SOCIALISME EN DEMOCRATIE
MAANDBLAD VAN DE PARTIJ VAN DÈ ARBEID
Onder redactie van W. Banning, voorz.,
J.
M. den Uyl, secr.,J. J.
A.Berger, E. Brongersma,
J. J.
Buskes, Ph.J.
Idenburg,J.
de Kadt,J.
P.Kruijt,
J. J.
v. d. Lee, Th.J.
A. M. van Lier, H. Oosterhuis, W. Scher- merhorn, H. Vos, K00S Vorrink.INHOUD JAARGANG 1954
Socialistische theorie Voortgezette discussie over de wel- vaartsstaat: prof. dr. W. Banning 11 Mm'ktonderzoek en socialisme: H. Ferro 16
Nationaal of internationaal socialis- me?: Alfred Mozer . . . 30 De crisis der democratie: ]. J. Bus- kes
ir. .... . ... . ... . ... .
40 Heeft het socialisme in de V.S. een toekomst?: Norman Thomas. . . 75 Marxistisch socialisme: dr. Fr. de Jong Edz. . ... ... ... .. . .. .. .. .. ... 94 De discussie Katholicisme -Socialisme:prof. dr. W. Banning . . . .. 561 Het Nederlandse socialisme: dient de katholiek het principieel te verwer- pen?: mr. dr. E. Brongersma ... 564 Specifiek katholieke critiek op socialis- tische economische opvattingen?: mr.
F. H.
J.
M. Daams .... ... ... 583 Socialisme en cultuur: dr. B. Al .... 595 Functionele taakverdeling: mr. P. San- ders ... 645Binnenlandse pol'itiek Opnieuw het humanisme in de poli- tiek: prof. dr. W. Banning. . . 52 Christelijk -sociale conferentie 1952:
dr. S. Rozemond . . . 65 Leger en school:
J. J.
Buskes Jr. .... 210 De ouderdomsverzekering, in Neder- land:J. J.
A. Berger ... 257 Over de ouderdomsvoorziening: ir. H.Vos ... 275 Bezwaren tegen het ontworpen radio- bestel: dr. Ph.
J.
Idenburg ... 306 Het omroepbestel; autocratische of democratische cuItuurvorming?: J. W.RengeUnk ... . .. 311 De verkiezingsuitslag: ir. H. Vos. . .. 319 Het Mandement der Bisschoppen:
prof. dr. W. Banning . . . .. 337 Het SER-rapport, critisch bezien: mr.
H. B. J. Waslander ... 344 Het antwoord van de PvdA: ir. H. Vos 417 Waarom het ging bij de oprichting van de PvdA.: prof. dr. W. Banning ' 422
1
De katholiek in de PvdA: G. Ruygers 426 Onder protestants gezichtspunt: N.
Stufkens ... 434 Om de toekomst van,Europa: wof. dr.
VVo Schermerhorn ... 438 Onvermijdelijke politieke gevolgen: mr.
J. A. VVo Burger ... , 443 Bezorgd en bekommerd: dr. VVo Drees 452 Het bijgeloof van de kabinetscrisis:
prof. mr. dr. J. Barents .... . . .. 487 De discussie katholicisme-socialisme:
prof. dr. VVo Banning ... 561 Het Nederlandse socialisme: dient de katholiek het principieel te verwer- pen?: mr. dr. E. Brongersma ... 561 De loonpolitiek: drs. D. Roemers. . .. 607 Het bijgeloof van de kabinetscrisis: dr.
VVo Drees . . . .. 618 Kanttekeningen bij de Algemene Be- schouwingen en de brochure-Schip- pers: prof. dr. VVo Banning ... 641 Slepende kabinetten: prof. mr. dr. ].
Barents ... 678
*
Buitenlandse politiek De donkere kant van de UNO: J. de Kadt ... 1 Nationaal of internationaal socialis- me?: Alfred Mozer ... 30 Heeft het socialisme in de V.S. een toekomst?: Norman Thomas . . . 75 Licht en donker over de Verenigde Naties: G. Ru.yge'fs ... 83 Europese integratie: G. Ruygers .... 129 Balans van Berlijn, Vrede met ere?:
J.
de Kadt ... 138 Over de EDG; een tegenstem: dr. J.G. Bomhoff . . . .. 146 Bij het vraagstuk der priester-arbei- ders: mr. Th. J. A. M. van Lier .. .. 178 Mogen priesters arbeider zijn?: J. P. Dubois-Dumée ... 180 De schoolstrijd in Frankrijk: dr. Ph. J.
ldenburg ... . . .. 193 De koude oorlog en de geestelijke vrij- heid: drs. R. P. Haveman . . . .. 218 Bij het artikel van Pierre Belleville:
dr. J. Tans ... 234
"Links" in Frankrijk na de oorlog:
Pierre Belleville ... 236 Bevrijdingsoorlog of bevrijdingspoli- tiek?: dr. W. Verkade ... 296 De schoolstrijd in Engeland: clr. Ph.
J. ldenburg ... , . . . .. 371
De val van Milovan Djilas: dr. Z. To- palovich ... 392 Boeren en kolchozen in Oost-Europa:
Valentin Toma ... 401 Sowjet-annexatie der klassieken: dr.
K. V. h. Reve . . . .. 470 Geen München - maar:J. de Kadt .. 478 Europese eenheid - ten geleide: drs.
]. M. den Uyl ... 497 De bovennationale gemeenschap: mr.
M. v. d. Goes van Naters ... .. 499 Droom en werkelijkheid: drs. M. Kol11l- stamm ... 503 De democratische controle op de supra-
nationale organen: 17Tof. dr. I. Sam- kalelen ... 517 Engeland en Europa: prof. dr. P. Kuin 527 Centraal en Oost-Europa en het stre- ven naar cenwording van Europa: Ob- verver ... 531 De integratie van Duitsland in Europa:
Jacques C. van Broekhuizen. . . . .. 541 Van doorbraak en integratie: Dr. VVo Verkade ... ... 551 Omtrekken van de Europese partij- vonning: G. Ruygers .... . . .. 558 Voor en na de EDG: Alfred Mozer .. 622 Economische integratie; verslag van een gesprek tussen P. ]. Kapteyn, mr.
J. ]. v. d. Lee, prof. dr. I. Samkalden, prof. dr. ]. Tinbergen en drs. J. M.
den Uyl ... 653 Naschrift door drs. G. M. Nederhorst 664
*
Sociale en economische politiek Marktonderzoek en socialisme: H.
Ferro .... ... ... 16 Christelijk-sociale conferentie 1952:
drs. S. Rozemond ... 65 Nehemia de Lieme: M. Sluyser .... 111 Diaconale en overheidszorg: drs. A.
Kaan ... 154 De voorspelling en beïnvloeding van de conjunctuur: prof. dr. J. Tinbergen 169 De ontwikkeling van de mannelijke fabrieksjeugd: dr. D. J. Wansink . . .. 201 De ouderdomsverzekering in Neder- land: ]. J. A. Berger ...... 257 Over de ouderdomsvoorziening: ir. H.
Vos ............ 275 Het SER-rapport, critisch bezien: mr.
H. B.
J.
VVaslander ... 344 Het vrije beroep van de arts: prof. R.H ornstra ... 359
392 i01 i70 t78 197 '99 503
517 527
531
~53 64
16 65 L11
154
~ 69
De premie voor de wachtgeld- en werklozenverzekering: mr. J. H. Lich- tenveldt ...... 406 Afsluiting der zeegaten: drs. M. C. Verhurg ... 459 Specifiek katholieke critiek op socia- listische economische opvattingen?:
mr. F. H. ]. M. Daams. . . .. 583 De loonpolitiek: drs. D. Roemers. . .. 607 Liefdeloos en waardeloos: dr. H. Ver- wey-Jonker ... 631 Op het grensgebied van economie en religie: mr. dr. A. A. van Rhi;n . . . . .. 667 Over revaluatie: prof. dr.' P. Kuin . . .. 705 Het wereldbevolkingscongres te Rome:
dr. W. Steigenga .... 712 Over het wetsontwerp economische mededinging: prof. dr. J. Samkalden 724 Van ruw tot geslepen, de geestelijke betekenis van de ANDB voor de ge- schiedenis van Amsterdam: dr. Fr. de Jong Edz. .... 732
*
Levensbeschouwing en maatschappi;
Christelijk-sociale conferentie 1952:
dr. S. Rozemond . . . 65 Diaconale en overheidszorg: drs. A. Kaan ... 154 De schoolstrijd in Frankrijk: dr. Ph. ]. Jdenburg . . . .. 193
Het Mandement der Bisschoppen:
prof. dl'. W. Bann'ing . . . .. 337 De schoolstrijd in Engeland: dr. Ph. J.
ldenburg ...... " 371 Het antwoord van de PvdA: ir. H. Vos 417 Waarom het ging bij de oprichting van de PvdA: prof. dr. W. Banning.. 422 De katholiek in de PvdA: G. Ruygers 426 Onder protestants gezichtspunt: N.
Stufkens .... 434 Om de toekomst van Europa: prof. dr.
W. Schermerhorn ... 438 Onvermijdelijke politieke gevolgen: mr.
J. A. W. Burger . . . .. 443 Bezorgd en bekommerd: dr. W. Drees 452 De discussie katholicisme -socialisme:
prof. dr. W. Banning. . . .. 561 Het Nederlandse socialisme: dient de katholiek het principieel te verwerpen?:
mr. dr. E. Brongersma .... 564 Specifiek katholieke critiek op socialis- tische economische opvattingen?: mr.
F. H.
J.
M. Daams . . . .. 583 Socialisme en cultuur: dr. B. Al .... 595Kanttekeningen bij de Algemene Be- schouwingen en de brochure-Schip- pers: prof. dr. W. Banning .... 641 Op het grensgebied van economie en religie: mr. dr. A. A. van Rhiin 667
Cultuur
*
Het interieur van de volkswoning:
J. Bommer ...... 23 Problemen in en om de moderne beel- dende kunst: Nol Gregoor . . . .. 103 De schoolstrijd in Frankrijk: dr. Ph. J.
ldenburg ... . . . .. 193 De ontwikkeling van de mannelijke fabrieksjeugd: dr. D. ]. Wansink . . .. 201 Leger en school: ]. J. Buskes ir. .... 210 Bezwaren tegen het ontworpen radio- bestel: dr. Ph. J. ldenbuTg .... 306 Het omroepbestel; autocratische of de- mocratische cultuurvorming?: J. W.
Rengelink ... . • . . . .. 311 De schoolstrijd in Engeland: dr. Ph. J.
Jdenburg . . . .. 371 Frelld dichterbij gebracht: prof. mr.
dr. J. Barents ... 377 Sovjet-annexatie der klassieken: dr. K.
v. h. Reve .... 470 Socialisme en cultuur: dr. B. Al .... 595 Liefdeloos en waardeloos: dr. 11. Ver- Wey-Jonker ... 631 Naschrift op Frelld: prof. mr. dr. J.
Barents " . . . .. 702 Van ruw tot geslepen, de geestelijke betekenis van de ANDB voor de ge- schiedenis van Amsterdam: dr. Fr. de Jong Edz. ... 732 Confrontatie met de kunst in het vlak der culturele anthropologie: H.
P aulides ... 745 Necrologie
*
C. Woudenberg, een pionier ging heen: E. KI'pers . . . 676
De pen op papier
*
55, 328, 413, 496, 687 Het buitenlandse tijdschrift
*
56, 125, 246 Boekbesprekingen
*'
Dr. B. W. Schaper: Albert Thomas, dertig jaar sociaal reformisme, bespr.
d. H. Verwey-Jonker ...... 37
3
J.
B. Charles: Volg het spoor terug, bespr. d. L. J. Zimmermann . . . 47 Prof. dr. W. Banning, red.: Handboek pastorale sociologie I, bespr. d. F. van Heek ...... 60 Mens en stad - Amsterdam vandaag en morgen, bespr. d. P. de Jong .... 61 Aspecten van het vraagstuk der over- bevolking, bespr. d. W.J.
v. d.W oesti;ne . . . 63 L. v. d. Land: Het pad naar de col- legebank, bespr. d. G. G. v. Wiik.. 64 Prof. mr. R. Kranenburg: Studiën over Recht en Staat, bespr. d. J. Valkhoff 90 K. H. Kroon: Stenen voor stenen?, hespr. d. C. J. Dippel .... 109 Dr. W. G. N. v. d. Sleen: Tussen Texas en Pacific, bespr. d. J. M. den Vyl .. 128 G. H. M. van Huet: Lezen en laten lezen, bespr. d. ]. M. den Vul . . . . .. 128 B. Newman: Hedendaags Marokko, bespr. d. ]. B,-ummelkamp ... 191 Rapport: De oritwikkelingsmogelijk- heden voor jeugdige fabrieksarbeiders, bespr. d. D. ]. Wa1l8ink . . . .. 201 G. Briefs: Zwischen Kapitalismus und Syndikalismus, bespr. d. P. S. Pels .. 226 G. A. Gedat: Wat groeit er uit dit Afrika?, bespr. d. ]. Brummelkamp .. 254 Dr. F.
J.
de Jong: De werking van een volkshuishouding I/I1, hespr. d. W. J.v. d. W oestiine ... 256 Die Gewerkschaften, Lebensordnung oder Zweckapparat?, bespr. d. Ph. van Praag ... 333 Dr. W. Banning e.a.: Sociologie en Kerk, bespr. d. S. E. Steigenga- Kouwe....... 336
Dr. Fr. de Jong Edz.:
J.
Saks, literator en Marxist, hespr. d.J.
de Kadt .... 384 D. C. v. d. Poel: Hoofdlijnen der eco- nomische en sociale geschiedenis, 2 delen, bespr. d. H. Klompmaker .. 414 Dr. G. v. d. Veen: Aiding underdeve- loped countries through international economie cooperation, hespr. cl. G.Ruygers ... 496 Dr. J. G. van Dillen: Overeenkomst en verschil tussen de Franse en de Rus- sisclle revolutie, hespr. d. ]. de Kadt 638 Lou Lichtveld: Surinames nationale aspiraties, hespr. d. ]. de Kadt . . . . .. 638 P. A. Pierson: Geschiedenis van het socialismè in België, hespr. d. H. Brugmans ... 639
W. Romijn: Welvaart en zielental, hespr. d. W. J. v. d. Woestiine .... 639 Dr. P.
J.
Roscam Ahbing: Levenswijs- heid, bespr. d. J. J. Buskes ir. ... 640 Prof. dr. T. P. v. cl. Kooy: Op het grensgebied van economie en religie, bespr. d. A. A. van Rhijn ... 661 J. S. van Hessen: Jeugdbeweging in vijfvoud, bespr. d. W. Banning '. . .. 695 G. van Heerikhuizen-Welz: Van Mo- hand as tot Mahatma, bespr. d. ]. J.Buskes ir. ... 695 W. Banning: Afsluiting en rekenschap, bespr. d. J. J. Buskes . . . .. 696 Fragmenten uit de Mashnawi van Dja- lalu'ddin Rumi, bespr. d. ].]. Buskes jr. 690
J
uan Ruiz: Boek van goede liefde, bespr. d. J. ]. Buskes ir. ... 696 Twee Misjna-tractaten, bespr. d. J.J.
Buskes ir. ... 696 Dr. K.
J.
Brouwer: Zending in een gis- tende wereld, bespr. d.J. ].
Buskcs ir. 691 Dr. G. Kuypers: De Russische proble- matiek in het Sowjet-staatsbeeld, bespr.d. W. Banning ... 691 Prof. dr. Sj. Groenman: Kolonisatie op nieuw land, hespr. d. W. Banning.. 697 Prof. dr. R. van Dijk: Mens en mede- mens, bespr. d. W. H. Vermooten 698 Prof. dr. P. Geyl: Historicus in de tijd, bespr. d. J. de Kadt ... 699 Dr. A. Mulder: De handhaving der sociaal-economische wetgeving, bespr.
d. G. ]. Balkenstein ... 100 Holmes-Laski Letters, hespr. cl.
J.
v. d.Hoeven ... 752 Man en Vrouw, Juli/Aug. no. Wen- ding, bespr. d.
J.
M. den Vyl . . . . .. 758 Prof. dr. J. H. v. d. Berg: Kroniek der psychologie, bespr. d. T. T. ten Have 761 H.J.
Wilzen en dr. A. van Biemen:Samen op weg, bespr. d. Fr. de Jong Edz. ... 763 Prof. dr. H. D. de Vries Reilingh:
België, hespr. d. J. H. W. Veenstra 764 Dr. W. Brakel: De industrialisatie van Nederland na 1945, bespr. d.
W. ]. v. d. Woesti;ne ... 165 Dr. E. van Raalte: De ontwikkeling van het minister-presidentschap, he- spr. d. H. Daalder . . . .. 166 Dr. A. van Bierl1en: De zedelijke waardering van de arbeid in het in- dustrialisme, bespr. d. J. ]. Voogd 767
639 640
667 695
695 696 696 696 696 697
697 697 698 699
700 752 758 761
76.'3 764
765
766
767
J.
DE KADTDE DONKERE KANT VAN DE UNO
Opmerkingen over de Achtste Algemene Vergadering
I
neen overzicht dat de
"NewYork Times" na afloop van de achtste Algemene Vergadering der Verenigde Naties publiceerde, werd de opmerking gemaakt dat
alleende redevoering die president Eisenhower kort voor de sluiting (of om nauwkeurig te zijn, de "verdaging") van die vergadering in haar plenaire zitting uitsprak,
enigeglans aan de werkzaamheden, verricht tussen half September en ongeveer half December, heeft gegeven. Was dit Amerikaanse zelfverheffing, was het
alleenmaar afbrekende critiek van een journalist, teleurgesteld door de
afwe-zigheid van sensationele momenten?
Maar loopt deze opmerking van de heer Hamilton in de
"New York Times" niettamelijk
evenwijdigmet de opmerking die de spreker voor de Nederlandse delega- tie, minister Luns, aan het begin van de vergadering, bij de Algemene Beschou- wingen, maakte, toen hij
eropwees, dat, tegelijkertijd met het bijeenkomen van deze achtste Algemene Vergadering, elders in de wereld besprekingen aan de gang waren, of werden voorbereid, of werden beproefd, wier resultaat voor de wereldpolitieke toestanden van veel grotere betekenis zou zijn dan het te verwach- ten resultaat van de discussies in de conferentiezalen van het hoofdkwartier der Verenigde Naties aan de East River in New York? Geen verstandig man kon bij het begin van de zitting grote verwachtingen hebben. Geen verstandig man zal, na de verdaging proberen te bewijzen dat het
zeerbezige
gezelschap,dat
gedurendedrie
maandende vergaderzalen heeft
bevolkt,de
wereldpolitiekop merkbare wijze heeft
beïnvloed.Dat
wordtmisschien het duidelijkst
alswe ons realiseren wat die
"verdaging~'eigenlijk
betekent. Ze betekent dat de Algemene Vergadering de behandeling van de Koreaanse kwestie met heel veel inspanning en volharding heeft ontweken, en dat ze ten
slotte besloten heeft weer bijeen te komen, indien ze in meerderheid de over-tuiging heeft dat
eenbespreking van die kwestie in haar milieu enig nuttig resul- taat zou kunnen opleveren.
;Men kan een dergelijk besluit natuurlijk op honende wijze van commentaar
voorzien,
enhet als een bewijs voor de machteloosheid van de UNO naar voren
halen. Maar men kan het ook zien als een bewijs van het realisme en de zelfkennis
van de meerderheid der gedelegeerden, die beseften dat ze dit hete hangijzer niet
met hun handen konden breken, en dat ze het dus niet moesten aanpakken, en zich
terdege zullen moeten bedenken eer ze, ook in de komende maanden, als smeden
der toekomst proberen op te treden.
En als men beseft niet in staat te zijn de stalen balken te vervaardigen, die het geraamte voor een stevig politiek gebouw moeten vormen, moet men zich dan maar gaan bezighouden met het vervaardigen van de blikken platen voor de lawaaierige propagandabarakken die sommigen op het terrein der Verenigde Naties willen oprichten?
Het is duidelijk dat de Russen niet bereid zijn enige bijdrage te leveren tot de stevigheid en de besluitvaardigheid van de Verenigde Naties, zolang ze daar in de minderheid zijn, en dat zij dus in de UNO niets anders zien dan een gelegenheid voor propaganda op wereldschaal. Als zij dus aandrongen op het
~ande orde stel- len van de Koreaanse kwestie, élan was dat alleen om te betogen dat de vrede in Korea en de vrede in de rest van de wereld voor het grijpen liggen, als men slechts Peking-China opneemt in de Verenigde Naties, uitspreekt dat geen atoombommen, waterstofbommen en wapens van dergelijke uitwerking mogen worden gebruikt en aangemaakt, en verder iedere eis inwilligt die de Russen nodig vinden te stellen, opdat "democratie" (merk Kremlin) benevens "sociale rechtvaardigheid" en "wel- vaart" (vroeger merk Stalin, daarna merk Beria en thans merk Malenkow, of Chroestjef of iets anders van dezelfde aard) de wereld zullen beheersen. Op het toneel van de UNO zou dan voor de zoveelste maal de blikken propagandadonder hebben geklonken, en aangezien een soortgelijk onweer van de andere kant de lucht al evenmin zou hebben gereinigd, was het goed gezien dat men van Westerse kant alles deed om de wereld voor dergelijke toneelvoorstellingen te sparen. Men is daar dan ook in geslaagd, ook al wekte men daardoor de toom op van India en van andere neutralisten die zo gaarne deze voorstelling met bajadere-dansen hadden opgeluisterd.
Er kon terecht van Westerse kant op worden gewezen dat er reeds recht- streekse onderhandelingen over Korea aan de gang waren in Panmoenjom en dat men daar van Russische en bijbehorende kant het bewijs kon leveren dat men bereid was een stukje vrede tot stand te brengen. Iemand meer op de hoogte van de marxistische terminologie dan de woordvoerders van het Westen in het algemeen zijn, zou de Russische would be marxisten zeker om de oren hebben geslagen met de spreuk die Marx in dergelijke omstandigheden bezigde: Hic Rhodus hic salta - in Panmoenjom moet de vredes dans plaatsvinden. En men zou, in het voorbiJ- gaan gezegd, allen die menen dat het toelaten van Peking-China tot de UNO een bijdrage tot ontspanning zou zijn, eveneens kunnen wijzen op de bijdrage die communistisch China in Panmoenjom levert aan · de besprekingen over Korea, een bijdrage die alleen bestaat uit sabotage van alles wat tot directe resultaten zou kunnen voeren. Men kan (om andere redenen) menen dat China in de UNO be- hoort te worden opgenomen, maar Panmoenjom heeft reeds bewezen dat het
"
binnentreden van Mao-China niet betekent ontspanning of bevorderen van de vrede, doch alleen méér blikken toneeldonder, meer sabotage, meer lege propa- ganda.
In ieder ge\;'al, de Algemene Vergadering heeft de Koreaanse kwestie niet behan-
deld. De politieke commissie van de UNO, die er \lIee opgescheept werd, heeft
haar onderaan op haar agenda geplaatst, en toen ze met haar overige werk klaar
een die een zou be- het
de
Dpa-~an
eeft laar
was, heeft ze besloten voorlopig
afte zien van besprekingen over Korea en de voorzitster van de Algemene Vergadering, die dus niet "gesloten" werd, doch "ver- daagd", de opdracht te geven die vergadering weer bijeen te roepen als zij meent dat de gang van zaken in Korea dat gewenst maakt, op voorwaarde evenwel, dat haar dan gebleken moet zijn dat de meerderheid dier vergadering er precies zo over / denkt. De Algemene Vergadering heeft dit voorstel van de Politieke Commissie bekrachtigd, daarmee gelijktijdig de aanvankelijke opzet van India (en de Russen) doorkruisend, waarbij het initiatief op onbeperkte wijze bij de voorzitster, d.w.z.
bij India en de Russen zou komen te liggen.
De voortdurende paniekstemming waarin de politieke leiders van India verkeren, en de hysterische reacties op ieder gebeuren in de wereld, waartoe die panische angst voor de Russen en Chinezen leidt, maken het onmogelijk het hele initiatie!
aan India toe te vertrouwen. Aan de andere kant is het opvrijen van India een zo belangrijk bestanddeel van de Amerikaanse politiek (om van de Britse, Franse en dergelijke maar niet te spreken) dat men altijd het uiterste beproeft om India vol- doening te geven.
Het pro-Indiacomplex, dat de plaats inneemt van een weloverwogen politiek, die er op gericht dient te zijn zoveel mogelijk degelijke steunpunten ook in Azië te vinden, uitte zich al bij de verkiezing van een voorzitter voor de Algemene Ver- gadering, waarvoor mevrouw Pandit werd gekozen. Nu is de betekenis van dit voorzitterschap niet bijzonder groot: het is een eerbetoon voor het land en voor de persoon die die functie bekleedt, het is zeker een decoratieve functie en wat dit betreft kon men moeilijk een betere figuur vinden dan de charmante dame van India; doch voor zover een enkele keer leiding moest worden gegeven aan moei- lijke vergaderingen (en het zijn altijd de Russen die moeilijkheden veroorzaken) schoot mevrouw Pandit, in haar angst om de Sowjets te kwetsen, duidelijk te kort.
En evenmin kan men zeggen dat de delegatie van India zich door de verkiezing van mevrouw Pandit heeft laten afhouden van haar stereotype anti-Westerse houding.
Nu ik toch over India spreek, wil ik er wel aan toevoegen, dat meer nog dan dit anti-Westerse (een houding die ik niet deel, maar die ik begrijpen kan) die met alle sluiers van kwasie-nederigheid omhulde zelfverheffing, die kwasi-objectiviteit en die kwasie-heiligheid van de Indiase vertegenwoordigers, het optreden van deze lieden maken tot iets waarom men maar het beste kan lachen om zich niet te ergeren. Dat is zeker het geval als de voornaamste woordvoerder van die delegatie, de heer Krishna Menon, behalve zijn staat van dienst als meeloper der communis- ten, ook nog een voortdurende staat van opwinding demonstreert, plus een grote vaardigheid in slordig en warhoofdig formuleren.
Doch waar het natuurlijk op aan komt, is, dat de Algemene Vergadering, be- seffend dat zij noch de macht, noch het morele gezag bezat om zich met de grote en actuele politieke kwesties te bemoeien, zo verstandig is geweest om alle pogingen om een van deze vraagstukken werkelijk te behandelen, af te slaan.
Anders dan terloops en in propagandistische schermutselingen zijn dus de
Koreaanse kwestie en de andere Aziatische kwesties, de Duitse kwestie en de
andere Europese kwesties, de Russische en Oosteuropese kwesties, de Afrikaanse kwesties of die van het Westelijk Halfrond, eigenlijk niet aan de orde geweest.
De politieke commissie vond dus eigenlijk alleen de vuile was voor zich, die van het vorige jaar of van vorige jaren was overgebleven. Ze heeft die opnieuw door de beproefde propagandasopjes gehaald en daarna nat weggehangen. Daar waren dus weer de kwesties van Tunis en Marokko. Op zich zelf natuurlijk heel belangrijk en interessant, maar niet tot een oplossing te brengen, als Frankrijk niet alleen iedere medewerking weigert, maar zelfs niet aan het gesprek erover wil deelnemen.
Kan men Frankrijk dwingen voor het forum der Verenigde Naties te verschijnen?
In de practijk natuurlijk niet, tenzij men bereid zou zijn maatregelen te nemen die het nationale bestaan van Frankrijk zouden bedreigen, dat nationale bestaan dat toch al zo hachelijk is, en zo onmisbaar voor een Europese ontwikkeling.
Kan men dan Frankrijk moreel veroordelen? Ongetwijfeld, maar welke waard
eheeft een morele veroordeling en welke waarde hebben uitspraken omtrent d
ewenselijkheid van democratische toestanden in Marokko en Tunis, als ze uitgaan van een . Aziatisch-Arabisch-Afrikaans blok, dat begint met Afghanistan en eindigt met Yemen. Hoe"bnbevredigend de toestanden ook zijn in Marokko en Tunis (en ze zijn naar mijn persoonlijke mening zeer onbevredigend), geen zinnig mens kan ontkennen dat ze beter zijn, en meer democratie bevatten dan alles wat Afghanistan en Yemen, of Irak of Syrië, of India, of zelfs Pakistan, allen fene aanklagers van het Franse bewind in Marokko, hebben aan te bieden. Aan de verontwaardiging over Marokko en Tunis doen natuurlijk de Russen mee, die Georgië en de Oekraïne met geweld en bedrog veroverd hebben en blijven onderdrukken, en die de Balti- sche staten in samenwerking met Hitier hebben bezet. En de Polen en Tsjechen laten hun "vrije" stemmen ook al, horen in dergelijke debatten!
Het is dus duidelijk dat critiek op Frankrijk alleen mag worden geuit als dit vergezeld gaat van een afwijzing van het hele zonderlinge gezelschap dat zich zo overmatig voor de vrijheid van Marokko en Tunis interesseert. Maar onder die voorwaarden is critiek niet alleen geoorloofd, doch zelfs noodzakelijk. Van die noodzaak is de Nederlandse regering echter in het geheel niet overtuigd, een op- vatting die ze deelt met nagenoeg alle Westerse staten van Amerika tot Engeland
.Maar door vast te houden aan de opvatting dat men Frankrijk niet onaangenaam mag zijn, laat het Westen de gelegenheid voorbijgaan om het forum van de UNO te gebruiken voor een politiek die evenzeer gericht is tegen kolonialisme als tegen demagogie van Oostelijke kant.
De Aziatische landen die geen steun van het Westen hadden gekregen in de
Marokko-Tunis-aangelegenheid, legden een duidelijke onwil aan de dag om het
Westen te steunen bij het opnieuw aan de orde stellen van de bacteriologische
oorlogvoering. De Amerikanen wier teruggekomen krijgsgevangenen hun "beken-
tenissen" van deelnemen aan die oorlog - afgelegd in de barre kampen van Mand-
sjoerije en Noord-Korea - hadden herroepen, stelden dit punt opnieuw aan de
orde, maat moesten volstaan met het verwijzen naar een vroegere resolutie waarbij
de Algemene Vergadering een onpaitijdige commissie van onderzoék had ingesteld.
ïne lti-
en
dit zo
äieöie
m
~O
en
de het he
r de
dn-
- [bijld.
•
Die commissie was de toegang tot Noord-Korea en China geweigerd. Het
lagvoor de hand hierover afkeuring uit te spreken. Maar een dergelijke uitspraak zou, bij de te verwachten onthouding van het Aziatisch-Arabisch-Afrikaans blok, het grootste deel van haar betekenis hebben verloren. En dus liep. de zaak in het zand, nadat
eenRussische poging om haar om te buigen tot een uitspraak over de noodzaak de protocollen van Genève in zake de bacteriënoorlog te ondertekenen
ente ratifice- ren, was
afgeslagen.Hier doet zich, zoals ook in
anderekwesties, het feit voor dat de Amerikanen,
gedwongendoor hun eigen publieke opinie
endoor de behoefte de wilde mannen
endemagogen in de Republikeinse Partij tevreden te stellen, zaken op de agenda moeten plaatsen, waarvoor in het milieu der Verenigde Naties geen overtuigende meerderheid te vinden is. De bondgenoten van de USA in het Atlantisch Pact voelen dan
weinigvoor dergelijke
punten,de Latino's, (Zuid-
enCentraal-Amerika) hebben
erook geen 'behoefte
aan, al zijnbeide groepen uiteindelijk wel bereid de USA te steunen. De Aziaten laten bij ieder van die punten merken hoe onontbeer- lijk hun stemmen zijn voor
eenindrukwekkende meerderheid. En het resultaat is, Of het uitblijven van
eenuitspraak, Of
eenonduidelijke uitspraak,
waardoormen dan weer in de Verenigde Staten slechts ten dele bevredigd is,
en de wrevel tegende Verenigde Naties voelt groeien.
Men stelt zelden de vraag of de Verenigde Naties
een soortvan resolutiefabriek moeten worden (of blijven) en of het niet verstandiger zou zijn, het aantal resoluties tot
eenminimum te beperken, opdat de
enkele maal dat men in de UNO met .een duidelijke uitspraak
zoukomen,
althanshet morele gezag hiervan, een bijzondere waarde zou hebben.
Om te illustreren wat ik bedoel zou ik kunnen verwijzen naar het debat over de ontwapening dat dit
jaaropnieuw in de politieke commissie plaatsvond. Het
eindigdemet
eenresolutie, waaraan men
zolang gedraaid en gedokterdhad, dat ten
slotte 66kIndia er zijn
goedkeuring aankon
hech~en.De resolutie
werd aan- genomenmet 54 stemmen
voor en vijf onthoudingen (dievan het Russische blok),
wat wilde zeggendat de Russen,
in deOntwapeningscommissie, die dan zou
moetenproberen die resolutie in practische maatregelen om te zetten, zich van iedere medewerking zullen onthouden. Aan het eind van de discussie legde Birma, dat niet meegesproken
en niet meegestemd had, de verklaring af, dat het, na zoveeljaren praten
enna
zoveelresoluties die tot niets
geleidhadden, het zinloos had
gevondenmee te doen
aan eennieuwe resolutie waarvan het vaststond dat er ook weer niets uit zou komen. Men vond die verklaring nogal onaangenaam, maar niemand kon ontkennen dat ze de malaise tot uitdrukking bracht waarin de UNO
zichbevindt ... omdat de
wereld zich nu eenmaal in die malaise bevindt.En voor wat de UNO betreft werd de juistheid ervan onmiddellijk bewezen, doordat de Russen, na de Ontwapeningskwestie, direct aan de orde stelden het punt van "vermindering van de internationale spanningen", waarbij de hele ont- wapeningskwestie opnieuw op dezelfde wijze naar voren kwam, vermeerderd met
betogen overhet verderfelijke van Amerikaanse bases buiten Amerika
enhet ver- derfelijke van de haatpropaganda die het Westen tegen Rusland voert!
5
Dezelfde eindeloze betogen van het communistische vijfmanschap, dezelfde pogingen van onze kant om die betogen te ontzenuwen, dezelfde halfslachtige vertogen vol edelaardigheid en braafheid van India, Indonesië c.s., en ten slotte hetzelfde verwerpen van de Russische voorstellen door de Westelijke Latino- combinatie, met een aantal Aziatische onthoudingen, en de Russen ditmaal natuur- lijk vóór hun eigen resolutie, die in het UNO-jargon, de "omnibus-resolutie" ge- noemd werd. En het feit dat de Russen hun punt aan de orde stelden, direct na een duidelijke uitspraak over de ontwapening, was ook nu voor de India-groep niet voldoende om de Russen die morele verontwaardiging te doen voelen die men in die groep altijd gereed heeft als het tegen het Westen gaat.
Een verslag van de Verenigde Naties zou op deze wijze eindeloos kunnen door- gaan, want ik heb tot dusver eigenlijk nog alleen gesproken over de politieke commissie, waarin ik zelf zitting had, en ik heb nog maar een gedeelte van de onderwerpen genoemd die wij te behandelen kregen. Maar naast de politieke commissie staat de ad-hoe-commissie, die andere, en hoogst interessante, politieke problemen te bespreken krijgt. En naast die twee politieke commissies zijn nog vijf andere voortdurend aan het werk, die zich met economische en sociale pro- blemen bezighouden, met koloniale problemen, of die de interne aangelegenheden van de organisatie bespreken, van dat omvangrijke apparaat dat nodig is om het werk der Verenigde Naties op het gebied van voorlichting, van contrÖle, van uit- voering der maatregelen van sociale en economische aard enz., enz., goed te doen verlopen. En daarnaast staat dan nog de juridische commissie, die dit jaar een zo belangrijke kwestie als de voorbereiding van de herziening van het Charter, moest bespreken.
Indien ik zelfs maar een poging zou wagen om een opsomming te geven van wat in die commissie is besproken en besloten, zou mijn verhaal vele malen de omvang van een tijdschriftartikel overschrijden.
Die beperking en eenzijdigheid zijn in zekere zin jammer, want in sommige van die commissies komt de lichtzijde van het werk der Verenigde Naties naar voren, een lichtzijde die op het politieke terrein, waar ik me had te bewegen, bijna geheel ontbreekt.
Men zou kunnen zeggen dat de duisternis overheerst in de politieke commissies, zowel in de "eerste commissie" waarover ik reeds sprak, als in de "ad hoc"- commissie, die dit jaar, naast de onvruchtbare besprekingen over toelating van nieuwe leden, niet veel vruchtbaarder besprekingen had over Zuidafrikaanse en Palestijnse kwesties. En de duisternis overheerst ook in de vierde commissie, die zich met de koloniale
~ebiedenen de trustschapsgebieden bezighoudt, en waarin dit jaar opnieuw aan de orde kwam (alweer naast vele andere zaken), de kwestie van het uitbrengen van een rapport over Suriname . en de Antillen. "Onmogelijk,"
zegt Nederland, "want de betrokken gebieden hebben zelfbestuur en zij behande- len de kwesties waarover gij wilt dat we rapport uitbrengen, volkomen autonoom."
Maar de meerderheid van de betrokken commissie weigert de Nederlandse argu-
menten te aanvaarden, ontkent dat de bedoelde gebieden werkelijk zelfbestuur
hebben en draagt ons op opnieuw te rapporteren, wat
wijweer weigeren. In deze
commissie verenigt het blok van de Latino's zich herhaaldelijk met het blok van India en het Russische blok, tot wat men al in vorige jaren "een omgekeerde rassendiscriminatje" heeft genoemd. Alles wat door de "blanken" gedaan wordt,
isbij voorbaat
ver~achten veroordeeld.
Daarentegen overheerst het licht in de commissie waarin de sociale en economi- sche vraagstukken behandeld worden, en waarin de hulp aan vluchtelingen, de zorg voor kinderen, de rechten van de vrouw naast de grote kwesties van technische en economische hulp aan de achtergebleven gebieden aan de orde zijn. Ook hier liggen moeilijkheden genoeg: onvoldoende bereidheid van sommige Westerse landen - met name de USA - om naar verhouding van hun krachten te steunen; onvol- doende bereidheid van de landen die steun ontvangen om hun wantrouwen te overwinnen. Maar het verslag dat partijgenoot Ruygers, die in het werk van de tweede commissie een zo positief aandeel heeft gehad, over deze zaken zou kunnen geven, zou ongetwijfeld niet zo in mineur zijn, als mijn verslag over de politieke aangelegenheden.
En in de juridische commissie heeft de behandeling van de herziening van het Charter tot een, wel niet volkomen, maar dan toch gedeeltelijke, aanvaarding geleid van het Nederlandse initiatief hieromtrent.
Op al die gebieden waar iets te bereiken valt, aan de lichtkant der Verenigde Naties dus, hebben de Nederlandse gedelegeeerden, prof. Beaufort, mej. De Vink, Freule Van Stoetwegen, prof. Tammes, Geert Ruygers, bijgestaan door andere leden en adviseurs van de delegatie, werk kunnen verrichten dat bevrediging schonk.
Maar zij zullen zeker niet ontkennen dat het volkomen uitblijven van resultaten op politiek gebied en het daardoor dalende prestige van de UNO, ten slotte ook de mogelijkheden op sociaal en economisch gebied ongunstig beïnvloeden. En zij zullen het wel met me eens zijn dat een klein land als Nederland maar heel weinig kan doen om het politieke gebeuren van richting te doen veranderen.
Over dat politieke gebeuren ten slotte' nog een paar opmerkingen.
Bij de algemene beschouwingen in de UNO was er aanvankelijk nog wel enig optimisme, omdat die beschouwingen geopend werden door een zeer gematigde en verzoenende redevoering van Foster Dulles, de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken. De bereidheid tot onderhandelen die er uit sprak en de ge- neigdheid om bestaande opvattingen te herzien, indien zich nieuwe feiten en nieuwe situaties zouden voordoen, moest de Russen de mogelijkheid bieden om hun schema van buitenlandse politiek meer in overeenstemming te brengen met de opvattingen,
d~de grootste gemene deler zijn van wat men in het Westen (bij alle bekende meningsverschillen) aanvaardbaar acht.
De redevoering van Wysjinski was echter een herhaling van het Russische "z6, en niet anders", en van enige verandering, voortvloeiend uit de zo vaak aangekon- digde "nieuwe vredeskoers", was niets te bespeuren, behalve dan dat het aantal beledigingen aan het adres van regeringen en personen in die eerste speech kleiner was dan normaal. Maar in de loop van de discussies in de politieke commissie ver-
7
dween ook dit kleine verschil, en stond men weer tegenover een Wysjinski die herinnerde aan de Algemene Vergadering te Parijs, toen hij mededeelde een hele nacht niet geslapen te hebben van het lachen om de Westelijke vredesvoorstellen.
Nu is Wysjinski natuurlijk slechts een nulliteit als het gaat om het vaststellen van de Russische politiek (en het zou wenselijk zijn indien de afgevaardigden bij de UNO en vooral de pers hiermee rekening hielden), maar ook ziin toon en ziin insinuaties vormen een onderdeel van de planmatigheid der Kremlinpolitiek. Die planmatigheid is wel eens in gebreke, zowel op economisch gebied (zoals in de laatste tijd bleek uit de Russische aankondigingen betreffende de agrarische toe- standen), als op het gebied van de buitenlandse politiek, wat o.a. bleek uit het feit dat Wysjinski in de UNO een conferentie van de Vier mogendheden nog waarde- loos achtte, als niet eerst een conferentie van de Vijf was gehouden, op dezelfde dag waarop Moskou bekendmaakte dat het een conferentie van de Vier accep- teerde.
Maar dergelijke uitglijdingen raken de kern van de zaak niet. Zonder een werke- lijk streven om tot resultaten te komen, zal iedere conferentie, van Vier, van Vijf, van de Staatshoofden (waar India als een kind om bleef dreinen) onvruchtbaar blijken te zijn. En wat de kern is van de Russische politiek, en ook van de rede- voeringen van Wysjinski, Malik en hoe deze vierderangsfiguren verder heten, dar is de onwil om ook maar één enkel probleem of probleempje tot een oplossing te brengen, en de wil om moeilijkheden te blijven scheppen en iedere gelegenheid tot sabotage en vertragen aan te grijpen, tegelijkertijd met het blijven ontketenen van anti-Westerse propaganda en het pogen tegenstellingen te scheppen, of waar ze zijn te gebruiken en te vergroten. De tegenstellingen tussen de Westerse landen zelf zijn hierbij welkom, maar het meest verwacht men toch, in het Kremlin, van de tegenstellingen tussen de Westerse wereld en Azië.
Als men dus in Rusland ziet dat men door star vast te houden aan een confe- rentie van Vijf een slechte indruk maakt op de wereldopinie, ook die in Azië, doet men een stap terug en aanvaardt die "Vier", maar kondigt tegelijkertijd aan dat men op die "Vier" weer direct de "Vijf" aan de orde zal stellen! Of als men ziet dat de rede van Eisenhower, aan het slot van de Algemene Vergadering gehouden, een goede indruk maakt, niet alleen op het Westen maar ook op de Aziatische landen, dan laat men de eerste vierkante afwijzing varen, en kondigt aan dat men wil gaan praten. Doch het gehinnik van de propagandapaardjes verstomt nooit, en men laat alweer tegelijkertijd horen dat men bij die besprekingen"het "verbod"
van de atoomwapens aan de orde zal stellen, en dus alleen maar wil saboteren en geen zaken doen.
, Men doet alsof men ontspanning wil, maar men wil tegelijkertijdvoortzetting van de anti-toenaderingspropaganda. Dat is het wezen van de Russi- sche "vredespolitiek", het is tegelijkertijd haar zwakte.
Zolang echter de Russen geen zaken willen doen, doch op z'n hoogst de bereid- heid daartoe simuleren; en sabotage, tijd winnen en propaganda maken als eigenlijk doel hebben, kan de UNO niet tot werkelijke resultaten komen op haar hoofdter- rein, de politiek.
Dan blijft ze op dat terrein op z'n hoogst een ontmoetingsplaats der volken en
i
die hele
ellen.1
van
,ij dezijn
Die n de toe-
t feit~de
elfde _cep-
erke- Vijf,
baar
l
ede-g dar teheid
enen raarden
1
de
nfe- doet
dat ziet
en,che
F~nDOlt,
d"
~oen
~tijd
llssi-
eid-
I
lijk ter-
en
een
forum voor propaganda. En dan is de wijze waarop het Westen van die propa- gandagelegenheid gebruikt maakt een belangrijke
aangelegenheid.Maar dan moet geconstateerd worden dat de wijze waarop het Westen die propagandamogelijk- heden gebruikt, buitengewoon veel te wensen
overlaat.Gebrek aan kennis van de Russische methodiek, van hun theorie
enideologie, van hun zwakke plekken,
gebrek aankennis
ookvan de wijze waarop men tot de volksmassa moet spreken (een gebrek dat inhaerent is
aan de diplomatieke methode,terwijl het contact met het
volkbehoort bij de methode van politici
enparlemen- tariërs
en allendie deel hebben
aanhet vormen van de publieke opinie), dit
alles geeftde Westerse
methodetekorten
,die bij
eenbeter gebruik
vande beschikbare krachten,
zeer wel verminderd kunnen worden.De dwaasheid van het ageren tegen de aanwezigheid van politici in de Nederlandse delegatie,
een dwaasheid die overi-gens
alleentot uitdrukking kwam in
devulgairste en onaanraakbaarste
aller Neder-landse kranten, blijkt uit dit
alleswel
voldoende.Natuurlijk, met propaganda
alléénvalt
slechts weinigte bereiken. Ze dient
ver-gezeld te
gaan van eenpolitiek die tegenover de Russische
enneutralistische demagogie,
eenduidelijk
strevennaar vrijheid
endemocratie
aan dedag legt,
endie
allereactie, hetzij in de vorm van kolonialisme, hetzij in de vorm van rassen- discriminatie
afwijst.Ze dient ook
vergezeldte
gaan vandie constructieve daden die binnen het kader van de
UNOmogelijk zijn,
waaraan ook eenklein land
als Nederland een aandeel kan hebben en gelukkig ookgetoond heeft reeds te hebben.
Wil men
op aldie
gebieden zijnplicht doen tegenover het
eigenvolk
ende wereld, dan
zalmen
een grote en goededelegatie moeten hebben. De
aanvalop de omvang
vande
Nederlanqsedelegatie, zoals die in een zeer gezaghebbend Nederlands dagblad tot uiting kwam, lijkt me dus in wezen volkomen
er naast.Te meer omdat
eengrote delegatie zowel gelegenheid geeft tot
goedewerkverdeling,
alstot
eenbinnenbrengen in
een internationaa~ milieu -dat door mij niet over-
. schat wordtwat zijn belangrijkheid betreft,
noch wat zijn constructieve mogelijk-heden in de naaste toekomst
aangaat,maar dat nu eenmaal een bijzondere plaats inneemt in de bestaande internationale milieus
vanonze naoorlogse wereld
- vannationale figuren die
anders opgesloten zoudenblijven in het beperkte nationale milieu.
De kennis
van zakendie men
opdeze
wijzekan verwerven,
waarbijook de kennis behoort van de
wijzewaarop de UNO
werkt(van binnen uit gezien), ook de kennis van gewoonten en gebruiken, van sleur en van weerstanden, is niet alleen van belang voor de betrokkenen, maar ook
voorhet nationale inzicht dat niet door
eenbeperkte
groep van deskundigen uit een enkelmilieu
gedecreteerd kan worden,willen we
een levende democratie zijn.De Nederlandse delegatie heeft zich natuurlijk te houden aan de regerings-
instructie die zij meekrijgt. Doch het parlementair debat over de UNO
(dat invloed kàn uitoefenen op toekomstige instructies) zou armelijkzijn, indien alle kennis van
zaken bij zo'n debat alleen berustte bij de regering
en haar ambtenaren. Dat eenNederlandse delegatie in de UNO altijd slechts
eenbeperkte invloed kan uitoefe-
nen, heb ik in het bovenstaande duidelijk genoeg doen uitkomen, Maar de invloed
die een klein land met een goede politiek en een goede delegatie kan uitoefenen.
gaat ver boven de omvang van zo'n land uit.
In één opzicht was deze Nederlandse delegatie zeker voortreffelijk: in de team- geest namelijk die er onder de leiding van de permanente vertegenwoordiger Von Balluseck altijd aanwezig was, een teamgeest waaraan de hele permanente ver- tegenwoordiging en het hele secretariaat uiteraard meer konden bijdragen dan de tijdelijke vertegenwoordigers.
Maar als het om de resultaten gaat, beslist het klimaat van de UNO. En dat klimaat is zo bar en boos als het huidige klimaat van de wereldpolitiek.
Vooral als men zich tot taak heeft gesteld, zoals ik in dit artikel, de nachtzijde van de UNO te schilderen, en niet het beperkte dagge bied, waarop iets positiefs kon worden verricht, kan men moeilijk betogen dat deze achtste Algemene Verga- dering de verhoudingen in de wereld heeft verbeterd. Maar ze heeft wél kunnen registreren waar de gevaren en de zwakke plekken liggen, En in het bovenstaande hoop ik te hebben bijgedragen tot die noodzakelijke registratie.
24 December 1953.
W. BANNING
VOORTGEZETTE DISCUSSIE OVER DE WELVAARTSSTAAT
D
ediscussie gaat vóórt - gelukkig. Binnen de kring van de socialistische beweging minder dan daarbuiten, naar het schijnt. Maar dan is kennis-
neming van wat buiten de Partij aan de orde wordt gesteld, wellicht aanleiding om de interne discussie weer op te vatten. Wij hopen in de komende jaargang van ons tijdschrift meerderen tot bijdrage uit te nodigen.
De definitie baart nog steeds moeilijkheden. Onzerzijds wordt voortdurend gesteld, met name tegenover bcpaalde anti-revolutionnaire opvattingen, dat mcn niet moet beginnen met abstracties waarbij principes de werkelijkheid geweld aandoen, maar met een historische 'sociologische analyse van de krachten, die de wclvaartstaat in het leven riepen. Onze minister Suurhoff heeft op de jaarvergade- ring van het Centr. Soc. Werkgeversverbond een rede gehouden over "Enkele aspecten van het vraagstuk van de werkgelegenheid" (zie Sociale Voorlichting, November 1953), waarin hij aan het slot deze nuchtere opmerking maakt: " ... wat ons onderscheidt van vele andere landen - en dat is een zeer kostbaar goed - dat
is,dat wij, boven de strijd en boven het verschil in inzicht en belang uit, er tot dusverre nog altijd in geslaagd zijn, elkaar te vinden in een verstandig compromis.
En werd in het bedrijfsleven dat compromis niet gevonden, dan hield men zich
ingoede discipline (en met goede discipline is natuurlijk enig gemopper wel in over- eenstemming te brengen) aan de beslissing, die de overheid dan noodgedwongen
nam."Dit citaat wil geen definitie zijn; het maakt echter twee dingen duidelijk: deze 50cialistische minister denkt niet aan een Staatsalmacht over het economisch leven, maar vooronderstelt de aanwezigheid van vrije krachten in het maatschappelijk leven, die het met elkaar eens moeten zien te worden; maar ook: deze socialist erkent zonder aarzeling een ede-verantwoordelijkheid van de overheid, die in een bepaalde situatie beslissingen oplegt. Bij alle "gevaar", dat aan machtsorgani- saties als zodanig aankleeft, mag men aan deze mede-verantwoordelijkheid niet tomen.
Gedurende de laatste maanden zijn van twee kanten belangrijke bijdragen in de discussie over de welvaartstaat geleverd, waarop hier kort moge worden gewezen.
De eerste bijdrage komt uit de kring van de Nederlandse juristen. Voor de jaar- vergadering der Ned. Jur. Vereniging 1953 is door mr. dr. J. J. LoeH een preadvies uitgebracht over de Sociale grondrechten van de mens, terwijl prof. mr. C. H. F.
Polak de vraag be-antwoordde, of de sociale grondrechten, zoals zij zijn geformuleerd
in de Universele Verklaring van de UNO (1948) in de Grondwet verankerd en wettelijk nader omschreven behoren te worden. In deze "verklaring" gaat het, zoals ITIen weet, behalve om een aantal
vrijheidsrechten en een aantal politiekerechten óók om de zgn.
sociale grondrechten,waarvan de voornaamste zijn: het recht op sociale zekerheid, het recht op arbeid en het recht op °gezondsheidszorg (artt. 22-29).
De eerste preadviseur, dr. LoeH, heeft in een breed, meer wijsgerig en historisch dan juridisch betoog o.a. de vraag beantwoord, wat dit opkomen van de eis naar sociale grondrechten zegt omtrent de aard, wil men: de stand van een bepaalde maatschappij structuur. Hij onderscheidt drie fundamentele sociabiliteitstypen, die aanleiding worden tot eh'ie corresponderende vormen van gemeenschap: 1. het quasi-instinctmatige sociabiliteitstype, waarin de verschillende politieke gemeen- schappen vanaf de feodaliteit tot de moderne democratie hun oorsprong vinden;
2. het rationele sociabiliteitstype, dat allerlei rationele doelgemeenschappen, bijv.
moderne ondernemingen, in het leven roept; 3. het morele sociabiliteitstype, dat de personengemeenschap voortbrengt. In deze gedachtengang moet de rechtsgemeen- schap onderscheiden worden van de politieke en doelgemeenschappen; zij is
"degestalte, waarin de personengemeenschap haar morele waarden tot uiteh'ukking brengt op het lagere niveau, waarop de mens sb'eeft naar het bezit van het men- selijk levensgoed" (140). Zoals in het begin der negentiende eeuw de aanvaarding van de
politieke grondrechten een stap vooruit was, in de richting nI. van depersonen gemeenschap, zo thans de aanvaarding der
sociale. Daarbij stelt deschrijver, dat het er niet om gaat, om de. mensen de materiële en culturele voor- delen dier sociale grondrechten te verschaffen, maar om hen als
personen metbetrekking tot de daar genoemde waarden te doen erkennen (165, 166), ef m onderscheiding, die, naar het mij voorkomt, de inhoud dier sociale grondrechten voor een deel illusoir maakt: wat heeft iemand aan de
erkenning van recht opsociale zekerheid, op arbeid, op gezondheidszorg, indien deze hem niet daad- werkelijk worden verschaft? Op grond van zijn historische analyse stelt dr. LoeH ten slotte: "de sociale grondrechten zijn de uiting van het dóórbreken van het verlangen van de tegenwoordige mens, mede creatief te kunnen optreden in de verwezenlijking van een nieuw gemeenschapsideaal (172).
Tegen deze achtergrond wordt dan het streven naar de welvaartstaat gesteld.
Principieel heeft, naar schrijvers mening, de overheid een roeping voor alle terreinen
van het maatschappelijk leven, het juridische, het economische, het culturele, het
sociale, het charitatieve, het zedelijke en het gods ienstige. Op al deze terreinen
zal de overheid er echter naar moeten streven, de pogingen der afzonderlijke
individuen en van hun vrije organisaties te ondersteunen, en tot de grootst mogeli;ke
zelfstandigheid op te voeren met inachtneming van het specifieke karakter dezerterreinen (174). Richtende, normatieve gedachte is bij de overheidsbemoeiing, om
aan ieder
positief de mogelijkheid te verschaffen om zijn persoonlijkheid volledigte ontplooien. Derhalve: "als leidend beginsel blijve echter voorop staan, dat het
streven er constant op gericht moet zijn, dat de uitvoering der sociale voorzieningenen de verantwoordelijkheid daarvoor zoveel als maar mogelijk is komen te liggen
bij het vrije maatschappelijk leven (175), hetgeen impliceert
-wat de schrijver
r
ding
r de
f ::;
I
eé)n~ oeH ad- het t~;
de
eld.
~
~:~
en
ijke
'ijke ezerom
~dig
het
gen gen jvertrouwens explicite zegt - de plicht van de overheid om gunstige voorwaarden te scheppen, initiatieven te stimuleren, te coördineren en zo nodig
"optactische wijze"
verplichtend voor te schrijven en "op niet minder tactische wijze" toezicht uit te oefenen.
Het zal duidelijk zijn, dat hier een conclusie wordt getrokken, die wij van onze kant gaarne onderschrijven. Wij zijn hier duidelijk het liberale standpunt, eventueel christelijk gemotiveerd, te boven, het standpunt nl. dat bemoeienis van de staat met de verschillende gebieden alleen in noodgevallen aanvaardt; principieel wordt hier door een gezaghebbend rooms-katholiek (als ik mij niet vergis, is de heer LoeH geestelijke) . gesteld de mede-verantwoordelijkheid van de staat niet slechts tot verbetering der levensomstandigheden der burgers, maar voor een structuurverande- ring der maatschappij in de richting van een personengemeenschap. Of daartoe nu noodzakelijk
ofwenselijk is een vastleggen van de sociale grondrechten in de Grondwet
-waarvoor de heer LoeH voorkeur schijnt te hebben - is
eenvraag op zich
zelf.Prof. Polak noemt het in zijn preadvies een vraag van technisch-juridische aard (213). M.a.w. principieel aanvaardt ook hij, dat in het huidige stadium van de verhouding
staat-maatschappijde staat zijn deel verantwoordelijkheid draagt voor de realisering der sociale grondrechten. Wanneer sommigen proclameren, dat de sociale
grondrechten,of
althans enkele ervan,met de vrijheidsrechten behoren tot de grondrechten van de Nederlandse samenleving, vinden zij in prof. Polak op dit punt geen tegenstaT)der; wel sluit de
erkenningvan dit feit voor hem niet in, dat deze gronchechten nu ook in de Grondwet moeten worden opgenomen. Dáártegen heeft hij bezwaren, die, voor
zoverik daarover een lekenoordeel waag te hebben, mij nogal steekhoudend lijken. Deze
socialegrondrechten, aldus Polak, zijn
geen"echte"
rechten, geen rechten in juridische zin, maar beginseluitspraken, waarvan niemand nakoming kan vorderen. De hoogleraar noemt een merkwaardige parallel:
waterstaatszorg
en bescherming tegen oorlogsgeweld; het is duidelijk, dat de over-heid op deze terreinen
eentaak heeft, maar
niemanddenkt
eraan,dat in de Grondwet
alsrecht der burgers
opte nemen
(215).Hij voegt daaraan nog een argument
toe, dat mij nogal reëel voorkomt:het is misleidend, om recht op werk
en sociale zekerheid te beloven ofte erkennen in een land als het onze, dat onmach- tig is zijn economisch leven
zelfstandig te regelen, dat voor zijn welvaart afhankelijkis van de internationale handel,
enmet kracht de emigratie van zijn burgers moet bevorderen. Bovendien blijken bij nadere overweging het recht op
arbeid,op sociale zekerheid
en opgezondheid naar hun inhoud niet bepaald klare en heldere begrippen te zijn, waarmee men in de
wetg~vingzo niet werken kan. Overigens blijkt uit prof. Polaks betoog duidelijk, dat hij niet' ontkent het deel van de verant- woordelijkheid
ende plicht van de overheid om waar zij kan en de mogelijkheden daartoe aanwezig
zijn,de sociale grondrechten in practijk om te zetten.
Ik beschik op dit ogenblik niet over de discussies, die ter vergadering van de Ned. Jur. Ver. zijn gevoerd, en moet dus met een zekere voorzichtigheid spreken.
Maar de indruk is toch wel overwegend deze: indien men van het begrip "welvaart-
staat"geen dogma maakt en zeker geen staatsabsolutisme, maar het opvat als een
mede-verantw.oordelijkheid van de overheid voor sociale grondrechten op verschil-"
lende sectoren van het maatschappelijk leven, dan is in beginsel een strijd gewon-
n~n.
De tegensputteraars komen terecht in de hoek der reactionnairen; er werken hier maatschappelijke en geestelijke krachten, die niet zijn tegen te houden.
De tweede bijdrage tot de discussie over de welvaartstaat komt uit de kring van de Oecumenische Beweging der Kerken. Men herinnert zich wellicht, dat op de stichtingsvergadering van de Wereldraad (Amsterdam 1948) het begrip "verant- woordelijke maatschappij" werd gp.hanteerd, waarmee zowel laissez-faire kapitalisme als het dictatoriale communisme werden afgewezen. Nu komt in dit jaar de Wereld- raad opnieuw bije en, en moet blijken, of er aan dat begrip "verantwoordelijke maatschappij" verder is gewerkt, zowel naar concretisering als naar verdieping.
Wat de concretisering betreft, wordt een zestal problemen als hoofdschotel voor studie en discussie gesteld:
1. de rol, die de staat heeft te spelen in het economisch leven en de grenzen daarvan;
2. de plaats van de arbeider in de moderne industrie en de betekenis van de georganiseerde arbeid in de moderne samenleving;
3. de plaats van de ondernemer in de moderne maatschappij;
4. de economische en sociale ontwikkeling van de onderontwikkelde landen;
5. de economische verantwoordelijkheid van het Westen;
6. de verantwoordelijkheid van de Kerken, die lid zijn van de Wereldraad, ten aanzicn van de uitdaging van het communisme.
Het is duidelijk, dat punt
1direct slaat op de welvaartstaat, maar ook de punten 2 en 3 gaan daar niet buitenom. Ik citeer de toelichting bij punt
1uit de Neder- landse vertaling:
,.In landen waar men de zorg voor volledige werkgelegenheid en sociale zeker- heid in brede kringen gaat aanvaarden als fundamentele factoren in het maat- schappelijk beleid, zal de taak van de staat radicaal verschillend zijn van hetgeen zij was, toen economische onzekerheid, werkloosheid, ziekte en de oude dag werden beschouwd als . dingen van hoofdzakelijk individuele verantwoordelijkheid. Welke consequenties brengt de toenemel1de overheidsbemoeiing in economische en sociale aangelegenheden met zich mee voor het traditionele christelijke denken over wezen en functie van de staat? Welke geestelijke en politieke gevaren zijn er verbonden aan het toenemen van de staatsmacht? Welke beperkingen en maatregelen voor evenwicht moeten getroffen worden om de fundamentele democratische rechten en vrijheden te waarborgen tegen het inbreuk maken daarop door de staatsmacht?
Wat zijn de criteria ter bepaling waar de overheidsbemoeiing dient te worden uitgebreid of te worden beknot; welk verband bestaat er bijv. tussen het zich steeds uitbreidende staatsapparaat voor sociale belangen én de traditionele vorm van de door de kerk gesteunde sociale arbeid?" 1)
Uit Jeze toelichting blijkt m.i., dat men in deze kring van de Wereldraad enerzijds aanvaardt, dat de staat zijn deel van verantwoordelijkheid draagt, vyanneer
1) Het program van de Wereldraad van Kerken 1954. Uitgave W. ten Have N.V., Amsterdam, blz. 46.
kring op de
~teeds
~n
de draad nneer
N.V.,
de verwerkelijking van de sociale grondrechten aan de orde komt, anderzijds, dat men niet critiekloos aanvaardt en bewondert, maar duidelijk gevaren ziet, en het christelijk denken wil scherpen op de hier naar voren komende tendenzen. Wanneer aanstonds het materiaal uit de verschillende landen ter beschikking staat, zal er gelegenheid zijn op een en ander nader terug te komen.
Ik wil deze korte beschouwing afsluiten met één opmerking, die misschien voor de socialistische beweging enige betekenis heeft. Wanneer ik een ogenblik mag afzien van het militaire vraagstuk, dat zonder enige twijfel het alles overheersende
is,in elk opzicht: financieel, politiek, moreel, dan valt op, dat in de periode na de tweede wereldoorlog als het belangrijkste sociale vraagstuk naar voren treedt: de verwerkelijking van de sociale grondrechten. De socialistische beweging mag, wan- neer zij op haar geschiedenis terugziet, zeggen, dat zij in de voorste gelederen heeft gestaan om het besef van deze gronch'echten levend te maken
inde ziel der volkeren - al hebben, wanneer het op verwerkelijking in wetgeving aankwam, ook andere partijen hun aandeel geleverd. Thans, nu de geesten rijp zijn ook ver buiten de socialistische kring, heeft het creatieve denken zich vooral te richten op het voortbrengen van die sociale en politieke vormen, die een distributie der verant- woordelijkheid (d.w.z. van vrijheid) betekenen. De personen gemeenschap, waarvan dr. LoeH sprak, de verantwoordelijke maatschappij, waarvoor men strijdt in de
Oec~ene,en de maatschappij van gerechtigheid en vrijheid, die ons socialistisch doel is, hebben
inde grond
diepeverwantschap. De gedachte blijkt dus
inverschillende volksgroepen te leven - dan mag ook met enig vertrouwen op een practische samenwerking worden gerekend,
15
H. FERRO