• No results found

Wisconstighe gedachtenissen. Deel 5: van de ghemengde stoffen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Wisconstighe gedachtenissen. Deel 5: van de ghemengde stoffen"

Copied!
325
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Wisconstighe gedachtenissen. Deel 5: van de ghemengde stoffen

Simon Stevin

bron

Simon Stevin,Wisconstighe gedachtenissen. Deel 5: van de ghemengde stoffen. Ian Bouvvensz., Leiden 1608

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/stev001wisc05_01/colofon.htm

© 2010 dbnl

(2)

2

Cortbegryp der ghemengde stoffen.

NAdien my int vergaren deser vvisconstige ghedachtenissen verscheyden stoffen te vooren quamen, die om haer cleynheyt niet en schenen elck een besonder stuck behooren ghenoemt te vvorden, soo heb ickse t'samen vervought, en daer af een stuck gbemaeckt, vvesende in d'oirden het vijfde, en dat Ghemengde Stoffen ghenoemt, vvelck vijf deelen sal hebben.

Het eerste van Telconstighe anteyckeninghen.

Het tvveede vande Vorstelicke Bouckhouding.

Het derde vande Spiegheling der Singconst.

Het vierde vanden Huysbou, Het vijfde vanden Crijchshandel.

Het seste van verscheyden anteyckeninghen.

(3)

3

Eerste deel der ghemengde stoffen,

van de telconstighe anteyckeninghen.

(4)

4

Cortbegryp deses eersten deels.

ALsoo SYNVORSELICKEGHENADEover een tijt besloot te vvillen oversien en grondelick verstaen de Telconst die ick daer te vooren int Iaer 1585 in Francoysche sprake hadde laten uytgaen, en dat hy dien volghens niet alleen alles innerlicker en ondersocht dan na de ghemeene vvijse, maer oock sijn eyghen vonden daer noch by voughde, vvaer af ick schriftelicke ghedachtenis behielt, en alles by een vergaerde, soo heeft my goet ghedocht t'selve hier te stellen.

(5)

5

1 Hooftstick.

Algebraicis questionibus.

Van DiophantusStelreghelsche geschillen by hem ghevvrocht door t'behulp van

Theorematatibus.

TelconstigeVertoogen, vvelcke sijn VORSTELICKEGHENADEsonder t'behulp der selve afgheveerdicht heeft.

NAdien sijn VORSETLICKEGHENADEin onse voorschreven Telconst oversien hadde

*Computationes rationales.

de bepalinghen, metsgaders de*redelicke rekeninghen van Vergaring, Aftrecking,

*Numerorum Algebraicorum.

Menichvulding, en Deeling der*stelreghelstalen, en ghecommen was totte boucken

*Praxis.

van Diophantus int Francois overgheset, diens voorstellen als*Daet des

stelreghels by t'voorgaende vervought waren, soo en heeft hy int berekenen van dien niet mijn beschreven wercking willen volghen, noch ghelijckmen seght manneken na manneken maken, dan met sijn eyghen invallen de sake

afveerdighen, siende opt laetste na de evenheyt der uytcomst van sijn besluyt mettet ander, maer want de stelling der Stelreghelstalen om den eysch te volghen daer dickwils soo duyster valt, dat haer eyghenschap deur telconstighe vertooghen verclaert wort, soo en heeft dese wijse van wercking sijn VORSTELICKEGHENADE

niet bevallen, segghende datmen sulcke onghewoonlicke vertooghen en diepsinnighe stellinghen tot sijn wille niet bedencken en can alsser soodanighe geschillen te berekenen sijn, sulcx dat hy in die plaets en overal daert steute, een ander wech

*Postposees quantitez.

inginck, gebruyckende*naghestelde stelreghelstalen, en daer me deur ghemeene reghel tottet begheerde commende. Om van t'selve hier uyt verscheyden

voorbeelden een te verhalen, t'is ghebeurt dat wy ghecommen sijn tottet

onbesloten 19 gheschil des 2 boucx van Diophantus, alwaer gheseyt is sijn besluyt

*Commentator.

niet goet te wesen, en dat den*Uytleggher Xylander willende t'selve verbeteren oock faute hadde: ende want sijn VORSTELICKEGHENADEdat berekent heeft na de boveschreven ghemeene reghel, soo sal ick dit beschrijven in plaets van veel anderen voorbeelden by hem afgheveerdicht, eerst stellende t'gheschil dat dusdanich is:

19 Gheschil des 2 boucx van Diophantus.

Laet ons 80 in drien deelen, soo dat vande somme des tvveeden en ⅕ des eersten meer 6, ghetrocken het ⅙ des tvveeden meer 7: Voort vande somme des derden en het ⅙ des tvveden meer 7, getrocken het 1/7 vant derde meer 8: Voort vande somme des eersten en 1/7 des derden meer 8, getrocken het ⅕ vant eerste meer 6, de drie resten even sijn.

Eerste deel des vvercx.

1①.

Sijn VORSTELICKEGHENADEheeft voor t'eerste ghetal of begheert deel der 80 ghestelt

Angaende het tweede, wanttet duyster soude vallen, en veel bedenckens vereysschen dat te stellen in sulcke deelen alsser het eer-

(6)

6

1tweede ①.

ste 1 ① doet, of ander behendicheyt daer op te vinden, soo stelde hy daer voor

- 1① - 1tweede ① + 80.

Twelck so wesende t'derde sal nootsakelick sijn vā

⅚tweede ① + ⅕ ① - 1.

Nu met dese drie ghetalen ghevolght den eysch van t'geschil, te weten vande somme des tweeden getals ende het ⅕ des eersten + 6, ghetrocken het ⅙ des tweeden + 7, soo blijft de eerste rest

- 6① - 29/42tweede ① + 473/7.

Voort vande somme des derden getals en het ⅙ des tweede + 7, getrocken het 1/7 des derde + 8, soo blijft de tweede rest

1tweede ① even met - 111/160 ① + 45.

De boveschreven twee resten moeten even sijn na

+Reduisoit.

t'inhoudt des geschils, waer deur hy die+verkeerde volghens de reghel, en vandt eintlick

Tvveede deel des vvercx.

Nu dan aldus gevonden hebbende dat de 1tweede ① gestelt voor het tweede ghetal of deel tweede in d'oirden, even is in eerstghestelde stelreghelstalen met - 111/160

① + 45, hy heeft een nieu werck begost heel van eerstgestelde stelregelstalen, ghelijck ant voorgaende, als volght:

1 ①.

Voort t'eerste ghetal of begheerde deel der 80 sy ghestelt

- 111/160 ① + 45.

Voor het tweede

- 49/160① + 35.

Om nu het derde te stellen, men moet weten de weerde vande - 1tweede ① staende int ghetal vant derde in d'oirden des eersten wercx, die ghevonden wort segghende 1tweede ① ghelt - 111/160

① + 45, wat - 1tweede ①? Comt 111/160 ① - 45: De selve ghestelt in plaets vande voorschreven - 1tweede

①, en die vergarende met d'ander twee - 1① en + 80, soo sal voor het derde ghetal of begheerde deel der 80 commen

- 121/320 ① + 73/2.

Nn dan met dese drie ghetalen ghevolght den eysch van t'gheschil, te weten vande somme des tweeden ghetals en het ⅕ des eersten + 6, ghetrocken het ⅙ des tweeden + 7, soo blijfter de eerste rest

- 121/320 ① + 73/2.

En alsoo sal de tweede rest bevonden worden oock van

(7)

- 121/160 ① + 7.

En de derde rest van

Nu dan wesende dese derde rest even an elcke der twee voorgaende, te weten - 121/160 ① + 7, even met - 121/320 ① + 73/2, hy heeftse verkeert volghens de regel, en vant eintlick 1 ① weerdich te sijn of te doen 9440/363 voor t'eerste deel:

En de - 111/160 ① + 45 te doē 9786/363, voor het tweede deel: En de - 49/160 ① + 35 te doen 9814/363 voor het derde deel. T'BEWYS. De boveschreven drie ghetalen doen t'samen 80, als heelende deelen der selve 80, en alsmen daer me doet na den eysch des gheschils, men vint de drie begheerde resten even te wesen, en elck te doen 9680/363 na t'behooren. T'BESLVYT. Wy hebben dan 80 in drie ghetalen ghedeelt, soo dat vande somme des tweeden &c.

1 Merck.

T'werck hier boven en heeft maer een mael stelling ghehadt van naghestelde stelreghelstalen, maer t'is in sommighe voorbeelden gebeurt, dat haer weerde in eerstghestelde ghevonden sijnde, en daer me voortghewrocht na den

(8)

7

eysch des gheschils, datter de tweede mael stelling van nagestelde stelregelstalen viel, waer toe SYNVORSTELICKEGHENADEweerom namtweede naghestelde stelreghelstalen, en dat sghelijcx oock wel ghebeurde totte derde mael: Want hoewel sulcx deur een corter wech soude meughen ghewrocht worden, ghebruyckende derde en vierde naghestelde stelreghelstalen, sonder elcke mael de weerde der naghestelde te soucken in eerstghestelde, nochtans scheen die wijse bequamer, om min met diepsinnighe ghedachten te moeten becommert sijn.

2 Merck.

Hoewel rekeninghen ghewrocht met naghestelde stelreghelstalen gheen nieuwe stof en sijn, maer dat by eenighe Schrijvers voorbeelden daer af ghegheven worden, nochtans anghesien my onbekent is, van dies teghen veel voorvallende duyster gheschillen soo ghemeenen ghebruyck gheweest te hebben als sijn VORSTELICKE

GHENADEdaer af int werck ghestelt heeft, en dat op soo vasten voet, dat veel sware gheschillen daer menich Telder andersins langhe het hooft over soude breken, met d'eerste wercking sonder vergrijping dickwils opt recht besluyt uyt quamen, soo acht ick meughelick te sijn dattet anteyckenen deses Hooftsticx vrucht soude connē veroirsaken, voor de gene die opt werckē met nagestelde stelregelstalen nauwer acht sullen meugen nemen danmen gedaen heeft: Ick belijde oock dat waer my int oversetten en verclaren van Diophantus boucken, sulcx doen soo wel bekent geweest als nu, dat ick die vergetelicke vertoogen niet en soude ghestelt hebben, want my noch voorstaet dat ick doen int beschrijven der selve in mijn ghedacht sulcke kennis (ghelijck sijn VORSTELICKEGHENADEghedaen heeft) voor onvolcommen hielt. Dit is van desen handel gesproken na mijn tegenwoordich ghevoelen, soo ymant daer af buyten mijn weten breeder gheschreven heeft dan mijn ter handt ghecommen is, men wil my verontschuldighen, als van meyning niet sijnde ymants eere te vercorten.

Noch wil ick hier wel dit by seggen, te weten dat sijn VORSTELICKEGHENADE

dickwils tot geen recht besluyt en conde commen, mettet wercken deur naghestelde stelreghelstalen, in Diophantus gheschillen van begeerde viercanten en sijden van ghegheven ghedaente, en met ghemeen ghetal metelick: Maer want de selve gheschillen oneindelicke menichte van besluyten hebben, soo schijnt dat een afcomst van cleender acht: Doch sy ande welcke die behaghen, meughen ondersoucken watser in doen connen deur naghestelde stelreghelstalen, sonder t'behulp vande vertooghen des derden en vierden boucx.

2 Hooftstick.

Wesende ghegheven drie palen van stelreghelstalen soot valt: Te vinden haer vierde everedenige, of volcommelick, of met oneindelicke naerdering.

Ick heb in mijn voorschreven Francoische Telconst vant 66 tottet 80 Wercstuck, beschreven de vinding der vierde everedenighe pael, van drie ghegheven

stelregelsche, en dat soo verre als ick doen achte die stof bekent te wesen, maer heb daer na ghevonden een ghemeene reghel om van alle ghegeven drie stel-

(9)

8

reghelsche te vinden de vierde, of weerde van 1 ①, volcommelick of met oneindelicke naerdering, t'welck ons inde daet bycans soo veel doet als een wercking die in volcommen wisconstich bewijs bestaet, want ghelijck de houckmaten in haer tafels onvolcommen sijn, en nochtans ons inde daet soo veel doen al oft volcommen veelnamighe worteltalen waren, gecregen door kennis vande reden des omtrecx totte middellijn, in welcker ghetalen plaets men tottet ghebruyck d'ander nemen soude, alsoo gadet hier oock met desen stelreghelschen handel.

T'GHEGHEVEN. Laet de drie ghegheven stelreghelsche palen, volghens het Hooftstick dusdanich sijn: D'eerste 1 ③, de tweede 300 ① + 33915024, de derde 1 ①.

T'BEGHEERDE. Wy moeten haer vierde everedenighe pael vinden.

T'WERCK. Om eerst int ghemeen te verclaren de volgende manier van doen, ick segh datmen vinden sal van hoe veel letters sijn moet de weerde van 1 ①, welcke veelheyt der letters bekent sijnde, men sal daer na vinden d'eerste letter, die sal sijn een van dese neghen, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9: Daer na sal desghelijcx ghevonden worden de tweede en al d'ander soo veel alsser is.

Nu dan om totte saeck te commen, en eerst te vinden van hoe veel letters de weerde vande ghegheven 1 ① sijn moet, ick stel voor de selve 1, ondersouck daer me watter uyt commen sal, segghende anghesien 1 ① doet 1, de 300 ① doen 300 deur het 67 werckstuck der telconst, totte selve vergaert 33915024, comt voor de weerde der tweede pael 33915324: Ende d'eerste pael sal alleenelick 1 doen:

T'welck te weynich is, om dat de weerde van d'eerste pael even behoort te wesen mette weerde vande tweede, en daerom stel ick ten tweeden 10 voor weerde van 1 ①, daer me ondersouckende als vooren vinde de weerde der tweede pael van 33618024, en der eerste van 1000, t'welck andermael te weynich sijnde ick stel ten derden 100 voor de weerde van 1 ①, t'selve oock te weynich sijnde ick stel ten vierden 1000, waer me ick de weerde der eerste pael grooter bevinde dan der tweede, daerom de weerde van 1 ① is meerder dan 100, en minder dan 1000, sy is dan nootsakelick van drie letters.

T'welck bekent wesende, soo moet d'eerste letter sijn een deser negen

1,2,3,4,5,6,7,8,9: Maer t'is hier boven ondersocht met d'eerste letter 1, te weten met 100, en vandt te weynich, daerom ondersouck ickt nu met voor d'eerste letter der drie te stellen 2, dats 200 voor weerde van 1 ①, en vinde te weynich: Ick

ondersoucket daer na met 300, en comt oock te weynich: Daer na met 400, en vinde te veel, t'welck my beteyckent dat d'eerste letter 3 moet sijn.

Om nu de tweede letter te vinden, die moet nootsakelick sijn of 0,1,2,3,4,5,6,7,8, of 9: Maer t'is vooren ondersocht mette tweede letter 0, te weten met 300, en quam te weynich, daerom stel ick nu voor tweede letter 1, te weten 310, en vinde te weynich: Daer na 320, en comt oock te weynich: Daer na 330, en comt te veel, t'welck my beteyckent dat de tweede letter 2 moet sijn.

Om nu de derde letter te vindē, die moet nootsakelick sijn of 0,1,2,3,4,5,6,7,8, of 9: Maer t'is boven versocht deur 320, en quam te weynich, waer deur ick nu de derde letter stel 1, te weten 321, en vinde te weynich: Daer na met 322, en comt oock te weynich: Daer na met 323, en comt oock te weynich: Daer na met 324, en bevinde daer mede de weerde van d'eerste pael even ande weerde der tweede, te weten d'een en d'ander van 34012224, t'welck my betuycht 324 de weerde te sijn van 1 ①, en de begheerde vierde everedenighe pael, want ghelijck 34012224 weerde van d'eerste, tot 34012224 weerde vande tweede, alsoo 324 weerde vande derde, totte vierde 324.

(10)

9

Vervolgh.

Het blijckt deur het voorgaende dat als de weerde van 1 ① heel ghetal is. dat de selve weerde volcommelick ghevonden can worden.

Maer by aldien de boveschreven rekening niet alsoo, effen uyt ghecommen en hadde, als by voorbeelt dattet ⓪ of gemeen getal in plaets van 33915024 alleenelick waer gheweest 33900000, alsdan soude 323 te luttel gheweest hebben, en 324 te veel, t'welck my versekert dat de weerde van 1 ① doet 323 met een ghebroken minder dan eenheyt. Maer om t'selve ghebroken te vinden, of dat oneindelick te naerderē, ick stel 323 met noch een 0 op een lini als telder, en 10 daer onder als noemer, aldus 3230/10: Dit ghebroken doet 323, t'welck te weynich sijnde, soo moet 0 des telders doen 0 met eenighe rest, of 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, of 9: De selve letter ghevonden sijnde als boven, en datter noch eenich overschot is, men sal tot telder en noemer andermael 0 vergaren, ondersouckende als boven watter commen moet in plaets van die 0 des noemers, en alsoo oneindelick voortvarende, men naerdert oneindelick tottet begheerde.

Maer soo de begheerde weerde van 1 ① waer een ghebroken minder dan eenheyt, men salt eerst ondersoucken met 1/10, welcke te groot sijnde, alsdan met 1/100, daer na met 1/1000 &c. Nu ghenomen dat 1/100 te groot waer, maer 1/1000 te cleen, dit versekert my dat boven de noemer 1000 commen moet een ghetal als telder meerder dan 1, en minder dan 10, t'selve sal nootsakelick sijn een letter als 1 met eenich overschot, of 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, of 9: Die letter ghevonden sijnde ten naesten en minder, en datter noch overschot is, men sal telder en noemer

vermeerderen elck van een 0, ondersouckende daer na als vooren wat die laetste 0 des telders sijn moet, en alsoo voort met al de ander.

Merckt noch dat wesende de weerde van 1 ① ghebroken ghetal, het can ghebeuren datmen oneindelick sal naerderen totet begheerde, sonder nochtans deur dese manier te connen gheraken tot een volcommen besluyt. Als by voorbeelt, laet ons nemen dat de onbekende weerde van 1 ① waer ⅚, en datmen den noemer na de voorschreven reghel stelt 10, men vint dat boven de selve 10 moet commen 8 in deser voughen 8/10: Maer wanttet te weynich is, ick stel by elck ghetal 0 aldus 80/100, en souckende daer na wat letter commen moet in plaets van 0 des telders, ick vinde ten naesten en minder 3, aldus 83/100: En doende sghelijcx de derde mael ick vinde 833/1000: En de vierde mael 8333/10000. En alsoo met de ander voortvarende, men siet datmen oneindelick mach naerderen sonder nochtans totte volcommen ⅚ te gheraken, uyt oirsaeck datter gheen heel ghetal en is in sulcke reden tot 10, 100 of 1000 (en dierghelijcke daer af d'eerste letter is 1 mette volghende 0) als 5 tot 6.

Wy souden noch meughen voorbeelt gheven alwaer de weerde van 1 ① is van worteltalen, onmetelick mette ghemeene, maer anghesien die oneindelicke naerdering deur t'voorgaende ghenouch bekent is, ten schijnt niet noodich daer afeyghen verclaring te doen.

Angaende t'bewijs, anghesien al de boveschreven voorbeelden deur haer werck openbaer sijn, soo en behouvense gheen ander.

T'BESLVYT. Wesende dan ghegheven drie palen van stelreghelstalen

(11)

10

soot valt, wy hebben ghevonden haer vierde everedenighe, of volcommelick, of met oneindelicke naerdering, na den eysch.

Merckt.

In dit eerste deel der ghemengde stoffen ghebreken noch veel ander Telconstighe anteyckeninghen, maer d'oirsaeck waerom die voor ditmael daer uyt ghebleven sijn, sal verclaert worden int Merck ten einde deses vijfden stucx.

TELCONSTIGHEANTEYCKENINGS

E Y N D E .

(12)

1

Tweede deel der ghemengde stoffen,

van de vorstelicke bovckhovding in domeine

en finance extraordinaire.

(13)

2

+Argumentum.

+

Cortbegryp.

WY noemen desen handel Vrostelicke bouckhouding op de Italiaensche vvijse, tot onderscheyt der Coopmans bouckhouding, op de vvijse van Italie, daermen seght dat die const onlancx eerst ghevonden en gheoeffent is ghevveest, hoevvel eenige vermoeden de oude Romeinen die ghebruyct te hebben, vvaer af ick t'sijnder plaets de reden sal verclaren. Maer nadien dese Vorstelicke bouchouding uyt des Coopmans ghetrocken is, en daer groote ghemeenschap me heeft, soo sullen vvy van des Coopmans bouckhouding (na verclaring der oirsaken deser beschrijving) eerst een cort voorbeelt stellen, om daer mebequamelicker uyt te leggen de voorghenomen Vorstelicke, vvelck op tvveederley soorte valt, te vveten in Domeine, en Finance extraordinaire, vvaer af van elcke int besonder hier nagheseyt sal vvorden.

(14)

3

Oirsaeck der onduytsche vvoorden die in desen handel ghebruyckt sullen vvorden.

ALSOOwy int begin deser Wisconstighe ghedachtenissen voor ons genomen hadden alles in plat Duytsch te beschrijven, en dat nochtans dese Bouckhouding tegen sulck voornemen met veel onduytsche woorden ghemengt is, soo sal ick eer wy totte sake commen daer af mijn redenen verclaren.

Tis te weten dat ick eerst Duytsche woorden ghestelt hadde in plaets der onduytsche, als Debet, Credit, Debiteur, Crediteur, Balance, Iornael, Finance, Domeine, met diergelijcke: Maer want sijn VORSTELICKEGENADEhet bouckhouden geleert hebbende, daer na oirboir verstont en besloot, sijn rekeninghen van Domeinen in bouckhoudersche stijl te doen vervaten, hy ghebruyckte daer toe de ervarentste en bequaemste Bouckhouders diemen crijghen conde: Maer want sy de

boveschreven ghemeene onduytsche woorden ghewoon waren, ghelijck oock meest al de ghene daer hy vande stof des bouckhoudens me spreken wilde, soo soude die verandering inden anvang haer swaricheyt gehadt hebben, inder voughen dat wy om sulcke redenen, besloten voor t'eerste by het boveschreven onduytsch gebruyck te blijven.

(15)

4

An myn heerende vorstelicke penningmeesters.

WAntmen totten stant der Ghemeensaken noodich bevint dat hun penningben oirdentlick en ghetrouvvelick vergaert vvorden, soo sijn de Menschen van ouden tijden tot nu toe, geduerlick seer becommert ghevveest met sulcke oirden te verbeteren daerseghebreckich vvas, en met alle ontmoetende onghevallen te voorcommen na hun vermeugen, vvaer af oock by de Francoisen verscheyden edict en en bouckē in druck uytgaen: Daerom dat ymant mocht meynen dese vvijse van schrijven streckende tot sulcke verbetering, t' eenemael een nieuvve stof te vvesen, en aloft gheschiede deur gheneghentheyt om ymants fauten te straffen, dat vvaer ghemist, vvant ick d'oirsaeck soodanigher ongevallen meer acht ghebreck van oir den, dan ongherechticheyt der Menschen: Te meer datter veel ghelooven, hemlien vanden Heer gheen behoorlicke belooning voor hunghetrouvven dienst gheschiet te vvesen, en daerom met een vryghevvissen inhouden t'ghene sy achten hun met recht toe te commen. Maer vvanttet sijn conde dat hem yghelick met die antvvoort niet en vvilde ghenoughen, soo vvilickt met dese laten berusten, te vveten dat sulcke verbetering dickvvils gehandthaeft en bevoordert vvort deur vrome Tresoriers en Penningmeesters selfs, de vvelcke ick acht dat my soot noodich vielhier in souden voorstaen.

(16)

5

An myn heer Maximiliaen de Bethune, Hertoch van Seully, Pair van Vranckrijck, Marcgraef van Rosny, Raetsheer des Conincx insijnen Raet van Staet en Prive, Sijn ordinaris Camerlinck,

Capiteyn van hondert peerden van ordonnancie van sijn Maiesteyt, Groot Voyer, Grootmeester vande Artillerie, en Superintendent der Financen van Vranckrijck, Gouverneur voor den Coninck in sijn landen van Poictou, en Superintendent der Fortificatien vant Coninckrijck &c.

MYNHeer na dien mijn voornemen is dese beschrijving u E. toe te eygenen, soo salick eerst verclaren d'oirsaeck die my daer toe bevveecht heeft: Tis openbaer dat der groote Coopluyden Penningmeesters diemen Cassiers noemt, het ghelt haers Meesters tot hun eygen baet soo niet gebruycken en connen, ghelijck vvel doen de Penningmeesters der Vorsten, uyt oirsaeck dat den Coopman deur sijn Bouckhouder altijt vveet vvat gelt sijn Cassier teghenvvoordelick sonder vvederspreking in casse moet hebben: T'vvelck den Vorst van sijn Penningmeesters onbekent is, vvant hoevvel mē jaerlicx maect slot van rekening eens voorgangē jaers, en datse t'selve slot voldoen, nochtans soo en heeft den Vorst geen bevvijs van t'ghene sy int volgende onbesloten jaer of jaren meer ontfanghen hebben dan uytgegheven, t'vvelck al op hun segghen an moet commen, te meer datse (buyten Cassiers gebruyck) voor alle schulden verantvvoorden. Hier uyt volght datter tusschen den Vorst en sijn Penningmeesters (alanders dan tusschē den Coopman en sijn Cassier) geen eintlick slot van rekening met volcommen oplegging der resten gemaect en vvort, dan als sy uyt het amptscheyden, of mette erfghenamen na hun overlijden, vvelcke dan dickvvils het slot voldoen met een hoop bancquerouten en quade schulden, diese bevvijsen op hemlien niet te moeten commē, en dat deur een ghemeene reghel, vvelcke voor de ghene diese vvel volght, vast gaet, gelijck t'sijnder plaets verclaert salvvor-

(17)

6

den. Nu dan den Heer vant gelt by sijn Penningme esters in vvesen geen kennis noch bevvijs hebbende, soo volght hier uyt dat hemlien na ghelt ghevraecht sijnde, soo sy antvvoorden datter geen en is t'moet daer by blijven, den Vorst mach vvel anders vermoeden, of vveten dat hy sijn eyghen penninghen op intrest moet lichten, maer hy en cant niet bevvijsen, dan siet sich met open oogē tot achterstel commen, en sijn benautheyt geduerlick versvvaren, te meer dattet cleen overschot van een groot incommen, op dergelijcke voet inde dispense deurvliecht. Maer de groote Coopluyden verstaen hun stuck beter, vvant by aldiense sulcken stijl volghden, daer souder vveynich groote Coopluyden blijven, en hun Cassiers soudē so vvel schatten veroveren als Vorstelicke Penningmeesters. By aldien de Coopluyden sulckē manier van bevvijs te vvercke stelden, inden handel die hun Facteurs voor hemlien doen, gelijck de Vorsten gebruycken over de Facteurs van hemlien dispense, sy en souden met sulcken vrymoedicheyt soo grooten handel niet drijven alsmen vvel siet ghebeuren.

Doirsaeck die my tot dese verlijcking bevveeghde is dusdanich ghevveest: Nadien ick my dadelick gheoeffent hadde in Coopmansche bouckhouding en cassierschap;

Daer nain stof van Finance (t'een T'antvverpen, t'ander in Vlaender int quartier vande Vryen) en in dese sake soo veel ghesien als my de omstandighen toelieten, ick viel in vermoeden, ja gheloofde vastelick, dattet den Vorsten meugelick vvas in dese sake des Coopmans vvijse te volgen, en soo nauvve te vveten vvat penningen hun Tresoriers en ander Penningmeesters onder hun hebben, als de groote Coopluyden dat van hun Cassiers bekent is: Oock inde dispense sulcke versekertheyt te connē hebben vande vvaren van contabel slete den Officiers ghelevert, als de Coopluyden vande goeden die hemlien Facteurs verhandelen, Maer dit gheloof bestont een tijt langh alleenelick in ghedachten sonder vruchten, ja sonder te denc-

(18)

7

ken datter oyt vruchten af souden ghecommen hebben, vvant t'vvas verre van yet te doen, gemerckt my niemant en bejegende om daer af soo te spreken dat icker af mocht verstaen vvorden, uyt oirsaeck datmense soo ick meyne selden ontmoet, die hun in d'een en d'ander handel dadelick gheoeffent hebben, Doch ist daer na by ghevalle gebeurt dat sijn VORSTELICKEGENADEhoorende des Coopmans bouckhouding een nieuvve const te vvesen, vveerdich onder de vrye gerekent te vvorden, begeerich vviert die te verstaen, begaf hem tottet leeren, quam daer af tot grondelicke kennis, vvaer benevens hy ghenouchsaem ervarentheyt hebbende in stof vā Domeine, so deur geduerige oeffening in sijn eygen saken, als in die van sijn Gouvernementen, heeft opentlick gesien het boveschreven seer vvel meughelick te sijn: Inder voughen dat hy tottet uytrechtē van dien niemants bevveging en behoufde, maer de sake in sijn eygen Domeinen (daer hy niemants teghenvvorsteling in ondervvorpen en vvas) stracx te vvercke stelde, en met vernoughen de uytcomst sach. Nu dese sake buyten alle mijn vermoeden sulcken anvang gecregen hebbende, my docht oirboir voorder de handt daer an te houden, en dat om drie voornamelicke punten. Tē eersten om te bevvijsen dat die Penningmeesters, of vviet oock vvesen mocht, feylen, achtende dese oeffening geen Vorstē te betamen, niet gedenckende soot schijnt, vvat Koningē hier in gearbeyt hebben, niet heymelick, maer geschreven Ordonnantien, instructien, en edicten daer af uytghevende. Ten tvveeden op dat Coopmans Bouchouders, die hun mochtē vvillen begeven tot bouckhouding in Domeine, of Finance sonder nochtans in die stof ervarē te vvesen, dit voorbeelt tot hulp mochtē nemen. Ten derdē op dat deur gemeene kennisdeser Vorstelicke bouchouding, de selve verbetert mocht vvorden, en by ander Vorsten int gebruyck geraken soo veel meughelick vvaer, om alsoo te voorcommen een svvaricheyt, daer de vveerelt vande oudtste tijden daer ons ghedachte-

(19)

8

nis af gebleven is, een groote quelling me ghehadt heeft. Tot dien einde heb ick desen handel als oeffening van sijn VORSTELICKEGENADE, onder sijn Wisonstighe ghedachtenissen vervought, en de selve vooryghelick laten uytgaen: Oock die u E.

toegheeyghent, uyt oirsaeck vande gemeene fame dieder overal verbreyt is van u Wijs beleyt der Finance van Vranckrijck, vvelcke ghy als Superintendent (beneffens u ander groote Ampten en Gouvernementen) op corten tijt vvonderbaerlick opgerecht, en soo vervallen sy vvas vveder op de beenen gheholpen hebt, t'vvelck my doet achten, dat by aldien tot bevoordering van sulcke stof yet in desen handel ghedaen is, dattet u niet mishaghen en sal.

Ende hoevvel het te vermoeden staet, dat ander vvichtighe saken niet toe en sullen laten u met dese dinghen te becommeren, ja dattet lesen deser toeeyghening u t'onpas sal meughen commen, nochtans heb ick besloten dit aldus te doen, deur dien my gheen bequamer middel int ghedacht en quam, om totte boveschreven bevoordering der sake te gheraken: Doch al vvaert datter gantschelick gheen met allen uyt en volghede, soo en sal daerom mijn aerbeyt niet heel te vergeefs sijn, gemerct dat vande sake dadelick proef is die mijn Meester behaecht, vvaer benevens ick noch hope mijn goede meining by anderen int goede te sullen ghenomen vvorden.

Vaert vvel. Gheschreven inden Haech inde maent van Augustus 1607.

Door u ootmoedich onderdanich dienaer SIMONSTEVIN.

(20)

9

Anden leser dadelick ervaren inde Italiaensche bovckhovding.

ONder de ghene die hooren van dese nieuvve manier der bouckhouding in Domeine, isser veel die aldus segghen: Datmen meent de oude abuysen dieder ommegaen in rekeninghen of saken van Domeine en Finance, te voorcommē met Bouchouders, sonder van hemlien te vervvachten de svvariche den en ongherechticheden diemen in alle menschen ghemeen vindt, t' is ghemist, en daerom salment eer lanck bevinden al op den ouden voet te commen, en dese bouckhouding van selfs te verdvvijnen.

Nu vvant dit in reden ghegront schijnt, en menighen een afkeer mocht gheven van het volghende te lesen, denckende den handel int gheheel op een ghemiste gront ghebout te vvesen, soo heb ick voor my ghenomen eer ick totte sake comme, de dvvaling der boveschreven reden te verclaren, en dat eygentlick ande ervaernen inde Jtaliaensche bouckhouding, om dat ander dit niet soo grondelick verstaen en souden: Jck segh dan totte sulcke aldus: Ghenomen datter vvaer een seer machtich Coopman van grooten handel, met veel Cassiers, vvelcke Coopman niet en hielde Iornael noch Schultbouck, maer elcke Cassier alleenclick een cassebouck, vviens bladeren breede ledighe canten hadden, om daer in nevens elcke partie te stellen sommighe ghedachtenissen en dinghen die de Cassiers int afrekenen seyden sus of soo te vvesen: Doch sonder daer in te brenghen vvat sy van elck Debiteur int besonder op rekening ontfanghen hebben, t'vvelck daer te veel schrijvens soude vereysschen, en te vervvarden vvercksijn, oock sonder te vveten vvat goedensijn Facteurs boven alle ontfanck en levering noch by hemlien moeten hebben, latende sulcx al opt segghen der Cassiers en Facteurs ancommen. Dit soo ghenomen, ick meyn dat elck van ulieden lichtelick sal toestaen den handel van sulcken Coopman niet langh te connen dueren, dan dat sijn saken op een verloop moeten commen.

Maer sulcx als hier gheseyt is vande ongheschicte manier der rekening van soodanighen Coopman, derghelijcke is oock te verstaen vande rekeninghen der Vorsten en Republiquen, die sy tot noch toe gehouden hebben in Domeine, Finance,

*Der Penningmeesters tekeningē casseboucken te wesen, sal bree der verclaert worden int 10 Hooftstick vā de

volghende bouchouding in Domeine.

en Ghemeene landtsrekeninghen, te vveten alleenelick*casseboucken haer der Penningmeesters, diemen hun rekeninghen noemt, vvaer uyt den Heer gheen kennis en heeft vande ghestalt der besonder rekeninghen

(21)

10

van Pachters en ander Debiteurs: Oock en can hy daer uyt niet vveten vvat goeden by sijn Officiers noch in vvesen moetē sijn bovē allen ontfanck en distributie by hemlien ghedaen: Sulcx datmen van t'beleyt sijns handels soodanigen quaden uytcomst mach vervvachten, als vanden boveschreven ongheschickten Coopman gheseyt is. Maer nadien dese Italiaensche bouckhouding alle fauten en

ongherechticheden openbaer maeckt, soo vvel voor Vorsten als voor Coopluyden, soo ist een quaet besluyt hier in dit Hoofsch bevvint meer dan in Cooplien handel, te segghen dese dinghen ghebouvvet te sijn op de rechtveerdicheyt der

Bouckhouders, vvelcke ghebrekende, dat daer me de bouchhouding in d'asschen light, vvant ghelijcse daerom by den Coopman niet en verdvvijnt, alsoo is te vervvachten datse daerom by de Vorsten en Republiquen daerse int gebruyck geraeckt niet verdvvijnen en moet. Noch soudemē meugen dit seggen: Sooder ymant vvaer die de groote Coopluyden ontraden vvilde Bouckhouders te ghebruycken, seg ghende dat als hun rechtveerdicheyt failliert, dat dan de Bouckhouding in d'asschen sal ligghen, ghylieden soudt hem achten voor een onervaren die geen antvvoordens vvaert en vvaer, als sprekende van dinghen daer hy gheen verstant af en heeft. En derghelijcke meyn ick oock dat ghylieden soudt oordeelen vande ghene die Vorsten en Republiquen het bouckhouden ontraden.

(22)

11

Oirspronck der beschrijving deser Vorstelicke Bouckhoudingh.

TIs ghebeurt dat ick op een morgenstont commende by sijn V o r s t e l i c k e G e n a d e , d'eerste woorden die hy my voorhielt, waren, dat s'daechs te vooren hem hadden behandicht gheweest seker rekeningen daer hy duysterheyt, en sijns bedunckens onnoodighe lanckheyt in vandt, Maer om int verhael van dien hier niet t'elckens en dickwils te segghen doen seyde hy, en daer op antwoorde ick, soo sullen wy dit t'saemspraecksche wijse beschrijven, ghenouchsaem ghelijck de redenen doen vielen, alwaer cortheyts halven mette letteren S.V.G. beteyckent wort SYNVORSTELICKEGENADE, en met S T . Stevin.

Tsaemspraeck.

S.V.G My sijn gister en t'ander tijden meer rekeninghen behandicht, daer in ick vinde een duyster manier van doen, nochtans te wijle het over al in sulck ghebruyck is, soo weet ick dattet sijn redenen heeft: Ick heb voor my ghenomen met u daer af te spreken. S T . Waren die rekeninghen na Coopwans wijse, of na stijl van

Rentmeesters? S.V.G. Wort by d'een ander manier ghebruyckt al by d'ander? S T . Iaet, daer is groote verscheydenheyt in: De Coopman spreeckt van Debet, Credit, Balance: Hy maeckt Peper, Gimber, Capitael, Casse, soo wel Debiteurs en Crediteurs als Menschē, t'welck by d'ander in geen gebruyck en is. S.V.G. Welcke manier is de beste? S T . Yder is op de sijne ghewoone. S.V.G. Maer daer benevens schijnet datmen can seggē d'een of d'ander best te sijn, welcke acht ghy die te wesen? S T . Des Coopmans. S.V.G. Waerom? S T . Ten eersten dat hy altijt weet wat ghelt sijn Cassiers in casse hebben, of behooren te hebben, dat den Vorst van sijn

Pennincmeesters onbekent is, ande welcke hy al anders sijn ghelt moet laten ghebruycken. Ten anderen heeft den Coopman een behendighe sekerheyt van alle goeden daer hy sijn Facteurs bewint af gheeft, t'welck den Vorst inde gheleverde waren al anders opt segghen van sijn Officiers moet laten ancommen. Ten derden soo staen den Coopman altijt claer voor oogen, niet alleen de resten van Debiteurs en Crediteurs, maer oock resten van alle goeden dieder in wesen moetē sijn, wat prouffijt of scha hy op elcke soorte van goet gedaē heeft, en dat met een gewisse corte behendicheyt, sulcx dat dergelijcke te doē in grooten handel deur de

gewoonlicke manier van rekening der Rentmeesters, voor onmeugelick te houden is. S.V.G. Te wijle de Coopmans bouckhouding de beste is, hoe comt datse de Rentmeesters en Rekencamers in Domeine en Finance niet en gebruycken? S T . Ick meen onder de voornaemste oirsaken dit een te sijn, te wetē dattet seldē gebeurt ymant in beyde manierē dadelick ervarē te wesen, overmits elck gemeenlick blijft by t'gene daer hy hem in sijn joncheyt eerst toe begeeft, en dat daerom het oirdeel vant onderscheyt niet seer gemeen en wort: Ten anderen dat vande selve die in Coopmans bouckhouding ervaren sijn, en hun dadelick in Domeinen meughen oeffenen, niet lichtelick verandering te verwachten en is, om datse misschien hun eyghen baet souden

(23)

12

moeten teghenstaen. S.V.G. Gaetter vant bouckhouden yet in druck uyt? S T . Iaet by verscheyden Schrijvers, als van een const welcke ick, hoewelse inBarbaro soeculo ghevonden schijnt, weerdich acht onder de vrye plaets te houden, meyn oock niet te blijcken, datter oyt in Italie daermen seght datse eerst int ghebruyck quam, een ander soo oirboir ghevonden is. S.V.G. Dunckt u dat ick de bouckhouding wel soude connen leeren soo icker my toe begaef? S T .UVORSTELICKEGENADE

heeft ander dinghen begrepen van veel meerder swaricheyt. S.V.G. Maer alsoo ick my in coophandel niet en verstae, te weten of het leeren der eyghen woorden en ander noodighe omstandighen, welcke de Cooplien deur gheduerighe gewoonte weten, niet langer tijt en soude vereysschen dan my oirboir waer daer an te besteden? S T . Ick acht datter sulck ongeval uyt volghen mocht, by aldien u VORSTELICKEGENADEalles soo nauwe wilde ondersoucken, als hemlien wel noodich is die hun als Bouckhouders dadelick daer in oeffenen. S.V.G. Ick soude voor t'eerste alleenelick begheeren te sien int rouwe wat bouckhouden is, en na de genegentheyt die icker dan toe creghe, mocht icker my meer of min in oeffenen. S T . Ick meen dat u VORSTELICKEGENADEin twee of drie weken tijts daeraf al veel soude connen sien. S.V.G. Hebt ghy yet in schrift of gedruckt daer toe dienende? S T . Iaick. S.V.G.

Als ons Algebra ten eynde is, soo moeten wyderan vallen, maeckt daer teghen wat ghereetschaps, want icker seer begheerich toe ben.

TSAEMSPRAECX EYNDE.

TIs daer na ghebeurt dat ons Algebra afgheveerdicht wesende, SYNVORSTELICKE

GENADEdes Coopmans bouckhouding weerom bedocht heeft, ant leeren viel, en die eintlick met vernougen verstont, sulcx dat ickse hier int corte onder sijn

Wisconstighe ghedachtenissen sal vervoughen, welcke beschreven sijnde, sal daer na segghen hoe wy voorder quamen totte bouckhouding in Domeine, en vande selve oock voorbeelt gheven.

(24)

13

Coopmans bovckhovding op de Italiaensche

wyse.

(25)

14

Cortbegryp deser Coopmans Bovckhovding.

IN dese Bouckhouding vvorden ghebruyckt drie voornamelicke Boucken, als Jornael Schultbouck en Memoriael: vvaer by noch vallen Cassebouck en Oncostbouck:

Angaende Jornael, t'vvelck dachbouck beteyckent, is daermen daghelicx alle voorvallende handelinghen naseker reghel in beschrijft: Maer Schultbouck vvaer in de partien des Iornaels overghestelt vvorden, en alle schulden gheduerich oirdentlick

*Ander doen daer af ander bepaling.

voor ooghen staen.*Memoriael noemick daer beschreven ghedachtenissen in commen, die int Iornael noch Schultbouck niet en behooren. Het inhoudt van desen sullen vvy met thien Hooftsticken verclaren.

Ten eersten de manier vant stellen der partien int Jornael.

Ten tvveeden de manier vant overstellen uyt het Iornael int Schultbouck.

Ten derden voorbeelt van Jornael en Schultbouck in behoirlicke form beschreven.

Ten vierden verclaring der eyghenschappen des Memoriaels, Casseboucx en Oncostboucx.

Ten vijfden een t'saemspraeck inhoudende bouckhoudersche questien.

Ten sesten van bouckhouding of rekenings oirden in Facturie.

Ten sevenden van bouckhouding of rekenings oirden in Compaignie.

Ten achtsten van Compaignieslot.

Ten neghenden vande Balance of Staetmaking.

Ten thienden vande bouck sluyting en beginning der uieuvve boucken.

(26)

15

1 Hooftstick.

De manier vant stellen der partien int Iornael.

OM alle voorcommende partien in coophandel ghedaen ten Iornale te stellen, soo is te weten dat elcke haer debet en credit heeft daerse me begint, de selve wel te treffen, is een vande besonderste punten tot kennis der bouckhouding noodich, daerom sullen wyder by voorbeelt wat verclaring af doen.

Ghenomen dat ymant met naem Pieter, my schuldich wesende, doet daer op betaling van 100 ℒ: En ick t'ghelt in een casse legghende, alsof ickt heur te bewaren gave, segh dat die casse my t'selve gelt schuldich is, waer deur ick haer al oft een mensch waer, debiteur make, en Pieter crediteur, om dat hy sijn schult vermindert, stellende int Iornael t'begin der partie aldus.

Casse debet per Pieter.

Waer by noch vervought sijnde de noodighe omstandighen, als somme hoe veel, en d'oirsaeck waerom, soo is dan de partie neem ick aldus:

Caße debet per Pieter 100 ℒ die van hem ontfaen sijn in mindering van datter verschenen is op den 1 Maerte 1600, comt - 100 ℒ.

Van sulcke ghedaente is int Iornael de partie op den 20 Iunius.

Maer by aldien ick self gelt gaef an Pieter, op mindering van meerder schult, soo segh ick dan:

Pieter debet per casse.

Soo ick van Pieter peper ghecocht heb op dach, ick stel aldus:

Peper debet per Pieter.

Van sulcke ghedaente is int Iornael de partie op den 28 maerte.

Maer ick an Pieter peper vercocht hebbende op dach, stel aldus:

Pieter debet per peper.

Soo Pieter my ghelt gheeft op intrest, waer me Debiteur worden twee verscheyden partien, te weten casse, en rekening van winst en verlies, om t'verloops wille, ick stel aldus:

Verscheyden partien debet per Pieter.

Van sulcke ghedaente is int Iornael de partie op den 21 Augustus.

Maer ick an Pieter ghelt op intrest ghegheven hebbende, stel aldus:

Pieter debet per verscheyden partien.

Soo ick an Pieter vercoop verscheyden goeden, als peper, Gimber, en naghelen op dach, ick stel aldus:

Pieter debet per verscheyden partien.

Van sulcke ghedaente is int Iornael de partie op den 30 Meye.

(27)

Maer Pieter an my vercoopende verscheyden goeden, als peper, Gimber, naghelen, op dach, ick stel aldus:

Verscheyden partien debet per Pieter.

Soo Pieter aen my schuldich waer, en ick an Ian, den welcken ick bewesen heb van Pieter te ontfanghen, ick stel aldus:

Ian debet per Pieter.

Van sulcke ghedaente is int Iornael de partie op den 12 Meye.

Soo Pieter my peper vercoopt ghereet ghelt, ick stel aldus:

Peper debet per casse.

(28)

16

Merckt dat Pieter, hoe wel hy de ghene is die my t'peper vercocht heeft, hier nochtans niet vermaent en wort, uyt oirsaeck dat hy debiteur noch crediteur en is: Men soude hem meughen stellen inde breeder verclaring vande omstandighen, die achter de boveschreven woorden volghen, alsoo derghelijcke ghedaen is int Iornael mette partie op den 20 April, maer ten is niet heel noodich, want daer ghebeurt menighen coop, voornamelick in groote marckten, als van Franckfort en dierghelijcke, alwaer de handelende persoonen malcander dickwils niet en kennen, sulcx dat als den vercooper t'gelt ontfangt voor sijn goet, en dē cooper t'goet voor sijn gelt, daer is hemliē weynich an malcanders naem gheleghen: Doch t'ghebeurt dat die een meester dienen, of in compaignie sijn, inde breeder verclaring gheeren stellen de naem des gheens daerse me ghehandelt hebben, op datse dieder na begheeren te vernemen, bevinden meugen inde saken recht ghehandelt te sijn, maer anders en ist niet seer noodich. En t'gene hier gheseyt is van een ghecochte partie met ghereet ghelt, verstaet hem oock alsoo van een vercochte met ghereet ghelt, oock in manghelinghe van waren teghen waren, voort in schijnckagien, en alsins daer d'ander persoon debiteur noch crediteur en blijft, ghelijck oock inde volghende vier partien:

Soo ick an Pieter peper vercoop ghereet ghelt, ick stel aldus:

Caße depet per peper.

Soo ick met Pieter manghelinghe doende, hem lever peper voor gimber, ick stel aldus:

Gimber debet per peper.

Van sulcke ghedaente is int lornael de partie op den 4 Augustus.

Soo Pieter my een somme ghelts schoncke, of dat ick die van hem erfde, ick stel aldus:

Casse debet per Capitael.

Van sulcke ghedaente is int Iornael de partie op den 24 September.

Maer soo ick an Pieter een somme ghelts schoncke, ick segh aldus:

Capitael debet per caße.

Soo ick betaling ghedaen hadde voor oncosten vanden huyse, ick stel aldus:

Oncosten vanden huyse debet per caße.

Van sulcke ghedaente is int Iornael de partie op den 28 Februarius.

Ymant mocht nu dencken en segghen, dat elcke ghehandelde partie twee Debiteurs, en twee Crediteurs heeft, en daerom beswaerlick te sijn hier uyt altijt de twee rechte te verkiesen: Als by voorbeelt, Pieter my betalende 100 ℒ, ick ben sijn Debiteur, en casse de mijne: Hy is mijn Crediteur, en casse de sijne, vraghe welcke uyt dese vier de twee sijn die ick verkiesen moet? Antwoort die, welcke Debiteur en Crediteur an my sijn, als hier casse mijn Debiteur, en Pieter mijn Crediteur: Angaende d'ander twee die an Pieter Debiteur en Crediteur sijn, als ick sijn Debiteur, en casse sijn Crediteur, daer laet ick hem in sijn bouckhouding voor sorghen, sonder my daer me te becommeren. Een ander ghemeen teycken is noch dit, dat ick in alle

ghehandelde partie myselven of mijn naem, nummermeer debet of credit en stel.

(29)

Na dien ick SYNVORSTELICKEGENADEaldus deur verscheyden voorbeelden verclaert hadde, hoe elcke ghehandelde partie heur debet en credit heeft, ick heb hem voort op mijn vraghen na de ghemeene wijse van spreken, laten antwoorden hoe debet en credit daer af in bouckhoudersche stijl soude moeten commen. Als by voorbeelt, ick seyde ghy hebt van Pieter peper ghecocht op dach, hoe moet dat int Iornael commen? Waer op hy antwoordendePeper debet per Pieter, t'was wel gheseyt: En derghelijcke vraghen heb

(30)

17

ick gedaen op al de voorgaende partien, met noch veel meerander onnoodich hier al te beschrijven, en dat soo lang tot dat hy den rechten debet en credit over al trefte.

T'welck doent soo verre ghecommen was, wy hebben het volghende Iornael voor ons ghenomen, en sijn voortgegaen mette verclaring der manier vant stellen der partien daer in beschreven, anwijsende dat d'eerste twee sijn vant Capitael, t'welck de reden alsoo vereyscht, want ten tijde vant begin des boucx, sijn ghemeenelick in wesen eenighe schulden, en weerschulden, goeden, en penninghen, eerder eenighen handel gheschiet, diens partie beschreven moet worden: Tis wel waer dat soot anders viel, te weten dat ymant begost met puyr gheloof sonder eenighe schult, weerschult, ware, of ghelt, datter dan sulcke twee partien van capitael niet en souden te schrijven vallen, maer want dat seer selden ghebeurt soo ist beter het voorbeelt te stellen van t'ghene metter daet ghemeenelick te vooren comt. D'eerste der boveschreven twee is vanVerscheyden partien debet per capitael: De tweede Capitael debet per verscheyden partien: Daer na volghen de partien der handeling oirdentlick van daghe tot daghe achter malcander ghelijckse ghebeurt sijn. Maer hoe in elcke achter de ghetroffen debet en credit een breeder verclaring volght vande omstandighen der selve partie, daer af sietmen int Iornael verscheyden voorbeelden.

Merckt noch dat ick gebruyck onder elcke partie een deurgaende lini te trecken, streckende deur al d'ander linien die van boven neerwaert commen, en wel sichtbaerlick anwijsende waer een partie ten einde is, en waer een nieuwe begint, t'welck anders soo claer niet en valt, voornamelick in partien die veel blaren gheschrifts begrijpen.

Noch is te weten dat ettelicke bouckhouders in plaets vanper, ghebruycken an, als voorPieter debet per peper, te stellen Pieter debet an peper: Maer de wijse van per heeft my beter gedocht: Om hier af mijn redenen te verclaren ick segh aldus:

*Vocabula artium.

Laet ons in plaets van t'ghene boven door verlatijnde*constwoorden int corte vervatet is, stellen Duytsche redenen die int langhe daer af de meininghe inhouden, aldus:

Pieter is my schuldich deur peper an hem vercocht 100 ℒ.

Pieter is my schuldich an peper an hem vercocht 100 ℒ.

En soude in sulck ansien het laetste sonder bescheyt sijn, want Pieter an my schuldich te wesen 100 ℒ, en an peper oock soo veel, ten sluyt niet. Men mocht noch segghen dat heel verkeert peper schuldich is an Pieter, ghemerckt hy in sijn boeck t'selve peper debet stelt, dat is hem schuldich te wesen soo veel uyt te brengē:

Maer alsmē segtPieter is my schuldich deur peper an hem vercocht 100 ℒ, dat sluyt, en meyn daer me te blijcken het woortdeur hier bequamer te sijn als an. Doch die om eenige redenen dit anders verstaen, meugē hun goetduncken volghen, t'is een sake van cleen belangh, en heb hier me alleenelick d'oirsaeck mijns doens willen verclaren.

2 Hooftstick.

De manier van het oversetten uyt het Jornael int Schultbouck.

DE partien des handels eens Coopmans alsoo ten Iornale ghestelt wesende, met sulck vervolgh ghelijckse daghelicx gebeurt sijn, soo heeft hy vvel by gheschrift sijn heelen handel, met alle omstandigen, maer niet soo dat hyder bequamelick afrekening deur soude connen doen, met Debiteurs en Credi-

(31)

18

teurs: Want yders persoons verscheyden partien al het Iornael deur ghesaeyt staende, t'soude, als ymant al gereet quaem om af te rekenen beswaerlick vallen die metter haest, onder soo grootē menichte van ander partien, uyt te soucken, t'soude oock onseker werck vallen, deur dien lichtelick eenighe partien mochten overghesleghen sijn: En om derghelijcke redenen soudet moeyelick vallen, te connen weten wat ghelt, wat gewicht, maet of ghetal van elcke soorte goets datter in wesen moet sijn, wat prouffijt of scha hy op elcke soorte van goet ghedaen heeft, wat dat beloopen oncosten vanden huyse, wat oncosten van coopmanschap, wat ontfang en betaling alle vierendeel jaers valt, om den verschijndach van incoop en uytcoop der goeden en wisselbrieven daer na te rechten, en nummermeer in faute van betaling te vallen, met ander dierghelijcke. Nu om dese swaricheden licht te maken, soo worden de boveschreven partien des Iornaels overgedragen int Schultbouck, sulcx dat al t'ghene een selve mensch aengaet, by den anderen comt, te weten al sijn debet ter eender sijde, en credit ter andere: Sghelijcx oock by een elcke ander soorte, als ghelt, ware, oncosten, of wattet sy, en dat op een aerdighe corte wijse, met weynich gheschrifts. Om hier af tot voorbeelt te commen, ghenomen dat ick wil oversetten de partie des Iornaels vanden 7 Maerte (d'oirsaeck waer om wy niet en beginnen met verclaring vant oversetten der eerste partie des Iornaels, sal hier na gheseyt worden) inhoudendeIacques de Somer debet per naghelen, t'welck my anwijst, dat Iacques de Somer moet ghestelt sijn debet, en naghelen credit. Om dan Iacques sijn debet te gheven, ick nemer de 12 sijde toe, stellende ghelijckmen siet een opschrift als dit:

Iacques de Somer debet.

Ende daer onder in een reghel aldus:

7Maerte Per naghelen verschijnende den 7 Meye 1600 fol. 5 104 ℒ 18 β 6 . Ende want dit staet inde 12 sijde des Schultboucx, soo stel ick in des Iornaels eerste pilaer 12 met een liniken daer onder, beteyckenende dat den debet van die partie tot sulcken sijde des Schultboucx overghedreghen is. Sghelijcx stel ick int

Schultbouck 2 inde eerste pilaer daer toe veroirdent, beduydende dat die oversetting haer partie tot sulcken sijde des Iornaels heeft: Voort stel ick inde boveschreven regel noch fol. 5, te weten t'ghetal der sijde in welcke ick sie den credit der selver partie int Schultbouck te sullen commen. Om nu naghelen haer credit te gheven, ick com totte voorschreven 5 sijde des Schultboucx, stellende daer in ghelijckmen siet een opschrift als dit:

Naghelen credit.

En daer onder in een reghel aldus:

7Maerte Per Iacques de Somer fol. 12 174 ℔ 14 onc. - - 104 ℒ 18 ß 6 . Ende want dit staet inde boveschreven 5 sijde des Schultboucx, soo stel ick in des Iornaels eerste pilaer 5 onder het boveschreven liniken, beteyckenende dat den credit van die partie tot sulcken sijde des Schultboucx overghedreghen is. Sghelijcx stel ick int Schultbouck 2 inde eerste pilaer daer toe veroirdent, beteyckenende dat die oversetting haer partie tot sulcke sijde des Iornaels heeft. Voort stel ick inde boveschre ven reghel noch fol. 12. te weten t'ghetal der sijde in welcke den debet der selve partie int Schultbouck staet.

Om nu te verclaren de gedaen te en eygenschap deser corte tweederley oversetting, d'een van Iacques de Somer, d'ander van Naghelen, hoe en waerom

(32)

daer in al t'gene is datmē totte sake behouft, so valter voor al acht te nemen tot wat einde deselve oversetting geschiet, en bevint sich dat die van Iacques de So-

(33)

19

mer dient tot twee saken: Ten eersten om hem te connen manen op den behoirlicken tijt, de penninghen dieder verschenen sijn, en daerom wortter den verschijndach ghestelt: Ten tweeden om altijt ghereet voor oogen te hebben de rest die hy my of ick hem schuldich ben, en daerom wortter de somme ghestelt, want als de poste in debet en credit veel overghestelde partien heeft, men behouft niet dan elcke te vergaren, en haer verschil is de begheerde rest. Tot sulcken einde dan dese oversetting van Iacques de Somer dienende, ick segh dat na dien ick inde selve poste niet soucken en sal de uytcomst van t'ghewicht der naghelen (waer toe de poste van naghelen veroirdent is) soo en stel ickt daer niet, noch ander onnoodighe omstandighen, als prijs of wattet wesen mocht, want sooder int afrekenen tusschen my en Iacques de Somer verschil viel vant ghewicht of prijs, ick neem het Iornael, vinde daer t'ghewicht niet alleen net, maer der balen elck int besonder, met tar, no, prijs en allen omstandighen int langhe en breede: Sulcx dat hier alleenelick ghestelt is datter behouft, te weten verschijndach en somme, om daer deur te vinden t'ghene in die poste begheert wort, dat is als vooren, om te connen manen op den

behoirlicken tijt, en de rest der rekening altijt ghereet voor ooghen te hebben.

Angaende t'ander deel, te wetenNaghelen credit, d'oversetting gebeurt oock om twee saken: Ten eersten om daer deur altijt voor ooghen te sien wat nagelen by my noch in wesen moeten sijn, waer deur men weet ofser al sijn, of watterghebreeckt, om te meughen acht nemen oft ghebeurt mocht sijn deur ymants misrekening, ontrou, of onachtsaemheyt. Ten tweedē om te sien winst of verlies op nagelen gevallen. Tot sulcken einde dan dese oversetting der naghelen dienende, ick seg dat na dien men daer in niet soucken en sal verschijndach, (waer toe de poste van Iacques de Somer dient) soo en heb ickser niet gestelt, noch andere onnoodighe omstandighen, als prijs of wattet wesen mocht, maer wel t'ghewicht en somme, om daer deur te vinden t'gene in die poste begheert wort, dat is als vooren, uytcomst van ghewicht, met winst of verlies: En sulck onderscheyt overal gagheslaghen tusschen posten van menschen en waren, men ontlast sich van veel onnoodighe schrijving.

Daer isser die int Schultbouck benevens veel omstandighen noch stellen de gheltsommen, niet met ghetalletters, dan int langhe met gheschreven woorden, maer ten bevalt my niet, want hoewel dat dient om int Schultbouck sulcke sommen niet lichtelick te connen vervalscht wordē, nochtans insiende t'selve Schultbouck het voornaemste niet en is, maer het Iornael (deur dienmē, het Schultbouck verlooren sijnde, uyt het Iornael een ander can maken, maer niet verkeert een Iornael uyt het Schultbouck, om dat alle maten, gewichten, bruut en net, met ander omstandighen, daer in soo volcommelick niet en staen als int Iornael) ick soudet laten ghenoech sijn met sulcke lanckheyt int Iornael ghestelt te wesen, want daer deur soude, soot noodich viel, vervalsching des Schultboucx connen ghestraft worden.

Merckt noch dat ick ghebruyck den verschijndach eyghentlick te stellen, als in plaets van te segghen,Te betalen binnen twee maenden, ick stel den dach daer de verschijning op valt, als int voorgaendeVerschijnende den 7 Meye, eensdeels op dattet telckens alsmen den dach wil weten, niet noodich en sy te rekenen waer die valt. Ten anderen dat t'ghene op ses maenden gecocht is, dickwils niet en verschijnt op ses maendē na den dach dat de partie ten Iornale gestelt wort, ghelijck meest al die welcke deur Facteurs ghehandelt wesende, eenige daghen of weken na den dach der handeling int Iornael des Meesters ghestelt worden, om datter mettet oversenden tijt moet deurloopen.

(34)

20

Tot hier toe is verclaert d'oversetting wesende debet en credit eenvoudich, waer me wy begosten om dat de uytlegging daer deur wat lichter valt, maer van

verscheyden partien sijnde, als d'eerste des Iornaels aldus luydende:Verscheyden partien debet per capitael, daer sullen wy nu af segghen: T'is voor al te weten dat ick hierin buyten de ghemeen manier van doen een cortheyt ghebruyck, die my bevalt, hoewel ick daer benevens yghelick gheeren laet sijn goetduncken volghen:

Dese cortheyt is hier in gheleghen: De verscheyden partien des debets overghestelt sijnde elcke na de voorgaende leering, en ghelijck deur de oversetting int Schultbouck noch eyghentlicker blijckt, soo stel ick den heelen credit over in een partie alsmen fien mach inde 3 sijde, aldus.

Capitael credit.

0Ianuarius Per verschey den partien.

2667. 9. 8.

Want in die plaets te beschrijven al de besonder partien wiens somme bedraghen moet de voorschreven 2667.9.8. na de gemeene vvijse, ick houdet voor onnoodighe moeyte, want als ick de poste van mijn capitael oversie, bequamer staet my voor ooghen de eenighe somme dan de menichte der ghedeelten: Maer sooder van eenich der selve ghedeelten eenich twijffel is, ick vinde daer af int Iornael alle bescheyt int langhe. Sulcx als wy hier gheseyt hebben van verscheyden partien met capitael, sal hem oock soo verstaen van alle verscheyden partien waerse commen, want al had een Coopman van my gecocht hondert verscheyden soorten van goet op dach, ick stel daer af op sijn debet int Schultbouck alleenelick de somme in een partie, want by aldien tusschen ons eenich verschil viel, het Iornael dient my om alle besonderheden te verclaren. Angaende ymant mocht segghen dat

wanneermen van eenich der overghedregen gedeelten in debet, souckt sijn overcommende credit, ten wort niet besonderlick ghevonden als anders na de ghemeene wijse, maer daer staet een grooter somme, waer in men vermoeden mach dat ghedeelte begrepen te sijn, doch niet claer ghenouch. Ick antwoort daer op dat in sulcke ondersoucking (welcke ghemeenelick met puntering gheschiet) bevonden wesende al de partien des debets t'samen even te sijn, mette eenighe des credits, soo moet alles in sijn behoorlicke Balance staen, soo ghewis al of den credit in haer verscheyden partien waer. Vande bequame cortheyt hier uyt volghende, hebben wy inde Domeinsche bouchouding seker en dadelick voorbeelt in

d'oversetting van d'eerste twee groote capitale partien.

Merckt noch dat wy de ghetalen der sijden des Schultboucx al vervolghens stellen, sulcx dat de sijde van debet altijt parich ghetal heeft, en van credit on parich: In wiens plaets na de ghemeene wijse die twee sijden een selve ghetal hebben. De reden my hier toe beweghende is dese: Voor al dattet de natuerlicke oirden volght als in ander boucken, want twee verscheyden sijden een selve ghetal te gheven al oft een sijde waer, ten is soo eighentlick niet. Ten anderen de paerheyt of onpaerheyt der ghetalen die inde cant des Iornaels ghestelt worden, wijsen van selfs an oft debet oft credit is: Inder voughen dat al en waerder t'ghemeen onderscheyt niet van een liniken tusschen beyden, soo soude sulcx daer deur bekent sijn; Voort by aldienmen boven het schreefken eenich onparich ghetal vonde, of parich daer onder, t'soude mettet eerste opsien kennelick wesen daer in ghemist te moeten sijn. Nu hoewel dit een saeck is van cleyn belangh, daer elck sijn sin af mach volgen, soo heb ick hier nochtans d'oirsaeck mijns doens willen verclaren.

Noch heb ick hier willen dit vermanen: Want veel Iaerlicksche rekenin-

(35)

21

ghen soo wel in Domeinen en Finance extraordinaire als Coopmanschap, gemeenelick anvanghen opt begin van Ianuarius, soo ist int ghebruyck datmen t'selve begin beteyckent metten 1 Ianuarius: Doch ghelijck den 20 Ianuarius niet recht en beteyckent t'begin des jaers, maer 20 daghen voorder: Alsoo en beteyckent den 1 Ianuarius niet recht t'begin des jaers, maer 1 dach voorder: En hierom en ghebruycken wy dat voor gheen begin, maer stellen aldus: 0 Ianuarius, om dat de letter 0 int cijfferghetal begin bediet. Dit in reden gegront te wesen soudemen noch breeder aldus meugen verclaren: Gelijck den 300entrap eens ronts des Eertcloots of Hemelcloots, en t'begin des eersten traps, een selve meetconstich punt bediet, t'welck dickwils met 0 beteyckent wort, alsoo is den 31envan December, en t'begin des 1envan Ianuarius een selve punt des tijts, t'welck wy hier oock met 0

beteyckenen: Sulcx dat die in plaets van te schrijven 0 Ianuarius, stelde 31

December, t'soude een selve wesen: Maer de reden vereyscht datmen onderscheyt ghebruycke na den eysch der omstandigen: Want datmen int begin der rekening eens voorghestelden jaers de maent December soude noemen, welcke maent in dat jaer niet en comt, t'waer onbetamelick, alsoot oock soude t'einde des selven jaers met 0 Ianuarius te beteyckenen. Merckt noch dat dit onderscheyt niet in ydel neuswijsicheyt en bestaet, ghelijck sommige mochten meynen, maer is onder anderen in verpachtingen van Imposten en Excijsen van ansien, alwaermen om den anvanck oft einde des tijts wel uyt te drucken, somwijlen daer by seght: Ingaende snachts ten twaelf uyren achter den 31 December tusschen den maendach en dinxdach, welcke woorden niet noodich en souden wesen, en alles sonder twijffel soude sijn, als yghelick de sake verstonde na behoirlicke ghemeene reghel als boven. Noch is te ghedencken dat inde Duytsche bouckhouding op de Italiaensche wijse, seer ghebruyckt wort het Italiaensch woortadi ditto, beteyckenende ten daghe voorseyt: Maer my bevalt beter den dach self te schrijven soo dickwils die comt, uyt oirsaeck dat wanneermen steltadi ditto, soo moetmen somwijlen soucken hoedanich den voorgaenden dach was, en tot dien einde eenighe bladeren om keeren, dat onnoodich is alsmen den dach t'elckemael plat uyt schrijft, t'welck schijnt datmen te liever behoort te doen, ghemerckt deuradi ditto gheen vercorting en comt, en alsoo haest 7 Meye, oft sulcken dach alst sijn moet gheschreven is. En om dese redenen en sullen wy dat woort niet ghebruycken, doch latende daerentusschen yder by sijn ghevoelen.

3 Hooftstick.

Vant voorbeelt des Iornaels en Schultboucx in behoirlicke form beschreven.

TOt hier toe gheseyt hebbende van de eyghenschappen des Iornaels en Schultboucx, wy sullen volghende d'oirden des onderscheyts int Cortbegrijp verhaelt, de selvetwee boucken voorbeeltsche wijse in behoirlicke form beschrijven, dat is ghelijckse in de daet ghebruyckt worden, als volght.

(36)

I

Iornael in Bovckhovding van Coomschap op de Italiaensche wyse.

(37)

1

T'jaer 1600.

Verscheyden partien debet per Ianuar.

0

Capitael van my Deirick Roose 2667 ℒ 9 β 8 ,deur dat ick ten voornomden dage staet van goet makende, my bevonden hebbe toe te behooren de navolgende partien van ghelt, waren en schulden: Ende eerst:

Caße in ghereeden ghelde

4

Naghelen 4 balen vveghende 4

no3-87-tar 1.2.}Net 350 ℔tot 10 β t'pont, comt 5-90¼tar 1.4.}Net 350 ℔tot 10 β t'pont, comt 4-86½tar 1.2.}Net 350 ℔tot 10 β t'pont, comt 7-91¼tar 1.0.}Net 350 ℔tot 10 β t'pont, comt _____

355tar 4.8.

_____

Noten 4 balen vveghende 6

no9-79tar 1.4.}Net 320 ℔tot 9 β t'pont, comt

7-82tar 1.4.}Net 320 ℔tot 9 β t'pont, comt

(38)

6-84tar 1.2.}Net 320 ℔tot 9 β t'pont, comt

8-80tar 1.6.}Net 320 ℔tot 9 β t'pont, comt

_____

325tar 5.0.

_____

Peper 3 balen vveghende 6

no9-250tar 2.0.}Net 758 ℔ tot 30 t'pont, comt 10-260tar 2.0.}Net 758 ℔tot 30 t'pont, comt

11-254tar 2.0.}Net 758 ℔tot 30 t'pont, comt _____

764tar 6.0.

_____

Gimber 5 balen vveghende 8

no4-266tar

2.0.}Net 1294 ℔ tot 32 t'pont, comt 5-260tar 2.0.}Net 1294 ℔tot 32 t'pont, comt 6-258tar 2.0.}Net 1294 ℔tot 32 t'pont, comt 7-264tar 2.0.}Net 1294 ℔tot 32 t'pont, comt 8-256tar 2.0.}Net 1294 ℔tot 32 t'pont, comt _____

1304tar 10.0.

(39)

_____

β Verscheyden

partien debet per Capitael van my Deirick Roose 2667 ℒ 9 β 8 ,deur dat ick ten voornomden dage staet van goet makende, my bevonden hebbe toe te behooren de navolgende partien van ghelt, waren en schulden: Ende eerst:

0 0

Caße in ghereeden 880 ghelde

Naghelen 4 balen vveghende

0 5

no3-87-tar 1.2.}Net 175 350 ℔tot 10 β t'pont, comt

0 5

175 5-90¼tar 1.4.}Net 350 ℔tot 10 β t'pont, comt

0 5

175 4-86½tar 1.2.}Net 350 ℔tot 10 β t'pont, comt

0 5

175 7-91¼tar 1.0.}Net 350 ℔tot 10 β t'pont, comt _____

355tar 4.8.

_____

Noten 4 balen vveghende

0 0

no9-79tar 1.4.}Net 144 320 ℔tot 9 β t'pont, comt

0 0

144 7-82tar 1.4.}Net

320 ℔tot 9 β t'pont, comt

0 0

144 6-84tar 1.2.}Net

320 ℔tot 9 β t'pont,

(40)

0 0

144 8-80tar 1.6.}Net

320 ℔tot 9 β t'pont, comt

_____

325tar 5.0.

_____

Peper 3 balen vveghende

0 15

no9-250tar 94 2.0.}Net 758 ℔ tot 30 t'pont, comt

0 15

94 10-260tar 2.0.}Net 758 ℔tot 30 t'pont, comt

0 15

94 11-254tar 2.0.}Net 758 ℔tot 30 t'pont, comt _____

764tar 6.0.

_____

Gimber 5 balen vveghende

8 10

no4-266tar 172

2.0.}Net 1294 ℔ tot 32 t'pont, comt

8 10

172 5-260tar 2.0.}Net 1294 ℔tot 32 t'pont, comt

8 10

172 6-258tar 2.0.}Net 1294 ℔tot 32 t'pont, comt

8 10

172 7-264tar 2.0.}Net 1294 ℔tot 32 t'pont, comt

8 10

172 8-256tar 2.0.}Net 1294 ℔tot 32 t'pont, comt _____

1304tar 10.0.

_____

(41)

Het navolghende sijn Debiteurs ghetrocken uyt de voorschreven staet.

Omaer de Swarte verschijnende 6 Meye 1600.

- - -

8

Adriaen de Winter verschijnende 8 Iunius 1600.

- - -

10

Pieter de Witte verschijnende 20 Iunius 1600.

- - -

10

Iacques de Somer verschijnende 1 Martius 1600.

- - -

12

Somme 3

Capitael van my Dierick Roose Ianuar.

0 2

debet per verscheyden Crediteuren, an de vvelcke ick my ten voornomden dage deur de

voorschreven staetmaking bevinde schuldich te sijne als volght:

Ioos Noirot

verschijnende den 7Maerte 1600.

- - -

13

Davit Roels verschijnende den 2Meye 1600.

- - -

15

Aernout Iacobs verschijnende den 10April 1600.

- - -

15

Somme 0 0

Omaer de Swarte 200 verschijnende 6 Meye 1600.

0 6

Adriaen de Winter 350 verschijnende 8 Iunius 1600.

0 8

Pieter de Witte 360 verschijnende 20

(42)

0 5

Iacques de Somer 290 verschijnende 1 Martius 1600.

_____

_____

_____

8 9

Somme 2667

Capitael van my Dierick Roose debet per verscheyden Crediteuren, an de vvelcke ick my ten voornomden dage deur de

voorschreven staetmaking bevinde schuldich te sijne als volght:

0 0

Ioos Noirot 100

verschijnende den 7Maerte 1600.

0 0

Davit Roels 150 verschijnende den 2Meye 1600.

0 6

Aernout Iacobs 276 verschijnende den 10April 1600.

_____

_____

_____

0 6

Somme 514

(43)

2

T'jaer 1600.

Oncosten van coomschap debet Februa.

28 16

per casse, deur betaelt in dese maent van Februarius blijckende by t'memoriael van dien

5

Oncost en vandē huyse debet per Februa.

28 16

caße, deur betaelt in dese maent van Februarius

blijckende by t'memoriael van dien

5

Iacques de Somer debet per naghelen, Maerte.

7 12

deur dat ick an hem vercocht heb 2 balen te betalen binnen 2 maenden, vveghende

no3-87-tar 1.2.}Net 174 ℔ 14onc. tot 12 βt'pont - -

- 5

5-90¼tar 1.4.Net 174 ℔ 14onc. tot 12 βt'pont _____

177¼tar 2.6.

Noten debet per Davit Roels, deur Maerte.

28 6

dat ick van hem gecocht heb 3 balen te betalen binnen 3 maenden, weghende

no4 - 79tar

1.0.}Net 238 ℔ tot 8 - -

- 15

(44)

5-80tar 1.0.}Net 238 ℔tot 8 β t'pont, comt

6-82tar 1.0.}Net 238 ℔tot 8 β t'pont, comt

_____

241tar 3.0.

Oncosten van Coomschap debet Maerte.

31 16

per casse, deur betaelt in dese maent van Maerte blijckende by t'memoriael van dien

5

Oncost en vandē huyse debet per Maerte.

31 16

casse, deur betaelt in dese maent van Maerte blijckende by t'memoriael van dien

5

Casse debet per nagelen, deur dat April.

6 4

ick contant vercocht heb 2 balen an Iosep Sanders vveghende no4-86 ½tar 1.2.}Net 175 ℔ 10 onc. tot 13 β t'pont - -

- 5

7-91 ¼tar 1.0.}Net 175 ℔ 10onc. tot 13 βt'pont _____

177 ¾tar 2.2.

Gimber debet per caße, deur dat ick April.

20 8

contant gecocht heb 3 balen van Louijs Ianß, vveghende

(45)

no14-264tar 2.0.}Net 794 ℔ tot 30 t'pont - -

- 5

15-270tar 2.0.}Net 794 ℔tot 30 t'pont

16-266tar 2.0.}Net 794 ℔tot 30 t'pont

_____

800tar 6.0.

Oncosten van coomschap debet April.

30 16

per casse, deur betaelt indese maent April blijckende by t'memoriael van dien

5

Oncosten vanden huyse debet per April.

30 16

caße, deur betaelt in dese maent van April blijckende by t'memoriael van dien

5

Davit Roels debet per Omaer de Meye.

12 14

Svvarte, deur dat ick Davit

geassigneert heb van Omaer

t'ontfangen in volle betaling van dies ick Davit schuldich ben, vervallende den 2 Maerte 1600, en in mindering van dies my Omaer schuldich is,

vervallende 6 Meye 1600

9

β

(46)

0 0

Oncosten van 3 coomschap debet per casse, deur betaelt in dese maent van Februarius blijckende by t'memoriael van dien

0 4

Oncost en vandē 3 huyse debet per caße, deur betaelt in dese maent van Februarius

blijckende by t'memoriael van dien

Iacques de Somer 0 debet per naghelen, deur dat ick an hem vercocht heb 2 balen te betalen binnen 2 maenden, vveghende

6 18

no3-87-tar 1.2.}Net 104 174 ℔ 14onc. tot 12 βt'pont

6 18

104 5-90¼tar 1.4.Net 174 ℔ 14onc. tot 12 βt'pont _____

177¼tar 2.6.

Noten debet per Davit Roels, deur dat ick van hem gecocht heb 3 balen te betalen binnen 3 maenden, weghende

0 4

no4-79tar 1.0.}Net 95 238 ℔tot 8 β t'pont, comt

0 4

95 5-80tar 1.0.}Net 238 ℔tot 8 β t'pont, comt

0 4

95 6-82tar 1.0.}Net 238 ℔tot 8 β t'pont, comt

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

If the *-option (new.. syntax) is used, the endnote mark is not placed, but the endnote is written to the ENT file.. Such a “secret” endnote can be referred to using standard

familiefilm tekenfilm spannende film natuurfilm soort film groep 6 groep 7 groep 8. Welke film werd in 2 groepen even

daar nie op vooruitgegaan nie. ENGELS OP DIE VOORGROND. Goed is hieraan gevolg gegee. Neethling is daar baie pogings in die werk gestel om in die behoefte te

(c) Die waardes van Godsdiensonderrig. Godsdiensonderrig het nie slegs waarde vir die religieuse vorming van die kind n.ie, maar kan sy hele lewe bel.nvloed. Ons

opgedra. Onder andere is salarisse, skoolgelde, skoolure, vakansies, eksamens, klagtes en skoolverlating omskryf. Hierdie kommissie het ook die aanstellings gemaak

Hulle gebruik modelle en tegnieke om mense in te lig oor projekte en prosesse waar maniere van werk doen verander.. Bv hou road shows en sal “flip chart” vir stakeholders gee

een Japanner heeft de eerste 100.000 cijfers van π uit zijn hoofd geleerd; en er zijn mensen die π-versjes maken, zoals hierboven. Zie je hoe

(direkteur). Verslag van die gesinskongres. A developmental study of the behavior problems of normal children between twenty-one months and fourteen years in Child