomen uit gas en elektriciteit ten behoeve van ruimteverwarming en eventueel koeling.

Huishuidelijk energiegebruik door apparaten zoals computers, televisie, evenals gasverbruik ten behoeve van koken zijn niet meegenomen.

Tegenover het voordeel in energiekosten bij een lagere EPC staan hogere hypotheeklasten. In de tabellen uit hoofdstuk 5 wordt een indicatie gegeven van de hypotheeklasten voor een rijwoning en vrijstaande woning. Voor de lasten van de meerinvestering is uitgegaan van een standaard

aflossingsvrije hypotheek met een rentepercentage van 6%. Indien de investering bekostigd wordt door middel van een groenfinanciering en/of een klimaathypotheek zullen de beschreven kosten lager uitvallen, zoals indicatief is aangegeven. De rentepercentages fluctueren in de loop der tijd, de hoogte van de actuele rentes zijn van meerdere omstandigheden afhankelijk.

(21)

Bijlage 1 Begrippenlijst

CO2 Kooldioxide, een broeikasgas dat onder andere ontstaat bij verbranding van fossiele brandstoffen.

EPC Energieprestatiecoëfficiënt: maat voor de energetische eigenschappen van een gebouw of een gedeelte daarvan berekend volgens de vigerende Energieprestatienorm (EPN; NEN 5128). De EPC geeft de verhouding aan tussen het karakteristieke energieverbruik (door o.a. licht, ventilatie, verwarming) en het genormeerde energieverbruik (geveloppervlaktes, raamoppervlaktes, thermische isolatie etc.).

EPBD Energy performance Buildings Directive. Europese richtlijn die

aanwijzingen geeft voor energiebesparing in de gebouwde omgeving. Het energielabel is hiervan een uitvloeisel. Het energielabel, vanaf 2009 verplicht bij mutatie van woningen, geeft een beoordeling van de

energetische kwaliteit van de woning. Voor nieuwbouw geldt dat de EPC de eerste tien jaar geldigheid zal hebben als energielabel.

LTV Laag temperatuur verwarmingssysteem. Verwarmingsysteem Installatie ten behoeve van ruimteverwarming waarbij de aangesloten

verwarmingsinstallaties bij ontwerpcondities voldoende vermogen leveren bij een maximale aanvoertemperatuur van 55°C en een maximale

retourtemperatuur van 35°C.

PV panelen Photovoltaïsche zonnepanelen zijn zonnepanelen waarmee zonlicht omgezet kan worden in elektriciteit

(22)

Bijlage 2 Bouwkundige consequenties

CV ketel

Bij de varianten met een individuele Cv-ketel dient in de woning ruimte gereserveerd te worden voor een CV ketel en een rookgasafvoer. Bij voorkeur wordt deze ruimte zo dicht mogelijk bij de tappunten gerealiseerd. Deze ruimte is ca. 0,6 breed bij 0,4 meter diep. Bij appartementen verdient het realiseren van de schachten voor de gecombineerde luchttoevoer/rookgasafvoer extra

aandacht. In de openbare weg zal een gastracé gerealiseerd moeten worden.

Zonneboiler

Er moet rekening gehouden worden met voldoende ruimte op de daken om een zonneboiler op te stellen. Het dak moet bij voorkeur georiënteerd van zuidoost tot zuidwest zodat het meest optimale rendement wordt behaald. Deze ruimte mag niet beschaduwd worden. Bovendien kan deze ruimte niet gebruikt worden als bijvoorbeeld dakterras.

Douchewaterwarmteterugwinning

Bij de verticale variant van de douchewater warmteterugwinning wordt een pijp gebruikt van ca 2,1 m. Deze variant is daarom, in het algemeen, alleen geschikt indien de douche op de eerste verdieping is gelegen.

(23)

Bijlage 3 Financiële mogelijkheden

Het subsidieklimaat is de afgelopen jaren zeer wisselend geweest. Op dit moment zijn verschillende stimuleringsregelingen, fiscale regelingen en subsidies beschikbaar. De

randvoorwaarden voor deze regelingen lopen nogal uiteen. In de onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven:

Naam regeling Bedoeld voor Optie Uitvoerder Openstelling Verkrijgbaarheid

Stimulering Duurzame

Energie Investeerders

Als belangrijkste

Zon-PV SenterNovem

Zie

www.senternovem.nl

Betaalt verschil tussen kostprijs primaire energie en duurzame energie

Energie Investerings

Aftrek ondernemers

Warmtepompen (collectief) Zon-PV,

zonnecollectoren SenterNovem

Ieder geheel

kalenderjaar

Klimaathypotheek particulieren

Alle

energiebesparende investeringen

Banken (o.a.

Rabobank,

ABN/AMRO) Hele jaar

EOS-

demonstratieregeling

Kennisinstellingen, bedrijfsleven

Nieuwe energietransitie-

concepten SenterNovem

Meerdere keren per

jaar

Er is een aantal mogelijkheden om te bereiken dat de investeringen in de maatregelen ook daadwerkelijk worden gerealiseerd, afhankelijk van de situatie of de woning bedoeld is als koopwoning of als huurwoning:

• via klimaathypotheek / groenfinanciering (koop)

• woningwaarderingstelsel (huur) en EPBD

• statiegeldregeling of boeteclausule (koop) (geen voorkeursoptie) Deze opties worden hieronder verder uitgewerkt.

Klimaathypotheek / groenfinanciering

Door de investeringen te financieren in de hypotheek zijn de jaarlasten vast te stellen. De jaarlasten dienen dan vergeleken te worden met de daling in energielasten.

De investeringen komen boven op de normale woningprijs. Daardoor vallen de woningen soms in een andere categorie volgens het volkshuisvestingsplan. Daar kan op twee manieren mee worden omgegaan. Enerzijds kan het plafond worden opgerekt met de investeringen die nodig zijn om een bepaalde energieprestatie te bereiken. Dat mag dan uiteraard alleen als aangetoond wordt dat de energieprestatie daadwerkelijk wordt gehaald. Anderzijds kunnen de investeringen worden aangeboden als meerwerkoptie bij de bouw. Dat geldt niet voor de duurste categorie. Bij de vrije kavels kunnen toekomstige eigenaar bewoners worden voorgelicht.

Groenfinanciering

Groenfinanciering is een financiële regeling van de overheid om duurzaam bouwen te stimuleren.

Wanneer wordt voldaan aan een aantal eisen op het gebied van duurzaam bouwen, kan een groene hypotheek worden verstrekt tot maximaal € 34.034,-. Een groene hypotheek wordt verstrekt

(24)

ingediend voordat de bouw vanaf de begane grond is gestart. Met een kopie van de

groenverklaring kan vervolgens een groene hypotheek worden aangevraagd bij de groenfondsen.

Een groene hypotheek wordt in bijna alle gevallen verstrekt in combinatie met een gewone hypotheek. Dat komt omdat het fiscale voordeel voor deze hypotheken geldt tot een maximumbedrag van slechts € 34.034.

Klimaathypotheek

De hogere woningprijs kan worden gefinancierd door een Klimaathypotheek zoals twee grote banken die op dit moment aanbieden. Er wordt extra hypotheek verstrekt omdat de energielasten lager zijn. Het rentepercentage is iets lager dan de gangbare marktrente.

NB: Om in aanmerking te komen voor Nationale Hypotheek Garantie, en daarmee een rentekorting te krijgen, mogen de kosten voor de woning, inclusief bijkomende kosten, vanaf januari 2007 niet meer bedragen dan € 265.000,-.

De makelaar dient als partij betrokken te worden. De makelaar dient goed op de hoogte te zijn van de mogelijkheden met de energiebesparingsopties en de woonlastenconsequenties. Tevens kunnen (locale) banken benaderd worden voor de mogelijkheden van financiering in de hypotheek.

Woningwaarderingstelsel

Bij huurwoningen vragen investering en exploitatie van een duurzame installatie nadere aandacht:

de huurder heeft een reductie op de woonlasten door lagere energiekosten, terwijl de

woningeigenaar de investering verricht zonder deze volledig in de huur te kunnen verdisconteren.

Het stelsel van woningwaardering zal de komende jaren ingrijpend gewijzigd gaan worden. Politiek zijn er aanwijzingen afgegeven dat dit laatste gaat veranderen. Dit is recent bevestigd in het Besluit Energieprestatie Gebouwen (BEG, 24 november 2006). Genomen energiemaatregelen, leveren een beter energielabel, en daarmee ‘punten’ waarmee de huur verhoogd mag worden. Ook bij verdergaande liberalisering op de woningmarkt is de verhuurder vrij de meerkosten in een energie- investering te verdisconteren met verwachte lagere energiekosten voor de bewoner. Dit impliceert dat in de toekomst voor energiezuinige woningen een hogere huur gevraagd kan worden. Hiermee kan ruimte geschapen worden voor extra investeringen. Bij uiteindelijk gelijkblijvende woonlasten kunnen hogere investeringen gedaan worden in energiebesparende maatregelen.

Statiegeldregeling of boeteclausule

Bij gronduitgifte door de gemeente is het mogelijk de grondprijs te verhogen, waarbij de extra inkomsten teruggegeven worden aan de ontwikkelaar bij realisatie van een bepaalde extra milieuprestatie. Bij de uitgifte van de vrije kavels kan deze regeling extra duurzame maatregelen door de zelfbouwers ondersteunen.

Een andere mogelijkheid is het opnemen van eisen in de gronduitgifte voor projectontwikkelaars, gekoppeld aan een boeteclausule.

De toepassing van de statiegeldregeling of waarborgsomregeling wordt door SenterNovem momenteel afgeraden op grond van een gerechtelijke uitspraak waaruit blijkt dat een gemeente geen verdergaand kwaliteitsniveau mag opleggen dan in het Bouwbesluit is geregeld.

(25)

Eigendom en beheer

Bij de individuele HR107 varianten is de verwarmingsinstallatie in de woning van de

woningeigenaar. In de koopwoning dient de bewoner zelf te zorgen voor onderhoud en vervanging, bij de huurwoningen ligt deze verantwoordelijkheid bij de verhuurder. De bewoner kiest (na de liberalisering van de energiemarkt) zelf een energieleverancier en betaalt vastrecht voor onderhoud van het net. De bewoner heeft een eigen gasmeter voor verrekening van het verbruik.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze weg is dicht van DD-MM t/m DD-MM. Fietspad dicht van DD-MM

Conclusions: Level II evidence suggests that exercise is effective in reducing anxiety and depression and improving fitness in previous MA users, and Level III-2 evidence

9RRUGHEHKHHUVEDDUKHLGYDQYRHGVHOYHLOLJKHLGQHPHQGHZHWWHOLMNHHLVHQWHQDDQ]LHQYDQ

Deze informatie kan overigens niet alleen als scenario-analyse interessant zijn (hoe verandert het beeld wanneer er meer of minder woningen van een bepaald type worden gebouwd),

In bijgevoegd overzicht wordt de huidige stand van zaken weergegeven.. wethouder Martens,

Voor de uitvoering van de activiteiten die in het bestemmingsplan voor Loverbosch fase 2 planologisch mogelijk gemaakt worden, zijn er vanuit de Wet natuurbescherming

Op de voor 'Water' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van het beheer en de daarbij behorende voorzieningen,

Om te voorkomen dat steeds voorbereidingskredieten door uw raad ter beschikking moeten worden gesteld, wordt thans voorgesteld om de totale grondexploitatie voor het project vast