• No results found

A Dus toch exposure?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "A Dus toch exposure?"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Dus toch exposure?

Geestelijke zorg bij het leren leven met angst voor de dood

A

NNE IS 25 JAAR en woont samen met haar vriend. Ze werkt niet meer en zit nu bijna een jaar ziek thuis met een heftige burn-out. Het plan om dit school- jaar met een nieuwe opleiding te begin- nen, zit er nu niet in. Dwanghandelingen en -gedachten kosten haar veel tijd en ener- gie. Anne’s leven wordt beheerst door vra- gen over angst voor de dood. Deze vragen leiden tot een doorverwijzing naar de gees- telijk verzorger. Anne komt op haar zelfver- zekerd over. Ze oogt vriendelijk, kordaat en zelfs vrolijk. Ze maakt makkelijk contact en praat veel. Zelf geeft ze aan dat dit een hou- ding is, waaronder angst en onzekerheid te- keergaan. Innerlijk voelt ze zich bedroefd en weet ze niet goed wat ze met haar leven aan moet. Ze is katholiek gedoopt en heeft de eerste communie gedaan, maar is niet kerkelijk betrokken of religieus actief.

De geestelijk verzorger (61 jaar, katholiek) werkt zeventien jaar bij de ggz. Zij hanteert en combineert diverse werkwijzen. Hoewel theoretisch onderlegd, gebruikt ze deze in- zichten zelden expliciet en bewust. De drie principes van Rogers – echtheid, aanvaar- ding en empathie (Rogers, 1973) – zijn voor haar de basis van vrijwel elk gesprek. Het non-directieve empathische en reflectieve luisteren van Rogers verlaat ze geregeld, door directe vragen te stellen en ervarin- gen van anderen in te brengen. Met behulp

In de ggz-onderzoeksgemeenschap van het Nederlandse Case Studies Project (Walton &

Körver, 2017) bespraken we de begeleiding van Anne (25) die aanvankelijk bij de ggz in dagbehandeling was voor angst en stem- mingsstoornissen. Bij de gebruikelijke expo- suretraining liep zij vast door een vreselijke angst voor de dood. Haar vraag of er leven na de dood is, leidde tot een verwijzing naar de geestelijk verzorger. Al spoedig durfde de cliënte deze vraag op eigen wijze te onder- zoeken, hetgeen haar hoop, ruimte en meer zelfvertrouwen gaf. Opnieuw exposure, nu in de omgeving van geestelijke verzorging. Wat daarin werkzaam (b)leek, beschrijven we in deze bijdrage.

Marie-José van Bolhuis, Hanneke Muthert, Sjaak Körver en Martin Walton

PRAKTIJK

(2)

van (bijbel)verhalen, geanonimiseerde cli- entervaringen, een lied of een eigen erva- ring plaatst ze het verhaal van de cliënt in een bepaald en soms ander licht. Zij werkt hermeneutisch (Heitink, 1998; Caldwell, 1978; Zwaan, 2017). Hoewel religie in een groot deel van haar werk geen expliciete rol speelt, laat zij zich wel degelijk inspireren door de christelijke traditie.

In het begin van het contact volgt Anne een behandelgroep bij de ggz waar met ex- posure wordt gewerkt. Gaandeweg worden cliënten daar onder begeleiding van een verpleegkundige en een psycholoog bloot- gesteld aan situaties waar ze bang voor zijn.

Anne weigert echter oefeningen te doen die naar de dood verwijzen. Omdat zij zich te- rugtrekt uit de exposurebehandeling en vanwege een reorganisatie binnen de ggz, heeft zij vervolgens geruime tijd geen be- handeling. Men zoekt naar een passend ver- volg, waarvoor echter aanvullende diagnos- tiek gevraagd is. Dat wil ze niet. Het contact met de geestelijk verzorger wordt voortge- zet. Deze begeleiding gaat van start met we- kelijkse gesprekken, waarna de frequentie geleidelijk wordt afgebouwd.

Eerste gesprek

Na een korte introductie en het benoemen van de doorverwijzing, begint de geeste- lijk verzorger met: ‘Vertel eens ...’ Anne verhaalt daarop dat ze veel last heeft van dwanghandelingen, bijvoorbeeld twintig keer controleren of een deur of kraan dicht zit en dwanggedachten rond voedsel. Dit gaat gepaard met grote angst. Alleen als haar vriend zegt dat het goed is, wordt ze een beetje rustig; hem vertrouwt ze. Zelf ziet ze twee belangrijke verbanden. Na de scheiding van haar ouders had ze al jong een grote verantwoordelijkheid voor het huishouden. Dit ervoer ze toen (en ook nu nog) als een te grote last op haar schouders.

Daarnaast associeert ze haar dwanghande- lingen met angst voor de dood. Als ze de handelingen niet uitvoert, zou ze zomaar dood kunnen gaan. Ook dit nadenken over

(3)

voor de dood. Voorlopig worden drie afspra- ken gepland, waarna ze zullen evalueren.

Als centraal woord noemt de geestelijk verzorger ‘vertrouwen’. Ze heeft Anne dat woord een paar keer horen noemen en ver- staat haar weigering om mee te doen met de exposurebehandeling als een gebrek aan vertrouwen. Haar vriend vertrouwt ze wel.

Als hij zegt dat iets goed is, wordt ze rus- tiger. Is het dan niet ook zo dat Anne erop wil leren vertrouwen dat het goed komt na de dood? Dat dit gegeven haar vertrouwen geeft om te leven? En dat ze niet steeds de dingen hoeft te controleren, als haar zelf- vertrouwen zou groeien? De begrippen

‘vertrouwen’ en ‘geloven’ hebben dezelf- de achtergrond (‘pistis’ in het nieuwtesta- mentische Grieks). Dat begrippenpaar be- schouwt de geestelijk verzorger als eigen aan haar domein.

‘Ja,’ zegt Anne van harte, na even nage- dacht te hebben, ‘het gaat om vertrouwen.

Kunnen we daaraan werken?’ Ze spreken af dat ze samen gaan onderzoeken of en, de dood ervaart ze als gevaarlijk. Tijdens

de exposurebehandeling krijgt ze steeds opnieuw gedachten over zelfmoord, waar ze vreselijk bang van wordt. Want wat ge- beurt er met je als je dood bent? Ze zou zo graag zeker weten dat er leven na de dood is. Dat vraagt ze aan iedereen, dus ook aan de geestelijk verzorger. Maar wie kan ze ge- loven? Ze wil het in religie zoeken, ‘want daar gaat het over leven na de dood’. En dan bedenkt ze: ‘Ik ben ooit gedoopt en heb de eerste communie gedaan. Waarom dus niet bij het christendom beginnen?’ Ze vraagt de geestelijk verzorger of ze nu de bijbel moet gaan lezen om een antwoord te zoeken. ‘Wil je dat?’, vraagt de geestelijk verzorger. ‘Nee’, luidt het antwoord. De geestelijk verzorger stelt voor om samen eerst haar vragen te on- derzoeken en waar mogelijk en wenselijk, daar religieuze teksten naast te leggen.

Na het beluisteren van haar verhaal, stelt de geestelijk verzorger voor om twee zaken uit elkaar te halen. De dwangstoornis laat ze aan de andere behandelaren. Zelf gaat ze met Anne in op haar denken over en angst

(4)

Vervolgens legt ze de geestelijk verzorger twee boeken voor uit de bibliotheek, beide over de dood. Is het niet gevaarlijk om die te lezen? ‘Wil je ze lezen?’, vraagt de gees- telijk verzorger. ‘Ja.’ Ze besluiten één boek te kiezen, Leven zonder angst voor de dood van Gerard Kind. Het boek beschrijft hoe de au- teur zich, na het verlies van zijn partner, realiseert dat ook hij sterfelijk is. Daar kan hij bijna niet mee leven. Hij neemt de lezer mee in zijn zoektocht in filosofie en religie naar een antwoord op de vraag: kun je le- ven zonder angst voor de dood?

Aansluitende begeleiding

Anne leest een hoofdstuk per keer, maakt aantekeningen en stelt vragen. Deze wor- den dan behandeld tijdens de volgende af- spraak. In het begin is het een feest van her- kenning, daarna moet ze haar tanden zetten in de filosofen. Ze leest sommige stukken wel drie keer en vindt het interes- sant.

Tussenevaluatie van de geestelijk verzorger: de bewandelde weg geeft Anne hoop dat het (in de nabije toekomst) beter zal gaan en dat lijkt wat rust te geven. Ze toont zich ondernemend, leergie- rig en nieuwsgierig naar haar eigen religiositeit.

Anne verbindt zich met de teksten die ze leest. Ze schrijft erover, denkt erover na en leest hardop.

Ze zoekt zowel naar kennis als naar zin. Door de getuigenissen van een ander te lezen, komt haar eigen verhaal meer op afstand, zo lijkt het. Dat vermindert de angst en vergroot de ruimte om te leven.

‘Zijn er eigenlijk nog andere manieren om stil te staan bij de dood?’, vraagt Anne. De geestelijk verzorger vertelt over de comple- ten in het klooster dat zij zelf regelmatig bezoekt. Daar wordt iedere avond gebeden:

‘... en geef allen die vannacht tot u komen de rust te sterven in uw liefde.’ Dit prikkelt

Zit er een spook onder je bed, kijk dan en onderzoek het

zo ja, hoe het nadenken over de dood haar verder kan helpen. Zelf hanteert de geeste- lijk verzorger als motto: ‘Je kunt maar beter onder je bed kijken als je denkt dat er een spook zit’, en dat benoemt ze ook. Aange- zien Anne toch al veel over de dood piekert, is het wel zo handig om daarover te gaan denken en spreken. Samen is minder eng.

Durft ze dat aan? ‘Ja’, antwoordt Anne.

Tweede gesprek

Anne vertelt dat haar vriend op vakantie is en dat het voor haar nu extra moeilijk is. Ze wil het liefst gewoon leven en niet zo met de dood bezig zijn, maar de dood dringt zich op. Hoe kun je dan leven? De geestelijk verzorger vertelt over hoe zij memento mori en carpe diem combineert tot gedenk te ster- ven én pluk de dag. Ze illustreert dat met het beeld van twee benen. Als je alleen met

‘pluk de dag’ bezig bent, dan kan de dood je overvallen. Je denkt alleen maar: ‘Ik had nog dit en dat willen doen, geef me nog een kans ...’ En als je alleen aan de dood denkt, kom je niet tot leven. ‘De balans is het een én het ander [terwijl ze haar benen be- weegt], zo kun je fietsen.’

Vervolgens vraagt ze Anne – in het licht van carpe diem – naar haar inspiratiebron- nen. Dat is muziek, zo blijkt. Zou Anne als huiswerk vijf liedjes kunnen uitzoeken over de dood? Dan kunnen we daar de volgen- de keer samen naar luisteren en het erover hebben. Kan dat? Anne durft het aan.

Derde gesprek

Anne komt heel enthousiast binnen. Ze meldt de gesprekken fijn te vinden. ‘Einde- lijk gebeurt er wat’, zegt ze. Al die tijd bij de behandelgroep had ze het gevoel dat ze niets opschoot, maar dat is nu wel zo. Niet dat de dwangstoornis over is. Ze loopt nog steeds terug om de deur te controleren.

Maar ze bedenkt ook dat het niet zou hoe- ven en dat geeft een beetje ruimte. Ze heeft vijf nummers over de dood uitgezocht en laat ze horen op haar telefoon. Dat vindt ze dapper van zichzelf; soms was het moeilijk, maar het ging toch.

(5)

voren gebracht. Carpe diem en memento mori kunnen gecombineerd worden, legt de geestelijk verzorger uit.

• Om uit te vinden hoe deze combinatie voor Anne werkt, wordt haar gevraagd of binnen haar inspiratiebronnen [muziek]

de dood een rol speelt. Anne gaat hier ijverig op in en toont initiatief in het ver- volg.

• Aansluitend begeleidt de geestelijke ver- zorger Anne bij het lezen van een boek over de dood, zowel inhoudelijk (bijvoor- beeld over Gilgamesh, Freud en Goethe) als reflecterend. De geestelijk verzorger leert Anne als een doorzetter kennen.

Anne op haar beurt ziet dat ze in staat is dergelijke literatuur te lezen en deze naast haar eigen situatie te leggen. Zo bouwt ze een lerende houding op, die haar meer afstand brengt in relatie tot de eigen dwingende gedachten.

• Om ook andere zinnen dan het cognitief vermogen aan te spreken, gaan ze samen naar het klooster.

De geestelijk verzorger gaat op deze wijze in op wat Anne zelf aandraagt en ze bege- leidt haar in haar zoektocht. De adviesvra- gen van Anne buigt ze meestal terug. Hier- bij volgt zij het gedachtegoed van Frans Andriessen (1996) over geestelijke begelei- ding. Deze methode is niet probleemoplos- send maar richt zich op het zoeken van de weg. De geestelijk begeleider schept zo gees- telijke ruimte voor de gesprekspartner. An- ne neemt die ruimte in en draagt daaraan bij door bijvoorbeeld zelf literatuur te kie- zen, vragen te stellen en aan te geven welke kant ze op wil gaan.

Het eigen adagium van deze geestelijk ver- zorger speelt een opvallende rol in deze casus: zit er een spook onder je bed, kijk dan en onderzoek het! Deze aanpak heeft als doel aan het licht te brengen waar Anne precies bang voor is, om haar vervol- gens te helpen met die angst om te gaan.

De onderzoeksgemeenschap merkt op dat deze aanpak de exposurebenadering wel heel dicht nadert, maar blijkbaar hier en Anne. Er wordt een afspraak gemaakt om

samen naar de completen te gaan. Anne vraagt naar een kinderbijbel, omdat de bij- bel zelf haar te complex is en ze er toch meer van wil weten. De geestelijk verzorger leent haar Woord voor woord uit (Eykman &

Bouman, 1982). Het bijwonen van de com- pleten sluit de hier beschreven periode van contact af.

Evaluatie en reflectie

Er is een belangrijk doel gerealiseerd: het vertrouwen is gegroeid. Anne spreekt mak- kelijker over de dood, durft erover te lezen, kan de confrontatie met haar gedachten aan en is minder vermijdend naar situaties rond de dood. Zo kan ze met haar vriend het overlijden van zijn opa meemaken. Ze kan gaandeweg zelfstandig verder zoeken naar de balans tussen ‘de dood aanvaarden en juist daardoor zinvol leven,’ zoals de held Gilgamesj het verwoordt in een van de door haar gelezen verhalen.

Anne heeft minder last van dwanghande- lingen, maar over zijn ze nog lang niet. Vol- gens Anne ziet ook haar vriend het belang van de gesprekken met de geestelijk verzor- ger in. Hij helpt haar om minder dwang- handelingen te verrichten.

Wat waren nu de mogelijk werkzame ingre- diënten in de geboden geestelijke zorg?

• De eerste interventie betreft het luisteren naar en op eigen wijze ‘verstaan’ van het verhaal van Anne. Het woord ‘vertrou- wen’ merkt de geestelijk verzorger aan als kernbegrip; Anne beaamt dat.

• Het besluit valt dan ook om samen naar Anne’s ‘spook onder het bed’ te kijken:

de angst voor de dood.

• Vervolgens wordt het beeld van twee be- nen om mee te fietsen in het leven naar

De gehanteerde

hermeneutische methode

blijkt gewerkt te hebben

(6)

Met dank aan de leden van onze onderzoeks- gemeenschap: Irene Plaatsman-van der Wal (GGZ Lentis), Ruud Jellema (GGZ WNB), Jacque- line Weeda-Hageman (GGZ Rivierduinen), Thea Sprangers (GGZ Breeburg), Arnoud van der Mheen (GGZ Drenthe), Berthilde Nowak-van de Loosdrecht (Dimence) en Monique van Hoof (GGZ Oost Brabant).

Marie-José van Bolhuis is geestelijk verzor- ger bij GGZ Noord-Holland Noord. E-mail:

m.vanbolhuis@ggz-nhn.nl.

Hanneke Muthert is universitair hoofddocent geestelijke verzorging en religiepsychologie bij de Rijksuniversiteit Groningen.

Sjaak Körver is universitair hoofddocent geeste- lijke verzorging bij de Universiteit van Tilburg en hoofdredacteur van dit tijdschrift.

Martin Walton is emeritus hoogleraar geestelijke verzorging aan de Protestantse Theologische Universiteit te Groningen.

Literatuur

Andriesen, F. (1996). Het oorspronkelijk bestaan.

Geestelijke begeleiding in onze tijd. Baarn: Gooi en Sticht.

Caldwell, C.F. (1978). Pastoral hermeneutics: a quest for a method. Indiana: Notre Dame Press.

Eykman, K. & Bouman, B. (1982). Woord voor woord.

Oude en Nieuwe Testament. 12e dr. Baarn: De Fontein.

Heitink, G. (1998). Pastorale zorg. Theologie, differentiatie, praktijk. Kampen: Kok.

Zwaan, B. (2017). Een prachtige dans: de therapeutische afstemming van afstand en nabijheid in het werk van Carl Rogers, Martin Buber en Henri Nouwen. Tilburg:

KSGV.

nu wel samen aangegaan kan worden. Mo- gelijk is het eigen opgebouwde vertrouwen van de geestelijk verzorger daarbij wezen- lijk, wat betreft het spoken kijken onder je bed. Via Anne krijgt de geestelijk verzorger een soortgelijke boodschap van de behande- laar terug: stoppen met de exposurebehan- deling, om vervolgens met de geestelijk ver- zorger aan exposure te gaan doen?

De gehanteerde hermeneutische methode, waarbij de traditie als gestolde ervaringen en ook eigen ervaringen van de geestelijk verzorger naast het verhaal van de cliënt gelegd worden, blijkt gewerkt te hebben.

Door vertrouwen te beklemtonen en voor te leven, het beeld van leven als fietsen met twee benen te schetsen en de relatie op te zoeken met Annes eigen bronnen, is er sprake van herkenning, verwoording, be- vestiging en verandering. Er komen hande- lingsalternatieven in beeld.

Tot besluit

De onderzoeksgemeenschap concludeert dat de gesprekken met Anne zinvol waren.

De eigen benadering en deskundigheid van de geestelijk verzorger hebben ertoe geleid dat Anne meer vertrouwen heeft gekregen in haar eigen kunnen. Anne durft de con- frontatie met de dood aan, zonder (duizend doden) te sterven. Ze is bezig haar eigen le- vensbeschouwing onder woorden te bren- gen en te leven. Ze accepteert meer en meer dat ze een sterfelijk mens is en daarmee ontstaat ruimte om zinvol te leven.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Waarbij de vraag opkomt: welke rol moet ik pakken, nu mensen soms in verwarring zijn, ze overspoeld worden door (soms onredelijke) angsten, medewerkers soms ook angstig zijn,

In mijn onderzoek breng ik in kaart welke invloed geestelijk verzorgers in hun dagelijks werk ondervinden van deze wetenschappelijke reflectie op hun beroep.. Gaan ze er anders

als geestelijk verzorger ‘een betrokken, breed geïnformeerde gesprekspartner’ moet zijn die in staat is mee te denken over zingevingsvragen (Kunneman, 2006, p, 375). Nu is

Nadat ik iets heb verteld van mijn per- soonlijke ervaring in de rol van onderzoeker zal ik stilstaan bij de waarde van onderzoek doen als geestelijk verzorger voor de profile-

Deze gesprekken leerden ons dat de vragen betrekking moesten hebben op het contact zelf en op de manier waarop de respondent omgaat met zijn of haar situatie (coping).. Vragen

Omdat mensen met vragen en zorgen omtrent overlijden soms de weg naar een geestelijk verzorger niet weten te vinden of om wat voor reden ook geen beroep op geeste- lijke

Deelnemer: De Ventoux heeft bij mij heel veel emoties losgeweekt. Ik ben tijdens de rit heel diep in mezelf terecht gekomen en dat heeft heel veel emotionele herinneringen aan twee

om met een voorstel te komen waarin de Gemeenteraad van Gooise Meren ook de mogelijkheid krijgt om vragen voor te leggen aan het inwonerspanel Gooise Meren. En gaat over tot de