VVE-RAPPORT RAPPORT VAN HET
ONDERZOEK IN HET KADER VAN
DE VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE
BASISSCHOOL DE CARROUSEL PEUTERSPEELZAAL LENTEPRET
Locatie De Carrousel
Lentepret BRIN-nummer 13BF
Plaats Zevenaar Onderzoeksnummer 8913 + 8914
Datum onderzoek 01-06-2012 Datum vaststelling rapport 04-07-2012
1. INLEIDING
Dit rapport is het verslag van een onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs naar de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie (VVE). VVE is bedoeld voor jonge kinderen die
onvoldoende zijn toegerust voor een soepele instroom in groep 3 van het basisonderwijs, waardoor ze grote kans lopen om achterop te raken.
Dit rapport maakt onderdeel uit van de bestandsopname in de gemeente Zevenaar. In deze gemeente hebben alle voor- en vroegscholen die te maken hebben met VVE een vragenlijst ingevuld waarin zij de stand van zaken op hun (voor)school weergeven. Alle locaties krijgen automatisch een zelfrapportage.
Enkele locaties zijn vervolgens bezocht door de Inspectie van het Onderwijs ter verificatie van deze zelfevaluaties. Alle bezochte locaties ontvangen een rapportage met de bevindingen van de Inspectie. Het definitieve rapport wordt gepubliceerd op de website van de Inspectie:
www.onderwijsinspectie.nl
De uitkomsten van alle zelfevaluaties en de bevindingen van de Inspectie van het Onderwijs naar aanleiding van de locatiebezoeken worden samengevat in een gemeentelijk rapport. Dit geeft een totaalbeeld weer van VVE in de gemeente Zevenaar. Dit rapport wordt, als het definitief is
vastgesteld, samen met de locatierapporten, gepubliceerd op de website van de Inspectie.
Werkwijze onderzoek
De Carrousel en Lentepret zijn een van de voor-/vroegscholen die bezocht is door de Inspectie van het Onderwijs. Daarbij hebben de volgende activiteiten plaatsgevonden:
groepsbezoeken;
gesprekken met leidsters en/of leerkrachten
gesprekken met ouders
gesprekken met locatieleiding, coördinatie en directie
Dit rapport geeft de bevindingen van de Inspectie over de kwaliteit van VVE over deze locaties weer.
Inhoud rapport
In dit rapport worden de volgende onderwerpen besproken:
De voorwaarden van VVE
De ouders
De kwaliteit van de educatie
Het VVE-programma, zoals dat wordt aangeboden
Het pedagogisch klimaat
Het educatief handelen
De ontwikkeling, zorg en begeleiding
De kwaliteitszorg
De doorgaande lijn tussen de voor- en vroegschool
De resultaten van VVE
Elk van de VVE-kwaliteitsaspecten is uiteengelegd in indicatoren. Als een indicator beoordeeld wordt, gebeurt dat doorgaans met de volgende oordelen:
1. Staat in de kinderschoenen: verbeteringen zijn dringend nodig
Deze kwalificatie geeft aan dat er écht iets verbeterd dient te worden.
2. Enigszins ontwikkeld: verbeteringen zijn wenselijk
Deze kwalificatie geeft aan dat het wenselijk is dat iets verbeterd wordt.
3. Voldoende
4. Goed ontwikkeld: een voorbeeld voor anderen
Deze kwalificatie geeft aan dat dit aspect in orde is, en wel op een zodanige manier dat andere voor- en/of vroegscholen hiervan kunnen leren.
Hoofdstuk 2 beschrijft het totaalbeeld van het onderzoek. De beoordeelde onderwerpen
(indicatoren) staan in hoofdstuk 3, met eerst de oordelen en daarna een toelichting als dat nodig is. Daarbij kunnen de overeenkomsten en verschillen tussen de zelfevaluatie van de locatie en de bevindingen van de Inspectie eveneens worden geduid.
Als er op basis van dit onderzoek afspraken gemaakt zijn, staan die in hoofdstuk 4.
Groepsinformatie peutergroepen:
Aantal peuters in groep a: 12, waarvan 12 doelgroeppeuters Groepsinformatie kleutergroepen:
Aantal kleuters in groep a: 20, waarvan 3 doelgroepkleuters Aantal kleuters in groep b: 22, waarvan 4 doelgroepkleuters Aantal kleuters in groep c: 20, waarvan 5 doelgroepkleuters 2. HET TOTAALBEELD
Het totaalbeeld van de kwaliteit van voor- en vroegschoolse educatie op peuterspeelzaal (PSZ) Lentepret en basisschool de Carrousel komt in grote lijnen overeen. Op meerdere aspecten is voldoende kwaliteit aangetroffen van VVE op zowel de PSZ als de basisschool (BS). Dit betreft met name de condities, het pedagogisch en educatief handelen, onderdelen van de kwaliteitszorg en de externe zorg en begeleiding. Verbeterpunten liggen vooral in het ouderbeleid, de doorgaande lijn en de interne zorg en begeleiding. Gezien de inzet van de betrokkenen bij de voor- en vroegschool en het feit dat de verbeterpunten herkend worden, is er zicht op verdere verbetering van de kwaliteit van VVE op beide locaties.
Alle VVE-geïndiceerde peuters in Zevenaar gaan twee keer in de week naar een ‘reguliere’ PSZ, daarnaast bezoeken ze twee keer per week de zogenaamde ’Zorggroep’ op PSZ Lentepret. Hier worden vooral veel taalactiviteiten verzorgd door drie leidsters.
3. DE OORDELEN MET EEN TOELICHTING ALS DAT NODIG IS
3 Naam gemeente Zevenaar
A0.0 Samenwerking met voor/vroegschool Ja Ja
A CONDITIES Voorschool (PSZ)
Vroegschool (BS)
A0.1 Er is een recent GGD-rapport beschikbaar 2 nvt A0.2 In het rapport zijn de basisvoorwaarden voor voorschoolse
educatie getoetst
nvt - A1 Een integraal VVE-programma
A1.1 Naam/namen van programma(s) BS Schatkist en aanvullende VVE-bronnen
PSZ Startblokken
A2 De groepsgrootte voldoet aan de maximumeisen (voorschool) nvt 3 A3 Leidster - kind ratio ("dubbele bezetting") 3 3 A4 Voldoende VVE-tijd
A4.1 De peuters bezoeken de voorschool gedurende voldoende tijd
(per week) nvt 3
A4.2 Wat is doorgaans de beginleeftijd voor VVE?
2 jaar en 3 maanden
A5 Kwaliteit leidsters/leerkrachten
A5.2 Alle leidsters/leerkrachten zijn toereikend gekwalificeerd
(opleiding) 3 3
A5.3 Alle leidsters spreken voldoende Nederlands 3 3 A5.4 Alle leidsters zijn toereikend geschoold (voor het VVE-
programma)
4 4
A5.5 Er is een jaarlijks VVE-opleidingsplan 3 -
De condities zijn op orde bevonden. De PSZ is recentelijk bezocht door de GGD. Het rapport is echter tijdens het inspectiebezoek nog niet beschikbaar.
Omdat op beide locaties de leidsters en leerkrachten een programma-specifieke aanvullende opleiding hebben gevolgd, is indicator A5.4 als voorbeeld voor anderen gewaardeerd.
B OUDERS Voorschool (PSZ) Vroegschool
(BS)
B1 Gericht ouderbeleid 2 2
B2 Ouders zijn vooraf adequaat geïnformeerd 3 2
B3 Intake 3 3
B4 Stimuleren om thuis ontwikkelingsstimulerende activiteiten te doen 2 3 B5 Participatie in VVE-activiteiten in de voor/vroegschool 2 3 B6 Informeren over de ontwikkeling van hun kind 3 3
B7 Rekening houden met de thuistaal 3 3
De voor- en de vroegschool hebben nog geen gericht VVE-ouderbeleid geformuleerd. Het gaat hierbij onder meer om een analyse van de kenmerken van de ouderpopulatie en het vaststellen van de wensen en mogelijkheden van de ouders (B1). Op de Carrousel worden ouders niet aantoonbaar vooraf geïnformeerd over bijvoorbeeld de doelen van VVE en het ambitieniveau van de school (B2).
Op de vroegschool ontvangen de ouders bij inschrijving van hun kind informatie via het
pedagogisch beleidsplan en een gemeentelijke ouderbrochure over VVE. De intake bevat op beide locaties naast NAW-gegevens ook vragen ten aanzien van kindkenmerken. Op de PSZ worden
krijgt iedere leerling regelmatig een voorleestas mee naar huis.
De ouders met wie de inspectie tijdens het bezoek heeft gesproken, geven op beide locaties aan tevreden te zijn over de betrokkenheid en inzet van de leidsters/leerkrachten. Ouders worden frequent geïnformeerd over de ontwikkeling van hun kind tijdens de inloop, de 10-
minutengesprekken (BS) en gesprekken over het logboek (PSZ).
C KWALITEIT VAN DE UITVOERING VAN VVE Voorschool (PSZ)
Vroegschool (BS) C1 Kwaliteit van de educatie: het aangeboden programma
C1.1 Een integraal VVE-programma 3 2
C1.2 Werken met een doelgerichte planning 2 3
C1.3 Het aanbod gericht op de taalontwikkeling is voldoende dekkend 2 3 C1.4 Het aanbod klimt op in moeilijkheidsgraad en er wordt
gedifferentieerd 2 2
C2 Kwaliteit van de educatie: het pedagogisch klimaat C2.1 Het pedagogisch handelen van de leidsters/leerkrachten is
respectvol 3 3
C2.2 De leidsters/leerkrachten hanteren duidelijke pedagogische
gedragsgrenzen 3 3
C2.3 De leidsters/leerkrachten stimuleren de sociale vaardigheden en de persoonlijke competenties van de kinderen
3 3 C2.4 De leidsters/leerkrachten tonen respect voor de autonomie van
het kind
3 3 C2.5 De inrichting van de ruimte is aantrekkelijk, uitdagend en spel-
en taal-uitlokkend 3 3
C3 Kwaliteit van de educatie: het educatief handelen
C3.1 Het educatief handelen van beide leidsters/leerkrachten is goed op elkaar afgestemd
nvt 3 C3.2 Er worden de hele 'dag' effectieve en gerichte activiteiten voor de
taalontwikkeling uitgevoerd
3 3 C3.3 De leidsters/leerkrachten bevorderen de interactie met en tussen
kinderen 3 3
C3.4 De leidsters/leerkrachten stimuleren actieve betrokkenheid van
de kinderen en verrijken het spelen en werken 3 3
C3.5 De leidsters/leerkrachten bevorderen de ontwikkeling van
aanpakgedrag (strategieën) bij de kinderen 2 3
C3.6 Het gedrag van de leidsters/leerkrachten met de kinderen is responsief
3 3 C3.7 De leidsters/leerkrachten stemmen de activiteiten af op
verschillen in de ontwikkeling van de individuele kinderen
2 3
Indicator C1.1 is op de basisschool als verbeterpunt gewaardeerd. De vroegschoolse activiteiten voor de motorische en sociaal-emotionele ontwikkeling zijn momenteel nog in ontwikkeling.
Op de PSZ verdient het planmatig werken aan en plannen van taalactiviteiten versterking. Dat betreft ook het afstemmen in de groep op ontwikkelingsverschillen tussen peuters (C1.2, 1.3, 1.4).
Door per thema specifieke en meetbare doelen te stellen wordt inzichtelijk welk succes is behaald en kan worden bijgestuurd op het (taal-)proces. Daarnaast ontbreekt het aan afstemming tussen het aanbod op de reguliere PSZ en in de ‘zorggroep’. De behandelde thema’s binnen deze locaties komen niet overeen waardoor het aanbod in bijvoorbeeld woordenschat minder kan beklijven.
De afstemming op verschillen in ontwikkeling tussen kinderen in de vroegschool is eveneens als verbeterpunt gewaardeerd. In de planning van de leerkrachten en de tutor staan de leerlijnen uitgeschreven, het is echter niet inzichtelijk wat precies het ontwikkelingsniveau van de leerlingen is.
Het pedagogisch handelen van de leidsters en leerkrachten is op alle indicatoren op orde bevonden. Er wordt vanuit duidelijke gedragsregels respectvol gewerkt waarbij ook de zelfstandigheid wordt gestimuleerd. De lokalen zijn aantrekkelijk ingericht en ruim van opzet.
Ook het educatief handelen is op de Carrousel en Lentepret in grote lijnen op orde.
Twee aspecten verdienen extra aandacht op de peuterspeelzaal: dit betreft het bewust en regelmatig samen met het kind terugkijken hoe de taak is aangepakt, reflecteren op de
handelingen en oplossingen en samen nagaan wat er geleerd is (C3.5). Daarnaast is het bewust en planmatig afstemmen op verschillen in ontwikkeling minder zichtbaar (C3.7). Veelal gebeurt op basis van intuïtie en het inzicht van de leidster. Door vanuit doelen specifieke activiteiten te plannen, kan beter op het proces worden gestuurd, is hulp inzichtelijk en overdraagbaar voor de overige leidsters.
D ONTWIKKELING, BEGELEIDING EN ZORG Voorschool (PSZ)
Vroegschool (BS) D1 Ontwikkeling, begeleiding en zorg binnen de groep
D1.1 Volgen van de brede ontwikkeling van alle kinderen 2 2 D1.2 De begeleiding is planmatig voor: de hele groep, de kleine
(tutor)groep en het individuele kind 2 3
D1.3 De evaluatie van de aangeboden begeleiding en zorg 3 2 D1.4 Specifieke aandacht bij de begeleiding en zorg voor de
taalontwikkeling 3 3
D2 Ontwikkeling, begeleiding en zorg in de bredere zorgketen D2.1 Leidsters/leerkrachten hebben een overzicht van de kinderen die zorg nodig hebben die de voor- resp. vroegschool niet kan leveren, en van de aard van die zorg
3 3
D2.2 Leidsters/leerkrachten melden kinderen aan voor externe zorg wanneer de voor- resp. vroegschool de gewenste zorg niet kan leveren
3 3 D2.3 De leidsters/leerkrachten blijven de ontwikkeling van kinderen
met extra zorg bijhouden
3 3
Op beide locaties zijn verbeterpunten aangetroffen voor de (interne) begeleiding en zorg. De brede ontwikkeling van de kinderen wordt niet systematisch gevolgd (D1.1). De PSZ heeft hiertoe (nog) geen observatie-instrument in gebruik en legt tijdens de PSZ-periode (één en driekwart jaar) slechts 2 keer vast hoe de ontwikkeling verloopt. Op de Carrousel is het systematisch volgen in ontwikkeling; met name het volgen van de motorische en de sociaal emotionele ontwikkeling is nog een verbeterpunt.
De PSZ stelt algemene doelen voor de taalontwikkeling, deze zijn echter te globaal beschreven in het Ontwikkelplan. De planning van de extra hulp is eveneens niet beschreven waardoor de planmatige uitvoer van de begeleiding niet helder is (D1.2). De evaluatie vindt plaats in het logboek.
Op de Carrousel stemmen de leerkrachten en de tutor het taal- en rekenaanbod af voor de
doelgroepkinderen. Er wordt planmatig gewerkt aan de uitvoering. Het evalueren na afloop van de aangeboden zorg als een thema is afgesloten, is nog een ontwikkelpunt voor de vroegschool (D1.3).
De contacten met de externe zorgketen zijn adequaat en naar de mening van de zorgcoördinatoren laagdrempelig en functioneel (D2.1 t/m D2.3).
E KWALITEITSZORG BINNEN DE VOOR- C.Q. VROEGSCHOOL Voorschool (PSZ)
Vroegschool (BS)
E1 Er is VVE-coördinatie in de voor- c.q. vroegschool 3 3 E2 De voor- c.q. vroegschool evalueert de kwaliteit van VVE
regelmatig 3 3
E3 De voor- c.q. vroegschool evalueert de opbrengsten van alle kinderen
- 3 E4 De voor- c.q. vroegschool formuleert op basis van evaluaties 3 3
VVE gekeken
Hoewel de beide locaties een eigen werkwijze van kwaliteitszorg hebben, is het beeld en de waardering van dit aspect overeenkomstig. De Carrousel en Lentepret werken cyclisch aan de verbetering van hun VVE. Hoewel in een enkel geval doelen specifieker kunnen worden uitgewerkt is het beeld positief. Het borgen van de kwaliteit van de educatie in protocollen, kijkwijzers en groepsbezoeken (E5), is als verbeterpunt benoemd.
F DOORGAANDE LIJN Voorschool (PSZ) Vroegschool
(BS) F1 Er is VVE-coördinatie tussen de voor- en vroegschool 3 3 F2 Er is concreet beleid om zoveel mogelijk kinderen te laten
doorstromen naar een vroegschool - 3
F3 De voor- en vroegschool zorgen voor een warme overdracht 3 3 F4 Het aanbod van de voor- en de vroegschool zijn op elkaar
afgestemd 2 2
F5 Het pedagogisch klimaat en het educatief handelen van de voor- en
vroegschool is op elkaar afgestemd 2 2
F6 De manier om met ouders om te gaan op de voor- en de
vroegschool is op elkaar afgestemd 2 2
F7 De interne begeleiding en zorg op de voor- en vroegschool zijn op elkaar afgestemd
2 2
De intern begeleider van de Carrousel is verantwoordelijk voor de coördinatie tussen de voor- en vroegschool. De basis in de overdracht is het overdrachtformulier dat tijdens de PSZ-periode 2 keer wordt ingevuld. Dit wordt besproken met de vroegschool. Het overleg tussen de voor- en vroegscholen heeft niet geleid tot afstemming op het gebied van het aanbod, het pedagogisch en educatief handelen, het ouderbeleid of de zorg en begeleiding. Dit is daarom als verbeterpunt aangemerkt (F4 tot en met F7).
G OPBRENGSTEN VAN VVE Voorschool (PSZ)_ Vroegschool
(BS) G1 De resultaten worden gemeten conform de gemeentelijk afspraken nvt nvt
G2 De resultaten zijn van voldoende niveau nvt nvt
G3 Verlengde kleuterperiode nvt 3
4. VERVOLGAFSPRAKEN
Het bezoek heeft geen aanleiding gegeven voor het maken van vervolgafspraken.