• No results found

UMC ~ St Radboud

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "UMC ~ St Radboud "

Copied!
19
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

UMC ~ St Radboud

Bloktoets Datum Aanvang

50208 Regulatie en Integratie 2 4 f'ebruari 2011

10.00 uur

Deze tentameneet kunt u na afloop mMnemen

Universitair Medisch Centrum

Ook de van het antwoordformulier voor de mMrkeuzevn~gan mag u behouden.

ALGEMENE AANWIJZINGEN EN INSTRUCTIE:

• Dit tentamen bestaat urt 93 meerkeuzevragen.

• De beschikbare llJd voor het gehele tentamen Is 2 uur.

• Controleer of uw tentamenset compleet is.

• Vermeld op het antwoordfonnulief duidelijk uw

naam

en

SI!Jdentnuromer.

• Bij iedere vraag Is slechts één alternatlef het juiste of het beste.

• U geeft het naar uw mening juiste antwoord

aan

door het lè!.lfl8

voor

het betreffende alternatlef te omcirkelen.

• Vragen

waar

u door tijdnood niet aan toekomt. laat u onbeantwoord. Acht u alle alternatieven, na zorgvuldige bestudering, even juist, dan moet u de vraag niet beantwoorden. Kunt u één of meerdere allemalieven elimineren, dan moet u de vraag wel beantwoorden.

• Wanneer u het tentamen beêindigd hebt, dient u uw antwoorden (dus de omcirkelde C!JfE8S) zorgvuldig over te brengen op het

antwoorrtfoanu/ief .

het gebruik van

een

DOtlood

is

ongewenst.

Open gelaten VJ1190n laat u blaneo

• De op het antwoordformulier ingevulde antwoorden worden beschouwd als uw definîbeve antwoorden. ongeacht

uw

omcirkelu~gen in

uw

toetsboekje.

• Onleesbare cijfers of meer dan één Cijfer per hokje zullen als blanco worden geTnterpreteerd.

• Het gebruik van alle audiovisuele en technische hulpmiddelen is niet toegestaan, tenzij expliciet vermeld elderS op drt voorblad. Mocht u dergelijke apparatuur toch gebruiken, dan zal drt als fraude worden aangemerkt. Op

uw

tafel mogen

uw

studenten- en registratiekaart en los schrijfmatenaal liggen. Etui's moeten van tafel.

De vragen worden als volgt gescoord:

antwoorden: Goed fout 011811

2 keuze-vraag 1 -1 0 punten

3 keuze-vraag 1 • 112 0 punten

4 keuze-vraag 1 • 113 0 punten

5 keuze-vraag 1 1/4 0 punten

Indien u commentaar heeft op de vragen. noteert u dat op het commentaarfarmuier (laatste blz.) en levert u dat na anoop van hettentamen in, tezamen met

uw

antwoordformulier.

VDOr het overige mag u de volledig ter hand gestelde tentamenset, incl. het kopie-antwoordtormuller behouden.

LET OP 11

ZET EERST UW NAAM EN STUDENTNUMMER OP HET ANTWOOROFORMUUERI VEEL SUCCES!

(2)

Welke van de volgende geneesmiddelen kan diabetes veroorzaken?

1. Usdiuretica zoals bumetanide

2. Mineraiocorticoïden zoals Oudrocortison

3. Specifieke serotonine reuptake inhibitors zoals fluoxetine 4. Antlretrovirale protease remmers zoals ritonavir

Vraag 2

Meer dan 90% van de type 1 diabetes patiënten hebben het HLA genotype DR3 en/ of DR4, terv1ijl dit in de algemene populatie 35% is. Wat bewijst dit?

1. Dat type 1 diabetes een autosomaal recessief erfelijke ziekte is 2. Dat de aanleg voor het krijgen van diabetes type 1 erfelijk is bepaald 3. Dat diabetes type 1 een auto-immuunziekte is

Vraag 3

In welk land komt type 1 diabetes relatief het meest voor?

1. Spanje 2. Noorwegen 3. Litouwen 4. Nederland

Vraag 4

Bij welke bevolkingsgroepen in Nederland is de prevalentie van type 2 diabetes het hoogst?

1. Marokkaans 2. Chinees

3. Surinaams van creoolse afkomst

Vraag 5

Een 52 jarige man komt op het spreekuur met sinds 3 weken een droge mond, dorst, polyurie, polydipsie en gewichtsverlies. Wanneer kan de diagnose diabetes definitief worden gesteld?

1. Bij een eenmalige gemeten nuchtere plasmaglucose van meer dan 7 mmoi/I 2. Als kwalitatief urineonderzoek laat zien dat er glucose in de urine aanwezig is

3. Als een orale glucose belastingstest een 2 uurs waarde van meer dan 11.1 mmoi/Liaat zien 4. Bij een nuchter plasma glucose van meer dan 7 mmoi/I op twee afzonderlijke dagen gemeten

Vraag 6

Bij een 68 jarige vrouw is diabetes vastgesteld. Ze heeft geen klachten. Haar BMI Is 27 kg/m2, haar nuchtere glucose is 7.5 mmol/1, niet nuchter 13.8 mmol/1, HbA1C 6.8%. Wat is de eerste stap van uw behandelplan ?

1. Een dieet met weinig suiker, maaltijden rijk aan complexe koolhydraten, weinig vet en rijk aan vezels, daarnaast enige caloriebeperking en meer lichaamsbeweging om af te vallen.

2. Antwoord A+ start SU-preparaat, bijvoorbeeld tolbutamide 3. Antwoord A+ SU-preparaat + metformine

(3)

Vraag 7

Een 69 jarige vrouw met type 2 diabetes en een gestoorde nierfunctie (kreatinine 160 11mol/l) moet worden behandeld met een oraal bloedglucoseverlagend middel. Welk middel?

1. Mettormine 2. Tolbutamide 3. Pioglitazon

Vraag 8

Welke van de volgende afwijkingen bij retinopathie is het meest alarmerend:

1. Neovascularisaties

2. Hemorragieën (bloedinkjes in het netvlies) 3. Cotton wool exudaten

4. Micro·aneurysmata

Na een intensieve sportavond drinkt een patiënt met type 1 diabetes vier glazen bier. De

bloedglucose voor het slapen is 8.2 mmol/l en patiënt spuit de normale hoeveelheid basale insuline.

's Nachts ontstaat echter een ernstige hypoglycemie. Welke factoren genoemd in de vragen 9 t/m 11 kunnen daar aan bijdragen?

Vraag 9

De koolhydraten in het bier verhogen de glucose kortdurend maar de alcohol verlaagt de bloedglucose en die werking houdt langer aan.

1. Juist 2. Onjuist

Vraag 10

Door de voorafgaande inspanning is de insulinebehoefte tijdens de nacht verlaagd

1. Juist 2. Onjuist

Vraag 11

Ooor de combinatie alcohol en slaap is de waarneming van hypoglycemieën verminderd.

1. Juist 2. Onjuist

Vraag 12

Welk symptoom past bij een diabetische (non·ketotische) hyperosmolaire ontregeling?

1. Aceton lucht bij het uitademen 2. Droge mond en dorst

3. Kussmaul ademhaling 4. Bleek zien en tran.spireren

(4)

Een voorheen gezonde jonge vrouw komt een aantal keer op de Eerste Hulp nadat zij bewusteloos is aangetroffen op haar werk met een hypoglycemie. Laboratorium onderzoek laat het volgende zien:

glucose 2.5 mmol/1, verhoogde insulinespiegels en een verhoogd C-peptide. Wat is juist?

1. Er zijn nog twee mogelijkheden: auto-intoxicatie met een sulphonylureum derivaat of een insulinoom (insulineproducerende tumor)

~- Dit kan alleen bij een auto-intoxicatie met een sulphonylureum derivaat 3. Dit kan alleen bij een insulinoom

4. Dit kan alleen bij een auto-intoxicatie met insuline

Vraag 14

Bij pijnlijke neuropathie

1. Is de pijn overdag het ergste

2. Zijn de klachten langzaam progressief en verminderen niet 3. Kunnen de klachten ontstaan na aanvang van insulinetherapie 4. Is er ook sprake van spieratrofie en -zwakte

Vraag 15

Waarom werken kortwerkende insuline-analogen sneller dan Ngewone" kortwerkende insuline?

1. Kortwerkende insuline-analogen binden korter aan de insulinereceptor 2. Kortwerkende insuline-analogen vormen in oplossing geen hexameren 3. Kortwerkende insuline-analogen worden sneller afgebroken

4. Kortwerkende insullne-analogen diffunderen sneller door de membraan

Vraag 16

Welke van de volgende factoren bevordert vasodilatatie

1. Prostacycline 2. Serotonine 3. Tromboxane B 4. Adenosine

Vraag 17

Wat is de belangrijkste fysiologische trigger van de secundaire hemostase

1. Stollingsfactor XII

2. Tissue factor/factor Vil complex 3. Factor VIl en XII

4. Tissue factor/factor XII complex

Vraag 18

Wat Is de kans dat een dochter van een vader met hemofilie B draagster is van deze ziekte:

1. 50%

2. 25%

3. 100%

4. 0%

(5)

Vraag 19

Bij de storage pool disease ziet men:

1. Trombocytopathie 2. Hemolyse

3. Ernstige nierinsufficiëntie 4. 1 + 2 + 3

Vraag 20

Glycoproteine lb/IX/V speelt een belangrijke rol in de bloedplaatjesadhesie. Voor welk stollingseiwit is GP lb/IX/V een receptor?

1. Fibrinogeen 2. Tromboxaan

3. Ven Willebrand factor 4. Cyclooxygenase

Vraag 21

Welke bloedlngscomplicatie is typerend voor een patiënt met de ziekte van Ven Wille brand?

1. Recidiverende bloedneuzen

2. Recidiverende gewrlchtsbloedingen 3. Nabloeding optredend na enkele uren 4. Petechieen

Vraag 22

Welke beweringen over een factor XII deficiëntie zijn waar?

1. Voorafgaand aan een operatie moet patiënt behandeld worden met FFP 2. Voorafgaand aan een operatie moet patiënt behandeld worden met rFVIIa 3. De PT is verlengd

4. De APTT is verlengd

Vraag 23

Bij gebruik van acenocoumarol is de synthese van de vitamine K afhankelijke stollingseiwitten geremd. Welke stollingseiwitten zijn dit?

1. 11, Vil, IX, X

2.

11, Vil VIII, X 3. 11, V, IX, X 4. 11, V, Vil, X

Vraag 24

Bij patiënten met sikkelcel anemie wordt "PARVO veilig" bloed gegeven ter voorkoming van overdracht van een PARVO virus infectie omdat:

1. Een PARVO infectie de erytrocyten aanmaak remt 2. Een PARVO infectie aanleiding geeft tot een pneumonie 3. Leverfunctiestoornissen hemolyse uitlokken

(6)

Bij een a-Thalassemie ziet men een

1. Een verlaagd ijzergehalte 2. laag MCV

3. HoogMCV

Vraag 26

Bij een autoimmuunhemolytische anemie is:

1. Het foliumzuurgehalte verlaagd 2. Oe directe antiglobulinetest positief 3. Het vitamine B12 gehalte verlaagd

Vraag 27

Bij een voorheen gezonde jonge vrouw van 34 jaar met hematomen wordt een verlaagd aantal trombocyten gevonden. Het hemoglobine gehalte is licht verlaagd, hetLOgehalte verhoogd. Het aantalleukocyten en de differentiatie zijn normaal. Olt kan passen bij een:

1. ITP

2. TIP

3. Trombose

Vraag 28

BIJ paroxysmale nachtelijke hemoglobinopathie (PNH) ziet men naast hemolyse frequent een

1. Verhoogde infectie neiging 2. Verhoogde trombose neiging 3. Trombocytopenie

Vraag 29

Bij trombotische trombocytopenische purpura ziet men bij de handdifferentiatie de volgende erytrocytenvorm:

1. Fragmentocyten/schistocyten 2. Trombocytenaggregaten 3. Ovalocyten

Vraag30

Welke vorm van hemoglobinopathie wordt gekenmerkt door crises met hevige botpijn:

1. Sikkelcel trait 2. Sikkelcelanemie 3. a-Thalassemie 4. ó·Thallasemie

(7)

Vraag 31

Bij sikkelcelziekte en een gezonde partner zonder hemoglobinopathie Is de kans op dragerschap bij de nakomeling

1. 2S%

2. SO%

3. 7S%

4. 100%

Vraag3Z

Een patient met milde nierinsufficlentie op basis van diabetes mellitus krijgt last van

een

radiculair syndroom (pijn door druk op zenuwwortels ten gevolge van

een

hernia). Oe eigen huisarts heeft inmiddels paracetamol en diazepam (slaapmiddel

en

spierrelaxans) gestart om verhoogde spiertonus al.s bijdrage aan de pijn te verminderen. U bent waarnemer en de patiënt belt u op vanwege heftige pijnscheuten in het been. Hij klinkt wat gedrogeerd en u vermoedt dat de diazepam behoorlijk effect heeft op zijn functioneren. Welke farmacologische interventie vindt u nu het meest gepast om de pijn te bestrijden?

1. Start een NSAIO

2. Start een morfine preparaat 3. Start amitryptiline in lage dosis

Vraag 33

Een patiënt wordt naar u verwezen voor behandeling van zijn heftige skeletpijn op basis van een diffuus gemetastaseerd prostaatcarcinoom. Hij gebruikt reeds

een

NSAIO en tra ma dol.

Welke interventie vindt u het meest passend?

1. Voeg morfinepreparaat aan de medicatie toe 2. Vervang trarnadol door een morfinepreparaat 3. Voeg paracetamol aan de medicatie toe

Vraag 34

U start bij een patiënt een morfinepreparaat. Welke van de volgende maatregelen is het meest passend?

1. Start tevens

een

laxeermiddel.

2. Geef een anticholinergicum ter voorkoming van blaasspasme.

3. Vraag partner van patiënt om ieder half uur de ademfrequentie te controleren.

Vraag 35

Een patiënt presenteert zich op de eerste hulp

met

hoge koorts, transpireren

en

kortademigheid vanwege een pneumonie. Tevens scherpe thoracale pijn vastzittend aan de ademhaling, suggestief voor forse pleuritis. Oe patiënt vraagt om een pijnstiller. Welke keuze lijkt u het meest geschikt om al,s eerste mee te starten?

1. Morfine: u behandelt dan meteen het gevoel van dyspneu

2. NSAIO: u remt dan meteen de ontsteklngsactiviteit in de long die oorzaak is van de pleuritis en pijn.

3. Paracetamol: u vermindert dan tevens de koorts

en

het transpireren.

(8)

Een alcoholist met ernstige levercirrhose wordt opgenomen na een auto-ongeval waarbij diverse ribfracturen. Oe pijn intervenieert met zijn ademhaling waardoor er respiratoire insufficiëntie dreigt.

U vraagt de anesthesist in huis voor het geven van een intercostaalblok ter behandeling van de pijn.

Ter overbrugging besluit u tot het geven van 10 mg morfine subcutaan.

Welke controle is vanwege deze interventie het meest van belang gedurende de tijd dat de morfine werkzaam is?

1. Bewustzijn 2. Bloeddruk 3. Nierfunctie

4. Hb

Vraag 37

Pijn in de kaak bij een acuut myocardinfarct is een voorbeeld van

1. neuropathische pijn 2. referred pa in 3. fantoompijn 4. ischemische pijn

Vraag 38

Een farmaceutisch bedrijf is op zoek naar een nieuw type analgeticum dat werkt door beïnvloeding van de neurotransmitter substance P (SP). Welk farmacologisch profiel van onderstaande stoffen past het best bij een dergelijke pijnstiller?

1. SP-reuptake-remmer 2. SP-receptor-agonist 3. SP-receptor-antagonist

Vraag 39

Opioïden hebben naast een sterk anaigetische werking een groot aantal ongewenste effecten. Welk van onderstaande effecten wordt NIET door opioïden veroorzaakt?

1. Obstipatie

2. Ademhalingsdepressie 3. Mydriasis

4. Jeuk

Vraag40

Bij onvoldoende pijnstillend effect van buprenorfine zijn bij overschakelen naar morfine enige tijd hogere doseringen morfine nodig. Dit komt \vaarschljnlijk omdat buprenorfine

1. Sterker dan morfine aan ~~-receptoren bindt 2. Down-regulatie van IJ-receptoren geeft 3. Up-regulatie van IJ·receptoren geeft

(9)

Vraag41

Bij gordelroos {herpes zoster) vindt er een Opvlamming van virusactiviteit plaats in neuronen van sensere ganglia. Oe patiënt ondervindt hiervan een brandende, tintelende pijn in een dermatoom.

Hoe noemt men deze pijn?

1. Referred pain 2. Fantoom pijn 3. Neuropatische pijn 4. Nociceptieve pijn

Vraag 42

Bij welke toestand kan men meestal veilig een NSAID voorschrijven

1. Sepsis 2. Hartfalen

3. Nlerinsufficientie (na dosisaanpassing) 4. Cholecystitis

Vraag43

Na toediening van opiaat krijgt een patiimt jeuk. Wat is de beste behandeling?

1. Anti-histaminicum, geen prednison 2. Prednison, geen antihistaminicum

3. Geen prednison P-n gPPn antihistaminicum 4. Prednison en een antihistaminicum

Vraag 44

Na toediening van morfine wordt de bloeddruk plotseling laag. Wat is de oorzaak?

1. Diuretisch effect van morfine 2. Veneuze vasodilatatie 3. Arteriele vasodilatatie

4. Bradycardie en negatieve inotropie van het hart

Vraag 45

Een patiënt heeft een diepe trombopenie (te weinig trombocyten in het bloed). Hij heeft daarbij een ernstige ontsteking van de grote teen. Wat is de beste behandeling?

1. lbuprofen 2. Paracetamol 3. Celecoxib 4. Trarnadol

(10)

A. Het is van belang om te weten of een patiënte zwanger is voordat zij anesthesie krijgt.

B. Medicamenten uit risico categorie X kun je toedienen in de zwangerschap

1. Stelling A is juist. stelling B is onjuist 2. Beide stellingen zijn juist

3. Beide stellingen zijn onjuist

4. Stelling A is onjuist. stelling B is juist

Vraag47

A. Het beoordelen van de luchtweg is niet relevant wanneer locoregionale anesthesie wordt gepland.

B. Oe Malampatti score is een maat voor de grootte van de tong in relatie tot de mondholte.

1. Stelling A is juist. stelling Bis onjuist 2. Belde stellingen zijn juist

3. Beide stellingen zijn onjuist

4. Stelling A is onjuist, stelling Bis juist

Vraag 48

Welke combinatie van ingreep en patiënt heeft het hoog.ste perioperatieve cardiale risico?

1. Patiënt met AP klasse 3 voor carotis endarteriectomie

2. Patiënt met decompensatio cordis in voorgeschiedenis voor carotis endarteriectomie 3. Patiënt met AP klasse 3 voor perifere vaatoperatie

4. Patiënt met decompensatio cordis in voorgeschiedenis voor perifere vaatoperatie

Vraag49

Welke patiënt moet als NIET nuchter beschouwd worden?

1. kind van 12 weken, moedermelk gehad 4 uur geleden 2. kind van 12 weken, glucose water gehad 2 uur geleden 3. patiënt met BMI 40, zes uur geleden ontbeten

4. zwangere 15 weken, zes uur geleden ontbeten

Vraag SO

Een patiënt met diabetes mellitus heeft meer kans op de volgende perioperatieve complicaties dan een patiënt zonder diabetes mellitus:

1. Zenuwbeschadiging ten gevolge van positionering 2. Hypoglycaemie en hyperglycaemie

3. Aspiratie van zure maaginhoud 4. 1, 2 en 3 zijn juist

(11)

Vraag Sl

Een patiënt met diabetes mellitus moeten we classificeren als:

1. ASA 1

2. Afhankelijk van de complicaties ASA 2 of 3

3. Afhankelijk van wel of niet insuline gebruik ASA 2 of 3 4. ASA3

Vraag S2

De potentie van lokaal anesthetica hangt onder andere af van:

1. de PKa van het middel

2. Het weefsel, wel of niet ontstoken 3. 1 en 2

4. Geen van beiden

Vraag S3

Uw patiënt, een gezonde jonge man wordt geopereerd aan zijn hand, wat adviseert u hem en waarom?

1. Algehele anesthesie, snel en het meest veilig 2. Algehele anesthesie, minste bijwerkingen

3. Locoregionale techniek, grootste succes percentage 4. Locoregionale techniek, postoperatief ook pijnstilling

Vraag S4

Wat is waar over depolariserende spierverslappers?

1. Ze binden aan de Ach receptor zonder activatie hiervan 2. Ze worden geantagoneerd door een specifieke antagonist 3. Ze zijn gecontraindiceerd bij nierfunctiestoornissen 4. Ze zijn langwerkend

Vraag SS

A. Hoe lager de bloed:gas partitie coëfficiënt is, hoe trager het effect Is van het inhalatie anestheticum

B. Een adipeuze patiënt ontwaakt sneller na inhalatie van een anestheticum met een hogere oil:gas partitie coefficient

1. Stelling A is juist, stellingBis onjuist 2. Beide stellingen zijn juist

3. Beide stellingen zijn onjuist

4. Stelling A is onjuist, stelling B is juist

(12)

Welk opioid werkt het kortst?

1. Meperidine 2. Alfentanil 3. 5ugammadex 4. Sufentanil

Vraag 57

Waar kunnen we opioïden NIET voor gebruiken?

1. Als mono anestheticum 2. Voor inductie van hypnose

3. Bij spinale en epidurale technieken 4. Als postoperatieve pijnstilling

Vraag 58

Welke monitoring hoeft u NIET aan te sluiten bij een gezonde patiënt met loco-regionaal anesthesie?

1. Niet invasieve bloeddruk meting 2. Saturatie meting

3. End tidal C02 meting

4. ECG

Vraag 59

Welke combinatie van middelen wordt meestal gebruikt bij anesthesie inductie van een volwassene?

1. Opioid, isofluraan, depclariserende spierverslapper 2. Opioid, sevofluraan, niet depclariserende spierverslapper 3. Opiold, propofol, niet depclariserende spierverslapper 4. Opioid, thiopental, depclariserende spierverslapper

Vraag 60

A. Een LMA houdt de luchtweg open, maar beschermt niet tegen aspiratie

6. Bij intra abdominale ingrepen wordt de voorkeur gegeven aan een endetracheale intubatie

1. Stelling A Is juist, stelling Bis onjuist 2. Beide stellingen zijn juist

3. Beide stellingen zijn onjuist

4. Stelling A is onjuist, stellingBis juist

Vraag 61

Een jonge vrouw is misselijk op de verkoeverkamer na algehele anesthesie bij een appendectomie.

Op de OK heeft zij al primperan gehad, welke mlddelen kunnen we nog geven?

1. Oexamethason, midazolam of ondansetron 2. Oexamethason, ondansetron of dipidalor 3. Oexamethason, draperidol of ondansetron 4. Oroperidol, ondansetron of dipidalor

(13)

Vraag 62

Er is een patiënt op de SEH na een hoog energetisch trauma. Hij heeft een GCS van 5 en ademt niet.

U ziet bloed en braaksel uit de mond komen, de bloeddruk is zeer laag en de pols is snel.

Wat gaan we nu eerst doen?

1. Controle van de ademweg door normale inductie van anesthesie met propofol en rocuronium.

2. Oe patiënt moet met spoed endetracheaal geintubeerd worden, u vraagt assistentie voor de cricoiddruk.

3. Endetracheale Intubatie is met spoed noodzakelijk, maar zou lastig kunnen zijn, u vraagt hulp.

4. In verband met de zeer lage tensie gaan we eerst vullen.

Vraag 63

Na intubatie is de bloeddruk van onze patiënt laag, wat is de meest voor de hand liggende verklaring in deze patiënt?

1. Bloedverlies 2. vasovagale reactie

3. door de gegeven anesthetica 4. myocardischaemie

Vraag 64

Welke rol kan de anesthesioloog hebben in de regelkring?

1. Sensor 2. Selecter 3. Camparator 4. alle 3

Vraag 65

A. Een pneumothorax komt vaker als complicatie voor bij het inbrengen van een CVL in de vena subetavia dan bij het benaderen van de vena jugularls Interna

B. Een CVL In de vena femoralis is goed geschikt voor meting van de CVO

1. Stelling A is juist, stelling Bis onjuist

2. Beide stellingen zijn juist

3. Beide stellingen zijn onjuist

4. Stelling A is onjuist, stellingBis juist

Vraag 66

Wat is niet waar met betrekking tot anesthesie bij kleine kinderen

1. Medicamenten worden per kilogram lichaamsgewicht gedoseerd 2. Kleine kinderen koelen sneller af dan volwassenen

3. Kleine kinderen moeten altijd geintubeerd worden bij algehele anesthesie 4. Tachycardie is een eerste teken van hypovalemie bij een klein kind

(14)

Bij oudere patiënten is minder inductie medicatie per kilogram lichaamsgewicht nodig omdat

1. Een groter deel van het inductiemiddel geïoniseerd Is 2. De pH van het plasma lager is

3. De cardiac output lager is

4. Er een reductie in het bloedvolume is

Vraag 68

Nadelige effecten van hypothermie zijn:

1. Myocardischaemie 2. Hypoxie

3. Stollingsstoomissen 4. 1 en 3 zijn juist

Vraag69

A. Bij een baby met pylorusstenose verwacht je een bloedgas met een pH< 7.35 B. Een pylorushypertrofie wordt onmiddellijk na de geboorte gediagnosticeerd

1. Stelling A is juist, stellingBis onjuist 2. Beide stellingen zijn juist

3. Beide stellingen zijn onjuist

4. Stelling A is onjuist, stelling B is juist

Vraag70

Een 42 jarige patiënte presenteert zich met gewichtstoename, striae, hematomen en spierzwakte. Er is verdenking op het syndroom van Cushing. Ze gebruikt geen glucocorticoïden. Welk onderzoek is in eerste Instantie geïndiceerd?

1. CRH Stimulatietest

2. Ochtend plasma cortisol en ACTH 3. Ochtend speeksel cortisol

4. 1 mg dexametason remmingstest

Vraag 71

Een 35 jarige patiënte presenteert zich met klinische verschijnselen van het syndroom van Cushing.

De diagnose hypercortisolisme wordt met laboratoriumonderzoek bevestigd. Wat betreft de oorzaak is à priori de kans het grootst op

1. Een ACTH producerend hypofyseadenoom

2. Autonome overproductie van cortisol door één bijnier 3. Autonome overproductie van cortlsol door beide bijnieren

(15)

Vraag72

De fysiologische afgifte van ACTH en cortisol verloopt volgens een diurnaal patroon. De plasmaconcentraties zijn gedaald tot een minimum

1. Juist voor het ontwaken 's ochtends 2. Rond 17.00 uur

3. Rond middernacht

Vraag 73

Een 72 jarige man wordt opgenomen met hoge koorts wegens een pneumonie. Hij maakt een ernstig zieke indruk. Drie maanden tevoren werd een polymyalgia reumatica vastgesteld. Hij werd hiervoor behandeld met 60 mg prednison, gevolgd door een afbouwschema. Bij opname gebruikte hij nog 10 mg per dag. Wat is uw beleid met betrekking tot de prednison?

1. Stoppen gezien de infectie

2. Continueren in huidige dosering. zo nodig IV bij braken 3. Dosis verhogen

Vraag74

Welke van de volgende problemen past NIET typisch bij langdurige blootstelling aan een hoge dosis glucocortlcoidmedlcatie?

1. Osteoporose

2.

Diabetes mellitus 3. Hypertensie 4. Hematomen

s.

Hirsutisme

Vraag 75

Welke combinatie past NIET typisch bij congenitale bijnierhyperplasle?

1. Verhoogde bijnierandrogenen, verlaagde glucocorticoîden, verlaagde mineraiocorticoïden 2. Verhoogde bijnierandrogenen, normale mineraiocorticoïden

3. Verhoogde bijnierandrogenen, verhoogde glucocorticoïden

Vraag 76

De prolactineconcentratie in bloed is over het algemeen hoger bij hyperprolactinemie ten gevolge van steelcompressie door een niet-endocrien actief hypofyseadenoom dan bij een

hyperprolactinemie ten gevolge van een prolactinoom. Deze bewering is 1. Juist

~- Onjuist

(16)

Een man van 60 jaar is sinds een half jaar geleidelijk ongeveer 5 liter per dag gaan plassen. Een diabetes mellitus werd uitgesloten. Ter differentiatie tussen een primair psychogene polydipsie en een diabetes insipldus kiest U in eerste instantie voor het volgende onderzoek:

1. Dorstproef

2. MRI hypofyse en hypothalamus

3. Bepaling van antidiuretisch hormoon In plasma 4. Zoutbelastingstest

Vraag 78

Een Addlson crisis is een levensbedreigende situatie. Een dergelijke crisis kan ontstaan bij patiënten met:

1. Relatief ACTH·tekort ten gevolge van een hypofysetumor 2. Tijdens glucocorticoïdgebruik

3. Bijnierbloeding

4. Alle genoemde omstandigheden

Vraag79

Een groot multinodulair struma gaat bijna altijd gepaard met lang bestaande hyperthyreoïdie

1. Juist

2. Onjuist

Vraag80

Graves' ophthalmopathie ontstaat door een direct lokaal effect van T3 en T4

1. Juist 2. Onjuist

Vraag 81

Welke diagnose past het beste bij de volgende uitslagen: TSH 3,0 mE/I (normaalwaarden: 0,4-4,0), vrij T4 5 pmol/1 (normaalwaarden 8-~4)

1. Ziekte van Hashimoto (autoimmuun hypothyreoïdie) 2. Hypofysetumor

3. Vroege fase van een thyreoïditis (Quervain thyreoïditis)

Vraag 82

Bij een 48 jarige man met onbegrepen moeheid wordt een hypercalciëmie van 3,0 mmoi/I (normaal

<2,6 mmol/1) vastgesteld. Op basis van deze gegevens is de meest waarschijnlijke diagnose:

1. Primaire hyperparathyreoïdie 2. Botmetastasen

3. Vitamine 0 tekort

4. Overmatig gebruik van zuivelproducten

(17)

Vraag83

Overmatig dropgebruik kan leiden tot hypokaliëmie en hypertensie in het kader van pseudohyperaldosteronisme. Dit hangt samen met:

1. Verhoogde gevoeligheid van de mineralocorticoïdreceptoren 2. Overmatige bezetting van de mineralocorticoïdreceptoren 3. Onvoldoende intracellulaire inactivatie van aldosteron in de nier

Vraag84

Verhoogde bloedwaarden van zowel renine als aldosteron passen het meest typisch bij:

1. Ziekte van Conn

2. ldlopatlsche bilaterale bijnierhyperplasie 3. Glucocorticoïd afhankelijk hyperaldosteronisme 4. Nierarteriestenose

Vraag 85

Het gebruik van ACE (angiotensine converting enzyme)·remmers bij primaire hypertensie beïnvloedt de concentraties vanrenineen aldosteron in bloed. Op welke manier?

1. Renine laag, aldosteron laag 2. Renine hoog, aldosteron hoog 3. Renine laag, aldosteron hoog 4. Renine hoog, aldosteron laag

Vraag 86

Een patiënt presenteert zich met plotseling ontstaande hoofdpijn en bitemporale gezichtsveld uitval.

De meest waarschijnlijke oorzaak Is:

1. Empty sella

2. Uzerstapeling bij hemochromatose 3. Hypofyse apoplexie

Vraag 87

De huisarts verwijst een patiënte bij wie 8 weken na een gecompliceerde bevalling met 10 I

bloedverlies en shock een hypothyreoïdie (TSH 0.01 mE/I (normaal 0.4·4) en vT4 4.2 pmol/1 (normaal 8·22)) en een verlaagd cortisol (ochtendwaarde O.OS umol/1 (normaal 0.2.0.55)) vastgesteld is. De meest waarschijnlijke oorzaak van haar hypothyreoidie is:

1. Postparturn thyreoiditis 2. Syndroom van Sheehan 3. Ziekte van Hashimoto

(18)

Bij het monitoren van de substitutie met levethyroxine bij een patiënte met een primaire hypothyreoidie (bijvoorbeeld a.g.v. ziekte van Hashimoto) wordt gebruik gemaakt van:

1. Bepaling van TSH is voldoende

2. Bepaling van TSH altijd in combinatie met bepaling van vT4 3. Bepaling van TSH altijd in combinatie met bepaling van vT4 en T3 4. Bepaling van T3 is voldoende

Vraag 89

Een patiënte met de ziekte van Graves wordt sinds kort behandeld met carbimazol. Zij belt op omdat zij koorts en keelpijn heeft. Wat is het correcte beleid in deze situatie:

1. U stelt haar gerust, het heeft niets met de medicatie te maken.

2.

u

laat het bloedbeeld cito bepalen om een agranulocytose als bijwerking van carbimazol uit te sluiten.

3. U stopt de carbimazol zonder controle van het bloedbeeld en start behandeling met antibiotica.

Vraag 90

Na de menarche (eerste menstruatie van een meisje) is aan groei nog ongeveer te verwachten:

1. 0 cm (nihil)

2. Scm

3. 15cm

Vraag 91

Het lengteverschil tussen volwassen mannen en wouwen ontstaat doordat:

1. Jongens in de puberteit een hogere groeisnelheld bereiken 2. Jongens voor de puberteit langer doorgroeien

3. Beide

Vraag 92

Oe maximale afgifte van groeihormoon door de hypofyse vindt plaats:

1. 's Ochtends kort voor het ontwaken 2. 's Avonds kort na het inslapen 3. Oireet na de maaltijden

(19)

Vraaa 93

Welke argumenten pleiten in het algemeen voor een intrinsieke (=primaire) groeistoornis:

l.Korte benen

2.Skeletleeftijdachterstand 3.Laag geboortegewicht 4.Romp adipositas

S.Een knik in de groeicurve 6.0ysmorfieën

Kies het juiste antwoord:

1. 1- 3- 6

2. 2-3-5

3. 2-4-6

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Als Je hebt vastgesteld &lt;131 hm liiOchlóffOf good udcmt (door middef v3n kijkOI\, vodon oo •.ns.toren).. Hoetl u een tintelendol dof gmoO()IIn

Het gehoorsverlies in ongeveer de helft van de kinderen die slechthorend geboren worden is het gevolg van een genetisch defect. Erfelijk gehoorverlies wordt veroorzaakt

VEEL SUCCES!.. Bij navragen blijkt dat ze de middag voor het consult ziek is geworden. Gisteravond en deze morgen heeft ze mlnder gegeten, drinken doet ze wel goed. ze heeft een

Er zijn instrumenten waarmee een arts rationeel een geneesmiddel kan starten en waarmee een arts een pakket aan geneesmiddelen dat gebruikt wordt

Welke van onderstaande behandeling wordt gebruikt bij patiënten met de ziekte van Parkinson.. Dat is een stimulatie van de nucleus

De huisarts vertelt haar dat bloedtesten niet geschikt zijn om deze allergie aan te tonen1. Deze bewering van de

Bij het registreren van EEG's wordt vaak gebruik gemaakt van een filter dat alleen de a-golven doorlaat, en alle andere frequenties tegenhoudt. Schets de amplitudekarakteristiek

8) Recentelijk heeft men in Zuid Nederland steeds vaker te maken met rupsen van de eikenprocessievlinder (Thaumetopoea processionea L.). Na contact met de brandharen kunnen