• No results found

Wanneer een kind bezeten was werd dit kind van

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Wanneer een kind bezeten was werd dit kind van"

Copied!
27
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

AD INFORMATIE

Magazine van Ad Informandum, studievereniging voor strafrecht en criminologie

Jaargang 15, nummer 2, april 2021

“ Wanneer een kind ‘bezeten’

was werd dit kind van de overige gezinsleden afgezon- derd “

Verder in o.a. in dit nummer:

Horen/zien/luister tips, Instinct: hoe rea- listisch is deze film?, gedwongen hersens- cans en het nemo tenetur-beginsel, soft- drugsbeleid in coronatijd en meer!

“Veel verdachten voerden tijdens hun zaak aan dat zij beschermd werden door de vrijheid van meningsuiting”

“Om de moord te verbergen hebben ze hem vervolgens begraven en over het graf beton gestort”

“De Jong meent dat juristen niet moeten doen alsof zij zeker weten dat wilsvrijheid bestaat en wat dit dan zou behelzen”

“De schade was groot en de reacties vanuit de Nederlandse samenleving en politiek waren hevig”

O.a. in dit nummer: chemisch profileren aan de hand van vingerafdrukken, Mr. Big-methode in de Schredder-moordzaak, is de vrije wil een illusie?, een analyse van het Nordic-model en het Wetsvoorstel regulering sekswerk, Coronamaatre- gelen in de gevangenis en meer!

(2)

redactioneel

TONYA BARANOV Ab Actis

(info@adinformandum.nl)

Het jaar vliegt voorbij! De tweede editie van de Ad Informatie is een feit. De artikelen in deze editie zijn weer van hoog niveau, en ik ben dan ook trots op mijn commissieleden die prachtig werk hebben afgeleverd! Het samenwerken ging weer goed, ondanks dat we soms creatief moesten zijn met vergaderen (vanwege de maatregelen). Zo hebben we tij- dens onze laatste vergadering voor de uitgave van deze editie buiten vergaderd! Het weer was prachtig. De foto hier- onder is ook toen genomen.

Deze editie staat bomvol inhoudelijke artikelen. De commissieleden hebben o.a. geschreven over nieuwe opsporings- technieken aan de hand van wat men heeft gegeten of gedronken, feministische criminologie, de avondklokrellen, een analyse van de nieuwe wet die het werk van sekswerkers verder reguleert, een filosofische uiteenzetting over de vrije wil en nog veel meer!

De Ad Informatie zal worden afgesloten met nog een korte terugblik op de activiteiten die de afgelopen periode heb- ben plaatsgevonden, vergeet daarnaast niet te

solliciteren voor een bestuursfunctie voor het volgende bestuur!

Tot slot, geniet van deze tweede editie!

“bomvol inhoud”

(3)

Inhoud 20

“ De politie en de ME grepen hard in, met waterkannon- nen en traan- gas”

APRIL 2021 Algemeen

Praeses 04 Woord van de praeses van Ad In-

formandum Terugblik 24 Overzicht en (foto) impressies van de afgelopen

activiteiten Colofon 26 Specificaties en technische details

“Er kwam meer begrip voor de mannelijke cri- mineel en delinquent gedrag werd gezien als relatief normale uiting van de mannelijkheid”

21

Nr. 2 2021

05OPSPORING

Een verdachte opspo- ren aan de hand van wat hij heeft gegeten of gedronken, is geen toekomstmuziek meer.

07MR.BIG

Wat houdt de Mr. Big- methode in, en wat was er aan de hand in de schredder-

moordzaak?

10FILOSOFIE

Om toerekeningsvat- baar te zijn, heb je een vrije wil nodig, maar volgens sommige filo- sofen is de vrije wil een illusie.

13SEKS

De nieuwe wet die sekswerk reguleert, zorgt voor juist voor meer criminaliteit.

15CORONA

De coronamaatregelen

in gevangenissen zit het resocialisatietra- ject in de weg.

17POLITIEK

Analyse van strafrech- telijke thema’s in de partijprogramma’s

19RECHTSZAAK

Kan een werkgever

een mondkapje ver-

plichten?

(4)

woord van de praeses

“Geweldig om te zien dat ook deze studenten al zo vroeg in hun studie actief worden!”

Lieve lezers,

Voor u ligt alweer de tweede editie van de Ad Informatie van het jaar 2020/2021. De tweede helft van het academische jaar is alweer aangebroken. Afgelopen maand heeft dan ook onze halfjaarlijkse ALV plaatsgevonden. Hierbij is het reilen en zeilen binnen de vereniging aan bod gekomen en is er kritisch gekeken naar het gevoerde beleid.

Enorm fijn om te zien dat er zo veel (commissie)leden aanwezig waren deze avond.

Tevens kunnen wij terugkijken op een aantal zeer geslaagde activiteiten. Zo is er de af- gelopen maand een online symposium georganiseerd over wildlife crime, waarbij zowel mensen gelieerd aan Ad Informandum als het WWF aanwezig waren. Het was enorm leuk om te zien wat zo’n diversiteit aan sprekers en publiek kan doen met het debat!

Ook hebben we afgelopen maand in samenwerking met Lumen Lawyers en Allen &

Overy weer een geslaagde lustrumactiviteit opgezet. Deze activiteit draaide om het the- ma ‘’Raak op de arbeidsmarkt’’, waarbij allerlei tips en tricks werden gegeven met be- trekking tot het solliciteren en de online profilering via LinkedIn. Onder het mom ‘’van vraag maar raak’’, konden de aanwezigen al hun vragen kwijt bij de sprekers. Nu staat niets hen meer in de weg om een vliegende carrièrestart te maken!

Ook worden dit jaar de eerstejaarsstudenten natuurlijk niet vergeten. Bij de start van 2021 is onze Commissaris Sociale Activiteiten druk bezig geweest met de vorming van de eerstejaarscommissie. Momenteel heeft deze commissie al een aantal geslaagde acti- viteiten weten te organiseren. Geweldig om te zien dat ook deze studenten al zo vroeg in hun studie actief worden!

Ik wil u daarnaast graag nog wijzen op een aantal activiteiten waarop we u als lezer van dit mooie blad graag terugzien. Zo zal er op 26 april een webinar over bewijsrecht wor- den georganiseerd door niemand minder dan rechtspsycholoog Robert Horselenberg.

Verder komt op 21 mei het Career Event er weer aan met ook dit jaar weer interessante werkgevers! Ook zijn de voorbereidingen voor het derde symposium weer in volle gang, en ik kan je verklappen dat de symposiumcommissie ook dit keer weer met een prikke- lend onderwerp zal komen.

Wij zien u graag bij bovenstaande activiteiten. Het beloven weer mooie activiteiten te worden, die u niet wilt missen! Bent u benieuwd naar onze vele andere activiteiten?

Neem dan een kijkje op onze site of volg ons op onze social media kanalen!

Dan resteert mij voor nu niets anders dan jullie veel leesplezier te wensen!

Namens het XXXVe bestuur der Ad Informandum, Natasha Welling

h.t. Praeses der Ad Informandum

(5)

Wie niet weg is, is gezien

Een verdachte opsporen aan de hand van wat hij heeft gegeten of gedronken, het klinkt onwerkelijk, maar dankzij het project ‘Chemisch profileren van vingersporen’ lijkt dit scenario toch werkelijkheid te worden. In dit onderzoek, dat wordt uitgevoerd in het kader van een PhD-traject, wordt onderzocht of de chemische com- positie van vingerafdrukken bruikbare informatie kan opleveren over iemands geslacht en iemands gewoon- tes.

1

Roken, het nuttigen van alcohol en de eetgewoonten zijn bijvoorbeeld gewoontes die kunnen worden vast- gesteld. Deze methode is een welkome toevoeging aan de bestaande analysemethodes, gezien op basis van deze methode ook informatie kan worden verkregen uit kwalitatief slechte vingerafdrukken of wanneer de vingeraf- drukken niet zijn opgenomen in de database van de opsporingsinstanties.

Door: Yasmin Dix

vingerafdrukken

Gebruik van vingerafdrukken ten behoeve van de opsporing

Al decennia lang worden vingeraf- drukken gebruikt om daders van strafbare feiten op te sporen. Im- mers, was sinds 1788 al min of meer bekend dat elk individu unieke vin- gerafdrukken heeft die niet overeen- komen met de vingerafdrukken van andere personen.2 Mede door deze ontdekking worden vingerafdrukken al lange tijd gebruikt als een redelijke betrouwbare methode om daders op te sporen.

Een vingerafdruk ontstaat wanneer een ‘niet bedekte’ vinger in contact komt met het oppervlak van een voorwerp.

“Vandaag de dag zijn er onge- veer 35 verschillende soorten patronen vastgesteld”

De afdruk ontstaat omdat het con- tact sporen achterlaat van een uitge- scheiden stoffen zoals zweet en talg, die afkomstig is uit de exocriene- en de talgklieren. Gezien deze klieren enkel aanwezig zijn op hoger gelegen

‘richels’ (ook wel ridges genaamd)

van je vinger, ontstaat er zo het spe- cifieke patroon dat zo kenmerkend is voor vingerafdrukken (zie afbeelding 1).

“Op basis van de patronen kan men vaak al een onder- scheid maken in een groep van potentiële daders”

In vingerafdrukken zijn drie hoofd- patronen terug te vinden, zo heeft men de boog, de lus en de kring.Er bestaan tevens ook verschillende variaties en combinaties van deze patronen (zie afbeelding 2). Vandaag de dag zijn er ongeveer 35 verschil- lende soorten patronen vastgesteld.

Op basis van de patronen kan men vaak al een onderscheid maken in een groep van potentiële daders, maar vaak is de enkele vaststelling dat er sprake is van eenzelfde pa- troon bij de verdachte als dat is ge- vonden bij het aangetroffen vinger- spoor nog niet voldoende om vast te kunnen stellen dat een persoon ook werkelijk de dader is. Voor deze vast- stelling zijn de ‘richels’ (ook wel rid- ges genaamd) van groot belang.3 Elk richeltje op zich kan namelijk een andere vorm hebben, zo kan er bij- voorbeeld sprake zijn van een ‘oog’, een ‘bifurcatie’, ‘haken’ en

‘lijnfragmenten, al deze richeltjes tezamen zorgen voor een unieke per- soonsgebonden afdruk. Tevens zijn er andere kenmerken die men terug kan vinden in een vingerafdruk zoals sporen van littekens en de hoeveel- heid poriën die een persoon heeft (zie afbeelding 3).

Toegevoegde waarde project

‘Chemisch profileren van vingerspo- ren’

Voordat het project bestond hadden forensisch wetenschappers al het vermoeden dat vingerafdrukken meer informatie konden verschaffen dan enkel de afdruk die was achter- gelaten. Dankzij het project dat werd opgezet in het kader van het PhD- onderzoek van Van Helmond, heeft men dit vermoeden ook kunnen be- vestigen.4 Voor het onderzoek werd de chemische samenstelling van vin- gerafdrukken onderzocht, deze sa- menstelling bestaat voornamelijk uit aminozuren.5 Aminozuren kunnen kort worden omschreven als een van de vele soorten organische

‘bouwsteentjes’ in je lichaam.

“Men kon zelfs vaststellen of de

‘donor’ een roker was”

Uit het PhD-onderzoek is gebleken dat uit de chemische samenstelling van vingerafdrukken en dan met name uit de samenstelling van de soorten aminozuren veel informatie kan worden gehaald over de ‘donor’

van de vingerafdruk (diegene die de vingerafdruk achter heeft gelaten).

Zo bleek dat men uit de aangetroffen samenstelling van de aminozuren hun afbraakproducten, met een re- delijk grote nauwkeurigheid kon vaststellen wat het geslacht van de

‘donor’ was en of deze personen wel of niet rookten.6

Tevens bleek uit het onderzoek dat de chemische samenstelling van de vingerafdrukken van personen ook redelijk uniek was per persoon.7 Dit gegeven werd gelinkt aan het feit dat de ‘chemische stofjes’ in de vingeraf- druk van de ‘donor’ zelf waarschijn- lijk gedurende de dag reageerden met andere chemische stofjes die afkomstig waren uit het milieu waar- in de ‘donor’ zijn dag doorbracht.

Afbeelding 1

(6)

Afbeelding 2

Echter, is de verwachting dat het on- derscheidend vermogen van deze unie- ke samenstellingen afneemt zodra deze techniek wordt toegepast in een grote- re groep van mogelijke daders. Dit komt doordat bij een grotere groep de kans toeneemt dat een aantal van deze personen leven in een zeer vergelijk- baar milieu, waardoor de chemische samenstelling van de vingerafdrukken mogelijk niet meer voldoende onder- scheidend is om de ‘donor’ met grote zekerheid aan te wijzen. Naast deze specifieke ‘donorinformatie’ kan men uit de chemische samenstelling ook afleiden welke voorwerpen de ‘donor’

heeft aangeraakt alvorens hij zijn vin- gerafdruk achterliet op de plaats de- lict.8 Zo is in het onderzoek gekeken naar condooms en het glijmiddel dat daarop zit. Men kon namelijk op basis van de chemische samenstelling van de vingerafdruk met 90.9% nauwkeurig- heid vaststellen welke soort condooms de ‘donor’ had aangeraakt alvorens hij zijn vingerafdruk op een andere plek achterliet.9

Dankzij deze nieuwe analysemethode is de kwaliteit van een aangetroffen vingerafdruk ineens minder belangrijk geworden. Immers kan men nu kijken naar de chemische stoffen die terug te vinden zijn in de samenstelling van de vingerafdruk op basis waarvan eigen- schappen over de ‘donor’ kunnen wor- den vastgesteld. Het is dus minder erg als de vingerafdruk naar zijn uiterlijke verschijningsvorm, zoals wij deze ken- nen, is vervaagd of niet compleet is. De dader die een vingerafdruk achterlaat is nu dus sneller het haasje.

BRONNEN

1.https://www.hva.nl/forensisch-onderzoek/

gedeelde-content/projecten/projecten/chemisch- profileren-van-vingersporen.html

2. W. van Helmond, Fingermarks, beyond the sour- ce: What their composition may reveal about the donor (diss. TU Delft), p. 2.

3. Idem, pp. 2-3.

4. Idem, p.4.

5. Idem p.5.

6. Idem, pp.19-20, 27.

7. Idem, p. 39.

8. Idem, p. 73.

9. Idem, p. 69.

Afbeelding 3

(7)

Mr. Big-methode in de shredder-moordzaak

Op 2 maart werden de twee verdachten in de zaak over de “shredder-moord” op Patrick van Dillenburg vrijge- sproken. Volgens de rechter is onvoldoende bewijs dat Ad K. en Fred T. het slachtoffer hebben vermoord. Dat is opmerkelijk, omdat Ad K. een bekentenis had afgelegd tegen een undercoveragent via de zogeheten “Mr. Big- methode”. Wat houdt deze methode in? En wat was er in deze zaak aan de hand?

De moord op Patrick van Dillenburg Begin 2002 raakt de 38-jarige Patrick van Dillenburg vermist. Hij zit thuis met zijn vriendin en zoontje wanneer hij een telefoontje krijgt. Hij zegt daarna tegen zijn vriendin dat hij even weg moet, maar is tot op de dag van vandaag verdwenen.1 De recher- che destijds krijgt het niet voor el- kaar om Dillenburg te vinden, maar het OM vergeet de zaak niet.

“Om de moord te verbergen hebben ze hem vervolgens begraven en over het graf be- ton gestort”

In 2015 pakt een speciaal coldcase- team van de recherche de zaak weer op. Er wordt besloten om een om- streden opsporingsmethode in te zetten: de Mr. Big-methode. In 2019 wordt in deze cold case de eerste aan- houding gedaan.2 Verdachten Ad K. en Fred T. zouden de handlangers van Van Dillenburg zijn geweest. Ad K. knapte verschillende criminele klusjes op, en Fred T. handelde in XTC. Volgens het OM hebben zij

tijdens een drugsconflict, waarschijn- lijk een ripdeal, verdovende middelen van Van Dillenburg gestolen en hem op een industrieterrein doodgescho- ten.3 Om de moord te verbergen heb- ben ze hem vervolgens begraven en over het graf beton gestort. Toen ze dachten dat iemand van het graf af- wist hebben ze het lijk weer opgegra- ven en daarna in een shredder ge- gooid. De resten zouden zijn uitge- strooid over een bollenveld.4 Deze gruweldaden zou Ad K. zelf hebben bekend aan een undercoveragent.

Om deze bekentenis te ontfutselen heeft het OM de Mr. Big-methode gebruikt.

De Mr. Big-methode

De Mr. Big-methode is een opspo- ringsmethode die is komen overwaai- en uit Canada met als doel een ver- dachte een belastende verklaring te laten afleggen.5 In Nederland is deze methode vaak deel van een Werken Onder Dekmantel-traject (WOD- traject), en bestaat uit verschillende wettelijke opsporingsbevoegdheden, bijvoorbeeld infiltratie (art. 126h Sv), stelselmatige inwinning van informa- tie (art. 126j Sv), en soms pseudokoop

of -dienstverlening (art. 126i Sv).6 Tijdens deze methode, die vaak meerdere maanden in beslag neemt, probeert een undercoveragent een band met de verdachte op te bouwen om zo zijn vertrouwen te winnen. De undercoveragent pretendeert lid te zijn van een fictieve criminele organi- satie en probeert de verdachte hierbij te betrekken.

“Een bekentenis levert voor een verdachte juist voordeel op”

Voor een verdachte is dit vaak een grote belofte, hij kan zo sociale con- necties en financiële voordelen ver- werven. Op een gegeven moment moet de verdachte de baas van de fictieve organisatie ontmoeten: Mr.

Big. Deze grote baas vraagt dan aan de verdachte om zijn begane strafba- re feiten te bekennen om te bewijzen dat hij ervaring heeft in het criminele circuit, of omdat Mr. Big zogenaamd alle gevoelige informatie wil hebben teneinde een machtspositie te cre- ëren. Wanneer de verdachte weigert, wordt de druk opgevoerd. Wanneer de verdachte een bekentenis aflegt, kan hij vervolgd worden.7

De Mr. Big-methode is regelmatig onderhevig aan kritiek. Het grootste probleem is dat er een risico bestaat op valse bekentenissen. Bij de Mr. Big -methode lijkt het afleggen van een belastende verklaring geen conse- quentie te hebben (strafrechtelijk gezien), omdat een crimineel kop- stuk niet bij de politie zal gaan klik- ken.8 Een bekentenis levert voor een verdachte juist voordeel op, in de zin van criminele connecties en het voor- uitzicht op veel geld. Daarom worden onschuldigen toch uitgelokt een valse bekentenis af te leggen, en is de be- wijswaarde van een bekentenis be- perkt.9

Door Naomi van de Pol

Mr. Big

(8)

Een tweede kritiekpunt is dat de verkla- ringsvrijheid van de verdachte wordt aangetast. Wanneer een opsporings- ambtenaar een verdachte vraagt over een strafbaar feit is er feitelijk sprake van een verhoorsituatie, en heeft de ver- dachte recht op het zwijgrecht. Hiertoe moet hem cautie verleend worden. Ook heeft de verdachte recht op rechtsbij- stand.10 Tijdens een Mr. Big operatie kan dus de situatie ontstaan dat door mislei- ding en druk een verdachte tegen zijn wil in verklaart.

“Hierdoor kan de verdediging zich niet goed voorbereiden”

Verder wordt kritiek geuit op de beperk- te controlemogelijkheden voor rechters en de verdediging door gebrek aan vol- doende vastlegging. In Canada is het verplicht om van de hele operatie beeld- en geluidsmateriaal op te nemen.11 In Nederland geldt deze verplichting niet.

Wel worden processen-verbaal opge- steld, maar deze blijken in de praktijk vaak summier te zijn.12 Hierdoor kan de verdediging zich niet goed voorbereiden en kan de rechter moeilijk toetsen of de verklaring betrouwbaar is en of de ver- klaringsvrijheid van de verdachte is aangetast.

De Mr. Big-methode in casu

Het OM heeft in deze zaak dus ook de Mr. Big-methode ingezet. De reden is dat zo veel jaren na dato normale op- sporingsmethoden weinig kans zouden hebben de zaak op te helderen.13 Twee undercoveragenten zijn in deze zaak ingezet met de namen “Patrick” en

“Sandra”. Zij deden zich voor als stel, en waren zogenaamd zeer geïnteresseerd in de kunstwerken van Boukje, de vrien- din van Ad K. Om dichterbij Ad K. te komen, koopt het undercoverstel voor duizenden euro’s aan schilderijen van Boukje, trakteren ze op dure diners, en geven ze zo’n achtduizend euro aan geld.

“Hij zit zogenaamd in het vals geld en de bitcoinhandel”

Ook beloven ze Ad K. heel veel geld (200.000 euro) te geven om zijn langge- koesterde droom waar te maken: een restaurant in Cambodja. Als dat plan toch niet door gaat zegt undercover- agent Patrick dat hij wel een andere manier heeft voor Ad K. om geld te ver- dienen. Hij zit zogenaamd in het vals geld en de bitcoinhandel, en Ad K. kan

bij zijn organisatie goed geld verdienen.

Er wordt Ad K. een zakenreis naar Por- tugal beloofd waar veel geld te verdie- nen zou zijn. Ook vertelt de undercover- agent dat hij contacten heeft bij de poli- tie. Ad K. mag bij hem komen werken, maar wel onder een voorwaarde: hij moet bewijzen dat hij een geharde cri- mineel is. Ad K. doet dit door te vertel- len wat in 2002 is gebeurd, en bekent de moord op Patrick van Dillenburg.14 Rechtszaak

Naar aanleiding van de undercoverope- ratie stelt het OM de vervolging in. De bekentenis van Ad K. wordt volgens het OM voldoende bevestigd door andere bewijsmiddelen waardoor moord bewe- zen kan worden. Het OM eist 17 jaar celstraf.15 Ad K. verweert zich door te zeggen dat hij een broodje aap verhaal heeft opgehangen tegen de undercover- agent.

“Ad K. verweert zich door te zeggen dat hij een broodje aap verhaal heeft opgehangen tegen de undercoveragent”

Hij is door zijn jeugd vol misbruik een

‘pleaser’, en wilde dus stoer doen voor zijn nieuwe vriend en hem niet teleur- stellen. Bovendien was Ad K. verslaafd en leefde in armoede, waardoor hij de belofte van veel geld niet aan zich voor- bij kon laten gaan. Naast dat de beken- tenis dus vals is, is volgens de advocaat van Ad K. sprake geweest van onnauw- keurige verslaglegging door het OM en is inbreuk gemaakt op de verklarings- vrijheid van zijn cliënt .16

De rechtbank oordeelde op 2 maart dit jaar dat er op zich voldoende grond was in art. 126j Sv om de methode in te zet- ten en ook in te blijven zetten tijdens de gehele looptijd van het onderzoek.17 Toch werden de verdachten vrijgespro- ken omdat de undercoveroperatie niet aan de eisen van de wet voldoet op de volgende twee vlakken.

Ten eerste werd een inbreuk gemaakt op de verklaringsvrijheid van Ad K. door ongeoorloofde druk op hem uit te oefe- nen. De rechtbank is van mening dat tijdens een gesprek over de dood van Van Dillenburg op zodanige wijze druk op de verdachte werd uitgeoefend, dat er feitelijk sprake was van een verhoor- situatie.

“Toch werden de verdachten vrijgesproken”

Zo werd de verdachte verteld dat zijn naam voorkwam in een proces-verbaal van de Criminele Inlichtingeneenheid over de dood van Van Dillenburg, en dat hij daarom een risico voor de organisa- tie vormde. De fictieve zakenreis naar Portugal zou daarom niet door kunnen gaan. De vraagstelling van de underco- veragent op dit punt is volgens de recht- bank ‘indringend en sturend’. De waar- borgen die bij een verhoor noodzakelijk zijn, vooral de cautie en het pressiever- bod (art. 29 Sv), werden hierbij niet na- geleefd. Daarom moet dit gesprek uitge- sloten worden van het bewijs.18

Ten tweede is de verslaglegging op cruci- ale onderdelen onvoldoende nauwkeu- rig. De undercoveragenten deden Ad K.

verschillende beloften: emigratie naar Cambodja om daar een restaurant te beginnen en een zakenreis naar Portu- gal. Deze beloften waren belangrijk voor het winnen van vertrouwen bij Ad K. en daarom voor het verloop van de opera- tie. Toch worden gesprekken over deze beloften slechts in summiere en algeme- ne bewoordingen vastgelegd in het dos- sier. Hierdoor kan de rechtbank niet beoordelen of uitsluiten dat de verdach- te door de undercoveragenten beperkt is in zijn verklaringsvrijheid door bijvoor- beeld misleiding of de afhankelijkheids- relatie die Ad K. met ze had. Daarom moeten alle bezwarende elementen uit het gehele traject van het bewijs worden uitgesloten.

“De rechtbank acht deze aan- wijzingen echter onvoldoende”

Na bewijsuitsluiting zijn er volgens de rechtbank op zich sterke aanwijzingen dat Ad K. op de een of andere manier betrokken was bij de verdwijning van Van Dillenburg.19 De rechtbank acht deze aanwijzingen echter onvoldoende om wettig en overtuigend vast te kun- nen stellen dat Ad K. daadwerkelijk Van Dillenburg om het leven heeft gebracht.

Daarom wordt Ad K. vrijgesproken.20

(9)

Conclusie

Uit deze bijzondere zaak blijkt dat de Mr. Big-methode op zich voldoende grondslag in de Nederlandse wet kan hebben. Wel erkent de rechtbank de kritiekpunten op deze methode. Daar- om is het belangrijk dat de verklarings- vrijheid van de verdachte voldoende wordt gewaarborgd door niet ongeoor- loofde druk uit te oefenen. Ook moet de verslaglegging van cruciale punten in het traject nauwkeurig zijn. Beide eisen dragen bij aan de betrouwbaarheid van de bekentenis.

De uitkomst in deze zaak is juridisch begrijpelijk. Dat neemt niet weg dat voor de nabestaanden van Van Dil- lenburg de vrijspraak van de verdachten vast een bittere pil was om te slikken.

Na al die jaren tasten zij nog steeds in het donker over het lot van hun geliefde.

Laat deze zaak dan ook een les zijn voor het OM.

BRONNEN

1. HR 2 maart 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:805, r.o. 4.

2. B. de Waal, ‘Openbaar Ministerie vertelt openlijk over omstreden undercovermethode ‘Mr. Big’, Een- Vandaag, 24 februari 2021.

3. HR 2 maart 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:805, r.o. 4.

4. Idem, r.o. 5.3.1.

5. Idem, r.o. 5.3.4.

6. Idem, r.o. 5.3.3.

7. Idem, r.o. 5.3.4.; S.M. Smith, V. Stinson & M.W.

Patry, ‘Using the Mr. Big technique to elicit confes- sions: Succesful innovation or dangerous develop- ment in the Canadian legal system? Law Hum Behav 2010, p. 39-40.

8. P.J. van Koppen & R. Horselenberg, ‘Van toneelspe- lende politiemensen en onwetende verdachten die bekennen tegen Mr. Big’, Strafblad 2018/2, p. 72.

9. M.J. Klok, ‘Mr Big. Grondslagen, reikwijdte en (rechts)psychologische aspecten van de undercover- methode ‘Mr. Big’’, Celsus 2018, p. 21.

10. B. Vollebregt, ‘Stop met undercoveracties, zegt deze hoogleraar’, Trouw 20 december 2019.

11. Idem.

12. M. Malsch, J. de Keijser, P.R. Kranendonk & M. de Gruijter, ‘Het verhoor op schrift of op band? De ge- volgen van het verbaliseren van verhoren voor het oordeel van de jurist’, NJB 2010.

13. B. de Waal, ‘Openbaar Ministerie vertelt openlijk over omstreden undercovermethode ‘Mr Big’, Een- Vandaag, 24 februari 2021.

14. Ibid; HR 2 maart 2021, ECLI:NL:RAMS:2021:805, r.o. 5.3.4 en 5.3.5.

15. E. Stoker, ‘OM eist 17 jaar cel voor ‘zeer geweldda- dige’ dood Patrick van Dillenburg’, de Volkskrant 14 december 2020.

16 HR 2 maart 2021, ECLI:RAMS:2021:805, r.o. 5.2.

17. Idem, r.o. 5.3.3.

18. Idem, r.o. 5.3.5.

19. Idem, r.o. 5.3.6.

20. Idem, r.o. 7.

(10)

Is de vrije wil een illusie?

Vrijwel iedere gewone burger zal menen dat hij of zij tijdens haar dagelijkse bezigheden de beschikking heeft over de vrije wil. We hebben immers het idee dat we met ons bewustzijn keuzes kunnen maken over wat we zeggen, doen en denken. Ook in het strafrecht is het idee dat de mens beschikt over een vrije wil van groot be- lang. Om strafbaar moet iemand namelijk toerekeningsvatbaar zijn. Echter, bij de beoordeling van de toereke- ningsvatbaarheid, komt vaak ook de vraag kijken of het delict werd gepleegd uit de vrije wil van de verdachte.

1

Daarbij wordt gekeken of de verdachte nog in staat was om zelf te kiezen hoe hij handelde ten tijde van het de- lict. Een verdachte die leed aan een psychische stoornis ten tijde van het delict kan bijvoorbeeld de wilsvrijheid van een persoon beïnvloeden, waardoor diegene mogelijk ontoerekeningsvatbaar verklaard dient te worden.

2

Aangezien de gedachte lijkt te zijn dat een persoon een vrije wil moet hebben gehad om toerekeningsvatbaar te zijn, kan dit ook voor problemen zorgen. Een aantal filosofen en wetenschappers meent namelijk dat de mens helemaal niet beschikt over een vrije wil. Zou dit dan betekenen dat wij allemaal ontoerekeningsvatbaar en dus niet strafbaar zijn? Hoe zit het nu eigenlijk, bestaat de vrije wil of is het een illusie?

Door: Yasmin Dix

Vrije wil vs. Determinisme

Al eeuwen houden filosofen en we- tenschappers zich bezig met de vraag of de vrije wil te verenigen is met het determinisme. Determinis- me houdt in dat als men geboren wordt hun toekomst al vastligt en niet te veranderen is. Door de eeu- wen heen zijn er verschillende ont- wikkelingen geweest die invloed heb- ben gehad op de manier waarop men deze vraag beantwoordde.

“Deze wetten lijken net zo problematisch te zijn voor de notie van de vrije wil als dat het godsdienstig determinis- me dat was”

Al sinds jaar en dag vraagt men zich af hoe het kan dat de mens beschikt over een vrije wil terwijl God

‘almachtig’ en ‘alwetend’ is. Immers, als God bij de geboorte van een per- soon al weet wat er allemaal gaat gebeuren in het leven van die per- soon door zijn alwetendheid, heeft die persoon dan nog wel iets te bepa- len in de koers van zijn leven? Naast deze kwestie deed zich ook nog een ander probleem voor want God was niet enkel almachtig en alwetend, maar hij was bovendien ook recht- vaardig. Men vroeg zich dus af hoe het kon dat de overheid in naam van God mensen strafte voor gedragin-

gen en handelingen waar zij niks meer over te bepalen hadden. Im- mers, het stond bij hun geboorte al vast dat zij die gedragingen zouden plegen en God wist dat ook. Het zou toch niet juist zijn als je wordt ge- straft voor iets waar je niks aan kon veranderen? Men heeft er lang over nagedacht, maar heeft nog geen een- duidig antwoord kunnen vinden.

Ook toen de invloed van de gods- dienst afnam en de maatschappij terecht kwam in de tijd van de Re- naissance en de Verlichting bleven zich problemen voordoen in het ka- der van de vrije wil. De godsdienst maakt plaats voor de natuurweten- schappen. Vanuit de bevindingen uit deze natuurwetenschappen worden ook natuurwetten opgesteld. Echter, deze wetten lijken net zo problema- tisch te zijn voor de notie van de vrije wil als dat het godsdienstig determi- nisme dat was. Laplace, een bekend wetenschapper uit de tijd van de Verlichting, meende dat als de mens in staat was om de plek van alle deel- tjes en krachten in de natuur te ken- nen, deze ook in staat zou zijn om de toekomst te voorspellen van alle din- gen in het heelal.

“Zo meenden biologen bij- voorbeeld dat de evolutionai- re biologie alles bepalend was”

Het zijn dus de deeltjes en krachten

die bepalen wat iemands toekomst is. Ook hier ziet men dus weer de notie van het determinisme terug.

Later aan het einde van negentiende eeuw ontstonden nieuwe weten- schappelijke disciplines. Deze disci- plines hadden op hun beurt ook weer hun eigen mening over de verenig- baarheid van de vrije wil met het determinisme.

“Men lijkt vooral te kijken naar de vrije wil in het licht van het indeterminisme”

Zo meenden biologen bijvoorbeeld dat de evolutionaire biologie alles bepalend was. Denk bijvoorbeeld aan de criminoloog en bioloog Cesare Lombroso die meende dat men gebo- ren werd als crimineel en dat men aan bepaalde lichamelijke kenmer- ken kon zien of iemand een crimi- neel was of niet.

Vrije wil vs. Indeterminisme Ook in de 20ste en 21ste eeuw is er nog regelmatig discussie over de vrije wil. Echter, nu wordt er gekeken van- uit andere denkwijzen. Onder ande- re de kwantummechanica doet haar intrede. Een theorie die ervanuit gaat dat alles bestaat uit een

‘fundamenteel toeval’.3 Men lijkt vooral te kijken naar de vrije wil in het licht van het indeterminisme.

filosofie

“Een wezen dat is begiftigd met een hoger inzicht en meer perfecte intelligentie, kijkend naar de mens en zijn han- delingen, zou lachen om de illusie van de mens dat hij handelt vanuit zijn eigen vrije wil.”” ~Albert Einstein

(11)

Het indeterminisme houdt in dat niet alle gebeurtenissen in het universum door daaraan voorafgaande oorzaken bepaald zijn, er zou dus een bepaalde mate aan vrije wil kunnen bestaan.

Kwantumdeeltjes zijn een belangrijke bouwsteen waaruit onze wereld bestaat, volgens de theorie van de kwantumme- chanica zijn deze deeltjes ‘niks’ zolang men ze nog niet heeft waargenomen.

“Vanuit deze visie valt dus te stellen dat de mens wel degelijk beschikt over een bepaalde ma- te van vrije wil”

Pas als men ze waarneemt nemen deze een vorm aan. Je zou dus kunnen stellen dat alles om je heen gebaseerd is op jouw waarneming, waardoor je als het ware je eigen realiteit schept. Bekijk je jouw realiteit en toekomst vanuit deze benadering dan kun je stellen dat je lot, je toekomst niet allang vaststaat, er is dus geen sprake van determinisme. Zo- lang jij jezelf ergens nog niet van bewust bent doordat je het nog niet hebt waar- genomen, bestaan als het ware nog alle mogelijkheden (want de deeltjes die je nog niet hebt waargenomen kunnen nog bestaan in allerlei vormen, hun vorm is nog niet bepaald). Vanuit deze visie valt dus te stellen dat de mens wel degelijk beschikt over een bepaalde ma- te van vrije wil.

Vrije wil als neurowetenschappelijk pro- bleem

Kornhuber en Deecke, twee Duitse neu- rowetenschappers, publiceerden in 1965 al hun onderzoek dat zag op de hersen- activiteit die plaatsvindt voorafgaand aan een ‘vrijwillige’ handeling. Zij con- cludeerden dat men doormiddel van een piekje op een EEG – een onder- zoeksmethode waarbij de hersenactivi- teit wordt geregistreerd doormiddel van elektroden die op de hoofdhuid zijn geplakt- kan registreren dat de herse- nen beginnen met het voorbereiden van een handeling ongeveer 1 tot 1,5 secon- den voordat de onderzochte persoon de handeling verricht.4 Kornhuber en Deecke noemden dit piekje in de EEG het ‘bereidheidspotentiaal’.

“De beweging leek dus voort te komen uit ‘onbewuste’ neurale oorsprong”

Het is in principe nog niet zo vreemd

dat voorafgaand aan handelingen voor- bereidingen worden getroffen in de her- senen. Men kan zich wel afvragen of deze ‘bereidheidspotentiaal’ ook samen- valt met het moment waarop de onder- zochte persoon meent dat hij de inten- tie heeft gevormd om de handeling te willen verrichten. Libet, een andere we- tenschapper, heeft zich met deze vraag bezig gehouden in zijn onderzoek.5 Li- bet en zijn mede onderzoekers gaven met dit onderzoek het startschot voor de discussie over het bestaan van de vrije wil in de neurowetenschap. De proefopzet van Libet is als volgt opge- steld: Aan de proefpersonen werd ge- vraagd om naar een analoge klok te kij- ken waarvan de wijzer in 2,56 seconden ronddraait.

“Libet zijn experiment is in de jaren daarna nog regelmatig op- nieuw uitgevoerd door andere wetenschappers”

Op het moment dat een proefpersoon het besluit nam om de gevraagde vin- gerbeweging te maken moest deze ont- houden waar de wijzer van de klok stond op dat moment. Gedurende deze proef werd via een EEG de hersenactivi- teit gemeten. Wat bleek, wanneer de bereidheidspotentiaal tijdens het expe- riment gemeten werd bleek telkens op- nieuw dat de bewuste intentie van de proefpersoon pas optrad nadat de be- reidheidspotentiaal al gemeten was.

Kortom, de bewuste beslissing om een vingerbeweging te maken was niet de werkelijke oorsprong van de vingerbe- weging. De beweging leek dus voort te komen uit ‘onbewuste’ neurale oor- sprong.

“Ondanks dit gegeven menen de proefpersonen toch dat zij zelf de oorzaak zijn geweest van de handelingen die zij hebben verricht”

Libet zijn experiment is in de jaren daarna nog regelmatig opnieuw uitge- voerd door andere wetenschappers, zij kwamen daarbij ook telkens tot dezelf- de conclusie. Volgens Libet waren deze resultaten strijdig met het beeld dat de mens van zichzelf heeft, waarbij wordt uitgegaan van een zekere autonomie en de mogelijkheid om vanuit de vrije wil beslissingen te nemen. Libet meent dat de bewuste intentie die aan een hande- ling voorafgaat ook onomstotelijk dient te kunnen worden aangewezen als de

oorzaak van deze handeling wil men kunnen spreken van vrije wil. Echter, uit Libet zijn experiment blijkt ook dat proefpersonen in staat zijn om een be- reidheidspotentiaal, dat onderweg is om te worden omgezet te worden in een handeling, af te breken. In de ogen van Libet is er dus geen sprake van een ‘vrije wil’ maar wel van een ‘vrij niet willen’.

Libets bevindingen komen er in het kort op neer dat de ‘bewuste’ intentie wordt veroorzaakt door ‘onbewuste’ processen die plaatsvinden in onze hersenen waarna ons bewustzijn de handeling uitvoert.

De Amerikaanse psycholoog Wegner borduurt verder op het onderzoek van Libet.6 Wegner prent bij zijn proefper- sonen via een koptelefoon een gedachte in hun hoofd in waarna de bewegingen van deze proefpersonen in zodanige mate worden gemanipuleerd dat ze overeenkomen met deze ingeprente gedachte. Er is in dit experiment dus geen causaal verband tussen de inge- prente gedachte en de uitgevoerde han- deling.

“Is de vrije wil zoals bezien van- uit de neurowetenschap wel zo belangrijk voor het vraagstuk over de toerekeningsvatbaar- heid?”

Ondanks dit gegeven menen de proef- personen toch dat zij zelf de oorzaak zijn geweest van de handelingen die zij hebben verricht. Wegner constateert dat het blijkbaar voldoende is dat een handeling optreedt na een gedachte om die gedachte door de proefpersoon te laten ervaren als een ‘bewuste’ intentie en als de oorzaak van de handeling.

Wegner laat met zijn onderzoek zien dat de onbewuste processen die leiden tot het vormen van de gedachte van een bewuste intentie in een iets later stadi- um ook de oorzaak zijn van de uitge- voerde handeling. Bewuste intenties of gedachtes zijn dus niet de oorsprong en niet de oorzaak van de handelingen die wij in ons dagelijks leven verrichten.

Is de vrije wil zoals bezien vanuit de neurowetenschap wel zo belangrijk voor het vraagstuk over de toereke- ningsvatbaarheid?

Een jurist die aan het delictsbestand- deel ‘schuld’ denkt, zal al snel denken aan “de toerekenbaarheid van een we- derrechtelijke gedraging aan een van een strafbaar feit verdacht persoon”.7 Wanneer dit volledig aan die persoon valt toe te rekenen is er in principe

(12)

Wanneer dit volledig aan die persoon valt toe te rekenen is er in principe sprake van schuld en kan er dus een straf worden opgelegd. In ons Neder- landse strafrecht spreken we ook wel van “geen straf zonder schuld”. Ons strafrecht is op dit punt dus diep ver- strengeld met het eeuwenoude concept van de vrije wil.

“De ontwikkelingen in de neu- rowetenschap hebben er name- lijk ook toe geleid dat verdach- ten in strafzaken het ‘my genes made me do it’-verweer aanvoe- ren”

Wegens de ontwikkelingen in onder andere de neurowetenschap ontstaat er weer discussie over de vraag over welke gevolgen de bevindingen in de neuro- wetenschap ten aanzien van de vrije wil dienen te hebben voor ons strafrecht.

De ontwikkelingen in de neuroweten- schap hebben er namelijk ook toe ge- leid dat verdachten in strafzaken het

‘my genes made me do it’-verweer aan- voeren.8 Zij menen dat als iemand ge- netica of hersenen bepalen welke han- delingen iemand uitvoert, dat er dan geen sprake kan zijn van schuld ten opzichte van die gedraging omdat er geen sprake was van een echte ‘vrije wil’. Vanwege de afwezigheid van schuld zijn zij ook de mening toege- daan dat zij dus niet gestraft kunnen worden voor hun gedrag. Tot op heden zijn deze verweren nooit gehonoreerd, maar ze hebben de discussie omtrent de vrije wil in het strafrecht toch weer aangewakkerd.9

“De Jong meent dat juristen niet moeten doen alsof zij zeker weten dat wilsvrijheid bestaat en wat dit dan zou behelzen”

Ferry de Jong, een strafrechtsweten- schapper en hoogleraar in de rechten aan de Universiteit Utrecht, probeert een oplossing te vinden op deze proble- matiek in zijn essayreeks Oratio- Straf, schuld en vrijheid.10 De Jong probeert een oplossing te vinden door de begrip-

pen ‘schuld’ en

‘toerekeningsvatbaarheid’ opnieuw te waarderen. De Jong meent dat juristen niet moeten doen alsof zij zeker weten dat wilsvrijheid bestaat en wat dit dan zou behelzen, maar zij moeten volgens De Jong niet bang te zijn om uit te gaan van de ‘redelijkheid’ van een concept

zoals de vrije wil. Gezien dit concept

“het noodzakelijke sluitstuk vormt van het totale strafrechtelijke begrippen- stelsel”.11

Volgens De Jong gaan strafrechtjuristen niet uit van een ‘natuurgegeven vrij- heid’ maar van een vrijheid die “een projectie behelst van het zelfbeeld dat een samenleving heeft op een persoon die het strafrecht ter zake van een schending van een van een van zijn normen tot de orde roept”.12 Naar mijn idee lijkt De Jong hier te menen dat de bevindingen van neurowetenschappers die zijn gestoeld op de gedachte van een

‘natuurgegeven vrijheid of beperktheid’

als het ware niet relevant voor het strafrecht dat op een andere gedachte- gang is gestoeld.

BRONNEN

1. R. Luthe & M. Rösler,Freedom of will, freedom of action and psychiatry: concerning the relationship of empirical to intelligible character and so-called freedom of choice in the view of forensic psychiatry’.

In T. Schramme & J. Thome (Red.), Philosophy and psychiatry, Berlijn: De Gruyter 2004, p. 297.

2. G. Meynen, ‘De vrije wil in de forensische psychia- trie’, Tijdschrift voor de psychiatrie 2009/12, p.873

3. G. Meynen, Vrije wil en toerekeningsvatbaarheid.

In T.I. Oei & M.S. Groenhuijsen (Eds.), in Forensi- sche psychiatrie en haar grensgebieden. Actualiteit, geschiedenis en toekomst, p. 42.

4. H.H. Kornhuber & L. Deecke,

‘Hirnpotentialänderungen bei Willkürbewegungen und passiven Bewegungen des Menschen: Bereit- schaftspotential und reafferente Potentiale.’, Pflügers Arch 1965/284.

5. B. Libet, C.A. Gleason, E.W. Wright & D.K. Pearl,

‘Time of conscious intention to act in relation to onset of cerebral activity (readiness-potential): the unconscious initiation of a freely voluntary act.’, Brain 1983/106, pp. 623-642

6. D.M. Wegner & T. Wheatley, ‘Apparent mental causation: Sources of the experience of will’, Ameri- can Psychologist 1999/7, pp. 480-492.

7. J. ten Voorde, ‘Straf, schuld en vrijheid. Pijlers van ons strafrecht’, nexus-instituut.nl geraadpleegd op 2 maart 2021.

8. Ibid.

9. Ibid.

10. F.. de Jong, Straf, schuld en vrijheid. Pijlers van ons strafrecht (serie: Oratio), Amsterdam: Sjibbolet 2011.

11. Ibid; J. ten Voorde, ‘Straf, schuld en vrijheid. Pij- lers van ons strafrecht’, nexus-instituut.nl geraad- pleegd op 2 maart 2021.

12. Ibid.

(13)

Duwen we sekswerkers terug de criminaliteit in?

Het oudste beroep ter wereld, de prostitutie, is tegelijkertijd ook een van de meest controversiële beroepen ter wereld. Landen gaan er allemaal op verschillende manieren mee om. Zo is het in de VS illegaal en daarentegen heeft Nieuw-Zeeland sekswerk helemaal uit de criminaliteit gehaald. Nederland is altijd een boegbeeld geweest voor de legale seksindustrie, met de Wallen in Amsterdam als het bekendste voorbeeld. Zelfstandige sekswerkers met een inschrijving in het Handelsregister en een eigen KvK-nummer passen goed in het Nederlandse beeld over sekswerk.

1

Echter, het lijkt alsof de laatste jaren oude ideeën over sekswerk hun weg terugvinden in het publieke debat en de wet.

Door Indy Schoenmakers

Het prostitutiebeleid in Nederland In 2000 is het bordeelverbod opgehe- ven. Voor die tijd was het verboden om een bordeel te houden.2 Aan de opheffing van het bordeelverbod lag de bescherming van de positie van prostituees en de regulering van pros- titutie ten grondslag. Door sekswer- kers uit de criminaliteit te halen, had de overheid meer zicht op misstanden binnen de branche, zoals mensenhan- del of prostitutie van minderjarigen.3

“De sekswerker zelf is niet strafbaar”

Dit beleid rondom sekswerk is in van 2000 tot nu in Nederland vrijwel niet gewijzigd. Dit schijnbaar belangrijke uitgangspunt in onze visie op seks- werk is echter aan erosie onderhevig.

Er valt een trend waar te nemen van een meer regulerend optreden tegen- over sekswerk in Europese landen.

Ik ben onbetaalbaar

Een burgerinitiatief van de organisa- tie Exxpose, ‘ik ben onbetaalbaar’, is inmiddels al meer dan 50.000 keer ondertekend.5 Dit initiatief zet zich in voor het invoeren van het zogenaam- de ‘Nordic-model, dat kort gezegd inhoudt dat mensen die seks kopen en derden die verdienen aan sekswerk strafbaar worden. De sekswerker zelf is niet strafbaar. Het doel van dit mo- del is dat minder mensen seks gaan kopen, zodat de vraag naar betaalde seks afneemt.

“Het grootste punt van kritiek van Exxpose is dat het huidige beleid rondom sekswerk niet werkt”

Uiteindelijk zal dit tot afschaffing of in ieder geval tot verkleining van de seksindustrie moeten leiden.6 Aan de

naam van het model is het al af te lezen: het model is al ingevoerd in verschillende Scandinavische landen, zoals Noorwegen en Zweden.

Het grootste punt van kritiek van Exxpose is dat het huidige beleid rondom sekswerk niet werkt. Bij de afschaffing van het bordeelverbod in 2000 had men goede bedoelingen om de positie van sekswerkers te verstevi- gen. Hier is men echter bedrogen uit- gekomen: volgens Exxpose heeft dit beleid er juist voor gezorgd dat Neder- land een walhalla is geworden voor mensenhandelaren.

De Zweedse wetgeving zou hiervoor een oplossing zijn. Zweden heeft na de invoering van de wetgeving de markt voor betaalde seks aanzienlijk ver- kleind, waardoor er volgens Exxpose minder prostitutie en mensenhandel is.

Vanuit de wetenschap, mensenrech- tenorganisaties en sekswerkers zelf komt echter veel kritiek op dit

‘Nordic-model’. Zo is er volgens hoog- leraar sociale wetenschappen Ine Van- wesenbeeck helemaal geen eenduidig bewijs voor de stelling dat het ‘Nordic -model’ in Zweden heeft geholpen om uitbuiting van sekswerkers te voorko- men. Sekswerkers zijn juist meer on- dergronds gegaan en niet meer zicht- baar voor de overheid.7

“Juist door het invoeren van het model kunnen sekswer- kers minder goed veilige plek- ken vinden om hun werk te doen”

Dan kan de conclusie dat de uitbui- ting van sekswerkers in het legale circuit is afgenomen wel waar zijn, maar weten we alsnog niks over de uitbuiting van sekswerkers in het ille- gale circuit. Het probleem van uitbui- ting is met deze wetgeving niet opge- lost: sekswerkers worden slechts in de illegaliteit gedrukt en daardoor heeft

men totaal geen zicht meer op mis- standen.

Ook Human Rights Watch en Amnes- ty International hebben kritiek op het

‘Nordic-model’. Juist door het invoe- ren van het model kunnen sekswer- kers minder goed veilige plekken vin- den om hun werk te doen.8

De Wet regulering sekswerk9

Dan kom ik bij het nieuwste beleid rondom sekswerk in Nederland: het wetsvoorstel regulering sekswerk.

Deze wet is op 26 januari 2021 inge- diend bij de Tweede Kamer, maar de behandeling van het wetsvoorstel ligt stil in verband met het controversiële karakter van de wet. In grote lijnen brengt het wetsvoorstel verandering in de volgende punten:

- Sekswerkers zijn verplicht om een vergunning aan te vragen. Deze ver- gunningen worden in een landelijk register opgenomen. Sekswerkers die werken zonder vergunning kunnen worden beboet tot wel 20.000 euro.

- Klanten van een prostituee die zon- der vergunning werkt, zijn strafbaar.

- Exploitanten die een sekswerker voor zich laten werken zonder ver- gunning zijn ook strafbaar.

- Exploitanten zijn ook verplicht om een vergunning aan te vragen. Zij zijn strafbaar als zij geen vergunning heb- ben.

- Een ‘pooierverbod’, waarbij facili- teerders van onvergunde prostitutie strafbaar zijn.

Uit de Memorie van Toelichting volgt dat het algehele doel van het wets- voorstel is “om mistanden zoals ge- dwongen prostitutie te voorkomen en te bestrijden”.10

criminaliteit

Een analyse van het Nordic-model en het Wetsvoorstel regulering sekswerk

(14)

Het ministerie ziet een toename van zelfstandige sekswerkers, die niet meer werken bij ‘traditionele prostitutiebe- drijven’,11 maar zelf opzoek gaan naar klanten op bijvoorbeeld het internet en sociale media.12 Waar prostitutiebedrij- ven nu al vergunningsplichtig zijn, zijn zelfstandige sekswerkers dat niet. Het ministerie ziet hierin een probleem: er is minder zicht op deze mensen en zo kan de overheid ook niet voldoende waken voor misstanden.

“Sekswerkers die zijn afgewe- zen voor de vergunning of de vergunning niet willen aanvra- gen, komen dus alsnog in de criminaliteit terecht”

Van critici komen echter geluiden dat de vergunningsplicht averechts zal wer- ken. Uit angst dat hun gegevens open- baar worden, zullen veel sekswerkers geen vergunning aanvragen en zullen zij zich niet laten inschrijven in het register. Dit betekent wel dat hun klan- ten strafbaar zullen zijn en dat zij een forse boete kunnen verwachten als wordt ontdekt dat zij zonder vergun- ning werken. Ook is er angst dat seks- werkers die zijn afgewezen voor de ver- gunning, alsnog in de illegale, niet- vergunde sector terecht komen.

Sekswerkers die zijn afgewezen voor de vergunning of de vergunning niet wil-

len aanvragen, komen dus alsnog in de criminaliteit terecht. Juist hier is de kans op uitbuiting en onveilige werk- omstandigheden groot.13

Wat nu?

Het is een utopie om te denken dat alle sekswerkers het werk doen omdat dit hun droombaan is. Veel sekswerkers doen per slot van rekening het werk omdat zij geld nodig hebben. Het ver- bieden van sekswerk is echter hetzelfde als het verbieden van drugs: de over- heid kan het nooit helemaal uitbannen en juist door het in de illegaliteit te plaatsen heeft de overheid er geen con- trole over. Dan lijkt de oplossing duide- lijk: we moeten sekswerk een zo veilig mogelijke branche maken, waarbij seks- werkers naar overheidsinstanties kun- nen wanneer ze hulp nodig hebben, veilige werkomstandigheden hebben en evenveel rechten bezitten als ieder an- der beroep.

“Willen we sekswerkers werke- lijk helpen en beschermen, dan schiet verdere regulering niks op”

Willen we sekswerkers werkelijk helpen en beschermen, dan schiet verdere re- gulering niks op. Uiteindelijk streven alle ideeën omtrent sekswerk naar het- zelfde: de bescherming van sekswerkers

in de industrie. Om dit te bewerkstelli- gen is het echter belangrijk om werke- lijk te luisteren naar de mannen en vrouwen waar het om gaat. Juist deze mensen roepen om decriminalisering van de branche.

BRONNEN

1. In deze bijdrage zal ik de termen ‘sekswerker’ en prostituee’ als synoniemen gebruiken. De term

‘prostituee’ wordt door veel sekswerkers als stigmati- serend ervaren en ik zal dan ook om deze reden de term ‘sekswerker’ eerder gebruiken. Aan de andere kant gebruikt het wetsvoorstel de term ‘prostituee’, dus bij bespreking van die wet zal ik de deze term gebruiken.

2. Wet opheffing algemeen bordeelverbod van 28 oktober 1999 (Stb. 1999, 464)

3. Kamerstukken II 1996/97, 25437, nr. 3, p. 1, (MvT).

4. Vanwesenbeek, ‘Sex work criminalization is bar- king up the wrong tree’, Archives of sexual behavior 2017, afl. 6.

5. Op de website van het burgerinitiatief, ikbenonbe- taalbaar.nl, kan je meer informatie vinden over het initiatief.

6. ‘Wat houdt het ‘nordic model in’?’, exxpose.nl 7. T. Borst, ‘Werkt het Zweedse model wel?

‘Prostitutie verbieden is hetzelfde als kapitalisme verbieden’’, De Volkskrant 9 april 2019.

8. Zie: ‘Why sex work should be decriminalized’, Human Rights Watch 7 augustus 2019, hrw.org. en

‘Policy to protect the human rights of sex workers’, Amnesty International 26 mei 2016, amnesty.org.

9. Wetsvoorstel regulering sekswerk (Kamerstukken II 2020/21, 35715, nr. 2)

10. Kamerstukken II 2020/21, 35715, nr. 3, p. 2.

11. Bij traditionele prostitutie kan men vooral den- ken aan raamprostitutie en bordelen.

12. Kamerstukken II 2020/21, 35715, nr. 3, p. 8.

13. Zie onder andere de consultatieadviezen van PROUD en de VVR: ‘Reactie internetconsultatie betreffende:wet regulering sekswerk, Proud Neder- land 2019. ‘Bijdrage aan internetconsultatie ‘Wet regulering sekswerk’’, Vereniging voor Vrouw en Recht 13 december 2019, p. 2 .

(15)

Coronamaatregelen in gevangenissen

Gedetineerden en advocaten trokken afgelopen maand aan de bel: coronamaatregelen in gevangenissen zouden tot resocialisatieproblemen leiden. Verschillende re-integratietrajecten zijn stopgezet en de huidi- ge samenleving is niet toegankelijk voor ex-gedetineerden. Maar dat is niet het hele verhaal. Er is nog een derde reden voor re-integratieproblemen: coronamaatregelen beïnvloeden zelfs de hersenen van gedeti- neerden!

Door Naomi van de Pol

samenleving

Inleiding

Het coronavirus grijpt in Nederland nog steeds om zich heen. De crisis raakt veel verschillende groepen mensen, waaronder gedetineerden.

Om de veiligheid van de gevangen te waarborgen hebben gevangenissen afgelopen jaar verschillende maatre- gelen ingevoerd: activiteiten werden afgelast, gevangenen mochten geen of beperkt bezoek ontvangen en verlof werd uitgesteld of zelfs geannuleerd.

Daarnaast moest bij een besmetting de delinquent in quarantaine in zijn eigen cel.1 Deze maatregelen leiden op de korte termijn tot “onrust, onge- noegen en gevoelens van onveilig- heid”, aldus de Raad voor Strafrechts- toepassing en Jeugdbescherming.2 Dit is natuurlijk onwenselijk, maar het grotere gevaar is die op de lange ter- mijn: coronamaatregelen kunnen leiden tot resocialisatieproblemen.

De reden hiervoor is drievoudig.

“Deze maatregelen leiden op de korte termijn tot onrust, ongenoegen en gevoelens van onveiligheid”

Resocialisatieprojecten stopgezet Ten eerste kunnen resocialisatiepro- blemen zich natuurlijk voordoen wanneer coronamaatregelen het stil- zetten van re-integratietrajecten van gedetineerden inhouden. Tijdens de- ze trajecten worden gedetineerden voorbereid op een toekomst buiten de gevangenis en leren ze om zelfstandig in de samenleving te functioneren.3 Een eerste voorbeeld van een element uit het resocialisatietraject dat is stopgezet, is het verlof. Tijdens alge- meen verlof gaat de gedetineerde bui-

ten de gevangenis om te oefenen met functioneren in het dagelijks leven:

boodschappen doen, familie bezoe- ken, of ergens een hapje eten.4 Als dit niet doorgaat heeft een gedetineerde dus minder de kans gehad aan de buitenwereld te wennen en te leren omgaan met de bijkomende vrijheden en verantwoordelijkheden.

“Als dit niet doorgaat heeft een gedetineerde dus minder de kans gehad aan de buiten- wereld te wennen”

Ook in de gevangenis zelf zijn ver- schillende resocialisatieactiviteiten geannuleerd. Normaal gesproken zijn in de gevangenis geregeld banen- markten, kunnen gevangenen trai- ningen volgen en komen reclasse- ringsmedewerkers op bezoek.5 Daar- naast verzorgt een gevangenis klini-

sche en ambulante behandelingen binnen de forensische zorg voor gede- tineerden met een stoornis of aandoe- ning. Deze activiteiten hebben afgelo- pen jaar grotendeels geen doorgang kunnen vinden vanwege de corona- crisis. Als gevolg hebben gedetineer- den waardevolle vaardigheden en connecties niet kunnen verwerven.

Ontoegankelijke samenleving Ten tweede ontstaan resocialisatie- problemen omdat de huidige samen- leving, waar de coronamaatregelen invloed op hebben, niet toegankelijk is voor ex-gedetineerden die hun leven op willen bouwen. Hier- voor bestaan twee redenen.

“Het vinden van passend

werk is dus voor iedereen

moeilijker geworden”

(16)

Om te beginnen, het is moeilijk voor ex -gedetineerden om tot de huidige ba- nenmarkt toe te treden. Door de co- ronacrisis ligt heel veel werk plat: win- kels zijn langdurig gesloten, evenemen- ten kunnen niet doorgaan, en ook de horeca en cultuursector blijven ge- dwongen dicht. Het werk wat wel door kan gaan gebeurt veelal thuis en online.

Het vinden van passend werk is dus voor iedereen moeilijker geworden.

Omdat nu een heleboel niet-ex- gedetineerden op zoek naar een baan, is de kans dat een ex-gedetineerde de baan krijgt een stuk kleiner.6 Het ge- vaar dat ex-delinquenten terugvallen in oude gewoonten en het criminele pad weer opzoeken ligt dan op de loer.

“Het gevaar dat ex- delinquenten terugvallen in oude gewoonten en het crimi- nele pad weer opzoeken ligt dan op de loer”

Verder kan de ‘social distancing’ een negatieve rol spelen bij de resocialisatie van gevangenen. Er geldt een

‘anderhalve meter samenleving’ en mensen mogen maar beperkt met el- kaar afspreken. Dit kan moeilijk zijn voor ex-gedetineerden, omdat het soci- ale netwerk juist heel belangrijk is voor de re-integratie. Vaak vallen ex- gedetineerden terug op hun familiele- den of vrienden voor financiële onder- steuning en (tijdelijke) huisves- ting.7 Dat gaat met de huidige corona- maatregelen een stuk moeilijker, waar- door ex-gedetineerden lastig een nieuw bestaan op kunnen bouwen. Dit kan weer tot gevolg hebben dat ze recidive- ren.

Neurologische veranderingen

Er is nog een derde reden waarom de coronamaatregelen in gevangenissen leiden tot resocialisatieproblemen: ze hebben een negatieve impact op de hersenen van gedetineerden. Meijers et.

al onderzochten in 2018 de neurolo- gische invloed van gevangenschap op de hersenen.8 De onderzoekers lieten gevangen in een Amsterdamse gevange- nis verschillende neurologische vragen- lijsten en opdrachten maken om de executieve functies van de hersenen te testen. Dit zijn complexe functies die ieder mens nodig heeft om in sociale en werksituaties goed te functioneren, zoals emotieregulatie, werkgeheugen, planning en aandacht. Na drie maan- den kregen de gedetineerden dezelfde opdrachten, en zo konden de onderzoe-

kers het verschil in executieve functies zien.

“Uit het onderzoek bleek dat risicogedrag van gedetineerden was toegenomen”

Uit het onderzoek bleek dat risicoge- drag van gedetineerden was toegeno- men. Gevangenen hadden minder zelf- beheersing en waren dus vatbaarder voor impulsief en potentieel gevaarlijk gedrag. Ook bleek uit het onderzoek dat de aandacht van gevangen aanzien- lijk verslechterd was. Aandacht hangt sterk samen met zelfbeheersing, voor zelfbeheersing is immers onafgebroken aandacht voor een bepaald doel no- dig. Deze verminderde aandacht en zelfbeheersing kunnen problemen op- leveren bij de resocialisatie van een ex- gedetineerde. Een succesvolle terugkeer in de samenleving vereist autonoom en doelgericht gedrag, er wordt immers van de ex-gevangene verwacht dat hij afziet van crimineel gedrag en in plaats daarvan een legitiem inkomen ver- dient. Hiervoor is aandacht voor doelen op de lange termijn en zelfdiscipline vereist.

Hoe komt het dat gevangenschap een negatieve invloed heeft op de hersenen?

Volgens de onderzoekers is een gevan- genis een ‘impoverished environ- ment’ (verarmde omgeving) voor de hersenen. Gevangenen hebben weinig autonomie, en binnen de gevangenis zijn veel minder provocaties en verlei- dingen dan in de buitenwereld. Daar- om wordt er in de gevangenis minder gevraagd van de executieve functies van de gevangene. Deze functies wor- den niet gestimuleerd of getraind en daardoor nemen ze af. De coronamaat- regelen zorgen ervoor dat in gevange- nissen veel activiteiten worden afgelast.

Gevangen kunnen niet meer sporten, een opleiding volgen, of bezoek ontvan- gen. In quarantaine zitten ze zelfs bijna de hele dag alleen in hun eigen cel. De

coronamaatregelen zorgen er dus voor dat de gevangenis een nog meer ver- armde omgeving wordt waarin de ge- vangenen de executieve functies van hun hersenen niet kunnen trainen.

Daarom vergroten de coronamaatrege- len de kans op verminderde aandacht en toegenomen risicogedrag van (ex-) gedetineerden, wat weer invloed heeft op de resocialisatie.

“De coronamaatregelen zorgen er dus voor dat de gevangenis een nog meer verarmde omge- ving wordt”

Conclusie

Net als in de buitenwereld, zijn in ge- vangenissen coronamaatregelen opge- steld om de verspreiding van het virus tegen te gaan. Dat is grotendeels onver- mijdelijk, maar daardoor lopen ex- gevangenen wel het risico op resociali- satieproblemen. Net zoals Meijers et al.

doe ik een oproep om gevangenen een meer “enriched environ- ment” (verrijkte omgeving) te geven.

Lichaamsbeweging, sociale interactie en cognitieve uitdagingen zijn essenti- eel om hun hersenen te stimuleren en zo de executieve functies te trainen.

Daarmee wordt de kans op resocialisa- tie vergroot. Overigens, inmiddels zou- den ook veel niet-gedetineerden baat hebben bij een meer verrijkte omgeving in deze coronatijd.

BRONNEN

1. R. Andriga, ‘Al meerdere gevangenisafdelingen in quarantaine, advocaten bezorgd’, NOS 7 januari 2021.

2. F. Leeflang, ‘Advies coronamaatregelen DJI’, Raad voor Rechtstoepassing en Jeugdbescherming 30 september 2020.

3. Rijksoverheid, ‘Hoe is de re-integratie en nazorg voor gevangenen geregeld?’, https://

www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/recidive/vraag- en-antwoord/hoe-is-de-nazorg-voor-gedetineerden- geregeld.

4. Artikelen 14 en 31 Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting

5. ‘Gedetineerden bezorgd over terugkeer in maat- schappij met corona’, NOS 10 september 2020.

6. Ibid.

7. Ibid.

8. J. Meijers, J.M. Harte, G. Meynen, P. Cuijpers, &

E.J.A. Scherder, ‘Reduced Self-Control after 3 Months of Imprisonment; A Pilot Study, Frontiers in Psychologie 9/69 2018.

(17)

Wat staat ons de komende jaren te wachten?

Wanneer je dit leest, zijn de Tweede Kamer verkiezingen al geweest. Niet een hele gelukkige plan- ning van de publicatie van deze editie van de Ad Informatie, maar de relevantie van dit artikel neemt hierbij niet af. Als we kijken naar de partijprogramma’s van de partijen die op dit moment op winnen staan, wat staat ons te wachten als deze voorspellingen uitkomen?

Door Indy Schoenmakers

politiek

Een schets van de visies van politieke partijen in verschillende partijprogramma’s over strafrechtelijke thema’s

Straffen

Het is waarschijnlijk geen verrassing dat de VVD in zijn partijprogramma vergelding, genoegdoening aan slacht- offers en bescherming van de samen- leving vooropstelt bij het opleggen van straffen. De partij stelt dat deze punten op dit moment nog te weinig in aanmerking worden genomen door rechters en het OM bij het opleggen van straffen. De VVD zet in op ‘betere bescherming van agenten, hulpverle- ners (…) en andere mensen die een publieke taak uitoefenen’ door bij- voorbeeld het taakstrafverbod uit te breiden zodat rechters geen kale taak- straffen meer kunnen opleggen bij geweldsdelicten tegen deze mensen.

Ook wil de VVD ervoor zorgen dat

‘mensen die geweld tegen [mensen met een publieke taak] plegen of hen

ernstig bedreigen altijd een gevange- nisstraf krijgen.

Verder springt in het oog dat de VVD wil inzetten op meervoudige straffen, wat inhoudt dat een veroordeelde per strafbaar feit dat hij pleegt een aparte straf krijgt, waarbij de verschillende straffen dan als het ware bij elkaar opgeteld worden. Daarbij wil de VVD minimumstraffen voor veelplegers van ‘high impact crimes’.1

Drugscriminaliteit

De VVD is over het algemeen tevre- den met het huidige gedoogbeleid voor softdrugs. Echter moeten we hard optreden tegen georganiseerde drugscriminaliteit. Daarvoor wil de VVD veel investeren in specialisatie van delen van de politie, het OM en de rechterlijke macht.2

Het meest in het oog springende idee

Frequentere inzet van TBS in combi- natie met een gevangenisstraffen om

‘gevaarlijke mensen zo lang mogelijk uit de samenleving te houden’.3

Straffen

D66 is voor de vrijheid voor de rech- ter op de hoogte van straffen te bepa- len en is dan ook tegen minimum- straffen en het uitbreiden van het taakstrafverbod.4 Verder wil D66 de rol van de rechter in het gratieproces bij levenslange gevangenisstraffen vergroten, waardoor de gratie ‘een minder politiek beladen besluit’

wordt.5

Drugscriminaliteit

D66 stelt zich op het standpunt dat repressie van drugs niks oplost. De partij wil dan ook dat coffeeshops legaal moeten kunnen inkopen, leve- ren en verkopen.6 Heel expliciet volgt uit het programma niet dat D66 soft- drugs wil legaliseren, maar het lijkt alsof dit bijna op hetzelfde neer komt.

Het meest in het oog springende idee

De rol van de rechter bij gratiever- zoeken vergroten.7

Straffen

Net als zijn huidige coalitiepartner VVD staat het CDA voor hardere straffen. Zo stemt het CDA ook mee in met een uitbreiding van het taak- strafverbod en moeten de straffen voor onder andere drugshandel om hoog.8

Drugscriminaliteit

Het CDA staat voor een harde aanpak

tegen drugs en drugscriminaliteit. We moeten dus drugs niet legaliseren, maar juist “af van de normalisering van drugs en drugsgebruik. Ook voor de yogasnuiver en het weekendpille- tje”.9 Voor de aanpak van georgani- seerde drugscriminaliteit wil het CDA dat het Deltaplan Ondermijning wordt uitgevoerd. Dit houdt onder meer veel samenwerking tussen rele- vante partijen in en het reserveren

van 400 miljoen euro voor dit pro- ject.10

Het meest in het oog springende idee

Criminaliseren van klanten van seks- werkers.11

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hoewel een enkeling de zorg voor de kinderen zonder hulp van buitenaf op zich lijkt te willen nemen, geven veel vrouwen aan dat ze hun kind(eren) naar de kinderopvang zullen

“…Timótheüs, onze broeder, en Gods dienaar, en onze medearbeider…” (1Thess 3:2). In al deze schriftplaatsen wordt het Griekse woord diakonos gebruikt, en in alle plaatsen gaat het

• De man neemt initiatief zonder rekening te houden met gevolgen voor sfeer en voor de gevoelens van anderen. • De krijger wordt een strijder voor een niet spiritueel doch

Wanneer je niet aan deze behoeften kan voldoen, wordt de ontwikkeling als ‘abnormaal’ gezien en dat valt weer te vergelijken met de ontwikkeling die kinderen die zich verkeren in

Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting (2001), Eerste tweejaarlijks verslag, In dialoog, zes jaar na het Algemeen Verslag over de

Om een doorgaande lijn tussen de voor- en de vroegschool in een gemeente te kunnen garanderen, is het belangrijk dat dit op gemeentelijk niveau gecoördineerd wordt. Op deze manier

Een man die vo- rig jaar zijn vrouw verloor en ach- terbleef met een zoontje ver- trouwde me toe: ‘Nog altijd vertel- len we mama ’s avonds samen wat we die dag deden, net zoals

doormaken?' Als er één gedachte door zijn jonge hoofd doolde, dan wel deze, vertelt Jasper Antonissen (19), een jongeman uit Limburg.. "Als de ene operatie op de andere volgt en