• No results found

De ontwapeningsbesprekingen (1945-1957)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De ontwapeningsbesprekingen (1945-1957) "

Copied!
64
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

tzonde-

olitieke

aarmee t. - Er lnk van sor aan agstuk- van de dzijden ijen op lt boek lblik in bieden.

neer of lelijk te net zijn istische :ie taak r in het wust is:

3n. Dit ichûlen Jor zijn

;ezonde :BOLD

buiten- fcipatie

~bische

achter- an een

J. M. DEN UYL

Banning 70 jaar

Tot de tradities, die Banning als voorzitter van de redactie van dit tijdschrift heeft geschapen behoort, dat over de betekenis van persoon en werk van levende figuren voor de socialistische beweging niet wordt geschreven. Als dit nu toch gebeurt is het omdat Banning de uitzondering vormt, die de regel rechtvaardigt. In de afstand van het dagelijks gebeuren, die het maandblad kenmerkt, mag de zeventigste verjaardag van prof. dr. W. Banning best verloren gaan, maar S. en D: kan niet voorbijgaan aan dat uitzonderlijke verschijnsel van de wereld van geestelijk gezag in de socialistische beweging, dat Banning vertegenwoordigt.

'Banning heeft gezag

ill

de partij' is wel de meest elementaire aanduiding van zijn positie. Voor ouderen is dit een vertrouwd begrip, zij hebben herinneringen aan een halve eeuw activiteit van de rode dominee, de religieus-socialist, de partijbestuurder, de voorman van de doorbraak, de vormgever aan de Partij van de Arbeid. Voor jongeren, die schoppen tegen het gevestigde gezag en morrelen aan overgeleverde posities ligt er iets fascinerends in het vanzelfsprekende en algemeen aanvaarde van het gezag, dat er van Banning uitgaat. Als Banning spreekt of schrijft, in een discussie ingrijpt of aan een vergadering leiding geeft is het respect voelbaar. Dat respect is te opvallender, omdat het niet berust op het ontzag voor de organisatieman, die zoveel duizend leden vertegenwoordigt en zijn eisen op tafellegf. Het heeft evenmin iets te maken met de intimidatie door de forse persoonlijkheid, die fiks weet uit te halen en met wie men liever geen ruzie heeft, al kan Banning gelukkig scherp zijn en ver- smaadt hij het argument ad hom i n e m niet. Nee, het gezag van Banning is van een andere orde en juist omdat gezag van 'Zijn type een wat zeldzame variëteit begint te worden is het de moeite waard de bronnen ervan op te sporen.

Vorrink heeft er toen Banning vijfenzestig werd aan herinnerd hoe Bannings eerste maatschappelijke activiteiten liggen binnen de kwekelingenbeweging aan het begin van deze eeuwen hoe hij in 1908 (!) de betekenis van deze eerste vorm van zelf- standige jeugdbeweging in Nederland voor hem heeft samengevat in de uitspraak 'K.B. - de bewustwording van mijn levensroeping'. Bewustheid van zijn levens- roeping, klaarheid van doelstelling, doelbewustheid, het was geen overmoedige uit- lating van de toen twintigjarige, maar is in hoge mate kenmerkend gebleven voor het levenswerk van Banning.

Zijn geestelijk tehuis wordt gekarakteriseerd door 'Barchem' en de Arbeiders- gemeenschap der Woodbrookers en vanuit het persoonlijk doorleefde socialisme, waaraan daar vorm werd gegeven, heeft de socialistische beweging in ons land diep-

81

(2)

gaand invloed ondergaan. Zonder deze invloed is het ontstaan van de Partij van de Arbeid ondenkbaar en de ontmoeting van christendom en socialisme heeft daar een eigen gestalte gekregen. Als religieus-socialist heeft Banning het socialisme helpen bevrijden uit het geloof in een natuur-noodwendige ontwikkeling van de maat- schappij en daarvoor het socialisme als zedelijke keuze in de plaats gesteld.

Op deze wijze heeft hij in sterke mate zijn stempel gedrukt op de geestelijke ontwikkeling van het socialisme in onze contreien in de eerste helft van deze eeuw.

Het eigen karakter dat het socialisme in ons land is gaan vertonen is in belangrijke mate zijn werk.

De ontwikkeling van religieus-socialisme naar het op grond van de christelijke overtuiging socialist zijn in de Partij van de Arbeid heeft hij ervaren en geleid. De nieuwe partij, die in 1946 werd opgericht (Banning was voorzitter van de politieke studiecommissie, die het voorbereidende werk deed, voorzitter van het Stichtings- cangres en voorzitter van de commissie, die het beginselprogramma opstelde), was voor hem symbool van een fundamentele vernieuwing van de manier van samenleven in dit land. Ze opende niet alleen de weg voor een verdere groei naar het socialisme, maar was tegelijk een teken van de groei van die geestelijke krachten, die hij tientallen jaren als wezenlijk vöor het socialisme had verdedigd.

Hoezeer de partij Banning voor dit alles dank weet - daarmee is de vraag naar het gezag van de man, die altijd weigerde politicus te worden en wiens hoofdwerkzaam- heid na de oorlog op kerkelijk terrein lag, niet beantwoord. Banning behoort tot de

weinigen, die hun eerste geestelijke vorming hebben gekregen in het klimaat van de negentiende eeuw - die immers pas in 1914 eindigt - en erin geslaagd zijn hun geestelijke bagage voortdurend te vernieuwen in de periode van cultuurcrisis en verwarring tussen de beide wereldoorlogen en in de noodzakelijke heroriëntering na 1945. Wie de uiterst geserreerde, haast staccato-stijl waarneemt, waarin Banning weet te formuleren, beseft hoeveel stromingen en opvattingen, hoeveel geestelijke geschie- denis daarin is overwonnen en verwerkt. Bij de duidelijke lijn, die zijn werk vertoont, is hij geestelijk nooit stil blijven staan en weinigen zijn als hij gespitst gebleven op de ritselingen van het nieuwe in denken en maatschappij. Waar hij van standpunt en inzicht veranderde is het respect gebleven voor de onvervreemdbare waarheicis- elementen in wat geestelijk naar achteren schoof: het marxisme, het idealistische wereldbeeld, het religieus-socialisme, de eenzijdige ontwapening.

De wereld van geestelijk gezag, die Banning vertegenwoordigt, is Europees erf- goed, negentiende-eeuws idealisme en realiteitsdrif.t van onze tijd, telkens gecon- cretiseerd en dienstbaar gemaakt aan de noodsituaties van mensen in een verwrongen maatschappij. Het gezag, dat daarvan uitgaat is ondenkbaar zonder de eenheid van leer en leven, die Banning heeft gedemonstreerd. De partijbestuurder was tegelijk de leider van het werklozenwerk van 'Bentveld', de man van de eenzijdige ontwapening werd ook de man van het actief verzet, de vormgever van het beginselprogram van de partij is tegelijk de spreker op 1 mei, de redacteur van sociologische handboeken is dezelfde als de dominee, die zondagsmorgens in Carré preekt. Het personalistische socialisme, alweer in het ideologisch vergeetboek geraakt, is door Banning op een zeer persoonlijke wijze gemanifesteerd. Dat schept gezag van eigen soort, van onver- vangbaar karakter.

(3)

ij van t daar lelpen

maat-

Itelijke eeuw.

19rijke

;telijke id. De ,litieke htings- l), was nleven llisme, ntallen

lar het aaam-

tot de

"an de jn hun isis en :ing na .gweet eschie- :rtoont, lOp de lunt en .rheids- istische

~es erf- gecon- rongen

~id van elijk de lpening lm van boeken istische op een .onver-

Ter voorkoming van misverstand; Banning is geen heilige, hij" heeft z'n trots en z'n vooroordelen, z'n beperktheden en ressentimenten, maar hij valt in het gebruik niet tegen, hij houdt het ook op pantoffels uit. Daarom aanvaarden ook die velen, voor wie de bron van hun socialisme en maatschappelijke activiteit anders ligt dan bij Banning zijn gezag. En met spijt constateert men, hoe gezag van dit soort niet een kwestie is van geleerdheid of van lange ervaring of van spreek- of schrijftalent, maar gebonden aan de eenheid van mens en werk en als zodanig onvervangbaar. En in die spijt, drukt zich uit de immense dank, die heel de socialistische beweging Banning verschuldigd is voor wie hij is en wat hij deed.

83

(4)

C. L. PATIJN

De ontwapeningsbesprekingen (1945-1957)

Een relaas van de discussies, welke sedert 1945 door de grote mogendheden zijn gevoerd over ontwapening, kan geen spannende lectuur zijn.

Het

heeft iets van het verhaal van Saidja en Adinda.

De gedachte ligt voor de hand, dat dit alles zinloos is, omdat men de partner aan de andere zijde niet kan vertrouwen en omdat men alleen kan <mtwapenen in een tijd van politieke on:tspanning. Op deze vragen zal ik ingaan aan het einde van dit artikel.

Het is goed eerst de feiten op zich te laten inwerken: de substantie der lange eentonige discussies. (Het is merkwaardig, dat nog steeds zoveel mensen menen, dat wij met de Russen moeten 'praten', alsof dat iets nieuws zou zijn. Wij doen sedert 1945 niet anders.) Daarna zUllen wij trachten enige conclusies te trekken uit h~t verloop, dat deze onderhandelingen hebben: genomen.

Bij het einde van de tweede wereldoorlog in Europa stonden ongèveer 3.100.000 Amerikaanse, 1.300.000 Engelse, 300.000 Canadese soldaten en een zeer groot Rus- sisch leger (sommige schattingen spreken van 15 à 20 miljoen man) voorzien van alle mogelijke zware wapens, transportmiddelen en vlieg,tuigen tegenover elkaar op de puinhopen van het Derde Rijk. Drie maanden later maal}ten de eerste atoombommen een einde aan de strijd met Japan. Nu de oorlog was afgelopen stonden de grote mogendheden voor hun militair beleid voor een dubbele taak: het terugbrengen van hun strijdkrachten tot een zodanige vredessterkte, dat de handhaving der rechtsorde als neergelegd in het Handvest der Verenigde Naties zou zijn verzekerd; en het treffen van maatregelen voor de beh~ersing der atoomenergie.

De terugtrekking van de troepen der westelijke bondgenoten werd terstond met kracht ter hand genomen. De Amerikaanse en Britse strijdkrachten werden voor het grootste deel gedemobiliseerd.

Eén jaar na de Duitse capitulatie waren er in Europa nog slechts ongeveer 390.000 Amerikaanse, 488.000 Engelse en vrijwel geen Canadese troepen over. De Sowjet- Unie verminderde wel haar totale troepenmacht, maar in veel mindere mate en had in 1947 - naar westelijke'schattingen - nog 4* miljoen man op volledige oorlogsvoet onder de wapenen. Tevens zette zij in tegenstelling <tot de westelijke landen haar wapenproduktie op een hoog niveau voort.

In de ee'rste jaren na de oorlog was het echter niet de relatieve troepensterkrte . der grote mogendheden, die de meeste aandacht trok. Het andere probleem, de atoom- energie, stond in het middelpunt der belangstelling, omdat de ervaring van Hirosjima

en wa reg del ge! eH, del

OVE

het Ve: ge,

]

heE wij Atc intI re5 be~ toe krij

:~ I

ver stat hiel ge21 wal Am org die heb baa reir gev in} wel gro

1 an meI

WOl

van voll dat

(5)

:ijn 1et

\an 'ijd :el.

1 ge

[at lert

f

t

100 us- (lle

de

I len 6te

100

l et-

\ad

~et

~ar Ier

m- ~a

en Nagasaki bad geleerd dat deze uitvinding van de allergrootste militaire betekenis was. Enkele maanden na de Japanse capitulatie, in november 1945, legden de regeringen van de Verenigde Staten, Canada en Engeland een verklaring af inhou- dende, dat hun landen bereid· waren aan de andere leden van de Verenigde Naties gegevens voor de vreedzame toepassing van atoomenergie te verstrekken 'zodra effectieve waarborgen zouden zijn gevonden tegen misbruik van atoomenergie voor destructieve doeleinden'. Op basis van deze verklaring werd met de Sowjet-Unie overeengekomen een Commissie voor de Atoomenergie in het leven te roepen binnen het kader v~n de Verenigde Naties. Deze Commissie, bestaande uit de leden van de Veiligheidsraad en Canada, kwam in januari 1946 tot stand, weinige weken later gevolgd door een tweede Commissie: voor de conventionele bewapening.

Een Amerikaanse groep van deskundigen werkte een eerste plan uit voor de be- heersing der atoomenergie (het Acheson-Lilienthalrapport), dat met slechts geringe wijzigingen door de Amerikaanse gedelegeerde Baruch in de Commissie voor de Atoomenergie werd ingediend. Dit zgn. plan-Baruch beoogde de instelling van een intemationaallichaam, de International Atomic Development Authority, die als enige rechthebbende voor alle landen der wereld gelijkelijk de nieuwe krachtbron zou beheren. De Authorirty zou de eigendom van het splijtbaar materiaal moeten hebben, toezioht moeten houden op de winning der grondstoffen, voorts het beheer moeten krijgen van die ondernemingen waar splijtbaar materiaal zou worden geproduceerd en gebruikt, het uitsluitend recht licenties te verlenen voor niet-gevaarlijke procédé's en een effectieve inspectie tegen misbruik. Militair gebruik van atoomenergie zou zijn verboden; iedere benutting van atoomenergie zou zijn onttrokken aan de na:tionale staten en een uitsluitend voorrecht zijn van de Authority. Het Amerikaanse plan hield dus

!n

de toepassing der atoomenergie over te dragen "aan een supra-nationaal gezag met zeer grote en monopolistische bevoegdheden. Voor het besef van Amerika was dit een enorme concessie, want in 1946 waren de meeste procédé's een uitsluitend Amerikaans bezit en men was bereid hiervan afstand te doen aan een internationaal orgaan. Maar voor de Sowjet-Unie was de gedachte van een internationale autoriteit, die in staat zou moeten worden gesteld tot ingrijpende controle en zelfs invloed zou hebben op het beheer van bepaalde industrieën binnen de Sowjet-Unie, onaanvaard- baar. Het Russische communisme aanvaardt geen inbreuken op de nationale soeve- reiniteit, omdat nauw internationaal conJtact met de buitenwereld het systeem zelf in gevaar zou kunnen brengen. Tevens verzette de Sowjet-Unie zich tegen de gedachte in het Amerikaanse plan, dat het atoomagentschap eigen bevoegdheden zou hebben welke zouden zijn onttrokken aan de beslissingen van de Veiligheidsraad (waar de grote mogendheden een veto kunnen uitoefenen). .

Toch was de grondgedachte van het Acheson-Lilienthalrapport het enige logische antwoord op de formidabele ontdekking der kernsplitsing. Van het ogenblik af dat de mens in staat is zulke krachten op te wekken moéten sterke waarborgen tegen misbruik worden gezocht. Inspectie alleen is niet voldoende; slechts een internationaal beheer van de ondernemingen wa<lr mei\: deze gevaarlijke materie wordt gewerkt zou een volledige garantie bieden. Alleen op die basis zou men een redelijke zekerheid hebben, dat het splijtbaar materiaal niet zou worden gebruikt voor militaire doeleinden. Maar

85

(6)

dit denkbeeld is helaas in de huidige wereld een utopie. Wij zullen het met heel wat I

mindere zekerheden moeten stellen. ben

Niettemin bleef het plan-Baruch gedurende een aantal jaren de basis van het kon denken der westelijke staten over de atoomwapens. Het verzet van de Sowjet-Unie ont' tegen dit plan verlamde echter dermate het werk van de Commissie voor de Atoom- de energie, dat zij in 1948 aan de Algemene Vergadering van de' Verenigde Naties So~

adviseerde tot haar eigen opheffing. Uit talloze rapporten en documenten bleek, dat Me:

de tegenstellingen in de Commissie voor de Atoomenergie zioh toespitsten op de een

volgende kwesties: , . min

1. De Sowjet-vertegenwoordiger wenste een categorisch verbod van produktie en van gebruik van atoomwapens en vrijheid voor iedere staat om kernenergie voor vreed- Het zame doeleinden te ontwikkelen. De meerderheid der Commissie aanvaardde dit niet, twe omdat het zou kunnen leiden tot een ongecontroleerde produktie van atoomwapens. wal 2. De Sowjet-vertegenwoordiger wenste, dat over maatregelen tegen overtreders bev zou worden beslist in een orgaan met vetorecht, terwijl de meerderheid' de beslissing wal wilde leggen bij een nieuw in te stellen internationaal orgaan zonder vetorecht. omt 3. De Sowjet-vertegenwoordiger wilde slechts periodieke inspecties door een inter- sta, nationaal orgaan, terwijl de meerderheid een continu toezicht wenste. De Sowjet- het[ vertegenwoordiger gmndde zijn bezwaren tegen een krachtige controle op de over- erol weging, dat dit zou zijn een inbreuk op de soevereiniteit der staten, zoals deze in het vas1 Handvest van de Verenigde Naties gewaarborgd is. De meerderheid was zich bewust, zou dat haar voorstellen een soevereiniteitsbeperking inhielden, maar achtte deze onver-

mijdelijk gezien de aard der kernenergie. Voo

4. Volgens de Sowjet-vertegenwoordiger zou de controle vrijwel alleen moeten de bestaan uit inspectie, terwijl de meerderheid daarnaast wenste 'management, super- afso vision, Hcensing', (beheer, toezicht en industriÊÎle eigendom) dus grotere operatieve SoJ functies wilde toekennen aan het internationale controlelichaam. waa

nalE Het was de Commissie voor Conventionele Bewapening al niet veel beter vergaan. geel In deze Commissie stelde de Sowjet-Unie voor, dat alle grote mogendheden hun mat strijdkrachten met één derde zouden verminderen. Aangezien dit zou betekenen, dat wa~

de Sowjet-Unie dan een leger zou behouden, dat in omvang nog vele malen groter WOD

zou zijn dan dat van alle westelijke landen te zamen, werd dit voorstel door de andere der mogendheden verworpen. Hunnerzijds stelden zij voor de sterkte der krijgsmachten ben over en weer met elkander in evenwicht te brengen, maar de Sowjet-Unie hield vast drin aan het beginsel van proportionele vermindering der bewapening. betl

Deze onvruohtl:bare gesprekken speelden zich af tegen een achtergrond van stijgen-

de spanning tussen Oost en West. De Sowjet-Unie bracht in 1948 het democratische 00]

regime in Tsjechoslowakije ten val en begon een blokkade van West-Berlijn. In veT!

West-Duitsland en Oost-Du~tsland ontstonden zelfstandige regeringen; in 1949 kwam re dl de NATO tot stand en in 1950 brak de oorlog in Korea uit. De internationale spanning biru leidde tot snelle herbewapening in alle landen der wereld, terwijl over de beginselen all van ontwapening zelfs nog geen begin van overeenstemming bestond. Inmiddels en bleek ook de Sowjet-Unie in staat atoomwapens te produceren. De eerste explosie en 1 vond in Rusland plaats in 1949.

(7)

vat Het feit, dat thans de beide grootste mogendheden over atoomwapens beschikten,

benevens het verloop van de oorlog in Korea, waarbij geen der partijen een beslissing

b.et kon forceren, leidde ertoe dat in 1951 weer beweging ontstond in de discussies over nie ontwapening. De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties van 1951 benoem- m- de een subcommissie waarin zitting hadden Amerika, Engeland, Frankrijk en de Jes Sowjet-Unie en waarvan als voorzitter optrad de president van de Assemblée, de dat Mexicaan Padilla Nervo. Deze Commissie ad hoc publiceerde op 10 december 1951

de een memorandum, dat een overzicht bevatte van de punten waarover overeenstem- ming bestond en van de punten waarover men het niet eens kon worden. De punten en van overeenstemming waren meer van procedurele dan van substantiële betekenis.

~d- Het bleek dat de vier meestbetrokken i'pogendheden het erover eens waren, dat de iet, twee 'bestaande commissies, voor de Atoomenergie en voor de Conventionele Be- ns. wapening, moesten worden opgeheven en vervangen door een enkele commissie, die ,ers bevoegd zou zijn voorstellen te doen voor alle soorten strijdkrachten en alle soorten ing wapens. Voorts ~aren de mogendheden het erover eens, dat de nodige informatie

omtrent de bewapening moest worden verstrekt en dat een controlerend orgaan in

;er- staat zou moeten worden gesteld deze gegevens .te verifiëren. Verder zou dit orgaan iet- het recht moeten hebben inspectie uit te oefenen. Ten slotte was men het eveneens :er- erover eens dat een uiteindelijk akkoord over de bewapening zou moeten worden het vastgelegd door een wereldconferentie waaraan alle leden van de Verenigde Naties

~st, zouden moeten deelnemen.

rer- Maar - het verhaal wordt eentonig - over de hoofdzaken bleef men het oneens.

Voor de atoomenergie hielden de westelijke landen vast aan het plan-Baruch, terwijl ten de So~et-Unie dit plan bleef verwerpen en het voorgestelde atoomagentschap ler- afschilderde als een monopolistische trust onder leiding van de Verenigde Staten. De eve Sowjet-Unie stelde zich op het standpunt, dat het vooral moest gaan om een onvoor-

waardelijk verbod van atoomwapens en dat de controle zich alleen moest richten op naleving van dat verbod. Daarentegen was het westelijke standpunt, dat zolang er an. geen toezicht zou bestaan op de produktie en de voorraadvorming van splijtbaar tun materiaal (immers iedere hoeveelheid van dit materiaal kan gemakkelijk tot atoom-

;lat wapens worden omgewerkt) een produktieverbod van atoomwapens zou kunnen Iter worden ontdoken. Alleen met een behoorlijk iruJpectiesysteem op het gehele gebied ere der kernsplitsing was men bereid een verbod van atoomwapens te aanvaarden; zonder.

ten bereidheid tot aanvaarding van een sluitend controlesysteem had het Russische aan- last dringen op een verbod in westerse ogen slechts declaratoire (en propagandistische)

betekenis.

en-

~he Ook ten aanzien van de vermindering der conventionele wapens bleef het oude

i In verschil van mening bestaan. De Sowjet-Unie hield 'vast aan het beginsel van even-

~m redige vermindering der bewapening door de grote mogendheden met éénderde ing binnen een jaar. De westelijke mogendheden stelden een algemeen plafond voor voor len alle grote landen, waarbij de gedachte werd gelanceerd, dat Amerika, de Sowjet-Unie leIs en China ieder 1 à

m

mln. man op de been zouden mogen houden tegen Frankrijk ,sie en Engeland 750.000 man.

Uit het rapport van december 1951 bleek eveneens de hardnekkigheid van het 87

(8)

verschil van mening uver de aard der inspectie. De Sowjet-Unie achtte de voort- durende aanwezigheid van: militaire inspecteurs hinderlijk en in strijd met de souve·

reiniteit: en was slechts bereid zich aan ongeregelde inspecties te onderwerpen. Op deze basis was de Sowjet-Unie bereid met een internationaal controle-orgaan samen te werken mits, zoals de Sowjet-woordvoerder het uitdrukte, dit orgaan niet het recht zou hebben 'to interfere in the domestic affairs of states' (zich te mengen in de interne aangelegenheden van staten). Het laatste voorbehoud kon moeilijk anders worden uitgelegd dan dat het de Sowjet-Unie geen ernst was met de gedachte aan controle en inspectie.

Dit betekende, dat tegen het einde van de Koreaanse oorlog in de oorspronkelijke standpunten der partijen nog niets was veranderd. De westelijke mogendheden, die wel de logica maar niet de politieke mogelijkheden aan hun kant hadden, èisten ten aanzien van de atoomenergie de tenuitvoerlegging van het plan-Baruch, d.w.z.

alles of niets. En de Sowjet-Unie wilde zolang Amerika haar verre de baas was in atoomwapens maar achterstond in conventionele bewapening, een verbod (zonder effectieve controle) 'van de atoomwapens en een proportionele vermindering van de conventionele troepensterkte. Zij was niet bereid deze positie prijs te geven zolang het aandringen op verbod van atoomwapens propagandistisch effect sorteerde in de westerse wereld en Azië; zij maakte het zelfs tot inzet van haar vredespropaganda, het zgn. Stockholm-appeal. Dit alles zou echter binnen enkele jaren veranderen toen haar eigen atomische macht begon toe te nemen.

Inmiddels trad na de Koreaanse oorlog een geleidelijke verschuiving op in 'de machtsverhoudingen. De politieke strijd in Europa en de oorlog in Korea hadden reeds bewezen, dat bij gebruik van 'conventionele' middelen een evenwiçht van macht tussen Oost en West ontstond. Omstreeks 1954 strekt dit evenwicht van macht zich ook uit tot de atomische bewapening. De Sowjet-Unie ontwikk,elde niet alleen een arsenaal van A-wapens, maar volgde de Verenigde Staten op de voet op het gebied van de H-bom. Men neemt op het ogenblik aan, dat er praktisch een evenwicht bestaat van de zgn. megatonwapens, hetgeen wil zeggen dat men elkander over en weer vrijwel volledig zou kunnen vernietigen.

Op 11 januari 1952 benoemde de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, reed in aansluiting op het voorstel van de door Padilla Nervo gepresideerde werkgroep, een Ame nieuwe ontwapeningscommissie, welke bevoegd zou zijn voor het gehele terrein der In bewapening en zou bestaan uit de leden van de Veiligheidsraad en Canada. Het Brits verging deze commissie in de eerstvolgende jaren echter niet veel beter dan haar echt beide voorgangsters. In de eerste tijd, tussen 1952 en 1954, kwam men geen stap troel verder en werden nauwelijks nieuwe denkbeelden in de vastgelopen discussie naar voren gebracht.

Maar in 1954 veranderde het beeld en werden de ontwapeningsbesprekingen belang- 195 wekkend. In dat jaar vormde zich een subcommissie uit de ontwapeningscommissie, 75 p bestaande uit Amerika, Engeland, Frankrijk, Canada en de Sowjet-Unie. In deze ging besloten kring was ten minste een zakelijk gesprek mogelijk aan de hand van stellt rapporten van deskundigen, terwijl tevens door vermindering der openbaarheid en Unie publiciteit een veel serieuzer werkwijze werd verkregen. Op 11 juni 1954 dienden man,

(9)

'ort-

lve-

Op oen het

de

ers an

'jke

I

die rt:en

~.z.

I ~:

pen da,

de

ng

de

de

en

en ,ied cht en

Mannin. In The ~hoeJlts Gazett.

'Geen ruimte voor fouten'

de Britse en Franse ge-

delegeerden in deze sub-

commissie een memoran- dum in, dat voorstellen bevatte als basis voor dis- cussie:

a. instelling van een controle-orgaan met grote bevoegdheden;

c. vervolgens een ver- mindering der conventio- nele strijdkrachten in etappes. Zodra door ieder der partijen de helft der in totaal af te danken strijdkrachten zat" zijn ontbonden, treedt een verbod voor verdere pro- duktie van kernwapens in werking;

d. indien ook de tweede helft der af ' te danken strijdkrachten zal zijn ontbonden dient te worden overgegaan tot vernietiging van reeds aanwezige kernwapens.

Met dit voorstel pro-' beerden de Britse. en Franse regering de nu ies, reeds jaren lang bestaande impasse te doorbreken en werd een weg gezocht waarop

j!en Amerika en de Sowjet-Unie eventueel een compromis zouden kunnen vinden.

,der In een memorandum van 30 september 1954 aanvaardde de Sowjet-Unie het

iI

et Brits-Franse voorstel als basis voor bespreking. De Sowjet-delegatie hield daarbij flar echter vast aan haar tot dusverre ingenomen standpunt, dat vermindering der tap troepensterkte op percentuele basis moest gebeuren en reserveerde tevens haar

~ar

standpunt ten aanzien van de bevoegdheden van het controle-orgaan.

In de loop der volgende maanden werden nog verschillende denkbeelden uitge- I wisseld waarbij met name van belang was een Brits-Frans memorandum van 19 april pg- 1955 waarin de mogelijkheid werd geopend reeds in een eerder stadium, nl. al~

pie, 75 pct. der overeengekomen verminderingen zou zijn voltooid, tot verbod en vernieti-

~ze ging van kernwapens over te gaan, mits de Sowjet-Unie bereid was de westelijke voor- [an stellen te aanvaarden tot vermindering van de strijdkrachten van Amerika, de Sowjet- en Unie en China tot 1 à Hf miljoen man en die van Engeland en Frankrijk tot 650.000 len man, alsmede tot instelling van een doeltreffend internationaal controlesysteem.

89

(10)

De grote verrassing in de ontwapeningsbesprekingen kwam door een Sowjet- memorandum van 10 mei 1955. Hierin stelde de Sowjet-Unie voor, conform het Brits-Franse denkbeeld, de strijdkrachten van Amerika, de Sowjet-Unie en China te verminderen tot 1 à H mln. man en die van Engeland en Frankrijk tot 650.000.

De conventionele bewapening zou op overeenkomstige voet moeten worden ver- minderd. Dit proces zou in twee jaar moeten zijn voltooid. Bij de aanvang van het tweede jaar zou de produktie van kernwapens moeten stoppen, terwijl een volledig

~erbod van het gebruik van kernwapens zou intreden zodra de conventionele vermin- deringen voor 75 pct. zouden zijn voltooid. Aan het einde van het tweede jaar zouden de kernwapens moeten worden vernietigd. Voorts zouden wederzijds controleposten op strategische centra (d.w.z. grote havens, spoorwegknooppunten, vliegvelden enz.) moeten worden geplaatst. De bevoegdheden van het controle-orgaan zouden geleide- lijk moeten worden uitgebreid. Tegen overtreding van de ontwapeningsafspraken zou echter alleen door de Veiligheidsraad kunnen worden opgetreden en de controle zou pas effectief kunnen worden zodra een sfeer van vertrouwen tussen de staten zou zijn geschapen. Voor dit laatste zou het noodzakelijk zijn de bezetil:ingstroepen uit Duitsland weg te trekken en over te gaan· tot de liquidatie van militaire bases op het grondgebied van andere staten. Ten slotte bevatte het Sowjet-memorandum de waarschUWing,' dat een controle op de aanmaak van A- en H-bommen (d.w.z. het gebruik van splijtstof) niet effectief zou kunnen zijn.

Dit siI:uk verwekte een zekere sensatie, omdat het een mengeliÛg was van realisme, Sowjet-concessies en voortzetting van klassieke Sowjet-diplomatie. Het realisme kwam tot uiting zowel in de volkomen juiste waarschuwing, dat men van controle op de produkil:ie van A- en H-bommen niet alles kon verwachten, als in het voorstel tot instelling van controleposten op strategische centra. De aanvaarding van een absoluut plafond voor de. troepensterkte overeenkomstig de westelijke voorstellen was een interessante concessie, terwijl ook het Sowjet-voorstel ten aanzien van produktie en vernietiging van kernwapens aan de Brits-Franse denkbeelden tegemoet kwam. Maar in deze aantrekkelijke en op zich zelf belangwekkende verpakking bleven als harde kern twee constante elementen van de Sowjet-politiek over, nl. de onderschikking van het controle-orgaan aan de Veiligheidsraad, waar het Sowjet-veto de activiteiten zou kunnen verlammen: en de eis van de liquidatie der militaire bases, welke zou neerkomen op een militaire ontmanteling van de NATO.

De indiening van dit Sowjet-memorandum bracht de ontwapeningsbesprekingen voor het eerst sedert jaren op de bodem der politieke werkelijkheid; het voorstel bevatte althans een aantal elementen voor een serieus politiek gesprek. Het begon er op te lijken, dat met de dood van Stalin van Moskou uit een nieuwe wind zou gaan waaien. De Sowjet-leiders reisden glimlachend rond en spraken van tijd tot tijd woorden van gematigdheid en gezond verstand. Daar kwam bij, dat nu het atoom·

geheim reeds verschillende jaren in handen van de Russen was en een evenwicht van atomische macht begon te ontstaan, de verwezenlijking van de grondgedachte van heil: Acheson-Lilienthal-plan, nl. door middel van een internationaal orgaan volledig gecontroleerde kernenergie, steeds minder mogelijk werd. Van een water·

dichte controle kon geen sprake meer zijn en dit leidde ook In het Amerikaanse denken tot een verschuiving van de gedachte van controle naar de gedachte verras·

sing!

volle misb een I zonè

In

j Boe de toe, maxi voor D dat mili geco terst syste belal fot08 verra derg tot 0 tot v

o

wedE Gord over aan

N~

desk1 reed, land·

mog leerB verz nam omni bun wor wer ,

(11)

;jet-

!het

il te 100.

ver- het :dig pin- den sten nz.) ide- ken role lten pen

; op de het

Fe,

[ :

tot

I::~

een [aar trde fing liten I zou

I

I

,gen (stel

~

om-

;;~

'cht

bhte

~aan

ater- anse rras-

singsaanvallen zo veel mogelijk te voorkomen. Geen enkelontwapeningsplan, hoe

volledig ook, zal in de toekomst nog een werkelijke garantie kunnen bieden tegen

misbruik vari de atoomenergie. Men zal met het mindere genoegen moeten nemen en een eventueel algeheel verbod van atoomwapens moeten zien zoals het is: een norm zonder sanctie (en dus van geringe politieke waarde).

In juli 1955 kwam te Genève de zgn. topconferentie bijeen waarbij Eisenhower, Boelganin en Chroesjtsjow persoonlijk tegenwoordig waren. Op deze conferentie dien- de de Sowjet-Unie voorstellen in die overeenkwamen met de gedachten van het me- morandum van 10 mei van hetzelfde jaar. Boelganin voegde hier nog een punt aan toe, nl. een plafond voor de troepensterkte van andere landen dan de Grote Vijf tot maximaal 150.000 à 200.000 man. Met dit voorstel werd beoogd een limiet te stellen voor een toekomstig Duits leger.

De verrassing kwam ditmaal van de zijde van president Eisenhower, die voorstelde, dat de mogendheden elkander blauwdrukken zouden verschaffen omtrent hun militaire installaties, terwijl de juistheid der verstrelde gegevens zou mogen worden gecontroleerd door een wederzijdse luchtinspectie. Dit systeem van inspectie zou terstond in werking kunnen treden als een inleidende fase voor een meer doeltreffend systeem van inspectie en geleidelijke conventionele bewapeningsbeperkin'g. Het belang van dit voorstel was, dat concentraties van troepen en vliegtuigen door lucht- fotografie over en weer zouden kunnen worden opgemerkt, zodat het gevaar van verrassing - de nachtmerrie van het atomische tijdperk - geringer zou worden. Een dergelijk inspectie systeem, gevoegd bij het reeds van Russische zijde gedane voorstel tot oprichting van controleposten op strategische centra, zou verder kunnen bijdragen tot vermindering van spanning en wantrouwen.

Op de topconferentie kwam Engeland nog met een voorstel om een proef met wederzijdse controle te nemen in bepaalde zones links en rechts van het Ijzeren Gordijn, terwijl de Fransen de gedachte naar voren brachten de militaire uitgaven over en weer evenredig te verlagen en de vrijkomende fondsen te benutten voor hulp aan onderontwikkelde gebieden.

Na de conferentie, die vele nieuwe denkbeelden had gelanceerd, was er voor de deskundigen in de daarop volgende maanden voldoende stof voor discussie. Maar reeds op de in de herfst van 1955 volgende conferentie van de ministers van Buiten- landse Zaken van de Grote Vier laaiden de meningsverschillen weer op. De westelijke mogendheden - ook Engeland en Frankrijk - bleken bij nader inzien een oncontro- leerbaar verbod van atoomwapens toch te gevaarlijk te vinden en de Sowjet-Unie verzette zich sterk tegen het Amerikaanse denkbeeld der luchtinspectie. Niettemin nam de Algemene Vergadering der Verenigde Naties in het najaar van 1955 een omnibusresolutie aan, waarm talrijke suggesties als een boeket werden samenge- bundeld en aan de grote mogendheden werd gevraagd het op deze basis eens te worden. President Eisenhower benoemde de heer Stassen tot zijn speciale adviseur voor ontwapeningsaangelegenheden en de subcommissie toog in Londen aan het werk om te trachten een of meer van deze denkbeelden om te zetten in concrete akkoorden.

Wederom trachtten Engeland en Frankrijk door bemiddelingsvoorstellen een basis 91

(12)

te vinden waarop de Russis,che en Amerikaanse standpunten elkander zouden kunnen naderen. Op 19 maart 1956 dienden hun vertegenwoordigers een memorandum in, waarin zij voorstelden de ontwapening in drie onderscheiden fasen te laten verlopen.

In de eerste fase zouden de grond-en luchtinspectiesystemen op gang moeten komen en zou een eerste vermindering van de conventionele bewapening moeten plaats- vinden. In de tweede fase zouden de proefexplosies met kernwapens moeten worden verminderd, het controle-orgaan verder worden uitgebouwd en de conventionele strijdkrachten tot 50 pct. worden teruggedrongen. In de laatste fase zouden de proefexplosies verboden zijn, evenals de produktie en het gebruik van kernwapens.

De overgang van de ene naar de andere fase zou niet automatisch geschieden, doch pas nadat het met het toezicht op de bewapeningsbeperking belaste orgaan bepaalde voorwaarden voor de overgang naar een volgend stadium vervuld achtte.

Op 27 maart 1956 kwam de Sowjet-Unie met voorstellen, die in hoofdzaak over- eenkwamen met haar denkbeelden van het voorafgaande jaar. Opvallend in deze voorstellen waren echter twee elementen. In de eerste plaats dat niet werd geïnsis- teerd op verbod of produktiebeperking van kernwapens. De Sowjet-nota richtte zich hoofdzakelijk op de conventionele bewapening. Een tweede punt van belang was het voorstel in Europa een zone in te stellen, waaronder de beide delen van Duitsland en enkele aangrenzende landen, waarin de conventionele strijdkrachten in bijzondere mate zouden moeten worden beperkt en geen atoomwapens of -f.ormaties zouden mogen voorkomen.

Enkele dagen later volgden Amerikaanse voorstellen waarin sterk de nadruk werd gelegd op het zo snel mogelijk beginnen met de grond- en luchtinspectie. Ook achtte Amerika de instelling van een goed werkend controle-apparaat op de beperking van conventionele strijdkrachten en wapens, alsmede op de toekomstige pr-oduktie van splijtbaar materiaal een onmisbare voorwaarde voor de absolute vermindering der strijdkrachten. In het Amerikaanse voorstel werd het toekomstig plafond der strijd- krachten ook hoger gelegd dan in de voorafgaande voorstellen van Frankrijk, Engeland en de Sowjet-Unie, nl. 2Jf mln. man voor Amerika en de Sowjet-Unie, 750.000 voor Engeland en Frankrijk en een maximum van 500.000 voor andere staten.

Het politieke klimaat van 1956 was echter weinig gunstig voor besprekingen van deze aard. In de loop van het jaar raakten de ontwapeningsbesprekingen meer en meer in de propaganda sfeer. De Sowjet-Unie deelde mede haar eigen troepensterkte met 1.200.000 man te zullen verminderen. Deze met veel ophef aangekondigde maatregel, die het Sowjet-potentieel zou terugbrengen tot ongeveer 3 à 4 miljoen man en dus niet ernstig zou aantasten, was vermoedelijk bedoeld om de Sowjet- industrie van mankracht te voorzien. De Hongaarse revolutie heeft uitvoering van deze gedeeltelijke demobilisatie echter belet of vertraagd. Tevens werd de propaganda welbewust gericht op de pr-oefexplosies van kernwapens. De reële medische gevaren van deze experimenten, die een punt van zorg van mannen van wetenschap en van het grote publiek begonnen uit te maken, boden de Sowjet-Unie een goed aangrijpingspunt om verontrusting in de westeliike gelederen te zaaien omtrent de merites van het eigen militaire beleid. In de tweede helft van 1956 raakten de ontwapeningsbesprekingen geheel op de achtergrond door de crisis in

(13)

I

' men

l in,

pen.

'men ' lats- :'den 'nele

~, de

lens.

loch

~lde

'ver- 'leze 'lsis- zich

het

~:

lden

lerd

b tte

van van der IrlJ -"d rijk,

i

nie,

ten.

van : en rkte tgde

L loen

r.

et-

rmg I de eële ivan

~nie ,

\lien

19~6

s m

het Midden-Oosten en de opstand in Hongarije. Van de atmosfeer van 1955 was niet veel meer over. De discussies over ontwapening in de Algemene Vergadering der Verenigde Naties, die in de winter van 1956~1957 bijeenkwam, dróegen hiervan sterk het stempel.

Toch' drong de Algemene Vergadering op hervatting der besprekingen ip. de ontwapeningssubcommissie aan. Verschillende voorstellen en suggesties werden van de zijde van de Assemblée in een resolutie aan de subcommissie voorgelegd. Daar-, onder was ee,n voorstel van Canada, Japan en Noorwegen inhoudende, dat proef- explosies met atoomwapens tevoren bij de Vere,nigde Naties zouden worden aangemeld, terwijl de gevolgen nauwkeurig zouden moeten worden gecontroleerd. In maart 1957 werden de besprekingen in de subcommissie hervat.

In de maanden waarin de subcommissie in 1957 in Londen bijeen was, kwamen de standpunten wederom dichter bij elkander. De ervaring leerde, dat zo gauw de deskundigen der partijen zich in de tenuitvoerlegging van bepaalde projecten van inspectie, controle en limitering van bewapening verdiepten, punten van overeen-

~temming konden worden gevonden en het terrein der technische onmogelijkheden kon worden ingeperkt. Dit werd in de hand gewerkt door een andere werkwijze, waarbij de vraagstukken werden behandeld per categorie en niet door onderlinge vergelijking van de verschillende nationale voorstellen. In de zomer van 1957 waren er ogenblikken waarop het scheen, dat ten aanzien van bepaalde punten een overeen- stemming in de lucht zat. De toon was wederom betrekkelijk goed en zakelijk en de deskundigen, het gehele terrein overziende, konden een tamelijk duidelijk beeld krijgen van de punten waarover men het wel en waarover men het niet eens was. Het is van belang de balans op te maken van de standpunten der partijen in deze fase, omdat het de laatste maal was waarop een min of meer zakelijk gesprek plaatsvond.

De onderwerpen, waarover in de zomer van 1957 overeenstemming bestond, vormden nog geen voldoende basis en waren vooral nog onvoldoende omlijnd voor het opstellen van een verdragstekst. Maar dit neemt niet weg, dat zij substan- tieel niet onbelangrijk waren en een aanknopingspunt bieden voor toekomstige oqder- handelingen. Met de Sowjet-Unie bestond overeenstemming over:

a. het beginsel van luchtinspectie en inspectie op strategische centra;

b. de uitwisseling van militaire gegevens;

c. een plafond voor de totale sterkte der strijdkrachten van de grote mogendheden (dat wil zeggen 2)f miljoen en 750.000). Geen overeenstemming over de aard der bewapeniIlg en de omvang der militaire ;uitgaven;

d. het beginsel, dat met gedeeltelijke vermindering der bewapening zou kunnen worden begonnen onder de bestaande politieke omstandigheden (dat wil zeggen vóór

de hereniging van Duitsland); ,

e. het beginsel, dat een, evenrtuele tweede fase van vermindering der bewapening pas zou beginnen nadat een internationaal controle-orgaan zou hebben vastgesteld, dat de eerste fase behoorlijk was ten uitvoer gelegd.

Geen overeenstemming bestond over de stopzetting van de proefexplosies met atoomwapens. De westelijke staten waren het hierover aanvankelijk onder elkander ook niet eens. Canada en Engeland wilden wel een controle en beperking der PFoef-

93

,;

(14)

explosies maar geen verbod. Frankrijk was bereid een verbod te aanvaarden (en dus af te zien van de produktie van een eigen atoombom), mits de andere mogend- heden dan ook zouden stoppen met de verdere produktie van atoomwapens. Amerika wilde in fasen eerst een controle en beperking der explosies, vervolgens een stopzetting van de verdere produktie van splijtstof en daarna een absoluut verbod van verdere proef explosies. De Sowjet-Unie wilde geen beperkingen aanvaarden op het gebied der verdere produktie, maar stond weer op het standpunt, dat de explosies terstond moesten worden verboden. Controle (inspectieposten binnen het tenitoir der verschillende atoomstaten) achtte de Sowjet-Unie aanvankelijk overbodig, omdat atoomexplosies ook buiten de grenzen van het land dat een proef heeft verricht, waarneembaar zouden zijn. Dit laatste wordt door de westelijke deskundigen sterk betwijfeld; derhalve achtten de westelijke landen waarnemingsposten op elkanders grondgebied een noodzakelijke voorwaarde voor een verbod van proefexplosies.

In de loop der besprekingen spitste het verschil van mening over de proefexplosies zich aldus toe, dat de westelijke mogendheden een tijdelijke stopzetting der proef- nemingen afhankelijk maakten van een gelijktijdige stopzetting van de produktie van splijtbaar materiaal voor militaire doeleinden, terwijl de Russen verklaarden tot stopzetting der produktie alleen bereid te zijn, indien de westelijke staten tevens bereid waren tot onmiddellijke vernietiging der aanwezige voorraden kernwapens.

Aangezien alle partijen het er echter over eens waren, dat zeker de tenuitvoerlegging van deze laatste verplichting niet te controleren zou zijn, leidde de discussie over dit vraagstuk niet tot enig praktisch resultaat.

Ook over een verbod van gebruik van kernwapens werden de partijen het niet eens.

De Sawjets stelden thans weer een onvoorwaardelijk en volstrekt verbod voor, terwijl de westelijke landen alleen een gekwalificeerd verbod aanvaardbaar achtten. Zij behielden zich het recht voor van kernwapens gebruik te maken in geval zij werden aangevallen. Dit laatste is geen onbegrijpelijk voorbehoud als men bedenkt, dat op dit ogenblik op het Europese vastel~nd 175 Russische en (nominaal) 30 westelijke divisies (in feite aanmerkelijk minder) tegenover elkaar staan. Zonder de bescherming der kernwapens zijn de krachten wel uiterst ongelijk. Maar wat is een aanval? Over een definitie van agressie is men het in deze jaren evenmin eens kunnen worden en zonder een strikte overeenstemming over dit begrip zou ieder land vrij zijn het naar eigen inzichten te interpreteren. In de loop der discussies stelde de Sowjet-Unie voor: 'een verbod ... behalve in gevallen van verdediging tegen een aanval, welke als zodanig is erkend door de Veiligheidsraad' (waar de Sowjet-Unie een veto kan uitoefenen en dus zulk een erkenning beletten). De westelijke staten wilden aan deze clausule toevoegen:

' ... of in gevallen, waarin artikel 51 van het Handvest der Verenigde Naties van toepassing is' (het artikel dat het recht geeft tot individuele of collectieve zelfverdedi- ging en waarop de NATO is gebaseerd). Tussen deze twee teksten gaapt de afgrond, die Oost en West gescheiden houdt. Het is duidelijk, dat formules deze kloof niet gemakkelijk kunnen overbruggen.

De geleidelijke limitering van de totale mankracht der partijen gaf niet de grootste moeilijkheden, maar er was nog weinig overeenstemming over de hoeveelheid oorlogs- materiaal, die aan de gelimiteerde legers ten dienste zou mogen staan. Dit laatste

(15)

l~~~

~rika

leen ,bod il op I )sies

der dat cht, terk ders isies oef- van

!tot rens ens.

ing

~ies

der 'een

!der gen een

is een belangrijk punt, omdat de Sowjet-Unie - naar wordt aangenomen - voldoende materiaal heeft om ten minste drie miljoen man terstond volledig uit te rusten, zodat een mobilisatie van troepen boven de limiet snel zou kunnen geschieden. De NATO- legers zouden hiervoor meer tijd nodig hebben.

Een laatste punt, waarover geen overeenstemming bestond - en niet een van de onbelangrijkste - betrof het vraagstuk van territoriale zones binnen welke atoom- wapens zouden zijn verboden of vreemde troepen zich niet of slechts in -kleine aantallen zouden mogen ophouden. Allerlei suggesties deden in de afgelopen maanden de ronde, ook van de zijde van staatslieden der westelijke landen (b.v. het Gaitskell- plan). De Russische voorstellen om Duitsland niet te voorzien van atoomwapens en de vreemde troepen terug te trekken van Duitse bodem, waren er steeds op gericht Duitsland los te maken uit het NATO-verband, maar bevatten geen enkele indicatie, dat de Sowjet-Unie bereid was Oost-Duitsland (laat staan Polen, Hongarije en Tsjecho-Slowakije) vrij te laten en op democratische wijze hun eigen politieke lot te laten bepalen. De dubbelzinnigheid der Russische suggesties maakte het Westen ten aanzien van plannen van deze aard uiterst wantrouwig. De' voorstellen, welke tot dusverre zijn gedaan, zouden, indien toegepast, de veiligheid van het Westen sterk verminderen, zonder enige zekerheid dat de politieke vrijheid in Oost-Europa zou toenemen. Zolang deze denkbeelden eenzijdige nadelen opleveren, zal er geen overeenstemming over kunnen worden gevonden. Het ziet er nog allerminst naar uit, dat de Sowjet-Unie bereid is haar militaire invloed terug te trekken tot de Pripet-moerassen en voorlopig' zal West-Duitsland dus wel in het NATO-kader blijven medewerken. Maar het laatste woord hierover is nog niet gezegd.

In de loop van de zomer werden de besprekingen steeds stroever en bleek de Sowjet-Unie minder en minder bereid om op de punten, waarover overeenstemming bestond, tot concrete afspraken te komen. Het is mogelijk, dat de regering van de Sowjet-Unie het gevoel kreeg, dat de westelijke mogendheden haar kracht onder- schatten, een fout waaraan de Amerikaanse regering zich wel vaker schuldig heeft gemaakt. Vermoedelijk wist men inmiddel~ in Moskou ook, dat binnenkort de Rus- sische 'spoetniks' rond de aardbol zouden cirkelen, lang voordat de Amerikanen daartoe in staat zouden zijn. Men mag aannemen, dat de Sowjetregering behoefte kreeg aan een demonstratie van kracht en slecht humeur (misschien ook om binnen- landse redenen) en derhalve opzettelijk op een breuk heeft aangestuurd.

is Op 29 augustus van het. vorige jaar vatten de westelijke mogendheden hun- stand- dus punt samen in een uitvoerige gezamenlijke nota, diè het gehele terrein der bewape- en: ning bestreek. Van deze lange nota kan ik slechts de hoofdpunten vermelden.

Het zijn de volgende:

1. Beperking van strijdkrachten en bewapening:

Amerika en Sowjet-Unie 2}~ miljoen man, Engeland en Frankrijk 150.000 man.

Wapens in ieder land op te slaan in depots onder controle van het controle-orgaan.

De vier staten zijn bereid om onderhandeling te voeren voor verdere reductie van hun strijdkrachten mits de te sluiten conventie behoorlijk wordt nageleefd, voort- gang is te constateren in de oplossing van politieke kwesties en andere belangrijke

95

(16)

staten bereid zijn tot de conventie toe te treden en een limiet voor hun bewapening te aanvaarden.

2. Militaire uitgaven: .

De vier staten verplichten zich het internationale controle-orgaan inlichtingen te verstrekken omtrent hun militaire uitgaven.

3. Kernwapens:

De partijen verplichten zich geen kernwapens te gebruiken, tenzij zij zouden komen te verkeren in een sLtuatie van individuele of collectieve zelfverdediging.

4. Toezicht op het splijtbaar materiaal:

De partijen verplichten zich om alle toekomstige produktie van splijtbaar materiaal uitsluitend voor vreedzame doeleinden té gebruiken van het ogenblik af, waarop een inspecterend orgaan in staat zal zijn dit te verifiëren. Zij zijn bereid een inspectie·

systeem hierv00r te aanvaarden.

5. Proeven met kernwapens:

De partijen verplichten zich om voor een periode van twaalf maanden af te zien van het nemen van proeven met kernwapens, mits overeenstemming is verkregen over de opstelling van controleposten ook binnen ihet rterritoir der deelnemende landen. Indien het controlesysteem goed werkt, kan de termijn worden verlengd.

6. Waarborgen tegen verrassingsaanvallen:

De partijen verplichten zich tot verschillende methoden van inspectie als waarborg tegen mogelijke verrassende aanvallen. Dit zal inhouden :liowel luchtinspectie als grondinspectie. De gebiedén, waarop deze inspectie betrekking zou hebben, dienen nader te worden bepaald. (De westelijke mogendheden noemden vervolgens ver·

schillende mogelijkheden: >zeer-ruirn8;'-om:vattende het gehele gebied van Noord·

Amerika en de Sowjet-Unie, en meer beperkte rondom de Noordpool of in Europa, alle volgens het beginsel, dat de te inspecteren gebieden van Oost en West ongeveer even groot of gelijkwaardig zouden zijn). Voorts zouden de partijen zich moeten verplichten aan het controle-orgaan mededeling te doen omtrent ligging en aantal van hun militaire installaties binnen nader overeen te komen zones.

7. Het internationaal controle-orgaan:

Alle controle- en inspectiefuncties, waarvan in de conventie sprake zou zijn, zouden in het kader geplaaJ\:st moeten worden van een Internationale Controle Organisatie.

Dit lichaam zou ondergeschikt zijn aan de Veiligheidsraad en in zijn uitvoerend orgaan zal ieder der grote mogendheden een veto .kunnen uitoefenen ten aanzien V~lll belangrijke beslissingen. (N.B. Een belangrijke westelijke concessie). De bevoegd·

heden van het c9ntrole-orgaan, benevens zijn werkwijze zouden nauwkeurig moeten worden geregeld.

8. Ondeelbaarheid der voorstellen:

Deze voorstellen der westelijke mogendheden werden als basis voor onderhandeling aangeboden met dien verstande, dat zij als geheel :liouden moeten worden behandeld De voorzieningen voor de diverse onderdelen kunnen niet los van elkander worden gemaakt.

Nadat de westelijke mogendheden aldus hun positie zo duidelijk mogelijk hadden bepaald, brak de Sowjet-Unie op 9 september 1957 de besprekingen in de sub- commissie af en verklaarde zij de ontwapeningsdiscussies in diÎ: kader voor beëindigd.

Sec

ine

contn Grorr gaan aan

onui~

ning nove kaan:

zage het 0

van kanel keuz zone:

dat inste

Aan vOlgE het gecol er rr onts,

krinB hee de h

Verg voo dan los

west trole

(17)

.te

I

I .

i len

r

ren (de I

!org

I

als

>en

r

er-

trd-

(pa,

r

:eer ten

htal I

den ltie.

land kien I ~gd-

~ten

:ling leid.

'den

I

lden

!sub-

~gd.

Sedertdien tekent zich een breuklijn af tussen de beide standpunten, die niet gelijk

is aan de geschilpunten van vroegere discussies in 'de subcommissie, maar van Sowjet-

zijde grover en opzettelijker wordt geformuleerd met het oog op de propagandistische werking. Het huidige standpunt is door de Opperste Sowjet op 21 december 1957 in een besluit neergelegd in enkele korte formules: verbod van gebruik van kern- wapens; stopzetting van proefnemingen met kernwapens: verbod kernwapens op te slaan in Duitsland (Oost- en West-), Polen en Tsjecho-Slowakije. Geen woord over controle, over inspectie, over stopzetting van pwduktie van kernwapens. Minister Gromyko formuleerde het in een verklaring aldus: 'De Verenigde Staten en Engeland gaan nog steeds een oplossing van het ontwapeningsprobleem uit de weg, verbinden aan het bereiken van een desbetreffend akkoord een hele reeks bedenksels en onuitvoerbare voorwaarden, die in hoofdzaak de controlemaatregelen op de ontwape- ning betreffen.' Chroesjtsjow, in een interview met Amerikaanse journalisten op 22 november jl., schoof de schuld voor het mislukken der besprekingen op de Ameri- kaanse aandrang tot luchrtinspectie, waar de Russen - naar hij zeide - geen heil in zagen. 'Desondanks verklaarden wij ons bereid de kwestie van luchtinspectie onder het oog te zien. Toen wij echter voorstelden, dat Amerika en de Sowjet-Unie zones van gelijke afmetingen voor de luchtinspeotie zouden aanwijzen, namen de Ameri- kanen dit voorstel niet aan.' (Zie de westelijke voorstellen van 29 augustus, waar ter keuze van de Sowjet-Unie verschillende mogelijkheden voor gelijkwaardige inspectie- zones werden gedaan!) In hetzelfde interview zei Chroesjtsjow: 'Wij zijn van mening, dat men eerst vertrouwen moet scheppen" tussen de landen en dan een inspectie instellen.'

Aan westelijke zijde wordt het standpunt kort samengevat aan de hand van de volgende punten: er moet een einde komen aan de verdere bewapeningswedloop op het gebied der kernwapens, dus niet alleen een verbod van gebruik maar ook gecontroleerde stopzetting der produktie; er moet een controlerend orgaan komen;

er moeten maatregelen worden genomen ter voorkoming van verrassing. Alleen wanneer op deze gebieden iets wordt bereikt, zal een gevoel van veiligheid kunnen ontstaan; zonder enige wederzijdse controle zijn verbintenissen niets waard.

De overgang van de uitwisseling van voorstellen van deskundigen in de besloten kring der subcommissie naar openbare verklaringen bedoeld voor de propaganda heeft het probleem niet interessanter gemaakt. Dit geldt ook voor de discussies, welke de laatste Algemene Vergadering der Verenigde Naties in het najaar van 1957 aan het ontwapeningsvraagstuk heeft gewijd. De breuk in de ontwapeningssubcommissie had zich toen reeds voltrokken en beide partijen legden de zaak aan de Algemene Vergadering voor met de bedoeling zoveel mogelijk, politieke steun te verkrijgen voor het eigen standpunt. Hierin zijn de westelijke mogendheden beter geslaagd dan de Sowjet-Unie. De Algemene Vergadering verwierp de Sowjet-voorstellen om los van een algemene ontwapeningsovereenkomst kernproeven te verbieden en een verbodvoor gebruik van kernwapens af te kondigen. De vergadering aanvaardde met grote meerderheid een resolutie, ingediend door 24 landen, waarin de beginselen der westelijke ontwapeningsvoorstellen van augustus jL 'waren vervat, met name gecon- troleerde stopzetting van proefnemingen met atoomwapens gekoppeld aan een gecon- 97

/

(18)

troleerd verbod van verdere produktie, en grond-en luchtinspectie. Het lijdt dus geen twijfel, dat in de huidige impasse in het ontwapeningsgesprek de Verenigde Naties in grote meerderheid achter het westelijke standpunt staat en weinig vertrouwen stelt in de argumentatie der Sowjet-Unie, met name haar afwijzing van een behoorlijk con- trolestelseL

De Algemene Vergadering nam ook het besluit de ontwapeningscommissie uit te breiden tot vijfentwintig leden. De Sowjet-Unie stelde voor een ontwapeningscom- missie te vormen, waarin alle leden der Verenigde Naties zouden zijn vertegen- woordigd, maar de Vergadering begreep, dat een commissie van, 82 leden niet bepaald geschikt was voor moeilijke zakelijke arbeid. Ook de commissie van 25 (die de Russen niet aanvaarden) zal wel te groot blijken te zijn voor praktische resultaten. De Russen vertonen evenwel zulk een tegenzin om terug te keren naar de sub- commissie van vijf landen (waar zij in den regel vier tegen één stonden), dat de kans op herleving van dit lichaam niet heel groot is. En nu het ontwapeningsvraag- stuk in de grote publiciteit is gebracht en verder in grote commissies zou moeten worden behandeld, kan men zich afvragen, of in de toekomst niet alleen resultaten te verwachten zijn van geheime directe besprekingen tussen de Verenigde Staten en de Sowjet-Unie alleen.

Op het ogenblik, begin 1958, ziet het er echter naar uit, dat wij v~rder van huis zijn dan ooit. De onderhandelingen zijn volledig afgebroken en de demagogische be- schuldigingen zijn niet van de lucht. Wat moeten wij nu, terugziende op deze jaren, van de ontwapeningsbesprekingen denken?

1. Was het de Russen en was het onze bondgenoten ernst? Het antwoord zal wel moeten luiden: soms wel en soms niet. Het is niet aan te nemen, dat de onderhande- laars altijd in hun eigen voorstellen hebben geloofd. De omstandigheden waren er niet naar en ook de voorstellen waren er niet altijd naar. Het is begrijpelijk dat beide partijen, beducht voor eigen veiligheid, gestreefd hebben naar oplossingen, die de eigen kracht zo weinig mogelijk ·en de kracht van de tegenstander zoveel mogelijk zouden verzwakken. Van Russische zijde zijn de onderhandelingen herhaaldelijk meer met het oog op de propaganda gevoerd dan om rtot werkelijke overeenkomsten te geraken. Maar er zijn ook ogenblikken geweest, waarop de ernst van het probleem de Russen ertoe bracht concessies te doen of punten naar voren te brengen, die naast propagandistische ook zakelijke betekenis zouden kunnen hebben. Het was de westelijke mogendheden bittere ernst met het plan-Baruch en met Eisenhowers plan voor luchtinspectie. Het komt mij voor, dat de Russen, toen zij een absolute limiet op gelijke niveaus voor de sh·ijdkrachten van beide partijen aanvaardden en toen Boelganin met zijn grondinspectieplan kwam, eveneens in ernst waren. De diepere reden voor voorstellen van deze aard is gelegen in het huidige atomische evenwicht ..

Sinds beide partijen volledig aan elkander zijn gewaagd tot totale vernietiging toe, staan zij voor het probleem dat zij de atoomwapens niet kunnen missen, maar ook niet kunnen gebruiken. Dit betekent, dat men gedwongen is met elkander te praten en tot bepaalde afspraken te komen. Daarom is het waarschijnlijk, dat de ontwapenings- besprekingen zullen worden voortgezet en niet onmogelijk, dU~t zij in de toekomst ook

(19)

:en I

, in

in n-

te

I

,m-

en-

liet

[ di I

e len.

ub-

de g-

en

ten en

djn Ibe- 'en,

ook

·tot bepaalde resultaten zullen leiden. Aan de greep van deze logica kan' zelfs het

communisme zich niet ontworstelen.

2. Zal een ontwapeningsakkoord ooit volledige veiligheid kunnen geven? Het antwoord op deze vraag is: neen., Ontwapening zal nooit een atoomoorlog kunnen beletten. Robert Oppenheimer drukte het als volgt uit: 'The knowledge has eome and is irreversible'. (Wij kunnen de kennis der atoomsplitsing niet meer ongedaan maken.) Het reeds vervaardigde splijtbaar materiaal, dat met betrekkelijk eenvoudige midde- len in atoomwapens kan worden gebruikt, zal door geen enkel controlesysteem kunnen worden opgespoord, indien een der partijen het heeft verstopt. Daarom is het accent in de ontwapeningsbesprekingen van de controle der produktie versohoven naar het voorkomen van een verrassingsaanval. Dit laatste geeft geen zekerheid, maar is in het atomische tijdperk toch eén werkzaam middel tot behoud van de vrede. Immers door luchtverkenning en in mindere mate ook door grondinspectie gaat de mogelijk- heid van verrassing verloren en is de andere partij in staat zich op tegenmaatregelen te prepareren, zodat een kwaadwillige partij zich wel tweemaal zal bedenken voor zij het fatale besluit tot een verrassingsaanval zou nemen.

In hoeverre de techniek der ballistische 'missües' in de toekomst dit beeld weer zou veranderen, kan ik niet overzien.

3. Kan men onderhandelingen over beperking der bewapening voeren zolang er nog niet van enige politieke ontspanning sprake is? Het ligt voor de hand te menen, dat ontwapening alleen gevolg van politieke overeenstemming kan zijn en niet oorzaak ervan. In haar algemeenheid is deze stelling zeker juist en er was dan ook weinig opgewektheid in de ontwapeningsbesprekingen in de jaren, waarin de spanning in Europa op haar hoogst was (1947-1949), evenmin gedurende de Koreaanse oorlog en ook niet in de dagen van Suez en Hongarije. Maar het noemen van deze voorbeelden wijst er reeds op, dat wij niet teveel moeten hechten aan de snel wisselende conjunc- tuur van spanning en ontspanning, welke wij sedert de oorlog hebben gekend. Wij moeten rekenen met een principiële en in al deze jart:n in wezen onveranderde vijandigheid van de Sowjet-Unie tegen het gehele Westen. Dit neemt niet weg, dat een uiteindelijke vreedzame regeling der geschillen - en daar moet het heen - alleen te verwachten is door een serie na lange 'onderhandelingen verkregen akkoorden op detailpunten. Een voorbeeld daarvan was het Oostenrijkse Staatsverdrag. In zulk een situatie kan een beperkt akkoord op het gebied der bewapening bijfuagen in het totale beeld. Ontwapening is geen afdoend antwoord op de huidige situatie, maar zou kunnen behoren tot die imponderabilia der geschiedenis, die op langere termijn gezien de vrede dienen. Dit geldt met name voor de wederzijdse inspectie. Toen ik in de zomer van 1957 in de Verenigde Staten was, waren er ogenblikken, waarop ook deskundigen het gevoel kregen, dat de ontwapeningsbesprekingen in de sub- commissie te Londen tot een gedeeltelijk akkoord zouden kunnen leiden. Ver- schillende Amerikanen vroegen zich af, hoe hun regering de publieke opinie er op zou moeten 'voorbereiden Russische officieren in jeeps te zien rondrijden in de straten van Detroit, Chicago en Washington, want dat zou een systeem van inspectie, met zich medebrengen. Ik heb bij zulke gesprekken gezegd, dat het een nog veel

(20)

Bii de veertigste veTjaardag van de Russische mvolutie paradeeTden op het Rode Plein in Moskou de nieuwste Russische raketwapens.

groter probleem voor de Russische regering was straks Amerikanen te zien rondrijden in Omsk, Tomsk en Irkoetsk. Toch zou een eerste akkoord over de bewapening tot zulke verschijnselen kunnen leiden. Waren wij maar zover!

4. Het ziet er naar uit, dat een regeling der wederzijdse bewapening niet los te maken zal zijn van politieke overeenkomsten omb·ent Duitsland en andere Midden- europese landen. De verschillende proefballons, zowel van westelijke als van commu- nistische zijde, om bepaalde zones in midden-Europa op militair gebied een speciaal regime te geven, zijn derhalve niet zonder belang. Voor de westelijke landen is het echter onaanvaardbaar op dit punt zodanige offers te brengen, dat de veiligheid, die de huidige NATO-sb·uctuur geeft, er door in gevaar zou worden gebracht. En voor de Sowjet-Unie was tot dusverre de gedachte de satellietstaten werkelijke politieke vrijheid te geven onaanvaardbaar, waarschijnlijk omdat als de opmars der vrijheid bij Warschau en Boedapest zou beginnen, zij wel eens in Moskou zou kunnen eindigen.

Het ziet er dus nog niet naar uit, juist omdat het Sowjet-regime momenteel weinig

.stabiel is, dat van communistische zijde concessies op dit gebied te verwachten zijn.

Maar er is een verband tussen vrijheid in Oost-Europa en bewapening in West- Europa en men zal dus bereid moeten zijn, zij het met grote voorzichtigheid, Euro- pese politieke vraagstukken en ontwapening met elkander in verband te brengen.

5. De kwestie van de stopzetting der atoomproeven is waarschijnlijk meer een :zaak van volksgezondheid dan van bewapening. Indien het vaststaat, dat deze

"

(21)

te 'n- m- lal let lie Dor lke bij en.

nig ljn.

lst-

lfO-

een eze

proeven biologische schade doen, wellicht zelfs van blijvende aard, dan zal men erm«;le moeten ophouden. Wanneer onze bondgenoten de voortzetting van de proeven om

redenen van veiligheid dringend nodig achten, zullen

zij

aan de verontruste publieke

opinie moeten duidelijk maken, dat de stopzetting grotere gevaren met zich mede brengt dan de voortzetting. De westelijke landen zijn er tot dusverre niet in geslaagd dit overtuigend uiteen te zetten en hebben daarmede de Russische propaganda een aangrijpingspunt geboden. Dit neemt niet weg, dat naar het mij voorkomt het pro- bleem der atoomproeven een zij terrein vormt van ondergeschikt belang in het totale beeld der Oost-Westverhouding en in allerlei opzichten doet denken aan de opwin- ding over de bacteriologische oorlogvoering, waarvan de communistische propaganda de Amerikanen beschuldigde in de Koreaanse oorlog, een episode die al weer bijna vergeten is.

6. Het bovenstaande leidt tot enkele conclusies. Voor het welslagen van ontwape- ningsbesprekingen is een zekere mate van politieke ontspanning of van een gelijk- tijdige regeling van bepaalde politieke geschillen (b.v. ten aanzien van Duitsland) onontbeerlijk. Onmisbaar zijn voorts enige veiligheidswaarborgen, waarbij weder- zijdse inspectie en met name luchtinspectie van groot belang moet worden geacht (tenzij de verdere ontwikkeling der techniek tot andere conclusies zou leiden). Nodig is ten slotte een controlerend apparaat en overeenstemming over een minimum van eigen bevoegdheden van zulk een apparaat. En het meest nodig van alles is geduld, een streven naar langzame, geleidelijke, in etappes verlopende overeenstemming op detailpunten. Het gesprek is thans afgebroken, maar ook als de onderhandelaars zwijgen, spreken de feiten een eigen taal. Dit betekent, dat vroeg of laat de punten, welke ik in het bovenstaande relaas heb gereleveerd, weer ter tafel zullen moeten komen.

101

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

W.P. Gerritsen en A.G. van Melle, Van Aiol tot de Zwaanridder. Personages uit de middeleeuwse verhaalkunst en hun voortleven in literatuur, theater en beeldende kunst.. Alexander

Voor ree stemt de eigen observatie overeen met de beschrijving van De Marinis &amp; Asprea (2006a) (Figuur 16), maar voor damhert werd een regelmatige golf

While the two theoretical perspectives help elaborate teacher conent knowledge and its relation to the teaching of mathematics, they also provide different and productive

BOTSWANA GOVERNMENT, 1977, Education for Kagisano Report of the National Commission on Education, Government Printers, Gaborone, pp.296... DE CLERCQ F, 1984,

Die filosofies- opvoedkundige mandaat (grondslag) van die Pretorius-kommissie was tweërlei van aard: dat “die Christelike beginsel in onderwys en op- voeding erken, openbaar en

Het is precies dit soort van spreken, de- ze invulling van wat opvoeden is of kan zijn, die niet meer ter sprake gebracht wordt omdat opvoe- den voor ons vandaag een heel

O f het zou moeten zijn een uiting van verbazing over het feit, dat de C.A.B., die in het verleden het afgeven van een niet-goedkeurende verklaring bij een

Ik beschouw het vriend-vijandonderscheid echter niet als de kern van het politieke, want het gaat er in mijn opvatting juist om polarisatie in de samenleving zoveel mogelijk tegen