Uitgave van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat, Directie Zuid-Holland
Over de grens van zout en zoet
MER Beheer H R Beheer Haringvlietsluizen
ME R Beheer Haringvlietsluizen H
Voorwoord
Voor u ligt de ”Haringvlietsluizen in het kort”. Deze brochure voert u in vogelvlucht langs de gevolgen van een mogelijk ander beheer van de Haringvlietsluizen, zoals die in een milieu-effectrapportage (MER) nader worden beschreven. Er wordt daarbij gekeken naar de processen: getij (eb en vloed), zoutindringing en de waterbodems (erosie en sedimentatie), evenals naar de diverse gebruiksfuncties van het water, bijvoorbeeld visserij, recreatie, watervoorziening en scheepvaart.
Een ander beheer biedt kansen voor het weer natuurlijk functioneren van het water- systeem. Welke kansen dat zijn, kunt u in deze brochure niet alleen lezen, maar juist ook zien door middel van de vele foto’s en het illustratiemateriaal. Een verandering van het sluisbeheer kan echter ook nadelige gevolgen hebben voor gebruiksfuncties. U vindt daarom een overzicht van de bijbehorende compenserende maatregelen en de kosten.
Na het lezen van deze brochure bent u in hoofdlijnen op de hoogte van wat een ander beheer kan betekenen. Op deze wijze willen wij de studie bij u introduceren.
Deze brochure sluit aan op de Haringvlietkranten die inmiddels zijn verschenen.
Alsook op de presentatie die tijdens de voorlichtingsbijeenkomsten in het kader van de MER Beheer Haringvlietsluizen zijn gehouden in het voorjaar van 1998.
Een officiële samenvatting hoort bij het MER-rapport dat tijdens de inspraakperiode in
de tweede helft van 1998 ter inzage wordt gelegd. Uw mening is belangrijk wanneer
er wordt besloten over zulke ingrijpende maatregelen, want voorop staat dat we ge-
zamenlijk de grens tussen zout en zoet kunnen bepalen.
1. Inleiding 6
1.1 Afsluiting 6
1.2 Beleidsdoelstelling 8
1.3 De alternatieven voor een ander sluisbeheer 8
1.4 Afweging 9
2. Historie 10
3. Nota Waterhuishouding 12
4. Milieu Effect Rapportage 13
5. Aanpak 14
5.1 Visintrekproef 1994 14
5.2 Zoutinlaatproef 1997 14
6. Verandering zouttong en getij 15
7. Effecten van alternatieven 16
7.1 Nul-alternatief 16
7.2 Gebroken-getij-alternatief 16
7.3 Getemd-getij-alternatief 16
7.4 Stormvloedkerings-alternatief 16
8. Land en water 17
8.1 Bezonken slib 17
8.2 Baggerwerkzaamheden 17
9. Natuur 18
10. Gebruikers van het water 19
10.1 Zo min mogelijk schade 19
10.2 Duurzame oplossing 19
11. Drinkwatervoorziening 20
11.1 Algemeen effect 20
11.2 Effecten van alternatieven 20
11.3 Compensatie 2 1
12. Landbouwwatervoorziening 22
12.1 Algemeen effect 22
12.2 Effecten van alternatieven 23
12.3 Compensatie 23
Inhoud
13. Scheepvaart 24
13.1 Algemeen effect 24
13.2 Effecten van alternatieven 25
13.3 Compensatie 25
14. Beroepsvisserij 26
14.1 Algemeen effect 26
14.2 Effecten van alternatieven 26
14.3 Compensatie 27
15. Sportvisserij 28
15.1 Algemeen effect 28
15.2 Effecten van alternatieven 29
15.3 Compensatie 29
16. Recreatie 30
16.1 Algemeen effect 30
16.2 Effecten van alternatieven 31
16.3 Compensatie 31
17. Beoordeling 33
17.1 Kansen voor ontwikkeling natuur 33
17.2 Gevolgen voor het gebruik 34
17.3 Benodigde maatregelen en kosten 34
17.4 Voorkeursalternatief 34
18. Aanpak in fasen 35
18.1 Snelle invoering niet mogelijk 35
18.2 Voordelen gefaseerde aanpak 35
19. De sluizen op een kier 37
20. Hoe verder? 38
20.1 Juiste afweging en inspraak 38
20.2 Beslissing 38
20.3 Nadeelcompensatie 38
Nawoord 39
Lijst met belangrijke begrippen 40
Adressen 41
1. Inleiding
*
Estuarium:het natuurlijke over- gangsgebied tussen de zee en de grote rivieren met getijden- werking en de overgang van zout naar zoet.
*
Brak water:combinatie van zoet en zout water.
*
Intergetijdengebied:de overgangsgebieden tussen land en water die bij eb droogvallen en bij vloed weer onder water staan.
Het Haringvliet, Hollandsch Diep en de Biesbosch maakten rond 1950, vóór de uit- voering van het Deltaplan, nog deel uit van het natuurlijke overgangsgebied tussen de zee en de grote rivieren, het estuarium*.
Twee keer per dag kon de zee de Ooster- schelde, Grevelingen/Volkerak, Haringvliet en Nieuwe Waterweg vrij in- en uitstromen.
Het getijverschil liep van zo’n 1,80 meter bij Hellevoetsluis op tot maximaal 2,25 meter bij Moerdijk. Het getij en de wisselende afvoer van zoet water door de rivieren Rijn en Maas zorgden voor een voortdurend afwisselend overgangsgebied tussen zout en zoet water. Bij gemiddelde rivierafvoe- ren was het Haringvliet geheel brak*. In het Haringvliet en de Biesbosch bestond een omvangrijk intergetijdengebied* van slikken, zandplaten en kreken onder invloed van het opkomen en weer terug- trekken van het water met het getij.
1.1 AFSLUITING
Bij de uitvoering van de Deltawerken, werd het gebied van de zee afgesloten door de Vol- kerakdam (1969) en de Haringvlietdam (1970). In de Haringvlietdam zijn sluizen aan- gebracht, waardoor bij eb een deel van het rivierwater in de Noordzee wordt gespuid, de rest gaat via de Nieuwe Waterweg richting zee. Naarmate Rijn en Maas minder water aanvoeren, worden de sluizen verder dichtge- zet en stroomt er dus in verhouding minder rivierwater via het Haringvliet en meer via de Nieuwe Waterweg de zee in. Het beheer van de Haringvlietsluizen is, behalve op de veilig- heid, vooral gericht op het instandhouden van een goede watervoorziening voor de land- bouw en de drinkwaterwinning in Zuid-Hol- land.
De Haringvlietsluizen in aanbouw
Oude kaart van het gebied
*
Zoutgradiënt:een natuurlijk (gelijk- matig) verloop tussen het zoute en zoete water.
*
Paaigebieden:waar vissen samen- scholen om te paren.
Maar de afsluiting heeft ook gezorgd voor een aantal nadelen:
1955, conferentie over de Deltaplannen: “…De veiligheid maakt de afsluiting der zeegaten tot een gebiedende eis. Er moet daarom een zeker verlies aan natuurbezit worden aanvaard. Wat verloren gaat, is evenwel geen kleinigheid. Het dynamische karakter van het Deltagebied zal misschien niet geheel, maar dan toch grotendeels verloren gaan.
De getijdenwerking en de zoutgradiënt
*
zullen op de meeste plaatsen onherroepelijk worden uitge- schakeld. In ieder geval zullen de drie belangrijkste terreinen, de Oosterschelde, het Haringvliet en de Biesbosch met de omgeving totaal van karakter veranderen.De consequentie daarvan is, dat het grootste deel van het Deltaplangebied biologisch een sterke verarming tegemoet gaat. Er zullen tal van speci- fieke planten- en diersoorten en nog meer typische combinaties voorgoed verloren gaan. De gevolgen zullen zich daarbij vermoedelijk nog veel verder uit- strekken, dan wij thans kunnen overzien. Het is daarbij niet uitgesloten, dat wij, na jaren nog, voor onverwachte problemen komen te staan…”
GEEN GETIJDENWERKING MEER
Door de afsluiting en het sluisbeheer is er nu achter de Haringvlietdam (aan de landzijde) vrijwel geen getijdenwerking meer. Ook de geleidelijke overgang tussen zout en zoet water is verdwenen. Hierdoor, en door de fysieke barrière van de dam, is een belangrijke intrekroute voor trekvissen die hun paaigebie- den*
opzoeken, afgesneden. Vele organismen zijn niet bestand tegen de plotselinge over- gang van zout naar zoet water en sterven, net zoals de zoetwatervissen die bij het spuien naar buiten spoelen en niet meer terug kun- nen omdat de sluizen bij vloed gesloten zijn.Oeverafkalving is duidelijk te zien
golfslag, die nu steeds op bijna dezelfde hoogte de oever raakt, heeft de voorheen glooiende oevers veranderd in afkalvende, steile randen. De bodems daarachter, die niet langer meer dagelijks door water worden overspoeld, zijn door inklinking verzakt. Op veel plaatsen moeten de oevers nog steeds met stortsteen worden verdedigd.
NATUURLIJKE SAMENHANGEN VERDWIJNEN
De veranderlijke mozaïeken van vaak zeld- zame plantengemeenschappen zijn verruigd en overwoekerd door algemeen voorkomende plantensoorten. Rietkragen veranderden in brandnetelvelden. De natuurlijke samenhan- gen en geleidelijke overgangen in een gebied dat van oudsher een dynamisch en harmoni- eus geheel met de zee was, zijn verdwenen.
Natuur en landschap hebben aan karakter en kwaliteit ingeboet. Het huidige sluisbeheer is behalve op de veiligheid, eenzijdig gericht op voordelen voor het economisch gebruik. Het vroegere estuarium is het kind van de reke- ning geworden.
HET GEBIED WORDT SNELLER ONDIEP
Door het wegvallen van het getij en de afge- nomen stroomsnelheden is momenteel het Hollandsch Diep en in mindere mate het Haringvliet een bezinkbassin geworden voor rivierslib dat vroeger met het rivierwater naar zee stroomde. Direct na de afsluiting in 1970 is het gebied daardoor ernstig verontrei- nigd met rivierslib dat toen nog sterk vervuild was. Omdat er nu zo’n 5 mln m3rivierslib per jaar bezinkt, is het gebied versneld aan het verondiepen. Een sluisbeheer waarbij het slib, dat nu van betere kwaliteit is, niet meer volle- dig bezinkt, maar als vanouds weer naar zee stroomt, spaart de rivier en voedt de zee.
Het zinkstuk met kunststof doek komt in zijn geheel onder water te liggen
Op het zinkstuk komen de oever- beschermende stenen te liggen
Herstellen van een natuurlijk overgangs- gebied
1.2 BELEIDSDOELSTELLING
Het is de bedoeling van het beleid om de Haringvlietsluizen in de toekomst zo te gebruiken dat enerzijds het natuurlijke over- gangsgebied tussen de zee en de grote rivie- ren wordt hersteld en anderzijds het econo- misch gebruik van het water in het gebied mogelijk blijft. Het watergebruik wordt dan duurzaam aan de veranderde situatie aange- past. De veiligheid blijft daarbij onveranderd gehandhaafd.
In de richtlijnen voor deze milieu-effectrap- portage is het doel als volgt geformuleerd:
Na het afwegen van alle belangen: “De Haringvlietsluizen zo te beheren dat dit goede voorwaarden biedt voor karakteristieke estuariene levensgemeenschappen en voor duurzaam gebruik van de wateren ter weerszijden van de sluizen.”
1.3 DE ALTERNATIEVEN VOOR EEN ANDER SLUISBEHEER
De sluizen kunnen niet zomaar open worden gezet, omdat er rekening wordt gehouden met de diverse belangen die onder het huidi- ge sluisbeheer verder tot ontwikkeling zijn gekomen.Vooral de drinkwaterwinning en de land- bouw zijn gebaat bij handhaving van de hui- dige situatie met een zoet Haringvliet en minimale verzilting van de Hollandsche IJs- sel. De scheepvaart profiteert van de kunst- matig geregelde, iets verhoogde waterstand.
Omdat de diverse belangen vooral door ver- zilting in het nauw dreigen te komen, zijn de verschillende onderzochte alternatieven voor het sluisbeheer in oplopende mate van verzilting gegroepeerd:
1.4 AFWEGING
De alternatieven zijn beoordeeld naar de mate waarin ze voldoen aan de doelstelling.
Dat wil zeggen beoordeeld op: (a) het gewenste herstel van de estuariene natuur en (b) de duurzame gebruiksmogelijkheden voor de mens.
processen), ‘soortendiversiteit’ (mate waarin bepaalde soorten planten en dieren terug- keren) en ‘duurzaamheid’ (mate van stabili- teit van de herstelde natuur).
De effecten op het economische gebruik zijn beoordeeld op diverse gebruiksfuncties: drink- water- en landbouwwatervoorziening, beroeps-
NUL-ALTERNATIEF
Dit alternatief is gelijk aan het huidige beheer van de Haringvlietsluizen en gericht op maximaal voordeel voor het menselijk gebruik op korte termijn. Uitgangspunten: voor- komen van verzilting van de Hollandsche IJssel, een zoet Haringvliet en een opti- male bevaarbaarheid van het Hollandsch Diep.
GEBROKEN-GETIJ-ALTERNATIEF
Dit alternatief is gericht op het herstel van het estuarium bij een sterk beperkte toename van de zoutindringing. Voorwaarden: geen toe- name van de verzilting van de Hollandsche IJssel en van het Haringvliet ter hoogte van de monding van het Spui.
GETEMD-GETIJ-ALTERNATIEF
Dit alternatief is gericht op een substantieel herstel van het estuarium. Hierbij is het onver- mijdelijk dat de Hollandsche IJssel vaker ver- zilt. De verziltingssituatie in het Haringvliet ter hoogte van de monding van het Spui en de Lek verslechtert niet. De Bernisse blijft zoet.
STORMVLOEDKERINGSALTERNATIEF
Bij dit alternatief functioneren de sluizen als stormvloedkering. Dat betekent dat de slui- zen altijd maximaal openstaan en alleen wor- den gesloten bij zware storm op zee vanwege de veiligheid. Hierbij zal het estuarium zich optimaal herstellen. Pijlers en dam blij- ven immers staan. De Volkeraksluizen blijven dicht.Sluis dicht Sluis open Sluis onregelmatig open en dicht
Vier alternatieven voor een ander sluisbeheer
Voor de uitvoering van de Deltawerken was het Haringvliet een gebied waar de zee vrij in- en uitliep. Tot voorbij de Biesbosch was de invloed van de zee, met eb en vloed, merkbaar.
DYNAMISCHE OMGEVING
Het zoute water van de zee vermengde zich landinwaarts met het zoete water van Rijn en Maas. Het was een brakwatergebied, wat één van de meest kenmerkende overgangen is van een natuurlijk estuarium.
Het was een uniek gebied. De werking van de getijden zorgde voor een dynamische omge- ving. Grote delen land vielen elke dag tijdelijk droog, waardoor op de slikken en platen een rijk bodemleven was ontstaan. Met veel voed- sel voor bepaalde soorten planten en dieren, die zich thuis voelen in zo’n specifiek over- gangsgebied.
WATERSNOODRAMP 1953
Het vrij in- en uitstromen van de zee leverde meestal geen ernstige problemen op. Behalve tijdens de ramp van 1953, toen een groot deel van Zuidwest-Nederland onder water kwam.
Meer dan achttienhonderd mensen verdron- ken.
DELTAWERKEN
Snel werd besloten tot de uitvoering van het Deltaplan. In 1970 is, als onderdeel van de Deltawerken, het Haringvliet afgesloten door de Haringvlietdam.
De Haringvlietsluizen hebben een dubbele functie: enerzijds beschermen ze het achter- liggende land tegen het water van de zee.
Anderzijds dienen ze als regelkraan voor de afvoer van het water van Rijn en Maas in zee.
De schutsluis zorgt ervoor dat de scheepvaart zijn verbinding met de zee behoudt.
Een rijk bodemleven met veel soorten begroeiing
2. Historie
Niets was meer veilig voor het waterOmdat de Haringvlietsluizen bij vloed altijd worden gesloten, is het brakwatergebied ver- anderd in een zoetwaterbron voor landbouw- en drinkwatervoorziening.
Een bijkomend voordeel van de bouw van de dam is dat Goeree-Overflakkee, dat toen nog een eiland was, een vaste verbinding met de rest van het land kreeg. Over de sluizen rijden tegenwoordig dagelijks 13.000 motorvoertui- gen.
De natuurlijke samenhangen en geleidelijke overgangen in een gebied dat van oudsher een dynamisch en harmonieus geheel met de zee was, zijn nagenoeg verdwenen. Door de afsluiting van het Haringvliet hebben vooral natuur en landschap veel van hun oorspron- kelijk karakter en kwaliteit verloren.
Visnetten aan de zoute kant van de Haringvlietsluizen De spindotter was vóór 1970 het visitekaartje van de Biesbosch
Biezen zijn karakteristiek voor het zoete en brakke getijdengebied
Het landelijk beleid voor de Waterhuis- houding valt onder de verantwoordelijk- heid van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Eens in de tien jaar verschijnt er een nieuwe Nota Waterhuishouding.
In de eerste Nota (1968) stond de verdeling van het water centraal. De Nota uit de jaren zeventig besteedde vooral aandacht aan de verbetering van de kwaliteit van het water.
VOLOP KANSEN
Vanaf de jaren tachtig groeit de maatschappe- lijke steun voor de uitvoering van een actiever en intensiever milieubeleid. De derde Nota Waterhuishouding uit 1989 gaat meer uit van diverse factoren die van invloed zijn op het watersysteem. Een belangrijk onderdeel van dit ‘integraal waterbeleid’ is om het oorspron- kelijke watersysteem zoveel mogelijk te laten herstellen. In het Haringvliet, Hollandsch Diep en de Biesbosch, liggen hiervoor volop kansen. Dit betekent praktisch dat er naast processen zoals zoutindringing, getij, erosie en sedimentatie, ook aandacht wordt besteed aan gebruiksfuncties zoals recreatie, zoet- watervoorziening en visserij.
In het beleidsvoornemen van de vierde Nota, die voortbouwt op de derde Nota, wordt aan- gegeven dat er verder moet worden gegaan met het zoeken naar kansen voor een natuur- lijker functioneren van het systeem, bijvoor- beeld door geleidelijke overgangen tussen zout en zoet.
WATERBELEID
Herstel van het oorspronkelijke watersysteem is nodig omdat het gebied zijn natuurlijke
3. Nota Waterhuishouding
karakter nagenoeg volledig heeft verloren.
De dam in het Haringvliet is een stevige fysie- ke blokkade. Het verhindert belangrijke trek- vissen als de zalm-achtigen de Rijn in te zwemmen. Door het lozen van overtollig rivierwater in de zee, ontstaan grote, onna- tuurlijke schommelingen in het zoutgehalte.
Een overgangszone ontbreekt. Veel planten zijn hier niet tegen bestand en zoetwatervis- sen sterven in de zee.
Daarnaast zijn de slikken, gorzen en grienden bijna helemaal verdwenen. Net zoals de riet- kragen, dottervelden en de uitgestrekte gebie- den waarop vroeger biezen groeiden.
VEILIGHEID BLIJFT GEWAARBORGD
Een ding staat echter vast: aan de veiligheid van het gebied verandert niets. Deze blijft gewaarborgd.Grutto’s kunnen zich weer thuisvoelen
Herstellen van natuur
4. Milieu Effect Rapportage
Zeeforel
Volgens de huidige wetgeving moeten alle effecten op natuur en milieu van een bepaalde ingreep vooraf in beeld worden gebracht. De bouw van een weg kan bij- voorbeeld grote schade toebrengen aan het milieu. Daarom is het verplicht om eerst alle consequenties en alternatieven voor deze ingreep te onderzoeken. En om ver- volgens aan te geven welke van de alterna- tieven het meest acceptabel is.
Deze procedure heet een m.e.r.: een Milieu Effect Rapportage. Ook voor het Haringvliet wordt zo’n procedure doorlopen. Zij het dan in omgekeerde volgorde. Want hier is de inzet van de procedure juist het maximaal haalbare herstel van natuur en milieu. Er wordt aange- geven hoe dat het beste kan, terwijl de belan- gen van iedereen die met het water in het gebied te maken heeft, toch alle aandacht blij- ven krijgen die ze verdienen.
HERSTELLEN VAN NATUUR
In dit project heet het MER: ‘MER Beheer Haringvlietsluizen’. Om de oorspronkelijke natuur in dit gebied zoveel mogelijk te her- stellen, zullen de Haringvlietsluizen vaker dan nu het geval is (geheel of gedeeltelijk) open moeten staan. Dan kan het zoute water weer het Haringvliet instromen en kunnen de getij- den weer hun invloed hebben. Bij storm gaan de Haringvlietsluizen uiteraard meteen hele- maal dicht.
De directie Zuid-Holland van Rijkswa- terstaat heeft in 1994 het initiatief geno- men tot de milieu-effectrapportage over het beheer van de Haringvlietsluizen. Dit was mogelijk nadat in bestuurlijk overleg over het Integraal Beleidsplan Haringvliet, Hollandsch Diep en Biesbosch (IBHHB) overeenstemming was bereikt om verder te gaan met een studie.
De directie Zuidwest van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij onder- steunt Rijkswaterstaat hierbij, evenals de provincies Zuid-Holland en Noord-Brabant.
Ook de technisch-wetenschappelijke diensten van Rijkswaterstaat (RIZA, RIKZ, MD) dragen hieraan bij.
Andere belanghebbenden zoals bijvoorbeeld vissers, recreanten of natuurliefhebbers, kun- nen het proces volgen via hun vertegenwoor- digers in de klankbordgroep. Zij leveren ook een deel van de noodzakelijke gegevens aan.
Het uitvoerende werk voor de MER-rappor-
tage gebeurt vanuit een projectteam met werkgroepen. Inhoudelijke sturing heeft plaats via de stuurgroep en het onderzoek wordt ook teruggekoppeld in het bestuurlijk overleg.
Een onderdeel van de aanpak is dat er ook proeven worden uitgevoerd om de gevolgen van een ander beheer nauwkeurig in kaart te brengen. Voorbeelden daarvan zijn de vis- intrekproef en de zoutinlaatproef.
5.1 VISINTREKPROEF 1994
Tijdens de visintrekproef in 1994 zijn de Haringvlietsluizen bij vloed een korte periode opengezet. De totale visvangst, direct achter de sluizen, was maar liefst driemaal zo groot als tijdens het huidige beheer van de sluizen.
Vissen als sprot, wijting, haring en stekel- baars zijn in grote aantallen aangetroffen. De zoetwatervoorziening heeft tijdens de proef ongestoord door kunnen gaan. Ook is tijdens deze proef het proces van zoutindringing bestudeerd.
5.2 ZOUTINLAATPROEF 1997
Een voorbeeld van onderzoek naar het proces van zoutindringing, is de zoutinlaatproef van maart 1997. Viereneenhalve dag heeft toen een deel van de Haringvlietsluizen open gestaan. Uit de proef bleek dat de indringing van het zoute water, de zouttong, goed in de hand is te houden. Het waterinnamepunt van de Bernisse in het Spui is zoet gebleven.Deze proef heeft veel waardevolle kennis opgeleverd over het proces van zoutindrin- ging. Drie dagen na de proef was de verzilting weer voldoende teruggedrongen om weer zoet drinkwater in te nemen.
Onderzoek tijdens de visproef
Sluizen open tijdens de zoutinlaatproef
5. Aanpak
Controle van vis- soorten tijdens de visintrekproef Meetboei in het Haringvliet
De afvoer van Rijn- en Maaswater wordt nu verdeeld over de Nieuwe Water- weg en de Haringvlietsluizen. De sluizen fungeren daarbij als regelkraan.
Door de Haringvlietsluizen open te zetten, stroomt meer rivierwater via het Haringvliet naar zee. En dus minder via de Nieuwe Waterweg en de Rotterdamse haven. Omdat hierdoor de druk van het zoete rivierwater vermindert, kan de zouttong verder de Nieuwe Waterweg binnendringen. Bij een grote openstelling van de Haringvlietsluizen kan ook de Hollandsche IJssel vaker zout worden.
Een ander sluisbeheer mag echter niet tot gevolg hebben dat de Hollandsche IJssel te vaak zout wordt. Deze is namelijk van groot belang voor de zoetwatervoorziening van Rijnland, Delfland en Schieland.
BLIJVENDE VERSCHILLEN
Ook nu kennen we (in de loop van een jaar) grote verschillen in de waterstanden. Deze veranderen onder andere onder invloed van de afvoer van de grote rivieren en de mate van af- en opwaaiing (opwaaiing is het extra verhogen van de waterstand door de wind).
Deze verschillen zullen ook bij een ander beheer blijven voorkomen.
Zouttong bij huidig sluisbeheer.
Deze schematische weergave is een gemid- delde van de huidige situatie. Hierbij is het Haringvliet volledig zoet. Er is sprake van een getijslag van gemiddeld 30 cm.
Zouttong bij een toekomstig alternatief beheer.
Dit geeft een beeld van het binnendringen van de zouttong bij vloed in het westelijk deel van het Haringvliet, wat zich in een over- gangsgebied mengt met het zoete water.
De getijslag komt voorbij de Biesbosch en kan oplopen tot ruim een meter.
6. Verandering zouttong en getij
Zoet water
Zout water
7.2 GEBROKEN-GETIJ-ALTERNATIEF
40% van de tijd 1/5 van de sluizen open Het gebroken-getij-alternatief gaat uit van een minimale toename van de zoutindringing. De sluizen staan ongeveer 40% van de tijd op een relatief kleine opening. Deze situatie wordt afgewisseld met het onregelmatig slui- ten van de sluizen, het zogenaamde flipperen.
Het verschil tussen eb en vloed zal slechts 35 cm in het Haringvliet, tot 40 cm in de Bies- bosch bedragen. De situatie verandert nauwe- lijks. Het herstel van de natuur zal gering zijn.
De Hollandsche IJssel blijft even zoet als nu.
Het Haringvliet ter hoogte van de monding van het Spui blijft zoet, zodat het zoetwater- innamepunt in het Spui behouden blijft.
7.3 GETEMD-GETIJ-ALTERNATIEF
95% van de tijd 1/3 van de sluizen open Dit alternatief is gericht op duurzaam herstel van de natuur. De sluizen staan bijna altijd op een redelijk kleine opening, waardoor de invloed van de getijden weer merkbaar is. Het verschil tussen eb en vloed wordt ongeveer 65 cm in het Haringvliet tot ongeveer 1 meter in de Biesbosch. De Hollandsche IJssel zal vaker zout zijn. Het Haringvliet mag ter hoogte van de monding van het Spui niet te vaak zout wor- den, omdat dit de zoetwaterinname in het Spui zou kunnen belemmeren. De zoetwaterinname in de Bernisse blijft gegarandeerd. Ook bij dit alternatief geldt: het handhaven van de zoet- waterinnamevoorziening is een voorwaarde.
7.4 STORMVLOEDKERINGS- ALTERNATIEF
99% van de tijd volledig open
De sluizen worden gebruikt als stormvloedke- ring – net als de Oosterscheldedam in Zee- land. Ze blijven bijna altijd voluit open staan en worden alleen gesloten bij zware storm op zee. De getijden zullen grotendeels terugke- ren. Het verschil tussen eb en vloed zal in het Haringvliet 90 cm bedragen tot 1.30 meter in de Biesbosch. Hierdoor kan de natuur zich maximaal herstellen. De Hollandsche IJssel zal vaker zout zijn. Ook het Haringvliet ter hoogte van de monding van het Spui zal meestal zout zijn. Zoetwaterinname in het Spui is dan niet meer mogelijk.
De sluisdeuren gesloten zoals in het nul-alternatief
Het MER heeft twee doelstellingen: het herstel van de natuur en een duurzaam gebruik van het water. Om dit te bereiken zijn de effecten van verschillende sluis- openingen onderzocht: de zogenaamde alternatieven. De totale maximale opening van de 17 sluisdeuren bedraagt 6.000 m
2.
7.1 NUL-ALTERNATIEF
100% van de tijd helemaal dicht
Het nul-alternatief is gelijk aan het huidige beheer. Uitgangspunten van dit beheer zijn (1) het voorkomen van het vaker zout worden van de Hollandsche IJssel, (2) een zoet Haringvliet en (3) een optimale bevaarbaar- heid van het Hollandsch Diep. De sluizen gaan alleen open wanneer de waterstanden van de rivieren te hoog worden. Er stroomt dan zoet water de zee in.
Het dagelijkse verschil tussen eb en vloed blijft zo’n 30 cm, zowel in het Haringvliet als in de Biesbosch.
7. Effecten van alternatieven
8.2 BAGGERWERKZAAMHEDEN
Omdat er zoveel rivierslib bezinkt, kan het gebied in de toekomst zo dichtslibben dat een schip er bijna niet meer doorheen zou kunnen varen. Ook de afvoer van rivierwater zou dan problematisch kunnen zijn. Uitgebreid bag- gerwerk, al dan niet in combinatie met het openzetten van de sluizen, zal op den duur zeker nodig zijn. Door het openzetten van de sluizen zal minder nieuw slib bezinken.Bovendien is dit slib tegenwoordig veel min-
der vervuild. Meer kansen
voor steltlopers
8. Land en water
Verandering in het sluisbeheer heeft ook gevolgen voor de oevers van het Haring- vliet, Hollandsch Diep en de Biesbosch.
De oorspronkelijke waterstanden, door eb en vloed, hielden de oevers goed in stand.
Toen het getij wegviel door de plaatsing van de Haringvlietdam, ontstond al vrij snel oevererosie. Waar geen getij is, kabbelt het water namelijk steeds op dezelfde hoogte. Hierdoor brokkelen de oevers lang- zaam af. Op deze manier zijn grote delen buitendijkse gebieden verdwenen. Voor de natuur waren dit belangrijke gebieden; veel vogels zochten er naar voedsel en hadden hier hun broedgebied.
Jos Kuijpers, Rijkswaterstaat: “Op de bodem van het Haringvliet ligt heel veel vervuild slib. Dat vervuilde slib is daar vooral terechtgekomen na 1970. Toen het Haringvliet is afgesloten, is hier het getij verdwenen en zijn stroomsnelheden heel sterk afgenomen. Dat is de reden dat al het slib, dat vroeger voor een belangrijk deel naar zee doorge- transporteerd werd, hier is gaan bezinken op de bodem van het Haringvliet en het Hollandsch Diep. En nu ligt hier een dikke laag, op de ene plek een laag van een halve meter en op andere plek- ken ongeveer 8 meter vervuild slib.”
8.1 BEZONKEN SLIB
Na de afsluiting van het Haringvliet is het water aan de landkant van de sluizen bijna helemaal stilgevallen. Het is één grote zoet- waterplas geworden. Veel slib dat vroeger via de rivieren naar zee stroomde, is daardoor bezonken op de bodem. Als de Haringvliet- sluizen vaker en wijder openstaan, mag dit slib niet verplaatst worden. Dit is een harde
Baggerwerkzaamheden zijn noodzakelijk
9. Natuur
Nul- Gebroken- Getemd- Storm- alternatief getij getij vloedkering
Getijslag Haringvliet (meters) 0,30 0,35 0,65 0,90 Getijslag Biesbosch (meters) 0,30 0,40 1,00 1,30
Sluizen dicht (bij vloed) 100% 60% 5% 0,1%
Estuariene ecotopen (aantal) 3 9 25 25
Intergetijdengebieden (ha) 350 500 1500 2250
Zilte ecotopen (ha) 0 950 3450 4750
Kansen watervogels
Kansen vissen /*
Waardering landschap
Conclusie /*
Legenda Sterke Afname Geen
afname verandering
Toename Sterke ha:
toename hectare
Het onderzoek naar een ander beheer staat niet op zichzelf. Sinds het midden van de jaren tachtig zijn onder andere door Rijkswaterstaat veel projecten uitgevoerd om het watersysteem zich zoveel mogelijk te laten herstellen.
Een voorbeeld van deze projecten is de oever- verdediging. Door het verdedigen van de oevers met stenen dammen in het water kalven de oevers niet meer af. In deze oeverzones hebben zich weliswaar levendige flora en fauna ontwik- keld, maar minder uniek en divers dan vroeger.
*Voordelta: het huidige zoute mondingsgebied van het Haringvliet.
* Intergetijdengebied: die gebieden die onder invloed staan van eb en vloed.
*Ecotopen: leefgebieden voor planten en die- ren zoals slikken en platen.
* Estuariene ecotopen: die leefgebieden waar kenmerken van het estuarium merkbaar zijn zoals Slijkplaat en Ventjagersplaat.
*Zilte ecotopen: die ecotopen waar de invloed van het zout merkbaar is.
*Estuarium: het natuurlijke overgangsgebied tussen de zee en de grote rivieren met getijdenwer- king en de overgang van zout naar zoet.
De belangrijkste onderdelen voor ‘natuur’ zijn onderzocht. Deze criteria hebben betrekking op de situatie in het binnengebied, niet op de Voordelta
*
. Er is onderzoek gedaan in twee uiterste gebieden: het Haringvliet en de Bies- bosch.In de natuur-matrix is te zien dat hoe groter en hoe duurzamer de sluisopening, des te positiever de invloed is op de natuur. Er komen meer kansen voor watervogels en vis- sen. Daarnaast is ook te zien dat de opper- vlakte toeneemt van het intergetijdengebied
*
en van de zilte ecotopen*
.De waardering van het landschap is een objectieve maatstaf: het gaat om de mate waarin processen worden teruggebracht die het landschap hebben gevormd. Een voor- beeld hiervan is het krekensysteem van de Biesbosch dat ontstaan is door het in- en uit- stromen van het water. Een ander beheer kan dit proces weer terugbrengen.
De eindconclusie voor de natuur is: hoe gro- ter de sluisopening, des te groter het herstel.
Ten tweede geldt: hoe langer open, des te duurzamer het herstel.
Bron: Deelrapport Ecologie en landschap
Natuur
Begroeiing in de oevers
* Effecten zijn afhankelijk van het onregelmatig open en dicht staan van de sluizen.
10. Gebruikers van het water
Bij het herstel van de natuur moet reke- ning worden gehouden met alle gebruikers van het water. Behalve voor de zoetwater- voorziening, heeft een ander beheer van de sluizen ook gevolgen voor o.a. de recreatie, de scheepvaart en de visserij.
Jos Kuijpers, Rijkswaterstaat: “Wat we nu aan het onderzoeken zijn, is of we de sluizen ook op een andere manier zouden kunnen beheren.
Zodanig dat die specifieke planten en dieren, die karakteristiek zijn voor zo’n overgang van rivier naar zee, weer terug zouden kunnen komen.
Uiteraard zitten daar allerlei haken en ogen aan want dat zoete water dat we hier nu in het Haringvliet hebben, is heel belangrijk voor de landbouw- en voor de drinkwatervoorziening. Dus je kunt niet zonder meer deze sluizen openzetten.
Want dat zou betekenen dat er zout water naar binnenkomt en dat drinkwaterwinning in gevaar komt, dat de landbouw geen zoet water meer kan gebruiken enzovoorts. Dus je moet het water ergens anders vandaan halen. Dat betekent dat je pijpleidingen moet gaan aanleggen, en daar hangt natuurlijk een prijskaartje aan, met alle voor- en nadelen die daarbij horen.“
10.1 ZO MIN MOGELIJK SCHADE
Het Rijk wil dat alle gebruikers van het water zo min mogelijk schade ondervinden als de sluizen vaker en wijder open staan. Als een zoetwaterinnamepunt te zout wordt, dan zoekt de overheid in samenwerking met betrokkenen naar mogelijkheden om dit punt te verplaatsen.De beroeps- en sportvisserij zullen te maken krijgen met een veranderende visstand.
Als gevolg van veranderende waterstanden zullen sommige steigers vervangen moeten worden door bijvoorbeeld drijvende steigers.
Om het gebied voor de scheepvaart bereik- baar te houden, zal op bepaalde plaatsen gebaggerd moeten worden.
10.2 DUURZAME OPLOSSING
Voor elk alternatief wordt nauwkeurig onder- zocht welke compenserende maatregelen mogelijk zijn. En welke kosten hiermee gepaard gaan. Centraal staat dat de oplossing van een probleem duurzaam moet zijn. Door de getroffen maatregelen mogen natuurlijk geen nieuwe nadelige effecten optreden.Er zijn vele belangen rondom de Haringvlietsluizen
De landbouw is één van de zoetwatergebruikers
11.1 ALGEMEEN EFFECT
Een gewijzigd sluisbeheer zal in een groot deel van het noordelijk Deltabekken (Haring- vliet, Nieuwe Maas, Lek en Oude Maas) zout zeewater brengen. De drinkwaterbereiding in Zuid-Holland (deels Zeeland en Noord- Brabant) is in hoge mate afhankelijk van het huidige zoete oppervlaktewater in dit deel van de Delta. Ongeveer drie miljoen burgers en bedrijven moeten voorzien worden van drinkwater.
Om dezelfde hoeveelheid en kwaliteit drink- water te kunnen leveren, zullen ingrijpende maatregelen nodig zijn om buiten de invloed van de verzilting te blijven.
TOENAME VERZILTING
De toename van de verzilting treft de bestaan- de zoetwater-innamepunten van de drie drinkwaterbedrijven: Delta Nutsbedrijven, Waterbedrijf Europoort en Watermaatschappij Zuid-Holland Oost. Een aantal punten wordt zonder maatregelen onbruikbaar voor drink- watervoorziening.
Ook kan het huidige innamepunt van de spaarbekkens Brabantse Biesbosch onvol- doende bruikbaar worden door de water- standswijziging.
De drie huidige spaarbekkens in de Biesbosch
DYNAMISCH SYSTEEM
De huidige drinkwatervoorziening is geba- seerd op een redelijk stabiel zoetwater- systeem. Een gewijzigd sluisbeheer leidt tot een ander, een veel dynamischer opper- vlaktewatersysteem met grote getijverschillen en wisselende overgangen van zout, brak en zoet water. Voor de drinkwaterbereiding vereist dit grotere alertheid en het opdoen van praktijkervaring met het systeem.
Gefaseerde invoering van wijziging van het sluisbeheer en een plan voor aangepast sluis- beheer in noodgevallen, zijn dan ook nood- zakelijk.
11.2 EFFECTEN VAN ALTERNATIEVEN
De onderzochte alternatieven voor een gewij- zigd sluisbeheer hebben in meer en mindere mate gevolgen voor de huidige drink- watervoorziening. Die gevolgen kunnen alle- maal door maatregelen worden gecompen- seerd.Bij elk alternatief zal het innamepunt van Delta Nutsbedrijven aan het Haringvliet ver- zilten en zal dit innamepunt naar Den Bom- mel moeten worden verplaatst. Voor het noodinlaatpunt Berenplaat (voorraadbekken)
11. Drinkwatervoorziening
Drinkwater- innamepunten
Nul- Gebroken- Getemd- Storm- alternatief getij getij vloedkering
Scheelhoek (DELTA)
Berenplaat (WBE)
Fosfaatverwijdering (DZH)
Oever Lek (WZHO)
Biesbosch (WBB)
Kosten (in mil. gulden)
Scheelhoek (DELTA) 23 29 29
Fosfaatverwijdering ((DZH) 2 2 2
Deelontzilting Lek 220 179
Biesbosch (WBB) ? ?
Nood-beheersplan
Totaal 25 31 251 210
Drinkwater- voorziening
Legenda Onbruik- Geen Niet van
baar verandering toepassing aan de Oude Maas van het Waterbedrijf
Europoort neemt het aantal malen toe dat het punt onbruikbaar wordt. De inhoud van het bekken is onvoldoende om langdurige innamestops te overbruggen. Dit zijn enkele voorbeelden van de nadelen van een ander beheer voor de drinkwatervoorziening.
11.3 COMPENSATIE
De gevolgen van een gewijzigd sluisbeheer voor de innamepunten kunnen met behulp van compenserende maatregelen worden opgevangen. De kosten daarvan bedragen minimaal 25 miljoen en maximaal 250 miljoen gulden.
De investerings- en extra beheerskosten van de compenserende maatregelen zijn bij het gebroken-getij-alternatief geraamd op 25 mil- joen. Dit zijn voornamelijk kosten die mini- maal nodig zijn voor de verplaatsing van het inlaatpunt Delta Nutsbedrijf. Bij het verder openzetten van de sluizen kunnen daar nog extra kosten bijkomen voor de deelontzilting van de oevergrondwaterwinning langs de Lek.
Bron: Deelrapport Landbouw- en drink- watervoorziening
?: Niet met zekerheid te voorspellen.
12.1 ALGEMEEN EFFECT
De aanvoer van voldoende en kwalitatief goed water is erg belangrijk voor de landbouw.
Wanneer door een ander sluisbeheer verzil- ting op zou treden van het oppervlaktewater, dan zou dit mogelijk tot zeer hoge schade voor de landbouw kunnen leiden. Zonder ver- dere maatregelen zou deze schade kunnen oplopen tot ruim boven een miljard gulden per jaar. Hierbij geldt dat hoe intensiever de methode van telen is, des te kwetsbaarder de gewassen zijn. Het wekt dan ook geen verba- zing dat vooral de glastuinbouw een groot aandeel in de potentiële schade kent.
KNELPUNTEN
De belangrijkste knelpunten doen zich voor bij de Hollandsche IJssel voor het gebied van Rijnland, Schieland en Delfland en de inlaat van de Bernisse op het Spui voor het gebied van Voorne-Putten en Delfland. Als we niets zouden doen, komen ook de waterinlaten ten westen van Den Bommel voor Goeree-Over- flakkee in de problemen. De kosten die samenhangen met het oplossen van deze knelpunten nemen toe naarmate het zoute water verder binnendringt.
Glastuinbouw is afhankelijk van een zoetwatervoorziening
12. Landbouwwatervoorziening
HUIDIGE SITUATIE
De huidige situatie en compenserende maat- regelen van de zoetwateraanvoer rond de Hollandsche IJssel zijn niet bevredigend.
Door het realiseren van een permanente aan- voer van zoet water uit oostelijke richting kan de zoetwateraanvoer onafhankelijk gemaakt worden van de situatie op de Hollandsche IJssel. De landbouwwatervoorziening van Goeree-Overflakkee is momenteel sterk af-
Ook de landbouw maakt gebruik van zoet water
hankelijk van de inname van zoet water van het Haringvliet. Om schade door indringend zout te voorkomen, kan de inlaat van zoet water naar het oosten worden verplaatst, bij- voorbeeld naar Den Bommel. Op termijn hoeft een ander sluisbeheer dan niet tot land- bouwschade te leiden.
12.2 EFFECTEN VAN ALTERNATIEVEN
Hoe ingrijpender het sluisalternatief, hoe negatiever de effecten kunnen worden voor de landbouwwatervoorziening.12.3 COMPENSATIE
De aangegeven schade in de matrix wordt ver- oorzaakt door de kosten van het aanpassen van de huidige zoetwateraanvoervoorzienin- gen. Dit kan door aanpassing of door ver- plaatsing van de waterinlaatpunten.
Legenda Sterke Achter- Geen
achteruitgang uitgang verandering
Niet van toepassing
Bron: Deelrapport Landbouw- en drink- watervoorziening
Landbouwwater- voorziening
Nul- Gebroken- Getemd- Storm- alternatief getij getij vloedkering
Delfland, Rijnland, / /
Schieland
Brielse Dijkring
Goeree-Overflakkee /
Kosten - eenmalig (in mil. gulden)
Delfland, Rijnland, 50 200 200
Schieland
Brielse Dijkring 5 5 220 700
Goeree-Overflakkee 53,5 53,5
Totaal 108,5 258,5 473,5 900
Landbouwwater- innamepunten
13. Scheepvaart
13.1 ALGEMEEN EFFECT
Een veranderd sluisbeheer heeft gevolgen voor de maximale diepgang van schepen en de stroomsnelheid van het water.
DIEPGANG VAN DE SCHEPEN
Bij alternatief beheer van de Haringvlietslui- zen wordt de gemiddelde hoogwaterstand verhoogd. Dit geeft voor de scheepvaart wei- nig problemen. Alleen bij de Moerdijkspoor- brug, die in de huidige situatie al te laag is, versterkt dit de doorvaartproblematiek. Een verlaging van de laagwaterstand geeft proble- men in de bereikbaarheid van havens. Deze diepgangbeperkingen kunnen worden voor- komen door baggerwerkzaamheden.
Bij enkele sluizen kan het voorkomen dat door deze waterstandsverlaging bij eb niet geschut kan worden. Dit leidt tot oponthoud voor de schepen.
STROOMSNELHEID VAN HET WATER
In enkele riviertakken zal de stroomsnelheid toenemen, maar de reguliere scheepvaart ondervindt hiervan, mogelijk na enige gewen-ning, weinig problemen. Ook de combinatie van veranderde stroomsnelheden en water- standen geven voor de binnenvaart geen nieuwe knelpunten. Wel moet er rekening mee worden gehouden dat een verlaging van de laagwaterstand hinder voor de binnenvaart zou kunnen opleveren; de ruimte tussen de kiel van een schip en de bodem, de kiel- speling, vermindert. Schepen zijn hierdoor minder manoeuvreerbaar.
De haven Moerdijk, een haven- en industriecomplex van formaat
Aandacht voor de maximale diepgang
TIJPOORTEN
Zeeschepen die van en naar de zeehavens Moerdijk en Dordrecht koersen, varen op tijpoorten. Deze poorten zijn vergelijkbaar met (voor wat betreft tijd) strak geplande vaar- schema’s.
De veranderingen in waterstanden, stroom en kenteringen
*
als gevolg van een ander beheer, zorgen ervoor dat bepaalde tijpoor- ten op de Oude Maas en het Hollandsch Diep niet meer geschikt zijn. Om de zeeha- vens bereikbaar te houden, zullen de tijpoor- ten aangepast worden en zal er moeten wor- den gebaggerd.13.2 EFFECTEN VAN ALTERNATIEVEN
De verschillende alternatieven betekenen voor de scheepvaart: hoe ingrijpender het alternatief, des te ondieper de vaarwegen worden. Baggeren biedt daarvoor een oplos- sing.Legenda Sterke Afname Geen
afname verandering
Niet van toepassing
Nul- Gebroken- Getemd- Storm- alternatief getij getij vloedkering
Doorvaart
Bereiken havens
Veiligheid
Tijpoorten
Kosten (in mil. gulden)
Baggeren vaarwegen (eenmal.) 13 20 28 33
Baggeren havens (eenmal.) 1 8 10
Schade oponthoud (jaarlijks) 0.5 4 4.5
Totaal 13 21.5 40 47.5
Scheepvaart
Bron: Deelrapport Scheepvaart, industrie en het overig gebruik Bron: LRR, gebaseerd op stroomgegevens RWS/ZWENDL
Havens blijven bereikbaar
Maximale diepgang Maximale diepgang bij Dordrecht bij Moerdijk
Nul-alternatief 9.45 8.40
Gebroken-getij 9.20 8.00
Getemd-getij 9.10 8.20
Stormvloedkering 9,00 8.00
Diepgang
13.3 COMPENSATIE
Hoe ingrijpender het alternatief, des te nega- tiever de effecten voor de doorvaart en de bereikbaarheid van de havens. De kosten voor de compenserende maatregelen worden voornamelijk veroorzaakt door het baggeren van havens en vaarwegen.
*
Kentering: Het moment waarop eb en vloed omdraaien. De stroming keert om.14.1 ALGEMEEN EFFECT
Een openstelling van de sluizen leidt tot een verbetering van de visintrekmogelijkheden vanuit en naar de zee. Hierbij geldt: hoe gro- ter en langduriger de openstelling, des te beter voor de trekvissen.
Een sluisopening moet voldoende groot zijn voordat een permanente brakwaterzone optreedt, die groot genoeg is om een stabiele brakwaterpopulatie te herbergen. Een geleide- lijke overgang tussen het zoete en zoute water is positief, zeker voor bodemdieren als de kokkels.
GEEN LANGZAME DOOD
Als de sluizen worden geopend, stromen er grote hoeveelheden zoet water de zee in. Het gevolg is dat vele zoetwatervissen mee wor- den gespuid en na het sluiten van de sluizen bij vloed een langzame dood sterven in het zoute zeewater. Een geleidelijke overgang is daarom natuurlijker en diervriendelijker.
ANDERE VISMETHODEN EN VISSOORTEN
Een ander sluisbeheer betekent dat de beroepsvisserij op het Haringvliet deels zal
moeten overstappen op andere vismethoden en mogelijk deels op andere vissoorten.
14.2 EFFECTEN VAN ALTERNATIEVEN
Hoe groter en langduriger de sluizen open- gaan, hoe beter de visintrekmogelijkheden vanuit en naar de zee. Een natuurlijke over- gang van zout naar brak naar zoet water is rij- ker aan soorten.Beroepsvisserij krijgt te maken met aanpassing van de vismethode
14. Beroepsvisserij
Paling trekt jaarlijks vanuit de rivieren via de Noordzee naar de paaigebieden op de Atlantische oceaan
Meer kansen voor de zalm-achtigen
Legenda Sterke Achter- Geen
achteruitgang uitgang verandering
Verbetering Sterke bep: beperktere
verbetering SVK: Stormvloedkering
Gebroken-getij Getemd-getij en SVK
Buiten Binnen Buiten Binnen
Paling
Pootvis
Spiering
Platvis
Tweekleppigen (o.a.kokkels)
Gewone garnaal
Zegenvisserij
*
Fuikenvisserij
Kosten (in mil. gulden per jaar) Schubvisrechten
Aanpassing vistechnieken Vergoeding bep. opbrengst
Maximale schade < 1,5 1,5
Beroepsvisserij
Bron: Deelrapport Visserij en recreatie
14.3 COMPENSATIE
‘Buiten’ en ‘Binnen’ heeft betrekking op de plaats ten opzichte van de sluizen. ‘Buiten’
betekent aan de kant van de Noordzee. Wan- neer het sluisbeheer verandert, komt er een wijziging in het aantal soorten dat in het gebied aanwezig is. De kosten in de matrix hebben betrekking op het compenseren van de nadelen waarmee de beroepsvisserij te maken zal krijgen, bijvoorbeeld het aanpas- sen van de visnetten en een vergoeding voor een beperktere opbrengst.
*
Zegenvisserij: een vismethode, typerend voor de zoetwatervisserij, waarbij de visnetten over de grond slepen.BELANGRIJK WEDSTRIJDWATER
Voor de sportvisserij is het Kanaal door Voor- ne belangrijk. Dit wordt gebruikt als vis- wedstrijdwater met internationale bekend- heid. In het najaar trekt de vis vanuit dit Kanaal naar het Haringvliet om daar te kun- nen overwinteren.
Mogelijk is de hoge visstand in dit Kanaal onder andere het gevolg van de overwinte- ringsmogelijkheden in het Haringvliet. Echter, waarom en hoeveel vis heen en weer zwemt
15.1 ALGEMEEN EFFECT
De sportvisserij zal op een deel van het Haringvliet ruiger en avontuurlijker worden.
Maar door het toenemend getij neemt de bereikbaarheid van sommige vislocaties af.
Deze problemen zijn met inrichtingsmaat- regelen te verhelpen.
GROOTSCHALIGE GEVOLGEN
Door de sluizen te openen, krijgen vissen de gelegenheid vrijer heen en weer te zwemmen tussen de zee en de binnenwateren. Een belangrijke verandering voor de sportvisserij is dat er meer trekvissen kunnen komen, zoals de zalm-achtigen, zeeforel, fint en elft.
Veranderingen in aantallen trekvissen hebben naast lokale effecten, ook grootschaliger inter- nationale gevolgen in de rest van de stroom- gebieden van Rijn en Maas.
Trekvissen kunnen dan ver stroomopwaarts zwemmen om zich voort te planten. In het westelijke deel zullen ook weer typische zee- vissen en vissen van het overgangsgebied terugkomen, bijvoorbeeld platvis, haring en spiering.
15. Sportvisserij
Aanpassing van vaste steigers door drijvende steigers
Een trekvis, de zeeforel
Legenda Sterke Achter- Geen achteruitgang uitgang verandering
Verbetering Sterke SVK:
verbetering Stormvloedkering
Gebroken- Getemd-getij
getij en SVK
Pootvis
Baars
Snoekbaars
Platvis
Zeeforel
Zeevis
Bevisbaarheid oeverlocaties
Bevisbaarheid Kanaal Voorne +/ *
Kosten (in mil. gulden)
Aanpassing visstekken 0,5 1
Visstand Kanaal Voorne ? ?
Totaal 0,5 1
tussen het Kanaal en het Haringvliet is niet bekend. Over de aard en de kosten van com- penserende maatregelen op deze locatie valt dus nog weinig te zeggen.
15.2 EFFECTEN VAN ALTERNATIEVEN
Hoe groter en langduriger de sluizen open- gaan, hoe beter de visintrekmogelijkheden vanuit en naar de zee. Een gebied met een natuurlijke overgang van zout naar brak naar zoet water is rijker aan soorten.15.3 COMPENSATIE
In de matrix is te zien dat een ander beheer tot gevolg heeft dat het aantal soorten zal ver- anderen. De kosten hebben betrekking op het compenseren van de nadelen, zoals het veranderen van vaste steigers in drijvende steigers.
Sportvisserij kan ruiger en avontuurlijker worden Meer mogelijkheden voor de sportvisserij
Sportvisserij
? Niet met zekerheid te voorspellen.
*Afhankelijk van het onregelmatig open- en dichtzetten van de sluizen.
Bron: Deelrapport Visserij en recreatie
16.1 ALGEMEEN EFFECT
Om een goed inzicht te krijgen in de effec- ten, wordt het gebied voor recreatie in tweeën verdeeld: Haringvliet/Hollandsch Diep en de Biesbosch. Er liggen in de huidi- ge situatie voor de recreatie diverse kansen.
Deze worden nog onvoldoende opgepakt.
De huidige inrichting en profilering van het gebied bieden weinig mogelijkheden om in te spelen op (nieuwe) ontwikkelingen bin- nen de recreatiesector. Een ander sluis- beheer zou de recreatie een impuls kunnen geven tot vernieuwing.
Voor beide gebieden geldt dat een ander sluis- beheer verlaging van de laagwaterstand bete- kent. Havens en ligplaatsen worden hierdoor minder bereikbaar. Baggeren zal hiervoor een oplossing kunnen bieden.
Ook omdat het getij zal terugkeren bij een ver- anderd sluisbeheer, zullen bepaalde voorzie- ningen, zoals vaste steigers, moeten worden aangepast.
POSITIEVE GEVOLGEN
Door een toename van de dynamiek van het water, kan het Haringvliet/Hollandsch Diep
zich meer profileren als een groot, ruig en dynamisch vaarwater en de Biesbosch als een groot en dynamisch natuurgebied. Dit maakt de gebieden aantrekkelijker voor waterrecre- anten die zoeken naar afwisseling en natuur- beleving. De nadruk zal voor het Haring- vliet/Hollandsch Diep meer komen te liggen op de grote watersport.
VERANDERING WATERSPORT
De gebruiksmogelijkheden in de Biesbosch zullen veranderen, in het bijzonder door de lagere laagwaterstanden. De aantrekkelijkheid van het gebied zal hierdoor voor een deel van
Baggeren en/of aan- passing van de steigers in de Biesbosch
Afwisseling voor recreatie
16. Recreatie
de huidige waterrecreanten afnemen. Maar het natuurlijke karakter van het gebied zal nieuwe, meer natuurgerichte waterrecreanten aantrekken.
TIENGEMETEN
De mogelijkheden voor de oeverrecreatie zul- len als gevolg van een alternatief beheer niet wezenlijk veranderen. Echter, wel nemen de mogelijkheden voor natuurbeleving toe, voor- al in de Biesbosch.
Een voorbeeld in het Haringvliet hiervan is het eiland Tiengemeten: wanneer het water toegang krijgt tot dit eiland, ontstaat er een meer natuurlijke situatie. Recreanten en be- zoekers kunnen van de veranderende natuur genieten.
16.2 EFFECTEN VAN ALTERNATIEVEN
Hoe ingrijpender het alternatief, des te meer veranderingen in de waterstanden en stro- mingen. Ook zijn er dan meer nieuwe moge- lijkheden voor de recreatie.16.3 COMPENSATIE
De negatieve gevolgen van de alternatieven kunnen voor een belangrijk deel worden gecompenseerd door maatregelen. Het gaat hierbij om maatregelen om het voorzienin- genniveau te kunnen handhaven, zoals het baggeren van de jachthavens en de aanleg van de drijvende steigers om vaste steigers te vervangen en aangepaste voorzieningen voor bootliften en trailerhellingen.
Nul- Gebroken- Getemd- Storm- alternatief getij getij vloedkering
Vaarmogelijkheden
Biesbosch
Bereiken havens
Steigers
Trailerhellingen/
botenliften
Natuur
Belevingswaarde /*
Kosten (in mil. gulden)
Baggeren havens 12,5 15 27 30
Aanpassen steigers 3 3
Aanpassen trailer- 0,5 1
helling / botenliften
Totaal 12,5 15 30,5 34
Legenda Sterke Afname Geen
afname verandering
Toename Sterke Niet van toename toepassing
Iedereen zal er van kunnen blijven genieten
Bron: Deelrapport Visserij en recreatie
Recreatie
* Effecten zijn afhankelijk van het onregelmatig open en dicht staan van de sluizen.