• No results found

onder verwijzing naar zijn resolutie van 15 mei 1997 over internationale visserijovereenkomsten 1,

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "onder verwijzing naar zijn resolutie van 15 mei 1997 over internationale visserijovereenkomsten 1,"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

P5_TA(2003)0026

Visserij in internationale wateren

Resolutie van het Europees Parlement over de visserij in internationale wateren in het kader van de externe dimensie van het gemeenschappelijk visserijbeleid (2002/2024(INI))

Het Europees Parlement,

– onder verwijzing naar zijn resolutie van 15 mei 1997 over internationale visserijovereenkomsten1,

– gezien de conclusies van de Raad van 30 oktober 1997 over het beleid inzake visserijovereenkomsten met derde landen,

– onder verwijzing naar zijn resolutie van 15 november 2000 over deelname van de Europese Gemeenschap aan regionale visserijorganisaties2,

– gezien bijzonder verslag nr. 3/2001 van de Rekenkamer over het beheer door de Commissie van de internationale visserijovereenkomsten3 en het evaluatieonderzoek van augustus 1999 van IFREMER naar de door de Europese Gemeenschap gesloten visserijovereenkomsten, – onder verwijzing naar zijn resolutie van 17 januari 2002 over het Groenboek over de

toekomst van het GVB4,

– gezien de mededeling van de Commissie over de hervorming van het GVB (COM(2002) 181,

– gelet op artikel 163 van zijn Reglement,

– gezien het verslag van de Commissie visserij (A5-0446/2002),

A. gezien de ontwikkelingen die zich de afgelopen decennia hebben voorgedaan in het internationale zeerecht en overwegende dat het Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982 aanknopingspunten biedt voor een mondiale benadering van de visserij met het oog op duurzaamheid als belangrijkste prioriteit, aangezien hierin de beginselen worden vastgelegd voor een samenwerking tussen landen,

B. overwegende dat het doel van de externe acties van het GVB is te zorgen voor bijkomende visgronden voor de communautaire vloten in niet-communautaire wateren en het aanbod van vis uit te breiden en hierbij tegelijkertijd te waarborgen dat de ecologische en sociale gevolgen van een dergelijk beleid terdege worden geëvalueerd; overwegende dat

handhaving van de visserij op mondiale schaal alleen kan worden verwezenlijkt als er sprake is van een rationeel en duurzaam beheer van de bestanden door de internationale

1 PB C 167 van 2.6.1997, blz. 130.

2 PB C 223 van 8.8.2001, blz. 187.

3 PB C 210 van 27.7.2001, blz. 1.

4 PB C 271 E van 7.11.2002, blz. 401.

(2)

gemeenschap,

C. overwegende dat er sprake is van een voortschrijdende mundialisering, waarin de voorwaarden voor toegang tot markten en bestanden gebaseerd dienen te zijn op criteria van wederkerigheid en evenwicht, en dat het noodzakelijk is de externe dimensie van het GVB te handhaven en te consolideren om ervoor te zorgen dat de EU haar gewicht en invloed in een mondiaal opererende economische sector tot hun recht kan laten komen, D. overwegende dat de van de visserijvloot afhankelijke gebieden te kampen hebben met

ernstige sociaal-economische moeilijkheden, waardoor handhaving van de visserij absoluut noodzakelijk is en met het oog waarop de aanwezigheid van de Gemeenschap in de

bestaande en in de toekomst op te richten RVO’s moet worden versterkt, internationale overeenkomsten moeten worden verlengd en de structurele steun moet worden

gehandhaafd,

E. overwegende dat de externe dimensie van het GVB een belangrijke sociale en economische rol speelt voor zowel de ontwikkelingslanden als de Europese Unie en dat het wereldwijd een essentieel instrument voor voedselvoorziening is,

F. overwegende dat de visserij voor alle ontwikkelingslanden waarmee de EU een

visserijovereenkomst heeft, een meer of minder belangrijke voedsel- en inkomstenbron is;

overwegende dat elk land vanzelfsprekend het recht heeft om zijn eigen exclusieve economische zone te beheren;

G. overwegende dat de RVO’s steeds belangrijker worden als multilaterale organen voor visstandbeheer, als forum bij uitstek voor het oplossen van geschillen tussen partijen en de tenuitvoerlegging van een verantwoord beheer, door bestrijding van de illegale visvangst door onder goedkope vlag varende visserijvaartuigen; en gelet op de noodzaak van

coördinatie tussen de Commissie, de lidstaten, RVO’s en derde landen om te komen tot een coherent controlebeleid en sanctiesysteem op mondiaal niveau, met de nadruk op

bestrijding van illegale visserij,

H. overwegende dat de EG exclusieve bevoegdheden heeft ten aanzien van de externe

dimensie van het GVB, waarbij de Commissie niet alleen tot taak heeft de belangen van de Gemeenschap te vertegenwoordigen, maar ook verantwoordelijk is voor de

tenuitvoerlegging van de gemaakte afspraken en voorts belast is met de invulling, de coördinatie en de voorbereiding van het communautaire standpunt in de internationale samenwerkingsfora, en overwegende dat aan deze bevoegdheden, om verschillende redenen, tot nu toe geen doeltreffende en coherente inhoud gegeven is,

I. overwegende dat voor beide takken van de begrotingsautoriteit, Raad en Parlement, een verantwoordelijkheid is weggelegd om de Commissie voldoende personele en financiële middelen ter beschikking te stellen voor de uitvoering van de taken en bevoegdheden die de Commissie in het kader van de externe dimensie van het GVB toevallen,

1. erkent dat de communautaire visserijvloot voor de verre en volle zeevisserij, die vist op niet-communautaire visgronden, van groot belang is om te kunnen voldoen aan de vraag van de Europese consument, voor de instandhouding van de industriële structuur in de aan zee gelegen regio's van de EU, en vanwege de gunstige gevolgen voor de economische en sociale samenhang in deze regio's, die over het algemeen met een achterstand te kampen hebben of perifere kenmerken vertonen;

(3)

2. betreurt het dat nog toe geen discussie is gevoerd over de externe dimensie van het GVB, waarbij het optreden van de Gemeenschap voor wat betreft deelname aan RVO’s en

sluiting van internationale overeenkomsten niet zozeer bepaald wordt door een strategie ter bescherming van haar belangen en de belangen van de visserijsector, doch veeleer wordt gekenmerkt door een inertie die voorvloeit uit het feit dat de Commissie voortdurend moet schipperen tussen de sterk uiteenlopende belangen van individuele lidstaten;

3. verlangt derhalve de ontwikkeling van een GVB dat is gekoppeld aan het externe beleid van de Unie en dat, in samenhang met het GBVB en het ontwikkelings- en handelsbeleid, op internationale fora een krachtige verdediging mogelijk maakt van de beginselen van een verantwoorde en met de belangen van de communautaire vloot overeenstemmende visserij, en gericht is op een vooruitziende, verantwoorde en duurzame ontwikkeling van de sector;

4. benadrukt het feit dat de Gemeenschap ten aanzien van de externe dimensie van het GVB over exclusieve bevoegdheden beschikt en dat het aan de Commissie is om de

Gemeenschap op dit gebied adequaat te vertegenwoordigen, onderhandelingen te voeren, te coördineren, deel te nemen aan fora en wetenschappelijke bijeenkomsten en, in het

algemeen, namens de Gemeenschap op te treden in de RVO’s, met inbegrip van controle op de visserij; verlangt derhalve van de Commissie dat zij in haar mededeling over de externe dimensie van het GVB meer toezeggingen doet aan de communautaire vloot in niet-communautaire wateren, aangezien de visserij geen uitzondering mag vormen op het beginsel van een grotere presentie van Europa in de wereld, en dat daarbij tegelijkertijd de ecologische en sociale gevolgen van een dergelijk beleid voor de externe visserij en de derde landen worden geëvalueerd en in aanmerking genomen;

5. wenst dat er een einde komt aan het tekort aan personele en materiële middelen van de diensten van de Commissie en dat het organigram van het DG visserij wordt

geherstructureerd; is van oordeel dat, mocht dit onvoldoende zijn, de Commissie in het voorontwerp van begroting passende financiële middelen moet opvoeren;

6. verzoekt de Raad en de Commissie te zorgen voor deelname in de RVO’s waarin de communautaire sector een legitiem belang heeft en waar de Gemeenschap desondanks tot nog toe geen deel van uitmaakt, ten einde zich in te zetten voor de beginselen van een verantwoorde visserij en bescherming van de communautaire visserijbelangen; herinnert de Raad en de Commissie eraan dat het EP reeds eerder verzocht om in de desbetreffende gremia binnen de RVO’s te komen tot een nieuwe stemtoewijzing aan de EU, die recht doet aan het aantal lidstaten;

7. beseft dat de Gemeenschap er belang bij heeft een actief beleid te voeren, gericht op een versterkte naleving van het internationale recht onder auspiciën van de VN, met het oog op ontwikkeling van een duurzame visserij en met als belangrijkste instrumenten het VN- zeerechtverdrag van 1982 en het zogeheten akkoord van New York van 4 augustus 1995 betreffende transzonale en sterk migrerende soorten en de afspraken gemaakt op de VN- Conferentie voor duurzame ontwikkeling in Johannesburg in 2002;

8. verlangt naast ratificatie van dit akkoord van New York ook ratificatie van de interpretatienota's die correcte toepassing ervan moeten waarborgen, en van de

gedragscode voor verantwoorde visserij van de FAO; dringt er bij de Gemeenschap op aan de onlangs door de FAO vastgestelde actieplannen voor haaiensoorten en zeevogels, regulering van de vangstcapaciteit en beëindiging van de illegale, niet-aangegeven en niet- gereglementeerde visvangst, ten uitvoer te leggen en dringt er bij de lidstaten die het

(4)

akkoord van New York nog niet hebben geratificeerd, hiertoe op zo kort mogelijk termijn over te gaan;

9. verzoekt de Raad en de Gemeenschap onderhandelingen te voeren met de ACS-landen, de landen waarmee de Gemeenschap overeenkomsten heeft gesloten en de overige lidstaten van RVO’s waarvan de Unie lid is, met het oog op intensievere handelsbetrekkingen, die borg staan voor de toegang van hun producten tot onze markt en de aanwezigheid van onze vloot in extracommunautaire wateren, op basis van het beginsel van verantwoorde visserij;

10. verzoekt de Raad en de Commissie eveneens, in het kader van de internationale dimensie van het GVB, de nadruk te leggen op de noodzaak betrekkingen aan te knopen met de mediterrane derde landen en hiervoor de passende financiële en personele middelen beschikbaar te stellen teneinde de harmonisatie van het beheer en de exploitatie van de gemeenschappelijke bronnen te bespoedigen, een en ander om, zonder aantasting van het milieu, te voorkomen dat de communautaire visserij nog meer benadeeld wordt, de visbestanden slinken, vele banen verloren gaan en steeds meer visproducten ingevoerd worden;

11. is het met de Raad en de Commissie eens over de noodzaak van bestrijding van illegale visserij door vaartuigen onder goedkope vlag of zonder vlag, door toepassing van strenge straffen tegen de landen die deze praktijken mogelijk maken, ondersteuning van de initiatieven van internationale organisaties die dit bestrijden en door de toepassing van controles en veel strengere sancties;

12. verzoekt de Commissie binnen de RVO’s initiatieven te ontwikkelen om te komen tot gehomologeerde regelingen inzake overtredingen en sancties, en tot een betere coördinatie van de controle op de visserij, ten einde ervoor te zorgen dat producten van vaartuigen die zich niet hebben gehouden aan de bepaling inzake de instandhouding en het rationeel beheer van de visbestanden, niet op de communautaire markt kunnen worden afgezet;

13. verzoekt de Commissie de termijnen voor omzetting in het Gemeenschapsrecht van de binnen de RVO’s gesloten akkoorden te verkorten, haar eigen procedures te verbeteren, het communautaire standpunt adequaat voor te bereiden en de sector hierbij volledig te

betrekken; dringt er tegelijkertijd op aan periodiek te worden geraadpleegd over de vraagstukken die worden besproken binnen de RVO’s en bij de onderhandelingen over internationale overeenkomsten, zodat het Europees Parlement effectief betrokken wordt bij de besluitvorming;

14. wenst dat de EU zich inzet voor de oprichting van gemengde vennootschappen met derde landen, aangezien deze een doelmatig instrument vormen voor de ontwikkeling van de visserijsector door middel van overdracht van kennis en technologie, het creëren van werkgelegenheid, opleiding en onderzoek, en tegelijkertijd van belang zijn voor de sociale en economische ontwikkeling van de ontwikkelingslanden, alsmede voor de bevoorrading van de communautaire markt en instandhouding van de vloot; wenst hiertoe dat gemengde vennootschappen in de regelingen voor communautaire preferentie worden geïntegreerd;

15. wijst nadrukkelijk op de noodzaak alle vissers de fundamentele arbeidsrechten te

waarborgen: een redelijk inkomen, veiligheid, rustpauzes, vakbondsvertegenwoordiging, sociale zekerheid en collectieve onderhandelingen over arbeidsovereenkomsten; verlangt in dit verband van de Commissie dat zij zich inzet voor een betere sociale dialoog met het oog op een betere kwaliteit van de werkgelegenheid, en voor een Vissersstatuut dat is

(5)

afgestemd op de specifieke kenmerken van deze beroepsgroep;

16. pleit voor intensivering van het wetenschappelijk onderzoek naar de reële visbestanden voor elke soort en de ontwikkeling hiervan, met de volledige betrokkenheid van de visserijsector, ter waarborging van een rationeel beheer van de verschillende visserijvormen van de communautaire vloot;

17. verzoekt zijn de Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De in de raad vertegenwoordigde raadsfracties ontvangen jaarlijks een financiële bijdrage als tegemoetkoming in de kosten voor het functioneren van de fractie3. Deze bijdrage

Aan de onder beslispunt 1 genoemde commissie de bevoegdheden te delegeren die rechtstreeks voortvloeien uit de Ambtenarenwet, de op deze wet gebaseerde en door de raad

Als de vragen ten minste 48 uur voor aanvang van een raadsvergadering zijn ingediend, vindt mondelinge beantwoording plaats in de eerstvolgende raadsvergadering, tenzij het college

“Van overeenkomstige toepassing” betekent bijvoorbeeld dat waar in de lokale arbeidsvoorwaardenregelingen staat “het college van B en W” of “burgemeester en wethouders” dan

De structuurvisie voorziet niet in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling van het gebied tussen de Tiggellaan en de Zandweg, hiervoor wordt binnen de planperiode geen aanleiding

- de begroting voortaan pas op of na 1 juli vast te stellen om zo de raden de gelegenheid te geven tot het indien van zienswijzen?. - conform de BBV, met ingang van de begroting

In uw besluit van 18 april 2013 ontbreekt de motivering, omdat voor de motivering meestal wordt verwezen naar het raadsvoorstel en het advies van de algemene raadscommissie..

Zou het bijvoorbeeld een idee zijn om de lange termijn planning kritisch door te lopen en te kijken welke projecten uitgesteld zouden kunnen worden..