bron
Ware geschiedenis voorgevallen in de wytberoemde koopstad Amsterdam. z.n., z.p. ca. 1810
Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_war003ware01_01/colofon.php
© 2013 dbnl
1
Ware geschiedenis voorgevallen in de wytberoemde koopstad Amsterdam.
Op een aangename voys.
WEl wat heeft de min vermogen ô Wat heeft de Liefde kragt, Menig Magetje onbedagt, Werd door Venus Wigt bedrogen, Dat men somtyds niet verwagt.
Gelyk heden is gebleken, In de Koopstad Amsterdam, Hoe dat eenen Graaf daar quam, Die een Maget vervoert door steken En mee na zyn Land toenam.
't Was een Meisje van vyftien jare, En van een eerelyk Geslagt,
Was dit bloemetje voortgebragt, Nog onmondig om te Pare,
Zy stond onder haar Voogden magt.
Zy was maar ontrent agt jaren, Als men haar bragt in Amsterdam, Zeer onnozel als een Lam, Door Nephtunes woeste Baren, Zy hier uyt Oost-Indien kwam.
Haar Ouders die zyn overleden,
Het Meisje was daar mede te vrede Door onnosel eerst de Min,
Trok zy met hem Duitsland in Om daar in den Echt te treden Vaart dan wel gy jonge Gravin.
Wagt u Dogtertes te garen, Dat gy tog niet word verleid, Maar altoos voorzigtig zyt, Veele die onnosel paren, Dat haar in de kennis speyd,
Het Verstand Gaat bove pand.
E Y N D E .
2
Een vermakelyke vryagie, tusschen een Herder en Herderin.
Stem: A la mode de France.
IK groet uw Harderin, Mijn schoonste uitgelezen Gy zyt die ik bemin,
En geeft my een Kusje o schone Blom:
Want het is om u mijn Engel dat ik hier om kom.
Wie komt hier nu zo vroeg Al in mijn ruste stooren, Heb nog tyds genoeg:
Om met myn schaapjes gaan te veld o Herder laat u klagen en staakt u geweld.
Het is Floris uwe Lief, Die u hier komt opwkken Myn Engel het word tyd, Want ziet de zon is in de kim:
Dryft met u vee na buiten zoetste Harderin.
Zijt gy het Harder zoet, Die myn hier komt opwekken Met een gerust gemoed:
Ik zal myn stal ontsluiten gaan,
Dryft myn vee na buiten met u op de baen.
Siet Herder en Herderin:
Hoe zy haar schaapjes weiden Heel verblyd van zin:
Onderwyl zy spreken van de min
Ziet men haer schapen lopen zo de Heide in.
De Herder speelt sarmant:
Met zijnen Harderin Al langs de waterkant,
En de Herder die grypt 'er het Lammetje teer;
Ia dat het lieve schaapje nog wel doen kan zeer.
herders-vryagie, tusschen Philemon en Silvia.
Haar zoete Roze rode mond, In die verliefde Morgenstondt,
Maar zy [in schyn] nog even hart van zinnen, Weigerd Philimon die Bee,
Dog hy verzette niet een tre,
Maar sprak, myn Lief myn tweede leven, Myn Silvia geeft my gena,
Eer dat ik door de Min verga.
Door al zyn Droef en bitter lammenteeren, Wierd haar verharde hart verzagt,
Cupido kreeg de grootste kragt, Hy nam zyn Koker, Boog en Pylen, En schoot haar tot 't ingewand, Tot blussing van dien Herders brand.
Zy toonden daar haar overgrote liefde, En bood dien Harder wedermin,
't Geen was zyn lust, zyn wensch zyn zin, Zy sprak uw trouw had ik zien blyken, Ik wezen wil uw Echte Vrouw.
En Philemon ging haar terstond omhelzen, Kusten haar Lipjes roze rood,
Dat was de trouw dien hy haar bood:
Zy gingen 't saam te Velde treden, En Philemon zyn pyn was uyt, Wyl hy had Silvia tot zyn Bruyd.