• No results found

Het voortzettingsbeding in het nieuwe wetsvoorstel personenvennootschappen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het voortzettingsbeding in het nieuwe wetsvoorstel personenvennootschappen"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het voortzettingsbeding in het nieuwe wetsvoorstel

personenvennootschappen

Es, P.C. van

Citation

Es, P. C. van. (2005). Het voortzettingsbeding in het nieuwe wetsvoorstel

personenvennootschappen. Wpnr: Weekblad Voor Privaatrecht, Notariaat En Registratie,

2005(6608), 93-94. Retrieved from https://hdl.handle.net/1887/73706

Version:

Not Applicable (or Unknown)

License:

Leiden University Non-exclusive license

Downloaded from:

https://hdl.handle.net/1887/73706

(2)

05/6608

W P N R

. . .

93 1. Een vennootschap is volgens de eerste zinsnede van

art. 800 lid 1 van de voorgestelde titel 7.13 (vennootschap) BW1een overeenkomst tot samenwerking voor gemeen-schappelijke rekening van twee of meer personen. Wan-neer een vennoot overlijdt, gaat zijn contractuele positie in afwijking van art. 6:249 BW niet over op de erfgenamen. Art. 818 lid 1 sub b bepaalt namelijk dat de dood van een vennoot tot gevolg heeft dat de vennootschap ten aanzien van deze vennoot wordt ontbonden. Op grond van art. 822 lid 1 is het echter wel mogelijk om in de overeenkomst van vennootschap te bedingen dat in geval van de dood van een vennoot aan een derde het recht wordt toegekend om de vennootschap met de overige venno(o)t(en) voort te zet-ten. In de Memorie van Toelichting bij art. 822 leest men in dit verband:

“De opvolging in de vennootschap door een of meerdere vennoten bij overlijden van een vennoot, wordt aldus zoveel mogelijk los gemaakt van het erfrecht.”2 Het streven om de opvolging in de vennootschap zoveel mogelijk los te maken van het erfrecht, verhindert de makers van het ontwerp niet om in art. 822 lid 1 te bepa-len dat een derde ten behoeve van wie het recht op voort-zetting kan worden bedongen, erfgenaam dient te zijn. In deze bijdrage zal worden verdedigd dat er voor deze be-perking tot erfgenamen geen goede redenen bestaan en dat het aanbeveling verdient om deze beperking te schrappen. 2. De eerste zin van art. 822 lid 1 luidt sinds de Nota van Wijziging van 15 april 2004 als volgt:

“Een beding in de overeenkomst van vennootschap dat in geval van de dood van een der vennoten de vennootschap voortduurt met de bij de overeenkomst aangewezen erf-genaam of erfgenamen geldt als aanvaard, wanneer dezen van het beding hebben kennisgenomen en het niet met bekwame spoed na de dood van de vennoot of eerder hebben afgewezen.”

Art. 822 lid 1 kan worden aangemerkt als de opvolger van het huidige art. 7A:1688 lid 1 BW:

“Indien bedongen is, dat, in geval van overlijden van een der vennooten, de maatschap met deszelfs erfgenaam, of alleen tusschen de overblijvende vennooten, zoude voortduren, moet dat beding worden nagekomen.”

Het is goed verdedigbaar dat in het bovenstaande artikel met een beding ten behoeve van “deszelfs erfgenaam”

ge-doeld wordt op een beding ten behoeve van de gezamen-lijke erfgenamen.3In deze visie correspondeert de erfop-volging met de operfop-volging van de vennoot.4Dit betekent dat zich niet het goederenrechtelijke probleem kan voor-doen dat de opvolgende vennoot niet tevens (als enige) ge-rechtigd is tot het aandeel van de overleden vennoot in de vennootschappelijke gemeenschap. Het voorkomen van dit probleem zou een reden kunnen zijn om een derdenbeding (gericht op voortzetting van de vennootschap bij overlij-den van een vennoot) alleen toe te laten wanneer dit wordt gemaakt ten behoeve van de gezamenlijke erfgenamen. 3. Het is nu van belang om vast te stellen dat art. 822 lid 1 zo geformuleerd is dat het bovengenoemde probleem (de opvolgende vennoot is niet tevens (als enige) gerechtigd tot het aandeel van de overleden vennoot in de vennoot-schappelijke gemeenschap5) niet wordt uitgesloten. Het artikellid bepaalt immers dat het derdenbeding gemaakt kan worden ten behoeve van “de bij de overeenkomst aan-gewezen erfgenaam of erfgenamen”. Wanneer één erfge-naam als opvolger wordt aangewezen, terwijl er meerdere erfgenamen zijn, dan zijn alle erfgenamen gerechtigd tot het aandeel in de vennootschappelijke gemeenschap of het aandeel in de vennootschap (als deze rechtspersoon is). Art. 822 lid 1 lost dit probleem op door te verwijzen naar art. 823, leden 2, 3 en 4. De erfgenamen die niet als ven-noot opvolgen, moeten hun aandeel in de venven-nootschap- vennootschap-pelijke gemeenschap of hun aandeel in de vennootschap tegen vergoeding van de waarde leveren aan de opvolger.6 4. Uit het bovenstaande volgt dat onder het regime van art. 822 de erfopvolging niet hoeft te corresponderen met de opvolging van de overleden vennoot. Voor het geval zich een situatie voordoet waarin de erfgenamen niet dezelfde zijn als de opvolger, reikt art. 822 lid 1 jo. art. 823, leden 2, 3 en 4 een oplossing aan. Dit roept de vraag op waarom aan de in de vennootschapsovereenkomst aangewezen op-volger überhaupt nog de eis wordt gesteld dat hij erfge-naam is. Naar mijn mening is hiervoor geen enkele reden,

Het voortzettingsbeding in het nieuwe

wetsvoorstel personenvennootschappen

RIVAATRECHT

CTUEEL

P

A

1. Zie Voorstel van wet (TK 2002-2003, 28 746, nr. 2) en Nota van Wijziging (TK 2003-2004, 28 746, nr. 6). In het onderstaande zal verder worden volstaan met de verwijzing naar de artikelnummers zoals vermeld in het wetsvoorstel.

2. TK 2002-2003, 28 746, nr. 3, p. 39.

3. Zie M.J.A. van Mourik, De personenvennootschap, Zwolle 1993, p. 139.

4. Aldus geformuleerd door M.J.A. van Mourik, Personenvennootschap,

huwelijksvermogensrecht en erfrecht, WPNR (2003) 6524, p. 245, 5. Of tot het ‘aandeel in de vennootschap’ wanneer de vennootschap

rechts-persoon is.

6. Zie ook Memorie van Toelichting bij art. 822, TK 2002-2003, 28 746,

(3)

PRIVAATRECHT ACTUEEL

05/6608

94

W P N R

. . .

terwijl er wel behoefte kan bestaan om zich bij overlijden als vennoot te laten opvolgen door een niet-erfgenaam. Waarom moet een getrouwde vennoot met kinderen, die zijn nalatenschap volgens de wettelijke verdeling wil laten vererven, zijn broer tot erfgenaam benoemen wanneer hij samen met zijn mede-venno(o)t(en) heeft besloten dat deze hem bij zijn overlijden mag opvolgen als vennoot? Daar komt nog bij dat in het aan de orde zijnde wetsvoor-stel het begrip erfgenaam zeer ruim wordt opgevat:

“Onder erfgenamen moet hier worden verstaan zij die tot de nalatenschap zijn geroepen: de wettelijke of testamen-taire erfgenamen. Niet van belang is derhalve of deze erf-genamen de nalatenschap aanvaarden of verwerpen.”7 Ook een erfgenaam die verwerpt en die dus op grond van art. 4:190 lid 4 BW met terugwerkende kracht ophoudt erfgenaam te zijn, is erfgenaam in de zin van art. 822. Een dergelijk ruim erfgenaamsbegrip verliest onderscheiden-de betekenis.

5. De voorgestelde wettelijke regeling betreffende perso-nenvennootschappen beoogt de opvolging in de vennoot-schap bij overlijden los te maken van het erfrecht. De laat-ste stap in dit proces wordt echter nog niet gezet. Ten on-rechte bepaalt art. 822 lid 1 dat degene ten behoeve van wie een voortzettingsbeding kan worden gemaakt, erfgenaam dient te zijn. Het verdient aanbeveling om in art. 822 gewezen erfgenaam of erfgenamen” te wijzigen in “aan-gewezen persoon of personen”.8

Mr. P.C. van Es*

7. Memorie van Toelichting bij art. 822, TK 2002-2003, 28 746, nr. 3, p. 39.

8. Vgl. ook M.J.A. van Mourik, De personenvennootschap, Zwolle 1993,

p. 141.

* Universitair docent notarieel recht, Universiteit Leiden.

Ongeregeldheden in het

vermogensrecht (II, slot)

Prof. mr. W. Snijders*

Causale of abstracte levering? Domeinnamen, betalingsverkeer

7. Ervan uitgaande dat de overdracht van de domein-naam in wezen een geval van contractsovername is, rijst de vraag of dit verschil maakt voor de regels betreffende overdracht in de tweede afdeling van titel 3.4. Men denke in de eerste plaats aan de in art. 3:84 lid 1 gestelde eisen van (a) een leveringshandeling krachtens (b) een geldige titel door (c) een beschikkingsbevoegde.

De eis onder (a) geeft geen moeilijkheid. Contractsover-name is vormvrij, maar dat is hier zonder belang omdat het reglement van SIDN voor een wijziging van de tenaamstelling de eis van een door vervreemder en ver-krijger ondertekend formulier stelt. Aan de eis van art. 3:95 is dus in elk geval voldaan. Ook de eis onder (c) betreffende de beschikkingsbevoegdheid geeft geen moei-lijkheden. Een domeinnaamhouder wordt niet gebonden door een overnameovereenkomst, waarbij hij geen partij is geweest. Bij andere registratieinstellingen voor domein-namen geldt iets dergelijks.

Wel is belangrijk de eis onder (b). Contractsovername, in

tegenstelling tot overdracht, is een abstracte rechtshande-ling. Dat brengt mee dat hier niet de eis van een geldige titel geldt. We stuiten ook hier weer op een sprekend geval van een algemeen beginsel van burgerlijk recht, waarover in de wettekst van het BW niets is te vinden en in de par-lementaire geschiedenis alleen een onopvallende passage, in dit geval bovendien op een weinig opvallende plaats, te weten Parl. Gesch. Boek 6, p. 576, onder a, waar het gaat over schuldoverneming. Ik verwijs naar mijn opstel Causale rechtshandelingen in het nieuwe BW.30 In de voormelde passage wordt gezegd dat schuldoverneming een abstracte rechtshandeling is, omdat een bepaling die een geldige titel eist hier ontbreekt. Een ‘causale’ schuld-overneming zou volgens deze passage ‘voor de schuldeiser te veel onzekerheid meebrengen en afhankelijkheid van omstandigheden waarop hij geen invloed kan uitoefenen’.

* Hoogleraar privaatrecht aan de Universiteit van Amsterdam.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Kinderen zijn al besmettelijk voordat er verschijnselen optreden en omdat de bacterie ook verspreid wordt door mensen zonder klachten. Er zijn kinderen

 De volgende mensen die nog geen waterpokken hebben gehad moeten direct contact met iemand met waterpokken vermijden:?. o Mensen met afweerziekten (zoals hiv en leukemie) o

Bij de wettelijke verdeling zijn de (wettelijke) partner van de overledene en de kinderen samen erfgenaam. Maar de partner krijgt de hele nalatenschap. Dat betekent dat de..

Kort samengevat komt het erop neer dat bij een faillissement van een echtgenoot geen verzwaarde bewijslast meer geldt voor de andere echtgenoot wat betreft het bewijs dat hij

Met deze regeling wordt een enig overblijvend vennoot gefaciliteerd bij de voortzetting van de activiteiten van een ontbonden personenvennootschap door- dat het vermogen van

Hoewel de kinderen van de erflater bij een wettelijke verdeling geen goederen van de nalatenschap verkregen omdat deze immers allen worden toegedeeld aan de langstlevende

Note: To cite this publication please use the final published version

‘Voor schulden van de nalatenschap, alsmede voor schulden van de echtgenoot die konden worden verhaald op de goederen van een gemeenschap waarvan de echt- genoot en de erflater