• No results found

De toekomst wordt gevormd door de beslissingen van vandaag

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De toekomst wordt gevormd door de beslissingen van vandaag"

Copied!
46
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De toekomst wordt gevormd door de

beslissingen van vandaag

Onderzoek naar mogelijkheden in de

duurzame energiemarkt

Ing. J. Sterenborg

(2)

2

De toekomst wordt gevormd door de

beslissingen van vandaag

Onderzoek naar mogelijkheden in de

duurzame energiemarkt

Auteur: Ing. J. Sterenborg

Studentnummer: 1498568 Adres: Hazelaarstraat 50 9741 KT Groningen Telefoon: 050 850 3620 / 06 1963 2528 E-mail jooststerenborg@home.nl Opdrachtgever: Bioclear bv Bedrijfsbegeleider: Drs. S. Keuning Adres: Rozenburglaan 13C 9727 DL Groningen Telefoon: 050 571 8455 Website: www.bioclear.nl

Onderwijsinstelling: Rijksuniversiteit Groningen

Faculteit Bedrijfskunde, master Business Development Begeleider: Dr. D.J. Kiewiet

Medebeoordelaar: Ir. Drs. N.R. Faber

Adres: Landleven 5

9747 AD Groningen

Telefoon: 050 363 7344

Website: www.rug.nl/bdk

Projectorganisatie: Q-Modus bv

(3)

3

Voorwoord

Voor u ligt het eindrapport van mijn afstudeeronderzoek. Ik heb dit onderzoek uitgevoerd als afronding van de studie Bedrijfskunde, afstudeerrichting Business Development, aan de Rijksuniversiteit Groningen. Daarnaast heeft het onderzoek plaatsgevonden binnen het

Talentproject, waarbij studenten worden gekoppeld aan ervaren managers uit het bedrijfsleven. Misschien komt de titel van dit rapport over als een cliché, maar het omvat wel de kern van dit onderzoek. De uitspraak heeft betrekking op twee niveaus: de organisatie Bioclear en de maatschappij. De toekomstige organisatie van Bioclear wordt gevormd door de beslissingen van vandaag, bijvoorbeeld door het wel of niet actief zijn in de duurzame energiemarkt. Voor de maatschappij hebben beslissingen over duurzame energie die vandaag worden genomen een grote invloed op de toekomst. Deze beslissingen geven antwoorden op vragen als; Welke energiedragers gaan wij gebruiken?, Hoelang gebruiken wij nog fossiele brandstoffen?,

enzovoorts. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat de titel een vrije vertaling is naar de slogan van de Deense onderzoeksinstelling CBMI.

Voordat ik aan het onderzoek begon had ik niet verwacht bij een biotechnologisch bedrijf mijn afstudeeronderzoek uit te voeren. Ook had ik niet verwacht dat het onderwerp met duurzame energie te maken zou hebben. Ondertussen heb ik veel respect gekregen voor Bioclear en wat zij bereikt hebben; met specialistische en hoogwaardige kennis een erkende en gewaardeerde positie verwerven in de biotechnologie en in het bijzonder in de bodemsanering. Daarnaast had ik van tevoren niet verwacht dat de duurzame energiemarkt zoveel omvattend, complex en snel veranderend is. Ik ben tot de ontdekking gekomen dat duurzame energie in Nederland erg actueel is en dat er veel meer gebeurt dan de meeste mensen denken. Het is zeker geen eenvoudig onderwerp geweest, gezien de complexiteit, het ontbreken aan een echte markt en het feit dat dit nieuw is voor Bioclear.

Op deze plek wil ik alle mensen bedanken die mee hebben gewerkt aan het onderzoek en aan dit rapport. Een aantal mensen wil ik specifiek noemen. Als eerste Sytze Keuning; ik wil hem bedanken voor het aanbieden van een stageplek, het begeleiden van het onderzoek en het meedoen als Meester aan het Talentproject. Daarnaast wil ik mijn kamergenoten Niels van Ras en Rik Winters bedanken voor het beantwoorden van vragen en het halen van de benodigde koffie. Uiteraard wil ik verder alle medewerkers van Bioclear bedanken voor de gezellige tijd. Naast de begeleiding en medewerking vanuit Bioclear wil ik Derk Jan Kiewiet bedanken voor zijn rol als afstudeerbegeleider vanuit de universiteit en Niels Faber voor zijn rol als tweede beoordelaar. Anke Brockmöller, Maaike Jongsma en hun collega’s van Q-Modus wil ik bedanken voor de organisatie van het Talentproject en nog belangrijker voor het in contact brengen met Bioclear. Bij jullie is het eigenlijk allemaal begonnen. Tot slot een woord van dank voor iedereen die een bijdrage heeft geleverd aan dit onderzoek in de vorm van medewerking aan interviews, geven van feedback op conceptverslagen (Maurice, Harry & Theo, bedankt!), enzovoorts.

(4)

4

Samenvatting

Bioclear is een advies- en onderzoeksbureau op het gebied van milieu- en duurzame biotechnologie. Het advies en onderzoek van Bioclear heeft betrekking op mogelijkheden en oplossingen waarin biologische processen en technieken een belangrijke rol spelen. De huidige werkvelden van Bioclear zijn 1) bodem, 2) microbiële veiligheid & hygiëne en 3) duurzame technologie. De vraag die speelt bij de directie van Bioclear is of aanwezige

milieubiotechnologische kennis kan worden ingezet in de duurzame energiemarkt. Deze vraag is ontstaan op basis van een aantal aspecten; 1) de duurzame energiemarkt is een

snelgroeiende en ‘verplichte’ markt, 2) er kwamen signalen uit de omgeving van Bioclear, 3) er is economisch gewin te behalen en 4) Bioclear heeft driemaal eerder een project in deze markt uitgevoerd.

Na een probleemanalyse in de volgende doelstelling opgesteld:

“De directie van Bioclear inzicht geven in de aanwezige marktsegmenten binnen de markt van vergisting van biomassa, de aanwezige kennisbehoefte en het marktpotentieel van deze segmenten, en in de toepasbare kennis van de interne organisatie. Op basis van deze inzichten kan Bioclear een gefundeerde beslissing nemen over het acquireren en uitvoeren van projecten in de duurzame energiemarkt.”

Om een nieuwe, potentiële markt te beoordelen wordt de aantrekkelijkheid van de aanwezige marktsegmenten bepaald. De aantrekkelijkheid van een marktsegment wordt direct bepaald door de geaggregeerde marktfactoren. Deze factoren hebben betrekking op de marktvraag, zoals het marktvolume, de fase in de productlevenscyclus en het marktpotentieel. Het marktaanbod, gevormd door de bedrijfstakstructuurfactoren, beïnvloed indirect de

aantrekkelijkheid van een marktsegment. Voorbeelden van deze factoren zijn de vijf krachten van Porter. Naast deze factoren is het voor Bioclear van belang dat er in de markt een

kennisbehoefte aanwezig is. Zonder een kennisbehoefte voldoet de markt niet aan de missie en de strategie van Bioclear en is de markt niet aantrekkelijk. Van de macro-omgevingsfactoren is de invloed van de overheid in dit onderzoek het meeste van belang, aangezien duurzame energie nog niet kan concurreren met fossiele energie. Tot slot is het betreden van een nieuwe markt is niet alleen afhankelijk van de aantrekkelijkheid van de markt maar ook van de intern aanwezige kennis.

Op basis van het omschreven theoretisch kader is de volgende vraagstelling opgesteld, bestaande uit een viertal vragen;

1. Welke marktsegmenten zijn er in de markt van vergisting van biomassa te onderscheiden en welke beoordeling van aantrekkelijkheid is per marktsegment van toepassing?

2. Aan welke kennis in de markt van vergisting van biomassa is behoefte (te verwachten)? 3. In welke mate en met welke middelen ondersteunt de overheid de markt van vergisting van

biomassa? En in welke richting lijkt het beleid van de overheid te ontwikkelen? 4. Welke kennis is binnen de organisatie aanwezig en welke kennis is nodig voor het

acquireren en uitvoeren van projecten in de markt van vergisting van biomassa? Hoe hoog zijn de entreebarrières voor Bioclear?

De marktsegmenten die te onderscheiden zijn, zijn elektriciteit & warmte, gas en brandstoffen. Nu wordt er vooral elektriciteit & warmte opgewekt, terwijl het opwekken van biogas nog in de introductiefase zit. Het opwekken van brandstoffen met behulp van vergisting wordt in

Nederland niet toegepast. Uit de beoordeling van de aantrekkelijkheid van marktsegmenten blijkt dat het marktsegment van elektriciteit & warmte het meest aantrekkelijk is. Het segment gas heeft een twee score behaal en het segment brandstoffen is het minst aantrekkelijk en scoort onvoldoende.

(5)

5 optimalisatie van het huidige vergistingsproces. Tot slot zijn drie algemene strategische

behoeften vastgesteld, welke zullen ontstaan wanneer vergisting een doorontwikkeling ondergaat.

Er is gebleken dat de inzet van de overheid, om een duurzame energiehuishouding te creëren, wordt gewaardeerd, maar dat de bestaande wet- en regelgeving, het complexe

vergunningstraject en het ontbreken van constant en consistent beleid belangrijkste knelpunten zijn. De overheid ziet weinig in het sturen van marktontwikkelingen door zich te bemoeien met (verplichte) kwantiteiten en het prijsbeleid of door het verlenen van directe

investeringssubsidies. Het overheidsbeleid is vooral gericht op het faciliteren van de markt door het ondersteunen van onderzoek en ontwikkeling, wat in de interviews als wenselijk is

aangegeven. Wanneer er gekeken wordt naar de internationale context is het Nederlandse beleid als positief te beoordelen.

Om projecten, met een duidelijke technische inhoud, in de vergistingsmarkt uit te voeren zijn de kennisdisciplines proces- en microbiotechnologie nodig. Van beide discipline is een basisniveau aanwezig binnen Bioclear, welke in de richting van vergisting gespecialiseerd kunnen worden. Bioclear heeft naast technologische kennis ook niet-technologische kennis nodig, welke nauwelijks aanwezig is. Een voordeel is dat Bioclear kennis kan aanbieden die voor alle marktpartijen nieuw is.

In de vergistingsmarkt is behoefte aan innovatieve organisaties die nieuwe kennis kunnen leveren. Aangezien Bioclear niet herkend wordt als een kennisleverancier in de duurzame energiemarkt en geen ervaring heeft in deze markt, is het waarschijnlijk dat Bioclear projecten zal moeten acquireren via een netwerk. Op basis van de strategische kerncompetenties van Bioclear lijkt Bioclear in de vergistingsmarkt te passen aangezien innovativiteit en de

kennispositie zowel kerncompetenties van Bioclear zijn als competenties die in de markt worden gevraagd. Daarnaast is Bioclear in staat om nieuwe kennis te vergaren en aan te leren, zodat de organisatie kennis daadwerkelijk toe te passen is in de vergistingsmarkt.

Op basis van de conclusies kan gesteld worden dat Bioclear projecten kan acquireren en uitvoeren. De beslissing of dit daadwerkelijk gedaan moet worden behoord een wel overwogen keuze te zijn. Deze afweging heeft vooral te maken met de verwachtingen op de lange termijn, aangezien de drie marktsegmenten nu een beperkte marktomvang hebben. De

kernaanbeveling is om actief projecten in de vergistingsmarkt te gaan acquireren, maar om per project een afweging te maken of deze daadwerkelijk uitgevoerd gaat worden.

Naast deze algemene aanbeveling, zijn de volgende specifiekere aanbevelingen opgesteld:

• Door het gebrek aan ervaring en bekendheid in de markt is het verstandig om de eerste projecten in samenwerkingsverbanden uit te voeren.

• Indien Bioclear de beslissing neemt om de vergistingsmarkt te betreden dan is het raadzaam om deze stap nog in 2006 te nemen.

• Bioclear kan zich positioneren als een technology translator, waarbij gebruik wordt van een gecombineerde push & pull strategie.

• Bioclear kan zich het beste richten op de segmenten elektriciteit & warmte en gas, en niet op het segment brandstoffen.

• Bioclear zal zich niet moeten richten op agrarische ondernemers als klanten, beter is om te werken via leveranciers van installaties of adviesorganisaties.

• Een tweede klantgroep kan worden gevormd door grote industriële organisaties.

• Het is raadzaam om in eerste instantie één of twee projecten tegelijk uit te voeren.

• Belangrijk is dat Bioclear op zoek gaat naar een evenwichtige verdeling tussen commerciële en innovatie projecten.

(6)

6

Inhoudsopgave

VOORWOORD... 3 SAMENVATTING... 4 1 INTRODUCTIE... 8 1.1 BIOCLEAR... 8 1.1.1 Organisatie ... 8 1.1.2 Ontstaansgeschiedenis ... 8

1.1.3 Visie, missie & strategie... 8

1.1.4 Producten & diensten ... 9

1.2 MANAGEMENTVRAAG... 9

1.2.1 Nieuwe markt... 9

1.3 DUURZAME ENERGIE... 10

1.3.1 Definiëring... 10

1.3.2 Toekomstperspectief ... 10

1.3.3 Afbakening duurzame energie ... 11

1.4 LEESWIJZER... 11 2 PROBLEEMANALYSE... 12 2.1 PROBLEEMSYSTEEM... 12 2.2 ANALYSE ORGANISATIEPROBLEEM... 12 2.2.1 Signalen ... 12 2.2.2 Probleem ... 13 2.3 DOELSTELLING... 13 2.4 RANDVOORWAARDEN... 13 3 THEORETISCH KADER... 14 3.1 AANTREKKELIJKHEID MARKTSEGMENTEN... 14 3.1.1 Marktsegmenten ... 14 3.1.2 Geaggregeerde marktfactoren ... 15 3.1.3 Bedrijfstakstructuurfactoren ... 16 3.2 KENNIS IN DE MARKT... 16 3.3 OVERHEIDSONDERSTEUNING... 17 3.4 BRUIKBAARHEID ORGANISATIEKENNIS... 17 3.4.1 Organisatiekennis ... 18 3.4.2 Identificeren kerncompetenties... 18 3.5 CONCEPTUEEL MODEL... 19

4 VRAAGSTELLING & METHODOLOGIE ... 20

4.1 VRAAGSTELLING... 20 4.2 ONDERZOEKSMETHODEN... 20 4.2.1 Dataverzameling ... 20 4.2.2 Dataregistratie en -verwerking... 21 4.2.3 Data-analyse... 21 5 AANTREKKELIJKHEID MARKTSEGMENTEN ... 22 5.1 RESULTATEN INTERVIEWS... 22 5.1.1 Vergisting... 22 5.1.2 Potentieel... 23 5.2 RESULTATEN DESKRESEARCH... 23

5.3 ELEKTRICITEIT & WARMTE... 23

5.3.1 Geaggregeerde marktfactoren ... 23

5.3.2 Bedrijfstakstructuurfactoren ... 24

5.4 GAS... 24

5.4.1 Geaggregeerde marktfactoren ... 25

(7)

7 5.5 BRANDSTOFFEN... 25 5.5.1 Geaggregeerde marktfactoren ... 26 5.5.2 Bedrijfstakstructuurfactoren ... 26 5.6 CONCLUSIES... 27

6 AANWEZIGE KENNIS IN DE MARKT ... 28

6.1 RESULTATEN INTERVIEWS... 28

6.1.1 Optimalisatie ... 28

6.1.2 Doorontwikkeling ... 29

6.2 RESULTATEN DESKRESEARCH... 29

6.2.1 Vergistingsproces ... 29

6.2.2 Omzetten naar eindproduct ... 30

6.3 CONCLUSIES... 30

7 MATE VAN OVERHEIDSONDERSTEUNING... 32

7.1 RESULTATEN INTERVIEWS... 32

7.2 RESULTATEN DESKRESEARCH... 32

7.2.1 Prijssetting & kwantiteitsforcerend beleid ... 33

7.2.2 Investeringskosten verlagend beleid ... 33

7.2.3 Openbare investeringen & marktfaciliterende activiteiten... 33

7.2.4 Internationale vergelijking ... 33 7.3 CONCLUSIES... 34 8 BRUIKBAARHEID ORGANISATIEKENNIS... 35 8.1 RESULTATEN INTERVIEWS... 35 8.1.1 Interne kennis ... 36 8.1.2 Plaats in de markt ... 36 8.2 RESULTATEN DESKRESEARCH... 36 8.3 CONCLUSIES... 37

9 CONCLUSIES & AANBEVELINGEN ... 38

9.1 CONCLUSIES... 38 9.2 AANBEVELINGEN... 39 10 DISCUSSIE ... 41 10.1 METHODOLOGIE... 41 10.2 RESULTATEN... 41 REFERENTIELIJST ... 42 BEGRIPPENLIJST ... 46 BIJLAGEN ...FOUT! BLADWIJZER NIET GEDEFINIEERD. BIJLAGE 1: DE PRODUCTLEVENSCYCLUS...FOUT!BLADWIJZER NIET GEDEFINIEERD. BIJLAGE 2: HET VRIO MODEL VAN BARNEY...FOUT!BLADWIJZER NIET GEDEFINIEERD. BIJLAGE 4: ANALYSE INTERVIEWS MBV LABELS...FOUT!BLADWIJZER NIET GEDEFINIEERD. BIJLAGE 5: TOEPASSING VIJF-KRACHTENMODEL VAN PORTER... FOUT!BLADWIJZER NIET

GEDEFINIEERD.

BIJLAGE 6: OVERHEIDSBELEID EN -REGELGEVING...FOUT!BLADWIJZER NIET GEDEFINIEERD. BIJLAGE 7: INTERNATIONALE VERGELIJKING (CO)VERGISTING... FOUT!BLADWIJZER NIET

(8)

1

Introductie

In dit hoofdstuk worden de belangrijkste onderzoekselementen geïntroduceerd. Hierbij wordt begonnen met de organisatie waarbinnen het onderzoek plaats vindt, Bioclear, gevolgd door de managementvraag en een introductie in de duurzame energiemarkt.

1.1 Bioclear

In deze paragraaf wordt de context waarop het onderzoek betrekking heeft, de organisatie Bioclear, omschreven. De aspecten die hierbij aan bod komen zijn de organisatie, de ontstaansgeschiedenis, de visie, missie & strategie en tot slot de producten & diensten.

1.1.1 Organisatie

Bioclear is een advies- en onderzoeksbureau op het gebied van milieu- en duurzame biotechnologie. Het advies en onderzoek van Bioclear heeft betrekking op mogelijkheden en oplossingen waarin biologische processen en technieken een belangrijke rol spelen. Bioclear biedt opdrachtgevers een compleet traject van onderzoek, ontwerp, advies en project- en procesmanagement. Binnen de organisatie zijn expertises uit diverse kennis- en technologiegebieden aanwezig om dit mogelijk te maken. Voorbeelden van deze gebieden zijn milieutechnologie, biotechnologie, civiele techniek en microbiologie.

De organisatie van Bioclear is te typeren als een entrepreneurorganisatie (Mintzberg, 1991). Deze typering sluit aan bij Bioclear, omdat er weinig ondersteunend personeel aanwezig is, er weinig hiërarchie aanwezig is, de coördinatie plaats vindt door direct toezicht en Bioclear wordt bestuurd door de oprichter/eigenaar. Deze platte, open en organische structuur van Bioclear bestaat uit vijfentwintig personeelsleden en is op te delen in vier elementen; directie, staf, projectuitvoering en laboratorium. Naast de vaste medewerkers maakt Bioclear veel gebruik van stagiairs, veelal afkomstig van biotechnologisch georiënteerde opleidingen, wat meer ruimte geeft om onderzoek te doen naar innovatieve methoden en oplossingen.

1.1.2 Ontstaansgeschiedenis

In 1988 is Bioclear opgericht door de huidige directeur, dhr. Keuning. De eerste jaren werd Bioclear als start-up ondersteund door de Rijksuniversiteit Groningen (RuG). Na een aantal jaren was Bioclear niet meer als start-up aan te merken en heeft de RuG haar belang verkocht aan het ingenieursbureau IWACO. Na de overname van IWACO door Royal Haskoning, is er in 2004 besloten om Bioclear zelfstandig te laten opereren. Sinds 2004 bezit de directie van Bioclear 70% van de aandelen en participeert de Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij voor 30%. In 2002 is Bioclear verhuisd naar een zichtlocatie aan de A7 op het bedrijvenpark Kranenburg in Groningen. Deze nieuwe locatie heeft een goede uitstraling en bood Bioclear de ruimte om door te groeien. In 2004 is dhr. Keuning

onderscheiden met de Wubbo Ockels innovatieprijs voor de vele vernieuwingen die Bioclear heeft ontwikkeld, met name de milieuvriendelijke technieken voor het herstel van een beschadigde natuurlijke omgeving. Bioclear is in staat gebleken biotechnologische kennis te commercialiseren. 1.1.3 Visie, missie & strategie

In het ondernemingsplan (Bioclear, 2004) geeft de directie haar visie op de toekomst van Bioclear, met daaruit volgend de missie en strategie.

Visie: “Duurzaamheid van economische en maatschappelijke activiteiten, zoals de voedselproductie, het bodemgebruik, winning van grond- en delfstoffen, energiebronnen en de industriële productie wordt een essentiële randvoorwaarde. Er is veel kennis en technologie nodig om dit mogelijk te maken. Hierin ligt voor de toekomt een enorme uitdaging, waarin Bioclear met haar kennis en ervaring een belangrijke, een nuttige en een zakelijk interessante rol wil spelen.” Hiermee doelt de directie op het volwassener worden van het item milieu. Als los item neemt de interesse in milieu af, echter wordt milieu steeds vanzelfsprekender als onderdeel gezien van diverse processen en activiteiten in de samenleving.

(9)

Deze missie is samen te vatten in de slogan creating sustainability. Creating staat voor vernieuwing, actie en innovatie; en sustainability (duurzaamheid) is een randvoorwaarde voor groei en welvaart.

Strategie

Binnen deze visie en missie is ruimte voor verschillende activiteiten en markten. Om hier sturing aan te geven heeft de directie een aantal strategische doelen vastgesteld.

Werkvelden: Bioclear wil actief zijn in nichemarkten.

Groei: Bioclear wil werken vanuit één vestiging (Groningen) en doorgroeien naar een personeelsbestand tussen de 30 en de 35 medewerkers. Hiermee zouden er

voldoende expertises en disciplines aanwezig moeten zijn om de markt(en) adequaat te bedienen.

Extern beeld: Bioclear heeft de ambitie om het onafhankelijke advies- en onderzoeksbureau te zijn op het gebied van milieubiotechnologie in Nederland. Daarnaast wil Bioclear de intermediair zijn tussen fundamenteel onderzoek en de praktijk.

Intern beeld: Bioclear wil haar medewerkers maximaal ontplooien en wil als ‘plezierig om te werken’ worden ervaren.

Activiteiten: Bioclear wil kwaliteit leveren door toonaangevend, vernieuwend, betrouwbaar en gedegen te zijn. Daarnaast is het van belang om klantgericht en flexibel te zijn. 1.1.4 Producten & diensten

De projecten die door Bioclear worden uitgevoerd zijn onder te verdelen in drie werkvelden; bodem, microbiële veiligheid & hygiëne en duurzame technologie.

In het werkveld bodem is Bioclear actief op het gebied van biologische bodemsanering. Hierbij worden primair saneringsplannen opgesteld, saneringsonderzoeken uitgevoerd en saneringsinstallaties ontworpen en geïmplementeerd. Daarnaast biedt Bioclear hiermee samenhangende diensten, zoals labtesten, ontwikkeling van nieuwe methoden en het geven van cursussen, aan. Het werkveld bodem genereert momenteel rond de 75% van de omzet en het overgrote deel van de winst van Bioclear (>90%).

Het tweede werkveld, microbiële veiligheid en hygiëne, vormt ongeveer 20% van het werk van Bioclear. In dit werkveld worden hoofdzakelijk detectietechnieken en -methoden ontwikkeld om microbiologische processen te monitoren. Voorbeelden van deze oplossingen zijn het lokaliseren en verdrijven van ziekteverwekkende bacteriën in de landbouw, het voorkomen van biocorrosie en het analyseren van water.

Het derde werkveld, duurzame technologie, is een verzameling van projecten die kiemen vormen voor toekomstige activiteiten van Bioclear. Dit werkveld vormt de resterende 5% omzet van Bioclear. Voorbeelden van werkzaamheden zijn biologische mijnbouw en ruimtevaartprojecten. Vergelijkbaar met microbiële veiligheid & hygiëne bestaan projecten uit zowel commerciële als onderzoeksprojecten.

1.2 Managementvraag

Zowel de missie als de visie van Bioclear is breed, er wordt gesproken over economische en maatschappelijke activiteiten en het scheppen van een balans tussen economie en ecologie. In de strategie wordt dit wel afgebakend tot nichemarkten, maar hierbij wordt niet aangegeven in welke markten deze niches liggen. De reden hiervoor is dat Bioclear niet per definitie in de drie genoemde werkvelden actief hoeft te zijn. Anders gesteld; de directie van Bioclear staat open voor mogelijke nieuwe interessante markten. In deze paragraaf wordt aangegeven waarom de directie van Bioclear interesse heeft in nieuwe markten en welke markt op dit moment als optie wordt gezien.

1.2.1 Nieuwe markt

(10)

Duurzame energie-huishouding Duurzame energie Energiebesparing Schoon fossiel Toenemende energievraag

zwakke economie kunnen prioriteiten worden gesteld en de eisen aan de bodemkwaliteit verder worden afgezwakt. Daarnaast is er een bedrijfseconomisch nadeel. Bodemsanering levert de klant altijd een lastennadeel op, oftewel het levert geen bijdrage aan het bedrijfsresultaat. De

biotechnologische oplossingen van Bioclear kunnen dit lastennadeel wel verkleinen, maar niet voorkomen.

Bioclear heeft twee richtingen gekozen om deze afhankelijkheden te beperken en continuïteit te creëren. De eerste is het exporteren van de aanwezige kennis over biotechnologische bodemsanering naar landen waar bodemkwaliteit hoog op de beleidsagenda staat (bijv. Denemarken, Zweden en Japan). De tweede richting is het toepassen van de biotechnologische kennis in andere segmenten. Bioclear richt zich op segmenten binnen de milieu- of duurzame technologie markt, waarbinnen biotechnologische toepassingen mogelijk zijn. Gezamenlijk zijn deze segmenten te typeren als de milieubiotechnologie markt.

De vraag die speelt bij de directie van Bioclear is of aanwezige milieubiotechnologische kennis kan worden ingezet in de duurzame energiemarkt. In §2.2 zal de keuze voor de markt worden toegelicht.

1.3 Duurzame energie

Aangezien duurzame energie een ruim en veel gebruikt begrip is wordt in deze paragraaf een definitie gegeven, wordt het toekomstperspectief geschetst en wordt de duurzame energiemarkt afgebakend. 1.3.1 Definiëring

Energie is een ruim begrip met vele betekenissen. Natuurkundig gezien is energie de totale hoeveelheid arbeid die moet worden verricht om vanaf de initiële grondtoestand tot de huidige te komen (nl.wikipedia.org). In het woordenboek wordt energie gezien als de kracht waarmee men iets doet, naar iets streeft (Van Dale, 1996). Uit beide definities blijkt dat er ‘iets’ nodig is om een situatie te veranderen. Vanuit maatschappelijk perspectief wordt dit ‘iets’ gezien als elektriciteit, warmte en brandstoffen (nl.wikipedia.org).

Duurzaam betekent geschikt om lang te bestaan (Van Dale, 1996). Gerelateerd aan energie betekent dit dat de energiebron voor een lange termijn beschikbaar moet zijn, in tegenstelling tot de huidige fossiele energiebronnen. Hieruit volgt een definitie van duurzame energie: energie waarover de mensheid in de praktijk voor onbeperkte tijd kan beschikken en waarbij door het gebruik ervan het leefmilieu en de mogelijkheden voor toekomstige generaties niet worden benadeeld (nl.wikipedia.org). 1.3.2 Toekomstperspectief

De Europese en Nederlandse overheid heeft haar energiebeleid gericht op de ontwikkeling van een duurzame energiehuishouding. Dit beleid is concreet gericht op energiebesparing, ontwikkeling en toepassing van duurzame energie en duurzamer gebruik maken van fossiele brandstoffen; ook wel bekend als de Trias Energetica (Harmsen & Menkveld, 2005). In figuur 1.2 is de Trias Energetica weergegeven; de drie beleidsaspecten vormen de krachten die de bestaande energiehuishouding moeten verduurzamen. Daar tegenover staat de toenemende energievraag, welke een nadelig effect heeft op de duurzame energiehuishouding. Binnen deze duurzame energiehuishouding moet worden gezocht naar een optimum tussen voorzieningszekerheid, klimaatprobleem en kosten (Min. EZ, 2005).

(11)

De Nederlandse overheid heeft een energietransitie in gang gezet om een duurzame

energiehuishouding te creëren. In deze transitie zijn concrete doelen tot 2020 opgenomen en zijn voorlopige richtingen tot 2050 aangegeven. De belangrijkste doelen voor 2010 zijn dat 5% van het binnenlandse energieverbruik en 9% van de in Nederland geproduceerde elektriciteit duurzaam behoort te zijn. Op de lange termijn (2020) zal 10% van het binnenlandse energieverbruik duurzaam moeten zijn. In 2005 lag het aandeel duurzame energie rond de 4,5% (inclusief import van energie) en het aandeel duurzame elektriciteit bedroeg ongeveer 5% (Min. EZ, 2005). In figuur 1.3 is het

transitieproces afgebeeld, met daarin de huidige positie in dit proces. Hieruit blijkt dat de

introductiefase is afgerond en dat er nu groei behaald moet worden om de gestelde doelen te kunnen behalen.

Figuur 1.3: energietransitie (Min. EZ, 2004)

1.3.3 Afbakening duurzame energie

Van de drie dimensies uit de Trias Energetica kan de dimensie duurzame energie voor Bioclear interessant zijn. Echter de duurzame energiemarkt is groot en complex waardoor deze verder afgebakend wordt.

De methoden waarmee duurzame energie op te wekken is, zijn op te delen in twee hoofdgroepen; stromingsenergie en energie uit biomassa (cbs.nl). Stromingsenergie is energie welke gratis en continue aanwezig is, zoals waterkracht, windenergie en zonne-energie. Aangezien er in de

onderliggende processen geen milieubiotechnologie toegepast wordt of toepasbaar is, is deze soort energie buiten beschouwing gelaten. Bij het omzetten van biomassa kan wel gebruik worden gemaakt van milieubiotechnologie.

Voordat er verder wordt gegaan op de methoden waarop biomassa kan worden omgezet in energie, en de rol van milieubiotechnologie hierbij, wordt eerst de term biomassa toegelicht. In dit rapport wordt met biomassa de hoeveelheid materiaal van levende oorsprong bestemd voor energieopwekking bedoeld (Rayer, 2003). De energie die wordt opgewekt uit biomassa wordt bio-energie genoemd en kan op basis van twee kenmerken duurzaam worden genoemd; bio-energie wordt verkregen uit hernieuwbare grondstoffen en bio-energie is CO2 neutraal. Om uit biomassa bio-energie te winnen zijn diverse verwerkingsprocessen ontwikkeld; directe verbranding, vergisting, vergassing, verestering en thermische omzettingen (Rayer, 2003). Met deze processen kunnen een drietal energiedragers worden verkregen; elektriciteit, gas en brandstoffen (Rayer, 2003). Het onderzoek naar mogelijkheden in de duurzame energiemarkt voor Bioclear zal zich focussen op de enige methode waarbij

milieubiotechnologie van toepassing is; vergisting van biomassa.

1.4 Leeswijzer

In het volgende hoofdstuk wordt het organisatieprobleem nader toegelicht en de doelstelling weergegeven. Vervolgens wordt in hoofdstuk drie het bijbehorende theoretisch kader uiteengezet, gevolgd door een overzicht van de methodologie. Hierbij worden de vraagstelling en de

onderzoeksmethoden uitgewerkt. In de hoofdstukken vijf tot en met acht worden de resultaten van het onderzoek behandeld en gevolgd door de conclusies en aanbevelingen in hoofdstuk negen. Het rapport eindigt met een discussie over het onderzoek in hoofdstuk 10. Na het laatste hoofdstuk is een begrippenlijst opgenomen, ter verduidelijking van enkele marktgerelateerde termen.

Tijd Indicator(en) voor maatschappelijke verandering Duurzame energiehuis- houding Stabilisatie Initiatie fase

Take off fase

Versnelling

(12)

2

Probleemanalyse

In de introductie is de managementvraag genoemd. In dit hoofdstuk wordt deze vraag verder

geanalyseerd en omgezet in een doelstelling om de managementvraag concreet en onderzoekbaar te maken.

2.1 Probleemsysteem

Voor het schetsen van het probleemsysteem wordt gebruikt gemaakt van een systeembenadering. Binnen deze benadering is een organisatie te beschouwen als een systeem met eigen identiteit die open staat ten opzichte van haar omgeving (De Leeuw, 2003). Onder een systeem wordt een complex en interactief netwerk bestaande uit synergetische elementen verstaan (Flood & Jackson, 1991). Het systeem van Bioclear is op te delen in drie elementen; management, staf en primaire activiteiten. Een dergelijk systeem kan alleen overleven in een ondersteunende en actieve omgeving (Beer, 1985). In figuur 2.1 is Bioclear weergegeven als interactief systeem in haar omgeving.

Figuur 2.1: Bioclear als systeem in haar omgeving

Het systeem Bioclear heeft als functie om milieubiotechnologische problemen op een innovatieve manier op te lossen. Concreet betekent dit dat Bioclear 1) de problemen van de klant inventariseert, 2) een milieubiotechnologische oplossing voor dit probleem ontwikkelt en 3) de oplossing bij de klant

implementeert. Het functioneren van het systeem wordt beïnvloed door de elementen uit de omgeving.

2.2 Analyse organisatieprobleem

In de introductie is uiteengezet dat Bioclear nieuwe werkvelden wil bestuderen en mogelijk wil openen. In deze paragraaf wordt ingegaan op keuze om de duurzame energiemarkt te bestuderen.

2.2.1 Signalen

Tijdens oriëntatiegesprekken met enkele betrokkenen binnen Bioclear zijn een aantal aspecten naar voren gekomen die voor Bioclear de redenen zijn om de duurzame energiemarkt nader te bestuderen; 1. Snel groeiende en ‘verplichte’ markt

De wereldwijde duurzame energiemarkt is in de laatste vier jaar gemiddeld met meer dan 10% gegroeid, naar een omvang van € 100 miljard in 2005 (Van der Leun, 2006). Daarnaast is te

verwachten dat deze markt voorlopig ook blijven groeien, aangezien de diverse overheden afspraken over duurzame energie hebben gemaakt. Hierbij kan gedacht worden aan de reductie van CO2

-emissies met 20 tot 30% (Kyoto-verdrag) in 2020 en de eerder genoemde bijdragen van duurzame energie in 2020.

2. Signalen uit de omgeving

De directeur en een projectleider van Bioclear zijn het onderwerp duurzame energie in relatie tot milieubiotechnologie onafhankelijk van elkaar steeds vaker tegen gekomen. Enkele onafhankelijke partijen gaven daarnaast een signaal af dat zij wel mogelijkheden zagen voor Bioclear in deze markt. 3. Economisch gewin

(13)

4. Eerdere projecten

In de afgelopen tien jaar heeft Bioclear drie projecten uitgevoerd die gerelateerd waren aan duurzame energie; een haalbaarheidsonderzoek naar het vergisten van retourbrood, een literatuuronderzoek naar mogelijke toepassingen van methaan als energiebron en is er advies gegeven over het optimaliseren van een mestvergistingsinstallatie. Deze projecten zijn alle drie uitgevoerd binnen de eerder afgebakende markt.

2.2.2 Probleem

Op basis van de hierboven genoemde signalen is het idee ontstaan dat duurzame energie een mogelijk werkveld voor Bioclear kan zijn. Naar aanleiding van dit idee zijn er diverse vraagstukken ontstaan: Welke positie zou Bioclear kunnen innemen en is daar ruimte voor in de markt? Hoe groot gaat de markt worden en in welk tempo gaat dit bereikt worden? Welke technologie(en) worden dominant in deze markt? Is Bioclear in staat om naast de bestaande activiteiten projecten in duurzame energie uit te voeren? Deze vragen zijn grotendeels ontstaan doordat de duurzame markt al een langere periode bestaat, maar de markt de laatste jaren pas echt in ontwikkeling is gekomen. Veel marktpartijen proberen nu een (gespecialiseerde) positie te verwerven, binnen één marktsegment of op één technologie. Daarnaast zijn er veel technologische en beleidsmatige ontwikkelingen in de markt die een grote invloed hebben op het beeld van de toekomstige volwassen markt. Tot slot is er de vraag hoe de mogelijke werkzaamheden binnen de organisatie passen. In 2005 is Bioclear aanzienlijk gegroeid en deze trend lijkt zich in 2006 voort te zetten.

2.3 Doelstelling

Een onderzoek wordt gefocust door het formuleren van een adequate doelstelling, waarin vast komt te liggen voor wie, wat, waarom gedaan wordt (De Leeuw, 2003). Op basis van de genoemde signalen en vraagstukken zijn een viertal aspecten (wat) vastgesteld waarover aan de directie van Bioclear (wie) inzicht is verschaft. Door hier het doel van het onderzoek, het ondersteunen bij de beslissing over de duurzame energiemarkt (waarom), aan te koppelen is de volgende doelstelling ontstaan;

“De directie van Bioclear inzicht geven in de aanwezige marktsegmenten binnen de markt van vergisting van biomassa, de aanwezige kennisbehoefte en het marktpotentieel van deze segmenten, en in de toepasbare kennis van de interne organisatie. Op basis van deze inzichten kan Bioclear een gefundeerde beslissing nemen over het acquireren en uitvoeren van projecten in de duurzame energiemarkt.”

In het volgende hoofdstuk worden de vier aspecten aan de hand van theorie verder uitgewerkt, waarna in hoofdstuk vier de vraagstelling is opgesteld.

2.4 Randvoorwaarden

Om de doelstelling onderzoekbaar te houden zijn een aantal randvoorwaarden op gesteld. Deze

randvoorwaarden zijn in twee soorten onder te verdelen; randvoorwaarden die het onderzoek inperken & haalbaar maken en randvoorwaarden die beperkingen stellen aan het onderzoeksproces (De Leeuw, 2003). Hieronder zijn deze randvoorwaarden weergegeven.

Randvoorwaarden aan het onderzoek:

• Het onderzoek richt zich alleen op de Nederlandse duurzame energiemarkt. De keuze hiervoor heeft te maken met de beschikbare tijd voor het onderzoek en het feit dat Nederland het voornaamste werkgebied van Bioclear is. Eventuele internationale invloeden op deze markt zijn wel meegenomen.

• In de duurzame energiemarkt worden diverse energiedragers op verschillende manieren omgezet in duurzame energie. In dit onderzoek wordt alleen gekeken naar vergisting van biomassa.

Randvoorwaarden aan het proces:

• Voor het onderzoek was een periode van vijf maanden beschikbaar. Dit betreft opzet, uitvoering en rapportage. Eventuele implementaties van resultaten vallen hier buiten.

• Het uiteindelijke kennisproduct moet zowel wetenschappelijk verantwoord als praktisch toepasbaar zijn. Wetenschappelijk verantwoord om als afstudeerscriptie te dienen en praktisch toepasbaar om Bioclear van een helder en bruikbaar advies te voorzien.

(14)

3

Theoretisch kader

Het nemen van een gefundeerde beslissing over het wel of niet acquireren en uitvoeren van projecten in de duurzame energiemarkt vormt de basis van de doelstelling. Een gefundeerde beslissing behoort genomen te worden op basis van juiste informatie en op basis van een juiste interpretatie van deze informatie. In dit hoofdstuk wordt besproken welke informatie nodig is en in de hoofdstukken vijf tot en met acht vindt de interpretatie van deze informatie plaats. Het tussenliggende hoofdstuk gaat in op de wijze van dataverzameling en -analyse.

Voor het beoordelen van een nieuwe markt zijn twee factoren van belang; marktaantrekkelijkheid en kennis binnen een organisatie (Kotler, 1994). Eerst zal er worden ingegaan op de aantrekkelijkheid van de marktsegmenten, gevolgd door de kennis binnen de organisatie.

3.1 Aantrekkelijkheid marktsegmenten

Wanneer een organisatie interesse heeft in het betreden van een nieuwe markt wordt meestal de aantrekkelijkheid van de aanwezige marktsegmenten bepaald (o.a. Alsem, 1996 en Kotler, 1994). Volgens Alsem (1996) wordt de aantrekkelijkheid van een marktsegment direct bepaald door de geaggregeerde marktfactoren. Deze factoren hebben betrekking op de marktvraag, zoals het

marktvolume, de fase in de productlevenscyclus en het marktpotentieel. Het marktaanbod, gevormd door de bedrijfstakstructuurfactoren, beïnvloed indirect de aantrekkelijkheid van een marktsegment (Alsem, 1996). Voorbeelden van deze factoren zijn de vijf krachten van Porter. Hieronder zal eerst worden in gegaan op het segmenteren van een markt, gevolgd door de geaggregeerde marktfactoren en de bedrijfstakstructuurfactoren.

3.1.1 Marktsegmenten

Organisaties die besluiten om actief te zijn in een brede of complexe markt kunnen over het algemeen niet alle afnemers bedienen (Kotler, 1994 en Pitt e.a., 1996). Veel marktspelers zullen daardoor in een betere positie zitten wanneer zij een segment van die markt bedienen (Hlavacek & Ames, 1986). Een marktsegment is te identificeren als een homogene groep afnemers met dezelfde behoeften binnen een markt (o.a. Pitt e.a., 1996, Kotler, 1994, Rao & Wang, 1995). De uitdaging voor iedere organisatie is het identificeren van de meest aantrekkelijke marktsegmenten (Kotler, 1994).

In de literatuur is men het er over eens dat er niet één beste manier bestaat om een markt te

segmenteren. Hiervoor veranderen markten, technologieën, concurrenten en klanten te veel en te vaak (Pitt. e.a., 1996). Wel zijn er twee hoofdbenaderingen voor het uitvoeren van segmentatieanalyses te onderscheiden. De eerste is de a priori benadering (Sharma & Lambert, 1994, Bonoma & Shapiro, 1984 en Alsem, 1997). Deze meest gebruikte benadering is gebaseerd op variabelen die makkelijk te

identificeren zijn en toegankelijk zijn (Sharma & Lambert, 1994). De tweede benadering is de a posteriori benadering (Sharma & Lambert, 1994, Bonoma & Shapiro, 1984, Rao & Wang, 1995 en Alsem, 1997). Deze benadering is gebaseerd op de onderliggende behoeften en voordelen die gezocht wordt door de klant. Behalve de verschillen in het bepalen van de segmentatievariabelen, zijn er drie andere belangrijke verschillen tussen beide benaderingen, welke in tabel 3.1 zijn weergegeven.

a priori a posteriori

Bepaling

segmentatievariabelen

Voor data verzameling bepaald Bepaald op basis van lastig te verkrijgen data Type segmentatievariabelen Hoofdzakelijk macro-segmentatievariabelen Hoofdzakelijk micro-segmentatievariabelen Marktsegmentatie-profielen

Ontleden van een markt in subgroepen Verzamelen van individuele klanten in groepen

Karakteristieken Toegankelijk en bereikbaar Stabiliteit en betrouwbaarheid

Tabel 3.1: verschillen tussen de a priori en de a posteriori segmentatiebenaderingen (uit: Sharma & Lambert, 1994, en

Bonoma & Shapiro, 1984)

(15)

waarop een organisatie marktsegmenten kan selecteren;

concentratie op één segment - de organisatie kiest voor één specifiek segment

selectieve specialisatie - de organisatie selecteert twee of meer specifieke en onafhankelijke product/markt combinaties

product specialisatie - de organisatie selecteert één product of dienst en biedt deze in alle mogelijke segmenten aan

markt specialisatie - de organisatie selecteert één markt en biedt hierin één of meer producten of diensten aan

‘full coverage’ - de organisatie selecteert alle marktsegmenten binnen een markt

Kotler (1994) heeft een aantal karakteristieken opgesteld waaraan ieder geselecteerd segment aan moet voldoen. In tabel 3.2 zijn deze karakteristieken omschreven. Voordat er één of meerdere marktsegmenten geselecteerd worden is het van belang om de vastgestelde marktsegmenten te evalueren op basis van aantrekkelijkheid (Alsem, 1996 & Kotler, 1994).

Tabel 3.2: Karakteristieken voor een effectieve marktsegmentatie (uit: Kotler, 1994)

3.1.2 Geaggregeerde marktfactoren

Zoals eerder genoemd hebben geaggregeerde marktfactoren betrekking op de marktvraag en bepalen direct aantrekkelijkheid van de markt. De eerste marktfactor is de marktomvang. In principe zijn markten met een grotere omvang aantrekkelijker om te betreden dan kleine markten (Alsem, 1996). Redenen hiervoor zijn het grote aantal afzetmogelijkheden en de mogelijkheid om de markt op te delen in

segmenten of niches. De bedrijfstakstructuurfactoren kunnen deze aantrekkelijkheid negatief beïnvloeden (§ 3.1.3). Naast de omvang van de markt bepaalt de groei van de markt ook voor een groot gedeelte de aantrekkelijkheid van een marktsegment (Alsem, 1996). Hierbij gaat het niet alleen om de huidige groei maar vooral om de verwachte groei, oftewel het marktpotentieel. Voor het opstellen van een

marktprognose kan het concept van de productlevenscyclus (PLC) worden toegepast, aangezien de fase waarin het product zich bevindt voor een groot deel bepaald welke ontwikkelingen verwacht kunnen worden (Alsem, 1996, en Kotler, 1994). De essentie van de PLC is dat bestaande dingen uiteindelijk worden vervangen door nieuwe dingen, dat per stadia de winsten verschillen en er per stadia

verschillende strategieën nodig zijn (Kotler, 1994, en Baker & Hart, 1999). In de praktijk blijkt het moeilijk om de grenzen tussen de vier stadia te bepalen en is het onmogelijk om op een bepaald moment exact te bepalen waar een product zich in de PLC bevindt (Baker & Hart, 1999). Wel is gebleken dat de

bedrijfstakstructuur wordt beïnvloed door de fasen in de PLC, hierdoor is de PLC goed toepasbaar als analytisch raamwerk (Baker & Hart, 1999). De stadia van de PLC en bijbehorende karakteristieken zijn weergegeven in bijlage 1. Tot slot dient het marktpotentieel worden te bepaald. Hoogwijk (2004) heeft vijf niveaus benoemd aan de hand waarvan het marktpotentieel van duurzame energiebronnen te analyseren is. Deze vijf niveaus zijn:

1. Theoretisch potentieel - theoretische limiet van de beschikbaarheid van de primaire bron.

2. Geografisch potentieel - het deel dat vanuit sociaal-geografische overwegingen benut kan worden voor de omzetting naar energie.

3. Technisch potentieel - de hoeveelheid energie uit het geografisch potentieel die na omzetting in een energiedrager beschikbaar kan komen om te voorzien in de energiebehoefte.

4. Economisch potentieel - het deel van het technische potentieel dat opgewekt kan worden tegen concurrerende kosten.

5. Implementatiepotentieel - de totale hoeveelheid energie die naar verwachting daadwerkelijk wordt opgenomen in het energiesysteem. Hierbij spelen naast economische overwegingen ook

investerings-, institutionele, bestuurlijke, maatschappelijke en ecologische overwegingen een rol.

Karakteristiek Omschrijving

Meetbaar Ieder segment behoort een aantal variabelen te hebben die meetbaar zijn, zoals omvang, marktaandeel en omzet.

Substantieel Ieder segment behoort de grootst mogelijke homogene groep te zijn, waarbij het de moeite waard is om er aandacht aan te besteden.

Toegankelijk Ieder segmenten is effectief bereikbaar en bedienbaar.

Identificeerbaar De verschillende segmenten zijn conceptueel te onderscheiden en reageren verschillend op signalen van de aanbieder.

(16)

3.1.3 Bedrijfstakstructuurfactoren

Het meest gebruikte model om inzicht te krijgen in de structuur van een bedrijfstak is het

vijf-krachtenmodel van Porter (Alsem, 1996). Zoals de naam aangeeft stelt Porter (1980) dat vijf krachten van belang zijn bij het analyseren van de bedrijfstakstructuur;

1. Dreiging van nieuwe toetreders 2. Dreiging van substituut-producten 3. Onderhandelingsmacht van leveranciers 4. Onderhandelingsmacht van klanten

5. Concurrentie tussen bestaande aanbieders

De eerste vier krachten zijn externe factoren, deze vormen een bedreiging van buiten de bestaande markt (Alsem, 1996). De dreiging van deze krachten is hoog wanneer de entreebarrières voor de markt laag zijn, er weinig productdifferentiatie aanwezig is en er een makkelijke toegang tot de distributiekanalen is. De vijfde kracht wordt beïnvloed door de intern factoren, welke de aanbodstructuur bepalen (Alsem, 1996). Deze factoren zijn de marktvorm (het aantal aanbieders en de productdifferentiatie), de concentratiegraad van aanbieders en de samenwerking binnen een markt.

De geaggregeerde marktfactoren en de bedrijfstakstructuurfactoren zijn algemene aspecten voor het bepalen van de marktaantrekkelijkheid. Iedere organisatie kan deze toepassen om een willekeurige markt te beoordelen. In deze situatie zijn, naast deze algemene aspecten, nog twee aspecten van belang voor het bepalen van de aantrekkelijkheid. Voor Bioclear is het van belang dat er een kennisbehoefte in de markt aanwezig is en voor de opkomst van de duurzame energiemarkt is het van belang dat de overheid de markt ondersteunt. In de volgende twee paragrafen worden deze twee aspecten besproken.

3.2 Kennis in de markt

In de vorige paragraaf is de aantrekkelijkheid van een marktsegment uiteengezet aan de hand van veel toegepaste factoren. Naast deze factoren is het voor Bioclear van belang dat er in de markt een

kennisbehoefte aanwezig is. Zonder een kennisbehoefte past de markt niet binnen de missie en strategie van Bioclear en kan de markt als niet aantrekkelijk worden getypeerd.

Kotler (1994) stelt dat een potentiële klant na het herkennen van een probleem op de optimale manier in haar behoeften wil worden voorzien. Het vermarkten van een product of dienst is dan ook te zien als het relateren van een waargenomen behoefte in de markt aan de aanwezige middelen van een organisatie (Smith & McKeen, 2004). Voor het introduceren van nieuwe producten of diensten is het identificeren, begrijpen en classificeren van de verschillende behoeften van de betrokken marktsegmenten van belang (Smith & McKeen, 2004). In dit onderzoek zijn de behoeften te typeren als kennisbehoeften, aangezien de diensten van Bioclear kennisintensief zijn. De Jong & Wagenaar (2003) stellen dat kennisintensieve organisaties vraaggericht behoren te denken, oftewel het vertalen van een externe kennisbehoefte naar een tijdig georganiseerd kennisaanbod. Het vraaggericht denken moet voorkomen dat er mismatches ontstaan tussen de kennisbehoefte en het kennisaanbod, wat kan leiden tot verlies van marktaandeel, het missen van marktkansen of het onbenut laten van intern aanwezige kennis (De Jong & Wagenaar, 2003). Kennisbehoeften kunnen in drie groepen en in drie categorieën worden onderverdeeld (Smith & McKeen, 2004). De drie groepen zijn 1) aanwezige behoeften; de doelgroep erkent dat er een product of dienst nodig is om het verschil tussen de huidige status en de gewenste status te overbruggen, 2) latente behoeften; de doelgroep moet herinnerd worden aan eerder vastgestelde behoeften, en 3) afwezige behoeften; de behoefte aan een product of dienst moet worden gecreëerd en verkocht. De drie

(17)

Aanwezige behoeften Latente behoeften Afwezige behoeften Operationele behoeften Tactisch behoeften Strategische behoeften

Figuur 3.1: onderverdeling van kennisbehoeften in groepen en categorieën (uit: Smith & McKeen, 2004) In de praktijk worden vaak niet de meest geschikte kennis en vaardigheden, met betrekking tot

technologie en bedrijfsvoering, toegepast die aanwezig zijn in het algemene kennisbestand (Iles & Yolles, 2002). Er wordt dus niet optimaal voorzien in de behoeften van de klant. Het algemene kennisbestand wordt hoofdzakelijk gevuld door universiteiten, onderzoeksinstituten en onderzoeksafdelingen van grote organisaties. Het overbruggen van deze knowledge gap tussen de praktijk en het kennisbestand is een functie voor een technology translator, oftewel intermediair (Iles & Yolles, 2002). De Jong & Wagenaar (2003) onderscheiden drie kennisstrategieën die een intermediair kan toepassen en die te vergelijken zijn met de bekende technologiestrategieën;

1. kennis push strategie: anticiperen op een voorspelde verandering in de kennisvraag 2. kennis pull strategie: kennis creëren wanneer er een duidelijke kennisvraag is

3. combinatie van kennis push & pull strategie: ontwikkelen kennisaanbod als de kennisvraag groot genoeg is

Zoals eerder is aangegeven heeft de aanwezige kennisbehoefte in de vergistingsmarkt invloed op de mate van aantrekkelijk van de markt voor Bioclear. Daarnaast heeft de mate van overheidsondersteuning invloed op de aantrekkelijkheid van de markt zelf. Hierop wordt in de volgende paragraaf ingegaan.

3.3 Overheidsondersteuning

Behalve de genoemde geaggregeerde marktfactoren en bedrijfstakstructuurfactoren en de aanwezigheid van kennisbehoeften, heeft de mate van overheidsondersteuning een grote invloed op de realisatie van de duurzame energiehuishouding. Alsem (1996) stelt dan ook dat geaggregeerde marktfactoren en

bedrijfstakstructuurfactoren direct worden beïnvloed door de ontwikkelingen in de macro-omgeving. Van de bekende macro-omgevingsfactoren1 is de invloed van de overheid in dit onderzoek het meeste van belang. Duurzame energie is nog niet in staat om één op één te concurreren met de fossiele brandstoffen en het bedrijfsleven zal het verschil in kostprijs niet zelf overbruggen. De overheid wil het aandeel

duurzame energie laten toenemen en zal hiervoor met ondersteunende maatregelen moeten komen. Gezien deze afhankelijkheid van overheidsondersteuning wordt dit als een losse variabele gezien en niet als een parameter van de aantrekkelijkheid, zoals Kotler (1994) dit stelt. Overheidsbeleid dat als doel heeft om duurzame energie te promoten kan in drie hoofdgroepen worden opgedeeld (Beck & Martinot, 2004);

prijssetting en kwantiteitsforcerend beleid – dit beleid geeft toestemming voor bepaalde prijzen of hoeveelheden

investeringskosten verlagend beleid – het stimuleren van duurzame energie door het verlagen van investeringskosten

openbare investeringen en markt faciliterende activiteiten – verschillende vormen van openbaar beleid dat de marktbarrières verlaagt en marktontwikkeling faciliteerd of versnelt

Het beleid kan tot uitvoering worden gebracht door het toekennen van subsidies, door het aanpassen van belastingregels en/of door het aanpassen van de wetgeving.

3.4 Bruikbaarheid organisatiekennis

Aan de hand van de vastgestelde marktsegmenten kunnen de aanwezige competenties worden getoetst aan eisen vanuit de markt (Hlavacek & Ames, 1986). Het betreden van een nieuwe markt is niet alleen afhankelijk van de aantrekkelijkheid van de markt maar ook van de intern aanwezige kennis (Prahalad & Hamel, 1990). Om kennis binnen een organisatie vast te stellen onderscheid Jacobs (1999) vier

hoofdcategorieën kennis:

(18)

1. technologische kennis 2. marktkennis

3. organisatiekennis 4. sociale vaardigheden

In dit deel van het onderzoek is de organisatiekennis van belang (§ 3.4.1). Kennis over technologie op het gebied van vergisting is van belang wanneer er besloten is om de duurzame energiemarkt te betreden en bij het selecteren van projecten. Daarnaast zijn de medewerkers van Bioclear meer thuis in dit onderwerp. Andere delen van dit onderzoek hebben als doel om marktkennis te creëren en de kennis hoeft hierdoor niet in de organisatie gezocht te worden. Tot slot voert het te ver om de kennis binnen Bioclear te analyseren tot op persoonsniveau.

3.4.1 Organisatiekennis

Volgens Jacobs (1999) is de aanwezige organisatiekennis onder te verdelen in drie categorieën competenties, welke in tabel 3.4 omschreven zijn. Competenties zijn een combinatie van expliciete kennis, zoals complexe theorieën en complexe technologieën, en impliciete kennis, zoals de

vaardigheden en routines (Jacobs, 1999, en Prahalad & Hamel, 1990). Deze middelen vormen een basis voor een kerncompetentie wanneer een organisatie haar processen beter uitvoert dan de concurrentie (Ray e.a., 2004). De expliciete kennis die de basis vormt voor één of meerdere competenties is over het algemeen eenvoudig te kopiëren, waardoor de routines en vaardigheden van de organisatie (impliciete kennis) het onderscheid ten opzichte van de concurrentie moeten creëren (Jacobs, 1999, en Ray e.a., 2004).

Soort competentie Omschrijving

Strategische kerncompetenties Specialistische vaardigheden waarmee de organisatie zich zoveel mogelijk onderscheid van de concurrentie en waarmee producten en diensten met een specialistische toegevoegde waarde worden gecreëerd.

Noodzakelijke competenties Competenties waarover een organisatie moet beschikken om effectief te kunnen werken en toegevoegde waarde te kunnen creëren. Deze competenties zijn niet uniek en onderscheidend.

Uitwisselbare competenties Deze kennis is eenvoudig over te dragen van de ene naar de andere organisatie en vormt geen onderdeel van het ‘intellectuele kapitaal’ van de organisatie en heeft geen invloed op de concurrentiepositie.

Tabel 3.4: soorten competenties (uit: Jacobs, 1999)

Prahalad & Hamel (1990) zien competenties als de basis waarop een organisatie gebouwd is. De kernproducten of -diensten die een organisatie aanbiedt zijn gebaseerd op één of meerdere

competenties. De producten of diensten worden vervolgens, in aangepaste vorm, aangeboden in één of meerdere markten waardoor er verschillende eindproducten ontstaan. Competenties behoren verzorgd en beschermd te worden, aangezien kennis vervaagd wanneer het niet gebruikt wordt (Prahalad & Hamel, 1990). Het gevaar is dat de competenties na verloop van tijd niet meer onderscheidend zijn, aangezien de concurrentie deze competenties ook ontwikkeld heeft (Jacobs, 1999). De kosten en moeilijkheid van het creëren van competenties die nodig zijn in een bepaalde markt vormen de entreebarrières van deze markt (Aaker, 1989).

3.4.2 Identificeren kerncompetenties

Het identificeren van kerncompetenties kan zowel top-down als bottum-up plaatsvinden (Jacobs, 1999). In het geval van top-down wordt er door het management bepaald op welke gebieden een organisatie wil excelleren en wordt er vervolgens bepaald welke competenties (mogelijk) ontbreken. Bij de bottum-up benadering wordt eerst gekeken welke kennis er binnen de organisatie aanwezig is, om vervolgens te bepalen welke kerncompetenties met deze kennis gevormd worden.

De waardeketen van Porter (1997) wordt veel toegepast bij het in kaart brengen van de configuratie van de kerncompetenties binnen een organisatie. Het op een systematische manier onderzoeken van alle activiteiten die een bedrijf uitvoert is noodzakelijk om de bronnen van concurrentievoordeel te analyseren (Porter, 1997). De waardeketen is samengesteld uit negen generieke activiteitencategorieën.

(19)

ingekochte inputs, menselijk kapitaal en enige vorm van technologie om haar functie te vervullen. De infrastructuur van het bedrijf heeft geen direct verband met de primaire activiteiten, maar ondersteunt de gehele waardeketen. In figuur 3.3 is de waardeketen schematisch weergegeven om de omschrijving te verduidelijken.

Figuur 3.3: de waardeketen (uit: Porter, 1997)

De middelen en capaciteiten van een organisatie, die gevonden zijn tijdens de analyse van de

waardeketen, zijn niet direct aan te wijzen als sterkte of zwakte. Een toepasbaar raamwerk hiervoor is het VRIO model van Barney (2002), waarbij de onderscheiden middelen en capaciteiten worden getoetst aan de volgende vier vraagstukken:

1. De vraag van waarde: Maakt de resource of capaciteit het de organisatie mogelijk om te reageren op kansen en bedreigingen?

2. De vraag van zeldzaamheid: Wordt de resource op dit moment slechts door enkele concurrenten gecontroleerd?

3. De vraag van imiteerbaarheid: Hebben organisaties zonder deze resource een kostennadeel voor het verkrijgen of ontwikkelen hiervan?

4. De vraag van organisatie: Zijn het organisatiebeleid en bijbehorende procedures op een dergelijke wijze georganiseerd zodat de waardevolle, zeldzame en moeilijk imiteerbare resource geëxploiteerd kan worden?

Aan de hand van deze vragen kan er een uitspraak worden gegaan over de competitieve implicaties, de economische prestatie en de sterkte van de betreffende middelen en capaciteiten. In bijlage 2 is het VRIO model schematisch weergegeven.

3.5 Conceptueel model

In dit hoofdstuk zijn vier variabelen besproken waarvan de beslissing over het wel of niet actief zijn op de duurzame energiemarkt afhankelijk is. Deze variabelen en de onderlinge relaties zijn weergegevens in een conceptueel model (figuur 3.4). De twee variabelen aantrekkelijkheid van de marktsegmenten en hoeveelheid aanwezige kennis in de markt hebben een extra onderlinge relatie. De combinatie van deze twee variabelen geeft inzicht in de aantrekkelijkheid voor Bioclear wanneer de marktsegmenten als aantrekkelijk te typeren zijn en er een kennisbehoefte in markt aanwezig is.

Figuur 3.4: conceptueel model Ingaande logistiek Uitgaande logistiek Marketing & verkoop Service Operaties

Infrastructuur van de organisatie ‘Menselijk kapitaal’ management

(20)

4

Vraagstelling & methodologie

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de vraagstelling van het onderzoek en de methode waarop deze is beantwoord. De onderzoeksmethoden worden behandeld aan de hand van een beschrijving van de dataverzameling, de dataregistratie en -verwerking en de data-analyse.

4.1 Vraagstelling

In het conceptueel model zijn vier elementen weergegeven waarover een uitspraak gedaan dient te worden om aan de doelstelling van het onderzoek te voldoen. In het theoretisch kader zijn de theorieën behorende bij deze elementen behandeld. De vraagstelling behoort alle elementen uit het conceptuele model te omvatten (De Leeuw, 2003). In dit onderzoek bestaat de vraagstelling uit vier vragen, die ieder zijn opgesteld aan de hand van één van de elementen uit het conceptueel model en bijbehorende theorieën.

1. Welke marktsegmenten zijn er in de markt van vergisting van biomassa te onderscheiden en welke beoordeling van aantrekkelijkheid is per marktsegment van toepassing?

2. Aan welke kennis in de markt van vergisting van biomassa is behoefte (te verwachten)? 3. In welke mate en met welke middelen ondersteunt de overheid de markt van vergisting van

biomassa?

4. Welke kennis is binnen de organisatie aanwezig en welke kennis is nodig voor het acquireren en uitvoeren van projecten in de markt van vergisting van biomassa?

4.2 Onderzoeksmethoden

Om de hierboven genoemde vraagstelling te beantwoorden is data verzameld en geanalyseerd. Voor het verzamelen en analyseren van data zijn diverse methoden en technieken ontwikkeld, de keuze voor één of meerdere methoden is veelal afhankelijk van het type onderzoek. Dit onderzoek is te typeren als kwalitatief onderzoek, aangezien het doel van het onderzoek het beschrijven en interpreteren van een probleem in concrete, alledaagse omstandigheden is en het onderwerp ingewikkeld en complex is (Baarda e.a., 2005).

4.2.1 Dataverzameling

De methoden van dataverzameling die het meeste bij kwalitatief onderzoek worden toegepast zijn participerende observaties, open interviews en deskresearch (Baarda e.a., 2005). Bij dit type onderzoek gaat het dan ook niet om het verzamelen van grote hoeveelheden data, maar om het verzamelen van kwalitatief goede en bruikbare data. Bij dit onderzoek is gebruik gemaakt van open interviews en deskresearch. Er is gekozen voor open interviews om de geïnterviewde zo min mogelijk te beïnvloeden en om de geïnterviewde zelf de eigen meningen te laten formuleren (Braster, 2000). Er zijn tien externe en vijf interne interviews gehouden. Bij de externe interviews zijn twee interviews gehouden per betrokken marktpartij, deze partijen zijn onderzoeksinstellingen, overheden, faciliterende partijen, adviesbureaus en ontwikkelaars. De interne interviews zijn gehouden met twee directieleden en drie projectleiders. In bijlage 3 zijn de interviewschema’s en omschrijvingen van de geïnterviewden opgenomen. Hieronder wordt per vraag uit de vraagstelling aangegeven op welke wijze er data verzameld is.

1. Aantrekkelijkheid marktsegmenten

De benodigde data voor het bepalen van de marktaantrekkelijkheid zijn vooral verkregen met behulp van deskresearch. Hierbij is onder andere gebruik gemaakt van internet, marktonderzoeken en resultaten van onderzoeksinstellingen. Daarnaast zijn open interviews gehouden. Om een levendiger beeld te krijgen van de markt zijn als derde een viertal bijeenkomsten bezocht. De thema’s van deze bijeenkomsten waren divers; kansen voor duurzame energie in Nederland, duurzame energie in Noord-Nederland, ontwikkelingen in de markt van biobrandstoffen en ontwikkelingen op het gebied van biogas.

2. Aanwezige kennis in de markt

(21)

3. Mate van overheidsondersteuning

De mate van overheidsondersteuning is bepaald aan de hand van deskresearch. Door het bestuderen van publicaties van diverse adviserende en uitvoerende overheidsorganen en betrokken ministeries is het huidige beleid achterhaald. Daarnaast wordt er in sommige publicaties ingegaan op mogelijke of in ontwikkeling zijnde aanpassingen aan het beleid. Door het Nederlandse beleid te relateren aan het beleid in omliggende landen kan een relatieve beoordeling worden gegeven. Daarnaast is tijdens de genoemde interviews gevraagd naar de mening over de overheidsondersteuning.

4. Bruikbaarheid organisatiekennis

De competenties van Bioclear zijn in kaart gebracht door een combinatie van deskresearch en open interviews. Bij deskresearch kan gedacht worden aan verschillende interne documenten, zoals ondernemingsplannen en projectrapportages. Om meer specifieke informatie over de aanwezige kennis binnen de organisatie te verkrijgen zijn een vijftal interviews gehouden (bijlage 3).

4.2.2 Dataregistratie en -verwerking

De interviews zijn gehouden op externe en interne locaties. Er zijn negen interviews gehouden bij de meewerkende organisaties en zes interviews zijn gehouden op het kantoor van Bioclear. Tijdens de interviews zijn, wegens gebrek aan audio- en videoapparatuur, aantekeningen in steekwoorden gemaakt, welke dezelfde of volgende dag op de werkplek zijn uitgewerkt. In tabel 4.1 is aangegeven welke vragen uit de interviewschema’s (bijlage 3) en welke variabelen uit het conceptueel model aan elkaar gekoppeld zijn.

Variabele uit conceptueel model Extern

interviewschema

Intern

interviewschema Aantrekkelijkheid marktsegmenten 3.1 t/m 3.4

Hoeveelheid kennis in de markt 4.1 t/m 4.4 Mate van overheidsondersteuning 6.1 t/m 6.3

Bruikbaarheid organisatiekennis 5.1 t/m 5.3 3.1 t/m 3.6 Tabel 4.1: Koppeling tussen het conceptueel model en het interviewschema

Aangezien de duurzame energiemarkt veel ontwikkelingen doormaakt is er voor gekozen om voor de deskresearch geen data te gebruiken welke ouder zijn dan drie jaar. Het onderzoek is dus gericht op de periode 2003-2006.

4.2.3 Data-analyse

(22)

5

Aantrekkelijkheid marktsegmenten

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de aantrekkelijkheid van de marktsegmenten die binnen de

vergistingsmarkt te onderscheiden zijn. Als eerste worden aan de hand van de resultaten uit de interviews de verwachtingen van vergisting besproken. Vervolgens wordt de aantrekkelijkheid van de onderscheiden marktsegmenten bepaald. Het hoofdstuk wordt afgesloten met conclusies.

5.1 Resultaten interviews

Tijdens de interviews is onder andere gevraagd naar de verwachtingen van biomassa. Na het analyseren van deze interviews (bijlage 4) zijn de labels onderverdeeld in thema’s en kernthema’s. In tabel 5.1 zijn de resultaten van deze analyse in een taxonomie weergegeven. Deze taxonomie geeft de hiërarchische structuur weer van de vastgestelde labels, thema’s en kernthema’s. Op basis van de twee kernthema’s, vergisting en potentieel, wordt deze analyse uitgewerkt.

Label Thema Kernthema

Import biomassa Biomassa bron Vergisting

Bijdrage afval- en reststromen Energieteelt

Lokale opwekking & verbruik Gebruik biomassa Biomassa voor energie

Inzichten in verdeling afzet Eindproducten Biogas mbv vergisting

Vergisting voor elektriciteit & warmte

Gassen energiedrager Marktontwikkeling Potentieel Prijzen fossiel

Energiesector

Vergassing 10-15 jaar Technologieontwikkeling Verbranding korte termijn

Waterstof

Vergisting creëert markt Ontwikkeling vergisting Constante bijdrage energielevering

Bijdrage totale energievraag Groei 10-15 jaar

Tabel 5.1: taxonomie aantrekkelijkheid vergisting

5.1.1 Vergisting

(23)

5.1.2 Potentieel

Tijdens de interviews is het potentieel van vergisting besproken aan de hand van drie thema’s;

marktontwikkeling, technologieontwikkeling en ontwikkeling van vergisting. Over het algemeen wordt de marktontwikkeling, in relatie tot vergisting, als positief ervaren. Verwacht wordt dat er een revolutie in de energiesector plaats zal vinden, mede onder druk van de hoge prijzen van fossiele energiedragers, en dat gasvormige energiedragers een grote rol gaan spelen in de energiehuishouding. Uit de interviews is een eenduidig tijdspad met betrekking tot technologieontwikkeling naar voren gekomen. In tabel 5.2 is dit tijdspad weergegeven, waarbij per periode de dominante technologie staat aangegeven. Biomassa wordt nu vooral bijgestookt in energiecentrales en vergisting is in opkomst. Wanneer over 10 tot 15 jaar de technologie van vergassing is ontwikkeld zal deze op grote schaal worden toegepast. De verwachting is dat ooit waterstof een belangrijke energiedrager gaat worden, maar hierover bestaat nog veel scepsis.

Termijn 0-5 jaar 0-15 jaar 10-30 jaar >30 jaar

Technologie Verbranding Vergisting Vergassing Waterstof Tabel 5.2: tijdspad benutting biomassa voor energieopwekking

Over de ontwikkeling van vergisting hebben de geïnterviewden grotendeels dezelfde verwachtingen. In de komende 10 tot 15 jaar zal de vergistingsmarkt groeien tot vergassing ontwikkeld is, om vervolgens te stabiliseren. Er wordt een beperkte maar constante bijdrage aan de energiehuishouding verwacht, mede doordat vergisting een bewezen en eenvoudig toe te passen technologie is. Daarnaast wordt een

maatschappelijke bijdrage van vergisting verwacht; het creëren van een duurzame energiemarkt. Hiermee wordt bedoeld dat er maatschappelijk draagvlak wordt gecreëerd, waardoor andere duurzame

energieopties in de toekomst makkelijker geïmplementeerd kunnen worden. Een aantal geïnterviewden heeft pas het afgelopen jaar het idee gekregen dat vergisting als een serieuze optie te zien is.

5.2 Resultaten deskresearch

Uit de interviews is een algemeen beeld over de verwachtingen van vergisting ontstaan. Om specifiekere uitspraken te kunnen doen over de aanwezige marktsegmenten is gebruik gemaakt van deskresearch. In dit onderzoek is er voor gekozen om de marktsegmenten a priori te bepalen, wat inhoudt dat de markt is opgedeeld in subgroepen. Als subgroepen worden de eindproducten gezien die nu te verkrijgen zijn met behulp van vergisting; elektriciteit & warmte, gas en brandstoffen (Rayer, 2003, en Beumer, 2005). In de volgende drie paragrafen worden per eindproduct de geaggregeerde marktfactoren en

bedrijfstakstructuurfactoren besproken.

5.3 Elektriciteit & warmte

Het toepassen van vergisting voor het opwekken van elektriciteit wordt, van de genoemde eindproducten, het meeste toegepast (Veringa, 2006). De belangrijkste redenen hiervoor zijn de technische en

economische haalbaarheid (Beumer, 2005) en het feit dat het een bewezen technologie is (Reith e.a., 2003). Het methaangas dat vrijkomt bij vergisting wordt met behulp van een warmtekrachtkoppeling (WKK) omgezet in elektriciteit. Deze elektriciteit wordt aan het bestaande net geleverd (Rayer, 2003). Daarnaast komt bij dit proces warmte vrij, welke zo efficiënt mogelijk gebruikt dient te worden om de installatie rendabeler te maken. Het transport van warmte leidt echter snel tot warmteverlies of hoge investeringskosten in het transportnet, waardoor een geconcentreerde warmtevraag een belangrijk criterium is bij de locatiekeuze van de vergister (Rayer, 2003).

5.3.1 Geaggregeerde marktfactoren

De markt van elektriciteitsopwekking middels vergisting is de grootste duurzame energie markt binnen de Nederlandse energiehuishouding, met een bijdrage rond de 1% (Rayer, 2003) en een bijdrage van ongeveer 5% in het elektriciteitsverbruik in Nederland (Min. EZ, 2005). Verwacht wordt dat het huidige aantal installaties (ca. 30) voor eind 2007 is toegenomen tot honderd (Veerman, 2006). Inventarisaties onderbouwen deze verwachting; er is gebleken dat meer dan 700 ondernemers plannen hebben om te investeren in vergisters (Veerman, 2006) en in Noord-Nederland liggen aanvragen om in de komende twee jaar meer dan 20 vergisters te plaatsen (energyvalley.nl). Voor deze plannen lijkt er voldoende ruimte, aangezien uit een studie is gebleken dat er alleen in de regio Noord Groningen al ruimte is voor ruim 25 vergisters (knnmilieu.nl).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In this study a two-session training programme, based on the Go MAD® thinking system (Gilbert, 2005), was compiled to improve the self-regulatory skills of a group of higher

The aim of this study was to identify any hydro-chemical changes that occurred in the water quality of Klerkskraal, Boskop and Potchefstroom Dams during the period 1995 to

Keywords: South African urban case study , livability, sense of place, sustainability, environmental and social management, heritage management, Tshwane, Pretoria,

Mate van verdroging gerelateerd aan het aanwezige vegetatietype Voor de typische subassociatie van de Associatie van Moerasstruisgras en Zompzegge is het optimale bereik van de

Ook diverse andere activiteiten laten een afname zien in de tijd, meest opvallend is het dalende aandeel respondenten dat het bos bezoekt voor de activiteit ‘recreëren niet

Bij de tweede bewerking die dwars op de eerste werd uit- gevoerd, werd de grond goed verkruimeld en vlak gemaakt.. De sporen werden

Voor de tellingen per schip geldt, dat deze in het gebied Friese Front vooral gericht zijn geweest op het tellen van Zeekoeten. Dit levert twee belangrijke beperkingen op: 1) er

The expected results are to optimize production in geothermal reservoirs by obtaining information about the influence of environment-friendly chelating agents on