• No results found

F. H. VAN MEER

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "F. H. VAN MEER "

Copied!
96
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

het :and vrij nen lijkt een lOet aan

een oog nde

:en,

,ms B.

F. H. VAN MEER

EUROPEES PERSPECTIEF

D

e onlangs overleden Duitse econoom Walter Eucken, geestelijk leider van de "Freiburgse School", vestigt in zijn nagelaten werk "Wirtschaftspolitik"

de aandacht op de centrale betekenis der evenwichtsgedachte voor de maatschappelijke orde. Eucken herinnert er aan, dat het evenwichtsprobleem van universele aard is. Ten onrechte wordt het dikwijls geacht van huis uit tot de na- tuurwetenschap te behoren. De idee van het evenwicht vindt haar oorsprong in het Griekse denken over staaf en maatschappij, waarin zij in verband wordt genoemd met de ideeën van de kosmos, van de maat, van de harmonie, van elkander bin- dende krachten. Reeds in die dagen werd zij op het gebied der buitenlandse poli- tiek in toepassing gebracht, bijvoorbeeld in de verhouding van Sparta tot Athene.

Vele eeuwen later neémt Machiavelli haar over in zijn staatsleer. Op zijn beurt vindt deze vermaarde navolgers in Mettemich, Talleyrand, Bismarck en vele Britse staats- lieden. Op maatschappelijk gebied zij gememoreerd, hoe het behoud van het evenwicht tussen de standen een onderwerp was van voortdurende zorg voor de middeleeuwse politiek en voor het mercantilisme. Door het mercantilisme wordt de gedachte van het evenwicht voor het eerst naar de economie overgebracht, waar zij er toe leidt, het probleem der betalingsbalans als het centrale proble·am der handelspolitiek te beschouwen. In- en uitvoer zouden, naar men meende, aan zich zelf overgelaten niet in evenwicht geraken, zodat de staat de taak had, een voor het land voordelig evenwicht tussen beide te verZekeren. In onze dagen heeft deze denkwijze opnieuw veld gewonnen en is in vele landen tot grondslag voor de handelspolitiek gekozen.

In zijn verdere beschouwingen beperkt Eucken zich tot de betekenis van de evenwichtsgedachte voor het vraagstuk van de ordening van het internationale geldwezen. Niettemin vindt hiLgelegenheid er op te wijzen, dat niet slechts duur- zame ordening van het geldwezen, doch ' in het algemeen oplossingen van economisch-technische problemen slechts kunnen worden bereikt, als deze oplos- singen bijdragen tot het scheppen v~n een algemeen maatschappelijk evenwicht en dus nimmer worden gevonden door het deelprobleem te verabsoluteren. Lang aanhoudende evenwichtsstoornissen op deelgebieden vormen volgens Eucken de zekerste aanwijzing, dat het algemene evenwicht is verstoord.

De universele verstoring van het maatschappelijk evenwicht, die zich tegen het einde van de achttiende eeuw openbaarde met als zichtbaarste teken de snelle ontwikkeling der industrialisatie, zet zich voort tot in onze dagen. Aanvankelijk

(2)

voert zij tot haastige ineenstorting van verouderde maatschappelijke vormen, bezegeld in de Franse Revolutie. Doch deze laatste schiet te kort in haar tweede opgave: het scheppen van en vorm geven aan een nie~~e orde, die tot eeni maatschappelijk evenwicht zal leiden, een orde welke zodanig functionneert, dat zij een synthese voortbrengt, die tegelijk een economisch optimum en een optimum aan sociale rechtvaardigheid belichaamt. Eerst gaandeweg worden in de daarop volgende anderhalve eeuw de tekenen des tijds verstaan. Deze geleidelijke bewust- wording .leidt tot een kettingreactie van pogingen' tot schepping van onvolledig evenwicht, waarbij telkens een der beide grondaspec~en praevaleert. De univer- saliteit der evenwichtsstoornis openbaart zich als gevolg hiervan in steeds toe- nemende mate, totdat thans, na twoo wereldoorlogen, het bewustzijn van haar totaliteit doorbreekt en het zoeken naar de sleutel voor de oplossing van het centrale probleem, de schepping van nieuwe maatschappijvormen, welhaast tot een obsessie wordt.

De problemen, die Europa momenteel bezighouden, moeten tegen deze achter- grond worden gesteld. Zij zijn daarom zo moeilijk, omdat voorwaarde voor iedere oplossing is geworden, dat zij past in een orde, die nog niet wordt beleefd. ··.T\.

Europa zelf is het middelpunt dezer problemen. De wijziging der krachtsver- houdingen in de internationale politiek gedurende de eerste .helft der twintigste eeuw is boven alles teweeggebracht door .het snel verlammen van de Europese dynamiek, gepaard gaand met het in verval raken van de Europese wereld- hegemonie. Ondanks de spectaculaire rijkdom van de Verenigde Staten en de geweldige krachtsontplooiing van de Sowjet-Unie is geen dezer beide mogend- heden in staat de nalatenschap van. Europa ongedeeld over'te nemen en wekt hun antagonisme hoogstens de indruk het voorspel te zijn van een strijd als die der diadochen na Alexanders dood. Het Europa van de zeventiende, achttiende en negentiende eeuw is als bron van macht en beschaving voorshands ongeëvenaard.

Het is niet juist, in elk geval te vroeg, de verbreking van het evenwicht in de wereldpolitiek te zien als een neiging van het zwaartepunt der westerse beschaving zich uit Europa naar elders te verplaatsen. Het probleemcomplex Europa wordt slechts begrijpelijk vanuit het gezichtspunt, dat Europa een nog voortdurend aanwezige historische opgave schromelijk verzaakt.

Welke zorgen om de toekomst het Amerikaanse of Russische volk ook mogen koesteren, deze hebben niets gemeen met het van scepticisme doordrongen crisis- gevoel, dat de Europese volken beheerst, het bewustzijn, dat de nationale existen- tie op het spel staat. Dit crisis gevoel is niet voldoende verklaarbaar uit een vrees voor overweldiging uit het Oosten. De bezorgdheid over het mogelijk uitbreken van een gewapend conflict op leven en dood met de Sowjet-Unie is in de Verenigde Staten aanzienlijk levendiger dan in Europa. V 66r alles vOtJlen de Europese naties zich van binnen uit bedreigd. Twee schijnbaar zinloze onderlinge vernietigingsoorlogen hebben een nieuw besef van lotsverbondenheid doen~ geboren

~orden en tegelijkertijd een innerlijke twijfel aan het vermogen tot rationele samenwerking. Niet slechts voor het een, doch ook voor het ander is slechts plaats in een politiek bewustzijn, dat weigert berustend verlies te aanvaarden, doch worstelt naar voldoende zelfvertrouwen om gezamenlijk te herstellen wat gezamen-

(3)

lum

rop

lSt-

dig

!er- oe- aar het tot

:er- ere

'er- 'ste ese ld-

de ld-

un Ier en rd.

de ng rdt

de de ge en

!le

lts

eh

'11-

lijk is vernietigd. Ieder oordeel is afhankelijk van de ~angelegde maatstaf. De Europese crisis is het vraagstnk van de vervulbaarheid der Europese pretenties.

De slotsom moge evident zijn, dat de Europese problemen slechts langs Europese weg tot oplossing kunnen worden gebracht, doch he.t besef, dat de nationale buitenlandse politiek zich naar deze waarheid heeft te richten, dringt, niet alleen in Nederland, eerst gaandeweg door. Vooral het denkbeeld' der Atlantische ge- meenschap heeft er toe geleid, dat de historische zin van de Amerikaanse hulp- verlening aan Europa werd miskend, die in wezen geen andere is dan Eurqpa zoveel mogelijk te bevrijden van het verlammende bewustzijn tijdelijk weerloos te zijn in het geval ener agressie uit het Oosten. Het tijdelijke karakter van de hulp is geaccentneerd door een aantal maatregelen, die er op werden gericht Europese zelfwerkzaamheid te stimuleren. Deze opgave vertegenwoordigt een zo ontzaglijke inspanning van de Verenigde Staten, zowel in politiek als in econo- misch opzicht, dat zij reeds daarom zonder voorbehoud erkentelijkheid verdient en allerminst beantwoqrd mag worden met overvragen. Daarom mag de Atlantische gemeenschap van Europese zijde niet worden misbruikt als middel om zich duurzame Amerikaanse hulp te verzekeren. De idealen waarop deze gemeenschap berust, verdienen een waardiger lot. Ne.rgens beter dan in de Verenigde Staten zelf wordt beseft, hoezeer dit lot afhankelijk is van een Europese oplossing der Europese problemen.

De voorkeur van sommige Europese staatslieden voor "Atlantisch denken"· boven

"Europees denken" berust daarom, ondanks de schijn van wijder constructittlve visie, op een miskenning van de realiteit en dekt in feite schuchterheid voor het

"avontnur der Europ.ese integratie". Deze aarzeling behoeft geen verwondering te wekken. Een nieuwe Europese maatschappelijke orde wordt niet geschapen bij resolutie als sluitstuk van een iI\ternationale conferentie, zomin als de bevelen der generaals a priori de afloop van een veldslag beslissen. De zege wordt behaald door de. troepen te velde, soms in gevechten van man tegen man, en de staven beperken zich tot de taak deze massale actie volgens een vastgesteld plan te doen verlopen, dat daarvan het grootste effect doet verwachten. Beslissend is de geest van de troep, het vertrouwen in eigen kracht, in de leiding en in de mogelijkheid het gestelde doel te bereiken. Een veldheer die zich bewust is van de wankel- moedige geest van zijn troepen, is geneigd de slag te ontwijken.

Het vertrouwen van de Europese naties in zich zelf de kracht te vinden, de historische taak van Europa voort te zetten, is helaas niet onverdeeld. Deze twijfel vloeit voort uit onklare voorstellingen omtrent de voor Europa bereikbare moge- lijkheden en omtrent de te volgen weg om deze te qntsluiten.-Om, zoals Spaak het uitdrukt, Europa te maken, moet men eerst Europa zien . .

Men moet de verleiding weerstaan, Europa te beoordelen naar het jongste ver- leden. De verloochening der Europese eenheid in de eerste helft der twintigste eeuw is een verschijnsel van voorbijgaande aard geweest en zij, die zich wijden aan het uitwissen van de sporen van deze periode, vinden steun in een traditie, die door de eeuwen heen terugreild:. tot de tijd der Kruistochten. Europa maken wil zeggen, de in Europa aanwezige krachten ordenen. Het is aan geen h.vijfel onder- hevig, of deze krachten zijn toereikend om de voortzetting van Europa's welvaart

(4)

en. cultuur te verzekeren. Geen werelddeel beschikt over grotere reserves aan wetenschapelijke en technische kennis' en aan geschoolde arbeidskracht. De groot- heid van een volk is in het verleden nooit te danken geweest aan het toevallige bezit van grondstoffen en andere natuurlijke hulpbronnen, doch steeds aan het ver!ll0gen van de mens zich deze ten nutte te maken. De verwoesting en verarming, die de oorlog heeft na:gelaten, beslissen dan ook niet over het lot van Europa, doch zijn veeleer een Mene Tekel, een laatste waarschuwing, het proces van zelfvernie- tiging tot staan te brengen, dat werd ingeluid door het verloren gaan van het maatschappelijke evenwicht in de Europese samenleving. Het Oost-Westconflict, dat de wereld op .dit ogenblik in spanning houdt, is een uit vele symptomen van het verstoorde politieke evenwicht, waarvoor de huidige constellatie in Europa aansprakelijk is. Sedert in onze dagen de wereldvrede ondeelbaar is geworden en de veiligheid niet langer naar alle zijden behoeft te worden verzekerd, behoort Europa in staat te zijn uit eigen middelen een bijdrage te leveren van voldoende omvang om het overwicht der vredelievende naties tegenover iedere potentiële aanvaller duurzaam te handhaven. Bij rationele bundeling van eigen krachten kan Europa deze taak op zich nemen en daarmede de verantwoordelijkheid vermijden voor een derde wereldoorlog.

Het is dan ook een niet slechts redelijk, doch ook moreel afwijsbaar défaitisme om niet in Europa te geloven en in plaats daarvan zich willoos door de. dynamiek van andere samenlevingen te laten fascineren. Weliswaar kan vertrouwen in eigen toekomst geschraagd worden door inspiratie uit hetgeen elders in de wereld tot stand wordt gebracht, doch te vermijden is de waan, dat enkel nabootsing 'vol- doende is om evenwaardig resultaat te bereiken en dat Europa, om opnieuw tot macht en bloei komen, bijvoorbeeld kan volstaan zich ijlings naar Amerikaans model te organiseren en de Amerikaanse wereldbeschouwing en denkwijzen over te nemen. In dit verband zij gememoreerd, dat de huidige politiek van de Verenigde Staten ten opzichte van Duitsland, gericht op een zoveel en zo spoedig mogelijk prijsgeven van de na de oorlog over Duits gebied uitgeoefende souvereine rechten, niet vreemd is aan een door ervaring verkregen schroom voor de verantwoordelijk- heid voor het gebeuren in dit deel van Europa. .

Evenals de Sowjetrussische rust ook de Amerikaanse maatschappij op geheel andere grondslagen dan de Europese. Misschien is het verschil zo te formuleren, dat het Europese denken zich nooit van de Scholastiek heeft losgemaakt, van de onderschikIdng va·n het aardse aan het eeuwige. Door de eeuwen heen is het Europese handelen een handelen uit beginsel gebleven, waarbij de godsdienst-

,twisfen ~aandeweg .plaats maakten voor strijd tussen maatschappelijke ideologieën.

De inspanning; nodig om het geweldige gebied tussen de twee Oceanen tot een nieuw vaderland in te richten, heeft het Amerikaanse volk van dit traditionele denken vervreemd en tot een meer pragmatische denkwijze gevoerd. Deze zette zich door in wetgeving en bestuur. Na de verwerving van hun onafhankelijkheid ver-

I

enigden de afzonderlijke staten zich in federatief verband. Daarmede schiepen zij de mogelijkheid, de uitoefening van belangrijke overheidsfuncties te rationaliseren door deze. te centraliseren in handen van federale autoriteiten. Zo kon de maat- schappij der Verenigde Staten tot een eenheid groeien, ongehinderd door de

(5)

.an onderlinge grenzen dezer staten, welke grenzen in betekenis devalueerden naar- ot- mate het politieke denken zich uit rationele gronden boven locale tradities verhief.

ige In Europa daarentegen ontwikkelde terzelfder tijd de souvereine staat zich tot let het instrument bij uitstek ter handhaving van de beginselen, waarop alle politiek 19, berustte. Ondanks de demonstratieve resultaten, die de rationalisatiegedachte, dank 'ch zij de enorme vlucht der technische wetenschappen, op talrijke maatschappelijke ie- gebieden bereikte, versperde hèt dogma van de staatssouvereiniteit haar de toegang let tot de staatkundige beginselen, zodat de grondslag voor een rationele Europese ct, politiek bleef ontbreken. Van lieverlede viel het Europese politieke' denken uiteen

·an in nationale versies, zodat het in toenemende mate beïnvloed werd door de staat- pa kundige structuur en deze zelf niet langer beïnvloedde. De onaantastbaarheid van en de staatkundige formatie voor het rationele denken veroorzaakte aldus een breuk )rt in de harnionische ontwikkeling der Europese maatschappij structuur en stimuleerde de vervolgens de toenemende divergentie in de ontwikkeling binnen de afzonderlijke

~le staten.

an Het is deze erkenning, die voor het eerst de universaliteit van de evenWichts-.

en stoornis der Europese maatschappij in het licht heeft gestxld. Alle pogingen met afwisselende voorkeur het economische, sociale, financiële· of militaire aspect van ne de Europese problematiek te benaderen, moeten halverwege blijven steken, tenzij ek zij deel uitmaken van een bewust streven naar Europese staatkundige ordening en en t' uiting zijn van een herrijzing van het politieke denken tot Europees niveau.

:ot Een dergelijke fundamentele herziening van de maatschappelijke orde is, krach- )1· tens de voor Europa typische samenhang tussen practische politiek en beginsel, ot slechts denkbaar als correlaat van een ideologische heroriëntering. De conclusie, ns dat samenwerking tussen de volken in Europa internationale concurrentie als richt·

er snoer behoort te verdringen, zelfs al wordt zij van talrijke zijden verkondigd en :Ie verstandelijk als de enig juiste aanvaard, is niettemin zonder meer nog niet politiek jk levensvatbaar. Vervanging van de nationale grondslag der maatschappelijke orde n, door een Europese grondslag vóóronderstelt zedelijke vernieuwing van de Europese k· politiek door een ideologie, die zich boven het nationalisme verheft en haar idealen

nopens de staatkundige ordening op de Europese gedachte baseert.

d Een geleidelijk proces, dat zich iil de eerste helft der twintigste eeuw volh'ok, n, heeft althans één der voorwaarden voor een dergelijke ideologische verschuiving Ie vervuld. Het doordringen van de democratische gedachte heeft er toe geleid, dat et in alle Europese landen voortdurend bredere volksmassa's politiek mondig werden :t- en heeft daarmede de machIjspositie ondergraven van de ideologisch voor het n. ontstaan van het nationalisme verantWoordelijke volksgroep.

m "Natie" is oorspronkelijk de aanduiding geweest van de élite der bourgeoisie, uie Ie na de Franse Revolutie de richting van het politieke denken in Europa bepaalde

!h en uit de idealen van de Revolutie de eerste politieke ideologie schiep, het libera- r- lisme. Deze krachtens geboorte, welstand en ontwikkeling homogeen denkende :ij volksgroep veroverde in enkele decennia de leiding van het maatschappelijk leven 'n en werd toonaangevend voor smaak, zeden en gewoonten. De omwenteling van t- 1848 bracht de voltooiing van haar positie als heersende klasse in politiek opzicht.

Ie Reeds in het tweede kwart der negentiende eeuw bezegelde het spraakgebruik deze

(6)

ontwikkeling door het begrip "natie" te verruimen tot het gehele in staatkundige eenheid verbonden volk. De staat werd nationaal als belichaming van de politieke zelfstandigheid der in haar georganiseerde volksgemeenschap en souverein als draagster van onafhankelijk politiek gezag. Het idealiseren van de souvereiniteit en de nationale eenheid liet een maatschappelijke ethiek ontstaan, die zedelijke waarde toekende aan iedere handeling, die tot verheffing van I de nationale gedachte bijdroeg.

Het ontwaken van politiek bewustzijn in de van politieke zeggenschap uitge- sloten brede volksmassa's, te beginnen bij de industrie-,àrbeiders, ging gepaard met de opkomst van een tweede, eveneens op de idealen der Grote Revolutie voort- bouwende ideologie, het socialisme. Krachtens de aan het wezen van elk politiek streven inhaerente tendens zich in staatsmacht om te zetten, oritwikkelde het socialisme zich van meet of tot de machtspolitieke antithese van het liberalisme.

Geïnspireerd door het visioen van de macht der verenigde proletariërs aller landen, riep Marx het nationalisme ten antwoord toe, dat arbeiders geen vaderland hebben.

Doch in de practijk bleek de overmacht van het getal der politiek rechtelozen niet opgewassen tegen de erVaring van de klasse, die traditioneel met het hanteren' van maatschappelijk gezag vertrouwd was. Gaandeweg werd de socialistische beweging als profetes van een nieuwe maatschappelijke orde in het defensief gedrongen en werd zij er toe gedreven al haar krachten te concentreren op het breken van het machtspolitieke monopolie van de bourgeoisie. De erkenning van deze noodzaak leidde tot het reformistische socialisme, dat de machtsstrijd binnen de voorlopig onaantastbaar gebleken bestaande orde overbracht. De voortaan democratische strategie werd gericht op het doonlI:ingen in de burgerlijke gelederen.

Het einde van de Eerste Wereldoorlog bracht de consolidatie van twee socialis- tische successen. Het algemeen kiesrecht opende de weg naar de politieke macht.

Het humanistische beginsel verkreeg naast het economische burgerrecht als maat- staf voor de regeling der arbeidsverhoudingen. Het superieure politieke inzicht van de heersende klasse had evenwel door elastische verdediging de betekenis dezer successen tot maatschappelijke deelgebieden weten te -beperken. De bevolkings- aanwas en de toenemende industrialisatie had zij als historisch gegeven aanvaard en de scholing en organisatie der arbeidersklasse niet kunnen verhinderen. De controle op het politieke effect van deze verschijnselen had zij zich evenwel voor- behouden door het zorgvuldig "timen" van onvermijdelijke concessies en daardoor telkens tegen de geringste prijs het behoud der bestaande orde verzekerd. De tactiek van het democratische socialisme, geneigd binnen het bereik liggende macht en be- langen hoger te waarderen dan de uiteindelijke kans op een integrale zege der socialistische beginselen, bood daartoe gelegenheid, te meer omdat de schaduw- zijden van deze tactiek duidelijk waarneembaar werden in een verflauwen van het geloof in deze beginselen binnen de eigen gelederen. Als integrale maatschappelijke beweging had het socialisme reeds een onmiskenbare nederlaag geleden, 'toel1 het gezamenlijke besluit der socialistische partijen de oorlog te verhinderen in 1914 op het beslissende moment werd verloochend. De onbeholpen en vruchteloze revolu- tionnaire tendenzen na 1918 brachten verdere vermindering van prestige. In de twintiger jaren leek de bezielende kracht der socialistische idee geheel verloren

(7)

en rde ate

ge- aet Irt- iek het ae.

en, en.

.iet ran ng en let .ak lig he

1S- ht.

at- an :er

~s-

~d

)e

or-

le- I.er w- Iet ke .et )p u- de

~n

te gaan. De in haar groei stagnerende beweging, in de ban van het nationalisme geraakt, faalde ten derden male, toen het er om ging verzet te bieden tegen het nationalistische extremisme in Italië en Duitsland.

Dat dit nationalisme geleid heeft tot een op de spits drijven van de onderlinge afgunst der Europese volken, tot een voorbij zien aan gemeenschappelijke belangen uit nationaal-egoïstische verblindheid en ten. slotte tot een tweede, afschuwelijke poging elkander te vernietigen, sluit nochtans niet in, dat vandaag heel het complex zedelijke waarden, dat dit gebeuren moest rechtvaardigen, in de ban is gedaan.

Stellig heeft de belevenis van de Tweede Wereldoorlog het politieke bewustzijn geschokt en twijfel doen rijzen aan veel, qat tevoren als vanzelfsprekend was aanvaard. Oorlogsgeweld en verdrukking werden niet alleen in doffe berusting verdragen, doch leidden ook tot bezinning op overgeleverde waarden en tot idea- listische plannen voor een toekomstige, betere maatschappij. Na het einde der vijandelijkheden evenwel werden deze idealen, veelal verbleekt bij confrontatie met de nuchtere werkelijkheid, verdrongen door een nieuwe golf. van nationale gevoelens. Treffend getuigt hiervan de aanvankelijke behandeling der 0verwonnen volken, gebaseerd op het typisch nationalistische beginsel der collectieve aan- sprakelijkheid.

Schijnbaar in tegenspraak met deze opleving van nationaal sentiment staat het verschijnsel, dat spoedig daarop de Europese regeringen naar wegen zoeken voor de oplossing der na-oorlogse problemen, die op den duur met het nationalisme onverenigbaar moeten blijken. Het lijdt geen twijfel, dat de begrenzing van Europa tot het gebied be~esten het IJzeren Gordijn, de door de oorlog teweeggebrachte verwoesting en ontwrichting van het mechanisme der Europese productie en het verloren gaan van Europese investeringen in andere werelddelen het Europese herstelprobleem een o!}tzaglijke omvang verleenden en de afzonderlijke rege- ringen voor gelijksoortige moeilijkheden plaatsten, ongeacht de vraag of hun land tot de winnaars dan wel de verliezers van de oorlog behoorde. Niettemin bieden deze omstandigheden geen verklaring voor de kennelijke aarzeling naar oplossingen te streven in nationale zin volgens de oude regel, dat de tering naar de nering moet worden gezet.

Een aanknopingspunt voor de richting, waarin de oorzaak van dit paradoxale verschijnsel moet worden gezocht, levert het meest ~vidente gemeenschappelijke kenmerk van de binnenlands-politieke ontwikkeling der verschillende landen na 1945, namelijk de gestegen politieke betekenis van .het individuele verlangen naar bestaanszekerheid. W~rden aanvankelijk gedaalde arbeidsproductiviteit en daarmede onevenredige looneisen, hier en daar wellicht niet geheel ten onrechte, aan oorlogs- moeheid toegeschreven, de verdere ontwikkeling leerde, dat 'hier sprake wàs van symptomen, die duidden op een nieuw, aarzelend doorbrekend besef, dat arbeid niet in de eerste plaats productiemiddel is, doch bestaansmiddel en dat in een welgeordende samenleving elk lid daarvan recht heeft op arbeid overeenkomstig eigen aanleg en opleiding en daarnaast aanspraak op een menswaardig bestaan.

Al heeft dit besef zich nog niet verdicht tot een algemeen erkend maatschappelijk postulaat, een ontwikkeling in deze richting tekent zich af in de waardering van het werkloos~eidscijfer als politicum van de eerste orde, in het streven naar een

(8)

zoveel mogelijk conjunctuurbestendige . "full~employment r policy" en in het meer en meer bewust toepassen van het belastingstelsel als middel tot herziening der inkomensverdeling. '

Kennelijk is de oorlog niet in staat geweest de herinnering aan de ~assale werk- loosheid met haar. nasleep van maatschappelijke ellende uit te wissen, die de eco- nomische crisis van de eerste helft der dertiger jaren teweegbracht. Integendeel wordt nauw verband gevoeld tussen deze periode, de daarop volgende herbewape- ningsconjunctuur en ten slotte het tekort aan arbeidskracht tijdens de oorlog. Na de vernedering van het te-veel-zijn de zinloosheid van het te-weinig-zijn. Dit vijftien jaar omspannende ervaringscomplex begint. thans nieuwe vormen van maatschap- pelijk idealisme voort te brengen.

Deze kentering in de sociale opvattingen, die in alle Europese landen, waarin na de oorlog de democratie wer.d hersteld, aan het licht trad, is een ·gewichtige drijfveer gebleken voor de ombuiging der nationaal georiënteerde politiek in Euro- pese richting.

Zonder uitzondering zijn de nationale regeringen zich thans bewust, dat een nieuwe economische depressie, die in haar sociale gevolgen de crisis der dertiger jaren zou benaderen, een politieke omwenteling ten gevolge zou hebben, die geen dezer regeringen zou overleven en die Europa i~ een chaos zou storten, die het einde van de Europese zelfstandigheid zou betekenen. Daardoor verkeren zij in een dwangpositie, die hun voorschrijft in te grijpen, zodra de nationale economie al te duidelijke tekenen van een dalende conjunctuur vertoont. Het natuurlijke gevolg van deze 'situatie is de bij alle regeringen speurbare neiging, een meer of minder actieve economische politiek te voeren, die beoogt te bereiken, dat de nationale economie zich in een staat van voortdurende expansie b~vindt.

Toen kort na de oorlog bleek, dat de meeste Europese landen niet in staat waren uit eigen kracht een continu expanderende economie te financieren en de daardoor actueel wordende, onmiskenbare politieke gevaren tot in de Verenigde Staten van Amerika ernstige bezorgdheid hadden gewekt, bracht het in 1947 in werking tredende Marshall-plan redding. Het is niet verwonderlijk, dat de practische Amerikanen van meet af inzagen, dat het effect van de verleende hulp evenredig zou stijgen, naarmate het mogelijk zou blijken de in Europa aanwezige econo- mische krachten rationeel te bundelen. De ietwat radicale Amerikaanse denkbeelden omh'ent de verwezenlijkbaarheid op korte termijn ener Europese economische inte- gratie mogen aanvankelijk door menig Europees staatsman met een .sceptische glimlach zijn afgedaan, zij werden ernst, toen de Amerikaanse regering de hulp-

.verlening afhankelijk stelde van de resultaten van een bewust op deze integratie

gericht streven door de Europese landen zelf.

De Europese Organisatie voor Economische Samenwerking (O.E.E.C.), opgericht in 1948, is de vrucht der Europese pogingen, zowel de Scylla der binnenlandse gevaren te omzeilen als de Charybdis van het bekoelen der Amerikaanse belang- stelling voor Europese hulpverlening. Het lijdt geen twijfel, dat de zich aan- sluitende . regeringen begrepen hebben, dat de toenemende onderlinge economische

afhankelijkheid der Europese landen, die als gevolg van de geplande samenwerking mocht worden verwacht, een indirecte aantasting der nationale souvereiniteit zou 488

(9)

erk- ec()- deel lpe-

l de tien lap-

arin tige

lfO-

een igel' een het in mie ijke , of de

ren oor ran ing :he dig

rlO-

[en te- :he lp:.

,tie

:4t Ise 19-

tn-

he ng ou

betekenen: In dit opzicht echter achtten de meesten terecht de teerling reeds ge- worpen bij de aanvaarding van de Amerikaanse hulp.

De onbetwistbare resultaten, die de O.E.E.C. in de eerste drie jaren van haar bestaan wist te bereiken en het inmiddels gesloten verdrag voor de oprichting der Europese steenkool- en staalgemeenschap wijzen er evenwel op, dat de nolens volens begonnen samenwerking spoedig grotere betekenis verwierf dan als antwoord op twee onmiddellijke bedreigingen. Zij bleek tevens onmisbare voorwaarde te zijn voor de voortzetting van de op expansie gerichte economische politiek der afzon- derlijke regeringen, toen de abnormale na-oorlogse goederenhonger was gestild en de nationale markten overvoerd dreigden te geraken. Zo was het ten slotte de toegenomen noodzaak de economische politiek -af te stemmen 'op sociale gezichts- punten, die de eerste vorm van concrete Europese samenwerking levensvatbaarheic~

schonk.

De in vergelijking met de dertiger jaren in ongehoorde mate gestegen kosten van een modern defensie-apparaat, alsmede de noodzaak de herbewapening van Europa te bespoedigen ter wille van een vermindering der in de laatste jaren op- nieuw gerezen internationale spanningen, hebben er toe geleid, dat de koers van de Europese defensiepolitiek is bepaald door de daarmede verbonden economische problemen en in analogie met de algemene economische politiek ook de defensie- politiek in vergaande mate uit de sfeer der nationale souvereiniteit naar het Europese vlak is overgebracht. Deze tweede vorm van concrete Europese samen- werking is daarom uiteindelijk door dezelfde politieke overwegingen causaal be- invloed als de eerste.

Een beoordeling van het zeer recente verleden in wijder historisch verband past steeds enige schroom. Wie evenwel poogt het na-oorlogse gebeuren te projecteren als deel van de honderdjarige ideologische strijd in Europa ontkomt niet aan de verleiding, een zekere overeenstemming te bespeuren met de gang van zaken na het einde van de Eerste Wereldoorlog. Opnieuw slagen de sociaal-progressieve groepen er in hun toegenomen politieke macht in succes om te zetten en opnieuw ligt dat succes op het gebied van de arbeidsverhoudingen. Opnieuw weten de conservatief-liberale krachten de tijd voor concessies gekomen en hun nog steeds bestaande overwicht aan politieke ervaring en instinct 'verschaft hun het inzicht, dat ditmaal de bestaande maatschappelijke orde in eC0!10misch opzicht nog slechts.

te redden is door het opgeven van posities op het gebied der bestaande staatkundige orde. Doch al is eenmaal ter wille van hoger gewaardeerde belangen een herzie- ning van de staatkundige orde in Europa onvermijdelijk geworden, het blijft zaak de afwijkingen van het bestaande tot een minimum te beperken. Deze opgaye wordt vergemakkelijkt, doordat de socialistische beweging zich de draagwijdte van haar succes op sociaal-economisch gebied zelf niet bewust blijkt en, na sinds jaar en dag zich er mede te hebben vergenoegd haar vooruitstrevendheid tot dat gebied te beperken, intussen de blik verloren heeft voor de grotere sam~nhang der maat- schappelijke verschijnselen. Slechts weinig socialisten, en onder deze uitzonderingen verdient Spaak bijzondere vermelding, zien het dreigende gevaar, dat de socialis- tische beweging als gevolg van te consequent reformisme geestelijk bij de ver- wezenlijking van haar eigen historische idealen achterblijft en dat zij haar gestegen

(10)

invloed op het totale maatschappelijke gebeuren-slechts dan kan behoud~n, indien haar ideologische conceptie opnieuw heel dit gebeuren omvat. De ironie, dat notoire conservatieven tot de beste pleitbezorgers der staatkundige progressie behoren en hun socialistische landgenoten daarbij in het eerste gelid tegenover zich vinden, toont .de omvang aan van de achterstand, die het socialisme moet inlopen om aanspraak te kunnen maken op het politieke leiderschap in 'Europa en om op deze taak te zijn voorbereid.

Uiteindelijk immers blijkt het vermogen van de Európese volken de ondeelbaar- heid van het Europese maatschappelijke gebeuren te leren zien beslissend voor het Europese perspectief. Slechts dit inzicht opent de weg via rationele ordening der beschikbare krachten naar herstel van ~e harmonie der Europese maatschappij- structuur, die tevens de weg is van innerlijke twijfel via zelfvertrouwen naar een nieuwe toekomst.

il,

(11)

eze

ar- )or ing )ij- :en

J.

DE KADT

MOEILIJKE FORMATIE

Vaststelling der verantwoordelijkheden

H

et i~ niet juist, dat de m~eilijkheden die z~ch voordcx:n bij de lan.ggerekte pogmg om tot de vormmg van eén Kabmet te komen, van WIsselende - aard zijn. De gewone voorstelling van zaken is, ik geef dat gaarne toe, met deze uitspraak in strijd. Die voorstelling is, dat bij de eerste poging, die van Drees, de anti-revolutionnairen de moeilijkheden hebben veroorzaakt; dat bij de tweede poging, die van Beel, de P.v.d.A. het mislukken teweeg bracht; terwijl de poging-Donker gestrand zou zijn op het vasthouden van de K.V.P. aan een niet te vervullen verlangen van K.V.P.-kant. En die gewone voorstelling van zaken vindt wel 'steun bij een oppervlakkige beschouwing van de feiten, ~aar

niet bij een teruggaan naar wat die feiten behoorde te beheersen in een democra- tisch bestel: de verkiezings-uitspraak.

In die verkiezingsuitspraak ligt zeer zeker niet de behoefte van het Nederlandse volk aan een vier-partijen regering. We hebben een regering gehad, die uiteindelijk, na de liberale kapriolen, steunde op drie partijen. Van die partijen heeft alleen de P.v.d.A. voor zetting van deze samenstelling verdedigd, er aan toevoegend, dat er bij haar ook geen bezwaar zou bestaan tegell een progressieve politiek gesteund door een combinatie van K.V.P. en P.v.d.A. En aan de andere kant heeft de P.v.d.A. nooit ontkend, dat een combinatie van drie of vier of zelfs vijf partijen, haar theoretisch welkom zou zijn, als al die partijen maar een goed program wilden aanvaarden en een loyale houding wilden aannemen tegenover een regering waarin hun' eigen mensen zouden zitten. De houding van de P.v.d.A. was dus in de verkiezingscampagne: ondogmatisch progressief, ruimte gevend aan iedere combinatie van oudere of nieuwere aanhangers van die politiek, bereid genoegen te nemen met een progressieve meerderheid ook als die slechts uit twee partijen zou bestaan.

De K.V.P. is de verkiezingen ingegaan, met het in alle toonaarden uitgesproken verlangen de P.v.d.A.-invloed in de regering en in het land te verminderen en de nadruk te laten vallen op het samengaan met C.R. en A.R. De K.V.P. heeft een gevoelige nederlaag geleden: haar aanhangers hebben naar links en naar rechts gedemonstreerd, dat ze een verminderd vertróuwen in haar beleid bezaten. De aanhang van de P.v.d.A. echter is belangrijk versterkt. Versterkt naar alle kanten.

Zowel naar de kant van de partijen die haar voortdurend bestreden, omdat ze het regeringsbeleid volkomen verwierpen, de C.P.N. en de A.R., als naar de kant

(12)

van de partijen, die het regeringsbeleid naar )"echts wilden ombuigen, de K. V.P en de C.H.U. De winsten van Welter en Oud zijn te recht, ook de "Trouw", gesignaleerd als winsten van een destructief extremisme van rechts, winsten van de "reactie", zoals "Trouw" letterlijk zei.

De P.v.d.A. heeft nooit enige concessie gedaan aan het destructief extremisme, dat van communistische kant kwam. Door die houding hebben we dat ex,tremisme . systematisch afgebroken, en het sedert 1946 van 10 op 6 zetels teruggebracht.

Wie de verkiezingsuitspraak dus zou interpreteren in de geest van concessies doen aan Welter of Oud, zou het extremisme van rechts niet afbreken, doch in- ' tegendeel, wind in de zeilen blazen.

Er was dus na de verkiezingen één partij die bij een regeringsvorming, in overeenstemming met de verkiezingsuitspraak, centraal behoorde te staan: de P.v.d.A. Maar of die P.v.d.A. aan de regering kan deelnemen, dan wel gedwongen wordt in de oppositie te gaan, hangt af van de wijze waarop de andere partijen de verkiezingsuitspraak willen verwerken. Willen ze die beschouwen als een aan- sporing om de koers van Welter en Oud te volgen, dan kunnen ze met die heren een regeringsmeerderheid vormen. Zo niet, dan moeten ze begrip hebben voor het verlangen van de P.v.d.A. om een politiek te voeren, die een voortzetting is van de politiek van Drees-Lieftinck, duidelijk goedgekeurd door een, naar Nederlandse verhoudingen, klinkende verkiezingsoverwinning.

De sleutelstelling neemt bij deze mogelijkheden natuurlijk de K.V.P. in. Zij is nog sterk genoeg om de P.v.d.A. het regeren onmogelijk te maken, want ze kan altijd een conservatief kabinet vormen, in de geest van Oud en Welter, zolang de A.R. en de C.H. haar op die weg willen volgen. En bij de besprekingen over het program dat Drees kort na de verkiezingen opstelde, bleek duidelijk, dat er bij de A.R. en ook bij de C.H. een minderheid is, die voor een politiek in de geest van Oud en Welter te vinden is. Die minderheid maakt het onmogelijk een combinatie P.v.d.A.-C.H.U.rA.R. te vormen, gesteld dat de meerderheid van C.H.

en A.R. de les van de verkiezingen begrepen zou hebben en prijs zou blijven stellen op een samenwerking met de P.v.d.A. Zo'n combinatie zou trouwens, ook in het beste geval, te zwak zijn om een meerderheid ,te vormen, die in deze ge- vaarlijke tijden onmisbaar is, een meerderheid die zeker 60 van de 100 parle- mentsleden achter zich moet hebben. Maar wat de K.V.P. wèl kan - nog ktln - dat is de hele C.H.U. -en A.R.-fractie ;naar rechts trekken, en dan samen met Oud en Welter en zelfs Zandt, een brede basis_ voor een reaotionnaire politiek leggen. Ik herhaal: nog kan - want dit zou betekenen, dat deze combinatie bij iedere volgende verkiezing de kracht van de P.v.d.A. met 3 of meer zetels zou zien toenemen en de Nederlandse kiezers zou dwingen, de ene progressieve partij voortdurend meer te versterke,n, om aan de ellende van .het conservatief-reaction- naire blok te ontkomen. En vandaar dan ook, dat ons een dergelijke -oplossing uiteindelijk geen angst aanjaagt, zolang we alleen naar het lot van onze partij kijken. Als we echter bedenken wat dit alles in nationaal en internationaal verband zou betekenen, dan ligt het voor de hand, dat wij iedere oplossing, die een zo groot mogelijk aantal Nederlandse partijen bereid maakt tot ' een noodzakelijk

(13)

V.P

"

IlW,

vau

sme, isme lcht.

ssies

1 in-

in de 1gen tijen aan-

~refi

het van ldse

ij is kan ang )ver : er de een

:.H.

ven

ook

ge- rle-

} -

net :iek bij wu trtij on- ing ftij md zo lijk

minimum aan progressiviteit, verre verkiezen boven een toestand waarbij wij een conservatief-reactionnair blok tegenover ons vinden dat, het land regerend, van dat land een Frans-Italiaanse, of zelfs maar een Belgische, chaos maakt.

Onder die omstandigheden lag het dus voor de hand, dat Drees bij zijn eerste formatie, wetend hoe men in K.V.P.-kringen voelt, beproefde een vier-partij en- kabine~ te verkrijgen, een oplossing die des te meer voor de hand lag, omdat men toch ook rekening moest houden met de mogelijkheid, dat de A.R.-partij iets uit de verkiezingen geleerd had, en bereid was een progressiE,lve koers te gaan. Die mogelijkheid had ook naar de kant v::;tn de V.V.D. onderzocht moeten worden, ware het niet, dat die partij zèlf meteen iedere samenwerking met een politiek die begrip heeft voor de betekenis van de vakbeweging, afwees.

Intussen, ofschoon de meerderheid van de A.R. blijkbaar iets begreep van de noodzaak tot posi,tieve en progressieve instelling, begreep ze. blijkbaar niet, dat een partij, die altijd een negatieve politiek gevoerd heeft, en die tengevolge daarvan een verkiezingsnederlaag heeft geleden, slechts zeer bescheiden eisen kan stellen als ze eindelijk besluit, de weg van kortzichtigheid en demagogie te verlaten en het eens met een constructieve politiek te proberen. Wie dus de A.R. de porte- feuilles van Justitie en Verkeer-Waterstaat aanbood, hqd de vreugde -die altijd dient te heersen bij het bekeren van een zondaar, op waarlijk hUIl)ane en progres- sieve wijze tot uitdrukking gebrac~t. Toen de S.D.A.P. (een. smds lang constructieve partij) die meer dan 20 zetels had, voor het eerst tot een Nederlandse regering werd uitgenodigd, bood men haar" één portefeuille aan, wat na veel moeite twee werd!

De weigering van de A.R. om met de twee zetels, Justitie en· V. en W., genoe- gen te nemen, had dus eigenlijk beantwoord behoren te worden met een con- stateren, door de overgebleven drie partijen, dat de A.R. blijkbaar eerst nog een verkiezing mQesten verliezen, om rijp te zijn voor samenwerking.

Maar de K.V.P., die nu eenmaal een nobele partij is, had behoefte voor de bekeerde A.R.-zondaar het gemeste kalf van Eçonomische Zaken te slachten, een behoefte die men, als men ze de heer Drees tijdig had meegedeeld, al direct had kunnen uitleven. Doch blijkbaar vond men, dat dit offerfeest pas kon plaats- vinden nadat men eerst ~ iets minder nobel - Drees had laten struikelen. Zo kwam dus Beel met het offer aand.t:agen, waarvan de géur aangenaam was in de neusgaten van de heer Schouten, vooral ook omdat Beel blijkbaar dat gemeste kalf met een conservatief sausje wilde opdienen, i een behoudend A.R. voor minister wilde uitzoeken.

Nu is het verschijnsel van een offervaardige partij te schoon om het anders dan vol ontroering gade te slaan, zodat er bij ons geen plaats is voor geloof aan het boosaardige gerucht, dat de K.V.P. iets gemakkelijker tot het offer kon komen, omdat ze voor de· portefeuille vari E. Z. alleen beschikte over personen, die Of alleen maar een politiek zouden voeren, die Duynstee en Welter zou bekoren, Of te zeer in een richting zouden gaan, die -de heer Duynstee iedere dag tot woede-uitbars·tingen zou brengen, doch over niemand van de richting, en ook maar enigszins van het formaat, van prof. v. d. Brink. Neen; wij moeten vasthouden aan

(14)

hèt geloof in de offervaardigheid van de K.V.P. Doch onze bewondering voor die hoge gezindheid zou nog veel groter zijn geweest, als men van K.V.P. kant enige vrijwilligheid in het offeren tot richtsnoer had gehad, en niet de P.v.d.A., ultimatief, per Beel, had laten weten, dat zowel het minister-presidentschap, als een belangrijk deel van het ministerie van sociale zaken, als offerbijdrage op de P.v.d.A. :1l0U

worden omgeslagen, welke portie dan door de P.v.d.A. aan de K.V.P. moest worden aangeboden. Dit leek echter te veel op een liefdadigheid naar andermans vermogen, door de K.V.P. bedreven, dan dat men uit de kringen van de P.v.d.A., altijd van materialisme beticht, hiervoor de ,nodige waardering mocht verwachten. De suggestie om te gaan ruilen was nu eenmaal niet van de P.v.d.A. gekomen, en als de ruil tussen K.V.P. en A.R. ,tot huilen moest leiden, dan wilde de P.v.d:A. liever de ogen droog en open houden. Anders gezegd, de mislukking van de formatie Beel, moet men, ev.enals de mislukking van de formatie Drees, op rekening schrijven van de K.V.P., die de A.R. wil bevredigen, er zelf niet slechter van wil worden, en ons voor haar nobele gebaren de rekening blijft aanbieden.

En zo kwam dus Donker voor de taak t~ staan, die aanvankelijk geen ander uitzicht scheen te bieden dan het pogen een ministerie te vormen uit personen van K.V.P., C.R.U. en P.v.d.A., waarop de K.V.P. dan wel "neen" zou zeggen. En dat zou dan opnieuw de verantwoordelijkheid voor de mislukking duidelijk op het juiste adres, dat van de K.V.P., brengen. De K.V.P.-pers nam van de aanvang af een zeer vijandige houding aan tegen het pogen van Donker, en het overal verkondigde verhaal dat het "offer" van Economische Zaken wel gegolden had voor Beel, doch niet meer gold voor Donkér, wees er op dat de mogelijkheden van de nieuwe P.v.d.A.-formateur wel zeer beperkt Waren.

Men mocht zelfs aannemen dat hij aan het eind van die mogelijkheden was gekomen, toen de aangezochte A.R.-mannen van hun fractie te horen kregen, dat een bezetting Justitie-Verkeer en Waterstaat onvoldoende werd geacht.

Op dat moment kwam de formateur echter tot de conclusie, niet UÜ. zichzelf, maar na raadpleging van de prominente K.V.P.-politicus pater Beaufort, dat de K.V.P. wel bereid was Economische Zaken aan de Anti's te 'geven, ·indien Buitenlandse Zaken in z'n geheel, dus met twee ministers, naar de K.V.P. zou gaan. Dit aanvaardend, zou het schema der bezetting, dat aanvankelijk steeds was geweest: 5 K.V.P., 5 P.v.d.A., 2 C.R., 2 A.R. en 1 "partijloze" (wat in Nederland blijkbaar hetzelfde is als een liberalig heer met duiten, uit een min of meer "deftige" familie), van zijn blindedarm-ach tig "partijloos" aanhangsel worden. ontdaan, wat niet genoeg toe te juichen valt.

De opvatting dat Buitenlandse Zaken alleen kan worden geleid door lieden die uit de lib~ralige geld-hoek komen, is even verderfelijk als de gedachte dat de Protestantse of Roomse adel een bijzondere aanspraak op dit departement zou kun- nen maken. De betekenis van Buitenlandse Zaken is in de ria-oorlogse periode zo groot geworden, dat er, na het Minister-Presidentschap (als dit tenminste werkelijk wordt uitgeoefend en geen formaliteit wordt) geen belangrijker functie in de Nederlandse kabinetten bestaat. En het moest daarom vanzelfsprekend zijn.

dat één van de twee centrale partijen in Nederland die post diende te bezetten, of

(15)

die dat de samenwerking tussen die partijen, en dus de stevigheid van de regering, ige tot uitdrukking kwam in het doen bezetten van dit Departement door één K.V.P.- ief, man (of vrouw) en één P.v.d.A.-vertegenwoordiger. Natuurlijk moeten dit personen rijk zijn van bijzonder formaat, d.w.z. met grote algemene politieke ervaring en zeer

~ou speciale' kenÎris van en belangstelling voor de problemen van de internationaliteit. Dat 'len ze de economische en financiële kwesties voldoende moeten beheersen om de rappor- :en, ten van de specialisten op deze gebieden te kunnen controleren en Jverwerken en ran de werkzaamheden van deze specialisten te kunnen overzien en te k\mnen leiden, De doordat zij het verband tussen die speciale gebieden en het héle terrein' voort-

als durend voor ogen hebben, ligt wel voor de hand. Ze moeten tenslotte ook de gave ver hebben zich snel in nieuwe problemen en nieuwe situaties te kunnen inwerken, ltie en ze moeten van onverdacht democratische gezindheid zijn, iets wat bijv. in de ven liberalige geldhoek of in de hoek van adel en patriciaat niet zo vanzelfsprekend is.

,en, Ik ben hier even op ingegaan omdat hier en daar stemmen zijn opgegaan" tegen

het "misbruik" dat gemaakt zou zijn van het grote nationale belang dat bij B.Z.

ligt, doordat men het, ondergeschikt zou hebben willen maken aan de "partij- der politieke" behoeften. Nu spreekt het vanzelf dat geen enkel departement, en van trouwens geen enkele functie, bezet mag worden door iemand die niets anders met dat zich meebrengt dan het lidmaatschap van een politieke partij (of van een kli~k of iste coterie, voeg ik er aan toe) maar aan de andere kànt begrijpt men niets van de :eer werkwijze van een democratie - ook al is men specialiteit in het staatsrecht - indien

~de men niet beseft, dat juist het op vooraanstaande wijze verbonden zijn aan een der :>ch belangrijke politieke partijen, nodig is om het ministerschap van B.Z. met de Lwe gewenste autoriteit en beheersing van het politieke vak te kunnen uitoefenen. En

men moet het verdere optreden van Donker beoordelen naar de wijze waarop hij lVas aan al deze voorwaarden heeft gedacht bij zijn'onderzoek naar de bezetting van B.Z.

dat En ik wil dan wel direct vaststellen dat Donker, niet alleen door de vasthoudend- heid en vinding.rijkheid waarmee hij gedurende de hele periode van zijn formatie is'

,aar opgetreden, maar juist ook door de wijze waarop hij alles afgewogen en overwogen

wel heeft bij zijn poging om voor B.Z. de juiste mensen uit de K.V.P.-kring te vinden, ken en bij zijn weigering om bepaalde K.V.P.-ers te aanvaarden, het bewijs geleverd nd, heeft een partij-politicus te zijn, bij wie de nationale belangen, ook op internatio-

" 5 naai gebied, in veilige en bekwame handen zijn. Ieder objectief oordeel zal moeten

e is uitlopen in het constateren dat het politieke formaat van Donker, door de wijze, zijn waarop hij als formateur is opgetreden, belangrijk is toegenomen.

toe

Dit betekent natuurlijk niet dat ik al de KV.P.-ers wien hij, naar de kranten,.

die verhalen, de leiding van B.Z. zou hebben aangeboden, even geschikt acht voor die de taak. Tegen iemand als Steenberghe, zou ik dezelfde bezwaren hebben, die ik tegen :un- de zo vaak genoemde partijloze, en óók op economisch gebied liberaal gezinde, ode heer Beyen heb. Maar dat ze alle twee, als men van hun politieke richting afziet, lste de capaciteite}l hebhen voor het beheren van B.Z., lijkt mij moeilijk te betwisten.

ctie En als de een of andere "parlementaire voorlichter", meent dat iemand als Romme djn. niet gevraagd had moeten worden voor B.Z., omdat hij tot dusver op dit tel'rein , of niet speciaal werkzaam is geweest, dan vraagt men zich toch af wat zo'n voorlichter

(16)

van de politiek en van politieke bekwaamheid ooit begrepen heeft. Natuurlijk heeft de heer Romme, hoe men verder ook tegenover hem moge staan, ruimschoots de capaciteiten nodig voor B.Z.

Doch we hebben nu eenmaal te maken met het feit dat al de gevraagde K.V.P.- ers van het vereiste formaat, geweigerd hebben, ook prof. Beaufort, tegen wiens priesterschap, bij óns terecht, geen enkel bezwaar aanwezig was. Als wij het dus met de K.V.P. niet eens konden worden over deze kwestie, dan heeft dat met anti- papisme gelukkig niets van doen, doch dan ging het om de beoordeling van de bekwaamheid en het formaat, en in sommige gevallen wellicht ook van de speci- fieke richting der aangezochte personen.

Ik heb daarbij niet het oog op het argument dat, volgens de kranten, bij sommige vooraanstaande partijgenoten gegolden zou hebben tegen mej. Klompé, wier fede- ralisme men te extreem zou hebben geacht. Ik mag dat vurige Europese federalisme wel, al sta ik er persoonlijk nogal 'sceptisch tegenover, en ik zou het bovendien op prijs hebbèn gesteld een vrouwelijk minister in dit kabinet té zien - al heb ik het nooit nodig gevonden dit via de pers wereldkundig te maken < doch ik moet er aan toevoegen dat ik·dr Klompé niet kan zien als de eerste leidinggevende figuur op B.Z., noch als de tweede, indien nr één van ongeveer hetzelfde formaat zou zijn als

,

zij. En het ongeluk van de tweetallen die van K.V.P.-kant werden genoemd, is.

juist, dat ze niemand bevatten die als leidinggevende figuur. kon worden aanvaard.

Politieke capaciteiten waren bij deze candidaten, met uitzondering dan van dr Klornpé, nooit op de een of andere wijze aan de dag getreden, en ,aan het hoofd van B.Z. moet een politieke figuur staan, of de ambtenaren van dit Depártement dat nu nodig vinden of niet. Da.t de technisch bekwaamste' candidaat van de K.V.P., politiek eigenlijk tot de K.N.P., de partij van Welter, behoorde te behoren, wijst er wel op hoe onmogelijk deze aangelegenheid voor een P.v.d.A. formateur w·as.

Het was dus een offer van ónze kant, toen we ons bereid verklaarden alsnog één van deze K.V.P.-ers als tweede figuur op B.Z. te willen aanvaarden, met als eerste dan weer die partijloze heer Beyen, in wie onze: prominenten vertrouwen stellen, omdat hij de candidaat van Stikker is, die daarmee de verderfelijke gewoonte van B.Z. voortzet, dat de aftredende minister zijn opvolger aanwijst.

Het stond dus toen zó met de formatie Donker, dat de A.R. en de C.H. tevreden waren met de toegewezen departementen en de aangewezen personen. De P.v.d.A.

vroeg niets anders dan het behoud van de departementen uie we vóór de verkie- zingen hadden. Men kan. dat juist of onjuist vinden - persoonlijk vind ik het

.onjuist, en ik ben van mening dat we in de loop der tijden ervaring moeten opdoen

met het leiden van alle departementen, wat alleen kan gebeuren als we, na de 'Ver- kiezingen, op voorzichtige wijze, telkens eens een verandering ondernemen - maar men kan niet zeggen dat dit onbescheiden is. Wij waren, zo zegt men, in 1948 overbetaald. Ik ontken dat ten sterkste, doch als het juist was, is dat dan et:ln argu- ment voor liet onderbetalen van de P.v.d.A. of voor het overbetalen van andere partijen, thans? Op die verkeerde weg van overbetalen moet men vooral niet verder gaan, óók niet door een overbetaling van de A.R. op onze rekening te willen afschrijven.

(17)

~ft

de

P.- :ns .us ,ti- de ci-

ge le- oe op

let

an op ils

is-

·d.

an fd nt P., jst

en

,te

A.

e- et

:r- ar t8 u-

re er

'~n

Dat er bij st>tnmigen _van ons het gevoel bestond reeds een offer te hebben ge- bracht. doordaf on2!e voor de hand liggende candidaat voor Financiën. Hofstra, niet op otiZe njst voorkwam, doch vervangen was door Van de Kieft, die ons volle vertrouwen heeft, doch die blijkbaar bij de andere partijen minder weerstanden oproept dan de man die zoveel jaren in de 2de Kamer met zoveel bekwaamheid onze politiek en die van Lieftinck verdedigde, .dat moet hier toch even gememoreerd

worden. .

De.stormpjes die opgestoken waren tegen Suurhoff, waren blijkbaar reeds door- staan - _ als men doorvaart dan blijken die stormpjes vaak mee te vallen - en Mansholten In 't Veld zouden dan onze politiek verder blijven voeren.

Doch als de K.V.P. slechts de helft van B.Z. kon bezetten, dan moest daarvoor een andere regeling getroffen worden, om tot een evenredig aandeel van die partij te komen. Niemand bij ons heeft de gedachte gehad de K.V.P. ook maar in enig opzicht te schaden of terug te dringen. Ze heeft dat zèlf gedaan, door voor B.Z.

candidaten van onvoldoende· formaat aan te bieden. En dat dit niét een oordeel is voortgesproten uit P.v.d.A.-kwaadaardigheid, wordt bewezen door het nu wel alge- meen bekende feit, dat een vooraanstaand K.V.P.-politic~s, als Beel, eenvoudig weigerde in een kabinet te gaan zitten, waarin B.Z. door een van de tweetallen die de K.V.P .. had uitgezocht zou worden bezet. Aan onze kant echter bleef men pogen een voor de K.V.P. aanvaardbare oplossing te vinden. Dat ging zó ver, dat wij bereid waren het departement van Woningbouw, voor ons toch waarlijk geen onbelangrijke aangelegenheid, t~ ruilen met Justitie, dat aan soCiale mogelijkheden heel wat minder rijk is, zodat de K.V.P: de eer van het initiatief op woningbouw- gebied zou kunnen krijgen, nadat In 't Veld dOe ondankbaarste jaren daar had gewerkt!

Nogmaals, de eindoplossing van Donker komt mij verre van ideaal voor. De juiste oplossing was geweest: het K.V.P.-tweetal op B.Z. - maar aan wie de schuld als de K.V.P. niet in staat blijkt zó'n tweetal te fourneren? Aan wie de schuld dat pro- minente K.V.P.-ers andere zaken belangrijker vinden dan het Departement van Buitenla~dse? Zeker niet aan de P.v.d.A.

Hoe dan ook, men h~eft van K.V.P.-kant de noodoplossing D~riker niet aanvaard.

En dus zitten we, bij het afsluiten van deze kroniek, nog steeds in de crisis. Het heeft weinig zin hier beschouwingen te geven over de wijze waarop m.i. die crisis moet worden opgelost. Immers als deze beschouwingen in druk verschijnen, heb- ben we, hoe dan ook, wel een Kabinet. Hetzij dat de heer Staf als bemiddelaar de ontbrekende K.V.P.-voorman voor B.Z. weet te VÜldeh, hetzij dat hijzelf, als formateur optredend, genoegen neemt met een der "tweetallen", hetzij dat men, ten einde raad, eeIÎ van de "slechte" oplossingen kiest: reconstructie van het zittende kabinet - erkenning va~ onmacht en o?VfUchtbaarheid - of, slechter nog, een

"zakenkabinet". .

Doch over de weg die men tenslotte vindt, schrijven we eell volgende maal. En dan kunnen we wellicht ook aandacht besteden aan de meer algemene kant van de zaak, aan het verontrustend verschijnsel dat het vormen van een kabinet hier in Nederland voortdurend moeilijker blijkt te worden, in een tijd, waarin alleen al

(18)

de internationale situatie eist, dat het land geen week zonder gezaghebbende regering is. Misschien vinden we dan ook gelegenheid in te gaan op de beschou- Wingen die prof. dr Fred. L.' Polak in de N.R.Ct. heeft gege'{en ..

Voor nu is het voldoende vast te stellep, dat er, bijna twee maanden na de' ver- kiezingen, nog steeds geen kabinet is, en dat de verantwoordelijkheid hiervoor in overwegende mate. bij de K.V.P. ligt; die zowel de zeer goed mogelijke oplossingen van smalle basis en drie-partijen regering, als een redelijke oplossing voor een. vier- partijen kabinet, van de hand wijst. Als die partij, hetzij door haar onwil, hetzij door haar onmacht, de gang van de Nederlandse democratie blijft bemoeilijken, dan zullen de kiezers haar dat in de toekomst nog heel wat duidelijker kenbaar maken dan ze het op 25 Juni '52 deden.

Een belangrijke troost voor de toekomst, maar een schrale troost voor deze dagen, die vragen naar een sterke, progressief-democratische, regering in Nederland.

24 Augustus 1952

Naschrift:

Het nieuwe kabinet is ten slotte tot stand gekomen door het construeren van alweer een departement uit brokstukken die vroeger bij Binnenlandse Zaken, bij Overzeese Rijksdelen en voor een deel bij S.ociale Zaken behoorden. Dat nieuwe departement van "Maatschappelijke Zorg" is aan de K.V.P. gegeven, die genoegen heeft genomen met een minister-zonder-portefeuille op -Buitenland. De K.V.P.

heeft dus zes ministers, doch-zeer zeker niet zes volwaardige departementen. Ze had blijkbaar die zes nodig om haar gezicht te redden, doch ieder onderzoek naar de kwaliteit van die zes en naar de kwaliteit van de mensen die ze naar voren kon brengen - nog altijd is Binnenland niet door haar gevo.nden(!) - maakt het dui- delijk dat op dit gezicht een kiespijnlach merkbaar is.

De stelling, dat wij de verkiezingen, doch Romme c.s. de formatie gewonnen zouden hebben, lijkt me .dus niet houdbaar. Doch wel de stelling, dat dit kabinet- Drees geen gezonde weerspiegeling van de verkiezingsuitslag is. Dat ligt voor een deel aan de K.V.P., doch voor een ander deel ook aan ons, aan de wijze waarop onzerzijds van de aanvang af de fonnatie is aangepakt. En dat hangt weer samen met-de opvattingen, die bij ons overheersen, iets waar we het nog afzonderlijk over zullen hebben.

Er was een heel wat slëchter kabinet mogelijk geweest, doch ook een ietwat beter. Dat we ten aanzien van dit kabinet "vrij" zijn, is formeel juist, doch in wezen niet. Het kan ons niet koud laten hoe het met 5 ptominenten onzer bewe- ging en met het kabinet waarin ze zitting hebben, verloopt.

Onze ministers en dit kabinet hebben recht op een welwillende afwachting, op onze steun waar enigszins mogelijk, maar ook op initiatief, stuwing en waar nodig critiek van de kant van onze beweging en onze fractie.

3 September 1952.

(19)

ou-

rer- in (en :er- tzij lan :en en,

an bij Ne en .P.

Ze .ar on Ji-

en

~t-

en Jp en ijk

at in

'e-

lp ig

KOOS VORRINK

DE KABINETSFORMATIE

I

De uitslag van de verkiezingen op 25 Juni 1952 gaf. in vergelijking met de uitslag van 1948 het volgende beeld:

TWEEDE KAMER 1948 K.V.P. . 32 zetels P.v.d.A. 27 A.R.P. 13 C.H.U. 9 V.Y.D. 8 C.P.N. 8 S.G.P. 2 Welter 1

TWEEDE KAMER 1952 30 zetels

30 12 9 9 6 '2 2

De Nieuwe Rotterdamse Courant noemde het resultaat van de ver1çiezingsstrijd een politieke aardverschuiving.

Dat is misschien voor de oppervlakkige beschouwer nogal een overdreven voor- stelling van zaken. Van de zijde van de K.V.P. heeft men meer dan eens gepoogd de betekenis van het gebeuren te verkleinen door uit de Nederlandse parlementaire geschiedenis een paar voorbeelden aan te halen van verschuivingen' in de samen- stelling van de Kamer van ongeveer dezelfde omvang, die dan bij een volgende gelegenheid weer werden hersteld.

Toch is er voldoende aanleiding om de qualificàtie van de N.R.C: ernstig te nemen, ook in de rijen vim de P.v.d.A.

De verkiezingen van 25 Juni hebben nl. met één slag voor ieder, -die zien wil, duidelijk gemaakt, dat er plotseling schot is gekomen in' het proces van de vernieu- wing van het Nederlandse partijwezen. Dat proces heeft zijn' wortels in de jaren tussen de twee wereldoorlogen. In die tijd gingen énerzijds de rèële bestaansredenen voor de confessionele partijen hun overtuigende kracht verliezen, terwijl anderzijds de sociaal-economische en politieke gebeurtenissen (gevolgen van de eerste wereld- oorlog, crisis van 1009 en opkomst van het totalitarisme van links en van rechts) tot een diep ingrijpende her-oriëntatie dwongen. .

Uit deze periode stamt het proces van de scheiding der geesten, dat zich nadruk-.

kelijk in 'alle politieke groeperingen als een onvenriijdelijke ~oodzaak ·opdrong. Het was de scheiding tussen degenen, die met hun 'gèzicht naar het verleden stonden, en hen, die met hun gezicht naar de toekomst staan gericht. .

Er waren en er zijn degenen - menselijk zo begrijpelijk - die zich krampachtig vasthielden en -houden aan allerlei vertrouwde. traditionele, maar' tot op de draáél:

versle,ten sociaal-economische en politieke derikschema's; aan hun zedelijke waarde- oordelen over mens en samenleving; aan hun opvattingen over gezag en vrijheid en

(20)

hun onderlinge afhankelijkheid. Zij waren en zij~ verschrikt door en verontwaardigd over hetgeen zij waarnemen omtrent de verschuivingen in de verhoudingen tussen mensen en groepen van mensen. Verhoudingen tussen standen en klassen en naties en rassen. Tussen jeugd en volwassenen. Tussen mannen en vrouwen. Zij hadden en hebben hun zekerheid verloren als gevolg van het democratiseringsproces in een veranderende wereld. Als gevolg van het emancipatie-proces van achtergebleven volken en klassen' en religieuze gemeenschappen.

Het waren en zijn de groepen van een meer behoudende, conservatieve en zelfs ook reactionnaire instelling. .

Daartegenover waren en zijn er de mensen, die, gegrepen door de v~art der ont- wikkeling van de menselijke verhoudingen, bereid zijn om aan l]et in gang zijnde proces van emancipatie en democratisering hun bewuste, zowel opbouwende als critische medewerking te verlenen.

Dat proces van de scheiding der geesten heeft zich in alle menselijke gemeen- schappen en organisaties voltrokken. Het heeft grote spanningen opgeroepen. Het heeft gedwongen tot het onderzo~k van de geldigheid en de richtinggevende kracht van wat aangezien werd als onwankelbare beginselen. Het heeft nieuwe tegenstel- lingen in het leven geroepen. Het heeft evenzeer oude tegenstellingen ontmaskerd als een ijdele strijd om woorden, die hun reële zin en spankracht verloren hèbben en nog slec}lts als holle frasen voortleven. \

Dat alles heeft op politiek en sociaal-economisch terrein precies zo gegolden voor de democratisch-socialistische beweging als het - helaas - in zo ruime mate nog altijd geldt voor de niet-socialistische groeperingen 41 het politieke en maatschap- pelijke leven. Schadelijke resten van een verouderd schematisch denken en voelen spoken nog altijd rond, ook

in

de rijen van de aanhangers van het democratische socialisme.

Desondanks is er reden om vast te stellen, dat in het democratische socialisme en niet in de laatste plaats in het Nederlandse democratische socialisme de scheiding der geesten, de scheiding tussen verleden en toekomst zich op verheugende wijze heeft voltrokken.

De geestelijke worsteling met het nieuwe aspect van staat en maatschappij na de eerste wereldoorlog vond in de oude S.D.A.P. reeds plaats rond de program- herziening van 1937 en de ppstelling van het Plan van de Arbeid als antwoord op de massale werkloosheid van.de dertiger jaren. Deze geestelijke worsteling, die tot ver buiten de rijen van de georganiseerde sociaal-democraten werd gevoerd, opende de mogelijkheid om te komen tot de oprichting van de Partij van de Arbeid in 1946.

Zij vormde de onmisbare achtergrond voor het constructieve. aandeel van het democratische socialisme in de achtereenvolgende Nederlandse coalitieregeringen sinds de bevrijding. Zij heeft in het' Plan De Weg naar Vrijheid in December 1951 andermaal een practische neerslag gevonden, die de intensieve verkiezingsactie van 1952 een wijdér perspectief heeft verleend. Er mag in het wijde verband van de strijd om maatschappelijke vernieuwing eveneens gewezen worden op het belang- rijke Welvaartsplan van het· N.V.V. Om velerlei redenen voltrekt zich het boven- aangeduide proces van de scheiding der geesten in de niet-socialistische partijen in een veel trager tempo en stuit het op veel sterker weerstanden dan in de democra-

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Als de ionsterkte van het monster niet bekend is, wat meestal het geval zal zijn, kan met deze methode de nitraatconcentratie niet nauwkeurig worden bepaald.. Wel kan de

Het lijkt alsof de liberale maatschappij, zoals die door Adam Smith is beschreven als de verwerkelijktng van een profane analytische ideologie moet worden

Op basis van het gemiddeld aantal gewerkte uren per week door de gehele groep van de ondervraagde beroepsactieve verpleegkundigen blijkt dat 56% van de uren gepresteerd

Voor de Antillen, die alleen via het Nederlandse lidmaatschap voordrachten kunnen indienen, moet een uitzondering worden gemaakt door de nominaties die in voorbereiding zijn op de

De hoofdstukken zijn beurtelings geschreven vanuit het perspectief van Hoshiko en Ben, en dat maakt dat je als lezer uitstekend mee kunt leven met deze twee

Uit onderzoek blijkt dat (beursgenoteerde) onder- nemingen uit diverse landen in de loop van de jaren steeds meer, veelal op vrijwillige basis, informatie over de

Het koudemiddel wordt rondgepompt in een gesloten circuit tussen de condensor en de verdamper.. Het koudemiddel komt als gas de condensor binnen en verlaat de condensor

Onder nog te 'betalen kosten zijn opgenomen de koeten die over het teeltjaar 1950 (October 1949-ûctober 1950) nog betaald moeten worden. Voorts zijn de liquide middelen opgenomen,