• No results found

Leve het 'Deense

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Leve het 'Deense "

Copied!
48
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

rs

1ie l::e le

~e m :n

~r

)r

't;

le

r

I- f

· -

\- ' n

n I

h n

'-

,_

r

'Het Europese integratieproces is onomkeerbaar en verdergaande integratie onvermijdelijk' lezen we in een publikatie van de Raad voor het Binnenlands Bestuur van niet zo lang geleden.' Toch heeft de uitslag van het Deense referen- dum Iaten zien dat in ieder geval voorlopig de steun onder de Eu- ropeanen voor voortzetting van het integratieproces onvoldoen- de breed is om het V erdrag van Maastricht in zijn huidige vorm rechtskracht te geven. Daarmee werd de Europese integratie van een ontwikkeling die rnisschien ongewenst is, maar nu eenmaal niet tegen te houden, tot een zaak waar je voor of tegen kunt zijn.

De uitslag van de referenda in ler- land en Frankrijk doet daar niets aan af: integendeel, het referen- dum in Frankrijk heeft Iaten zien hoezeer de Europese integratie ook in dat land omstreden is.

Inrniddels heeft het partijbe- stuur van de PvdA aangekondigd een discussie- en informatiecam- pagne over Maastricht te zullen starten. Oat is een goede zaak, want er zijn voldoende aanwijzin- gen dat ook in Nederland het en- thousiasme onder de bevolking voor de Europese integratie min- der groot is dan onder de politie- ke elite. Bij de laatste Europese verkiezingen slaagden de partijen clie voor de Europese integratie zijn (coA, PvdA, vvo, o66) er heel wat minder in hun aanhang naar de stembus te krijgen dan de partijen die zich daar zeer kri- tisch tegenover opsteilen (Groen Links, SGP/GPv/RPF, SP). Naar aanleiding daarvan toonde de Ne- derlandse regering zich haast even ontevreden over de kiezers als onlangs de Deense.

Wil er echter sprake zijn van een echt debat, dan mag de cam- pagne niet van het begin af aan door de voorstanders van de Eu- ropese integratie gedomineerd

s&..o ' ' 1992

Leve het 'Deense

'

nee

PAUL BORDEWIJK RONALD PLASTERK

Gemeenteraadslid van Leiden en publicist, respectievelijk oud- aemeenteraadslid van Leiden en moleculair biolooa verbonden aan het Nederlands Kanker lnstituut

in Amsterdam

worden. Om die ·reden menen wij er goed aan te doen om als I e- den van de Partij van de Arbeid duidelijk te maken waarom wij het Deense nee toejuichen.

Het Deense nee moet niet alleen aanleiding zijn voor een indrin-· gend debat over de toekomst van de Europese integratie, het geeft ook de Tweede Kamer de moge- lijkheid de resultaten daarvan af te wachten door het V erdrag van Maastricht niet te behandelen, maar te Iaten voor wat het is. Het verdrag heeft aileen betekenis wanneer het in aile lidstaten van de Europese Gemeenschap wordt geaccordeerd volgens de proce- dure die in dat land door de grondwet wordt voorgeschre- ven, en dat is niet het geval nu het in een lidstaat is afgewezen: 'Dit verdrag treedt in werking op 1

januari 1 99 3, rnits aile akten van bekrachtiging zijn nedergelegd, of bij gebreke daarvan op de eer- ste dag van de maand die volgt op het neerleggen van de akte van bekrachtiging door de onderteke- nende staat die als .laatste deze handeling verricht.' Het alsnog behandelen in de overige lidsta- ten lijkt op het behandelen in de Eerste Kamer van een wetsont- werp dat in de Tweede Kamer verworpen is, in de hoop dat de Tweede Kamer op zijn standpunt zal terugkomen.

Terecht schrijft Jan Marinus Wiersma2, internationaal secre- taris van de PvdA, dat we het Deense nee serieus moeten ne- men, maar daarbij past niet dat- zoals hij wil - de T weede Kamer doet alsof zijn neus bloedt. Oat de Deense socialisten het ermee eens zijn dat de parlementaire be- handeling gewoon doorgaat is daarbij niet relevant, want zij be- horen tot de verliezers van het re- ferendum. Doorgaan met de par- lementaire behandeling lijkt te

457

(2)

458

S &_0 I I 1992

veel op het betitelen van het Deense nee als een 'juri- disch probleem', zoals Piet Dankert deed in zijn eer- ste react:ie, daarmee de Deense regering min of meer uitnodigend de eigen grondwet aan de kant te zetten.

Het moet duidelijk zijn dat ondertekening van het verdrag door de Deense regering onder de huidi- ge omstandigheden niets meer of minder is dan een staatsgreep, terwijl het ten tweede male houden van een referendum in Denemarken over dezelfde ver- dragstekst wei een zeer vreemde vertoning zou opleveren. De Deense regering is dat ook niet van plan, gezien het verzoek om opnieuw te onderhan- delen .. Oat niettemin is afgesproken dat de behan- deling van het verdrag doorgang vindt, terwijl een Frans nee onmiddellijk tot stopzetting van aile rati- ficatieprocedures zou hebben geleid, zegt iets over de geringe betekenis die nu al gehecht wordt aan de souvereiniteit van de kleinere Ianden. De react:ies op het Deense nee kunnen dan ook niet anders dan als argumenten ten gunste van dit nee worden aange- merkt.

Om deze reden zijn wij er ook tegen dat op dit moment in Nederland een referendum gehouden wordt over het Verdrag van Maastricht. Oat heeft aileen zin, wanneer de verdragstekst waar het refe- rendum over gaat kracht van wet kan krijgen wan- neer het referendum een posit:ief resultaat oplevert, en dat is niet het geval. Daar komt bij dat het uit- gangspunt moet zijn, dat een verdrag in elk land vol- gens de eigen grondwet behandeld moet worden, en in tegenstelling tot de Deense, kent de Nederlandse grondwet het referendum nu eenmaal niet.

Een referendum in Nederland zou aileen een consultatief referendum kunnen zijn, en dat Ievert zijn eigen problemen op, waar sommige Neder- landse gemeenten intussen kennis mee gemaakt heb- ben. Een consultatief referendum is aileen zinvol, wanneer daartoe besloten wordt door een politieke meerderheid die bereid is zijn eigen standpunt ondergeschikt te maken aan de uitslag van bet refe- rendum. ln dit geval betekent dat dus, dat de ]eden van de Groen-Linksfractie die nu een referendum bepleiten, voor Maastricht zouden moeten stemmen wanneer het referendum daarvoor een meerderheid

1. N.F. Roest, K.J.M. Mortelmans, A.P. Oele en J.H. Boone, Europa bin- nen het bestuur, Bestuur in beweging 17, Den Haag, Raad voor het Binnenlands Bestuur, 1992, biz. 13

2. Jan Marin us Wiersma, De akkoorden

oplevert. Dat maakt de politieke duidelijkheid er niet groter op. Daar komt bij dat voor aanvaarding van het verdrag in beide Kamers een tweederde meerderheid nodig is. Stel dat bet referendum wei een meerderheid oplevert, maar geen tweederde;

niet eens zo'n onwaarschijnlijke uitkomst. Moeten kamerleden dan aan zo'n uitslag hun standpunt on- dergeschikt maken?

De vraag of een tweederde meerderheid nodig is heeft tot nu toe betrekkelijk weinig aandacht gekre- gen, maar wie het niet gelooft moet nog maar eens het artikel nalezen dat Klaas de Vries3 in 1985 in dit blad schreef over hetzelfde probleem toen het om de plaatsing van kruisraketten ging: 'Waar het echter gaat om wezenlijke ingrepen, waakt de Grondwet terecht tegen doordraverij en waan van de dag.' Een duidelijk precedent, waar De Vries zich op beriep, is dat destijds bij het besluit toe te treden tot de Euro- pese Defensie Gemeenschap van te voren gesteld is dat een tweederde meerderheid nodig was. Wan- neer nu een kabinet waar de PvdA deel van uitmaakt zou stellen dat voor de goedkeuring van bet Verdrag van Maastricht geen tweederde meerderheid nodig is, zou dat toch al te zeer de indruk van opportunis- me maken. Een democratisch-socialistische partij moet ervoor waken dat de Grondwet wordt nage- leefd, en niet de ene keer juridische problemen die uit de Grondwet voortvloeien benadrukken, om de volgende keer grondwettelijke bepalingen af te doen als 'een juridisch probleem'.

Wanneer men in Nederland de kiezers- na her- onderhandelingen met de Denen- meer wil betrek- ken bij de besluitvorming over Maastricht, zou men aansluiting moeten zoeken bij de procedure voor een grondwetsherziening, waarbij na een eerste par- lementaire behandeling de Kamers ontbonden wor- den, en de nieuwe Kamers bet verdrag met twee- derde meerderheid moeten goedkeuren. Een derge- lijke procedure wordt door de Grondwet niet voor- geschreven voor een verdrag waarbij van de Grond- wet wordt afgeweken, maar in dit geval zou er op grond van de reikwijdte van het Verdrag vee] voor te zeggen zijn. Wij begrijpen echter dat een dergelijke procedure onder de huidige conjunctuur voor de PvdA weinig aantrekkelijk is.

van Maastricht, Nieuwsbrief PvdA, nr r, juli 1992, biz. 4

3. Klaas G. de Vries, Kruisraket en Grondwet, s&;>jaargang42, 1985, nr.

9, biz. 273

' ' ' .

D

V(

m Vc d; st kt n• m in ri zc tr lc

p:

VI et C< e•

OJ

hr b. n:

VII

st E

g•

eJ jt h zi

V•

Tf

k

v: v:

d k b d

S<

tc

(3)

I I I - ---~~~--~~--- ~-

s&_0111992

De Partij van de Arbeid heeft zich tot nu tqe altijd voorstander van de Europese integratie getoond, maar zonder dat het onderwerp in het brandpunt van de belangstelling stand. Rozemond4 wees erop, dat in dezelfde tijd waarin de PvdA op het stand punt stand dat voor plaatsing van Amerikaanse kruisra- ketten in Nederland een tweederde meerderheid nodig was, zonder veel discussie werd ingestemd met de Europese Akte. De Europese integratie paste in de traditie van het streven naar internationalise- ring die ons nog steeds doet zingen de lntemationale zal moraen heersen op d'Aard, en werd gezien als doel- treffend rniddel om een zoveelste Frans-Duitse oar- log te voorkomen. Daarbij had de PvdA vanuit haar parlementaire traditie een uitgesproken voorkeur voor het totstandkomen van Europees beleid vanuit een Europees supranationaal uitvoerend orgaan, ge- controleerd door een Europees parlement, hoven een intergoevernementeel Europa. Of, in termen ontleend aan de discussie over de reorganisatie van het binnenlands bestuur: Europa moest een eigen bestuurslaag zijn, niet een vorm van verlengd natio- naal bestuur.

V eel rninder had de PvdA een visie op de vraag welke taken nu eigenlijk door die Europese be- stuurslaag zouden moeten worden uitgeoefend.

Eigenlijk was het idee, dat elke taak die werd over- geheveld de Europese integratie dichterbij bracht, en elke overheveling daarom moest worden toege- juicht. Die opvatting komt sterk naar voren uit het boekje Europese Notities5 van Hedy d 'Ancona, waarin zij het functioneren van het Europese parlement verdedigt: 'De vaste commissies Sociale Zaken of Jeugd en Cultuur boren nieuwe beleidsterreinen aan door vrijmoedige interpretaties van het Verdrag van Rome of de paragrafen van de Europese Akte' (blz.

8). Geen spoor van twijfel of die nieuwe beleidster- reinen niet beter bij de nationale overheden gelaten kunnen worden, maar onbegrip wanneer de Raad van Ministers zich wat minder vrijmoedig toonde, vaak met Engeland en Denemarken voorop.

Toch waren er ook terreinen waar de Partij van de Arbeid weinig voor integratie voelde. Opmer- kelijk genoeg waren dit vooral de terreinen van de buitenlandspecialisten zelf. Koos in de vijftiger jaren de PvdA nog voor de Europese Defensie Gemeen- schap, later werd elke vorm van integratie op dit terrein verdacht, aan de ene kant omdat het de Arne-

rikaanse veiligheidsgarantie zou kunnen aantasten, aan de andere omdat het zou kunnen leiden tot een Europese atoommacht, en Nederland zou kunnen aantasten in zijn vrijheid zelf de hoogte van zijn defensieinspanning te bepalen. Een andere vorm van integratie waar de PvdA weinig voor voelt heeft te maken met het vreemdelingenbeleid en de crimina- liteitsbestrijding. Het verdrag van Schengen heeft in de PvdA op zijn zachtst gezegd weinig enthousiasme gewekt, en niet voor niets hechten wij er grate waarde aan zelf te bepalen op welke manier interna- tionale drugsverdragen in Nederland worden uitge- voerd.

Nu zijn de buitenlandspecialisten van de PvdA niet de enigen die niets moeten hebben van een echte integratie van het buitenlands beleid. Oat zou betekenen dat de Europese Gemeenschap als zoda- nig lid is van de Verenigde Naties, en per land buiten de Gemeenschap een ambassade exploiteert. Boy- cotbesluiten en besluiten tot rnilitair ingrijpen wor- den dan door de Europese Commissie genomen.

Wanneer de lidstaten zich op het terrein van de bui- tenlandse politiek willen profileren, moeten ze lid worden van een organisatie als Lagere Overheden tegen Apartheid, voorzover die althans door de Europese Comrnissie wordt toegelaten. Het opent de mogelijkheid dat wanneer op Europees niveau te- gen de zin van Nederland wordt besloten tot militair ingrijpen op de Balkan, Duitse en Franse eenheden van de rnilitaire politie in Nederland dienstplichti- gen komen opsporen die zich proberen te onttrek- ken aan dienst aan het Servische front.

Het is duidelijk dat een zo vergaande integratie er op afzienbare terrnijn niet zal komen, en dat is maar goed ook, want de geschetste ontwikkeling rand de uitzending van dienstplichtigen zou waar- schijnlijk tot een complete volksopstand leiden. In die vorm zal de Europese integratie eerder tot nieu- we gewapende conflicten leiden dan ze helpen te voorkomen. Daarmee is tegelijkertijd vastgesteld, dat Europa geen echte federale staat zal worden, zo- als de Verenigde Staten van Amerika, Duitsland en Zwitserland dat zijn.

Daar staat tegenover, dat bevoegdheden op Euro- pees niveau zijn gelegd, die in federale staten op deelstaatniveau worden uitgeoefend. In Europa acht men het noodzakelijk de BTW-tarieven in de ver-

4· S. Rozemond, Nederland als deelstaat, s&.P jaargang 46, 1989, nr. 5, blz. 155

5· Hedy d'Ancona, Europese Notities, Utrecht, Veen, 1989

459

(4)

s &_.o 11 1992

schillende Ianden tot in details (schoenreparaties, snijbloemen) gelijk te trekken, in de Verenigde Sta- ten zijn de verschillende Staten daar vrij in. Europa kent een rechtstreekse geldstroom vanuit de Euro- pese fondsen naar regio's en gemeenten in de lidsta- ten, wat men in Zwitserland principieel in strijd acht met het karakter van een federale staat. In Belgie en Duitsland ontstaan regelmatig problemen omdat de nationale regering bevoegdheden afstaat aan de Europese Gemeenschap die bij de Gewesten of de Lander berusten.

In een confrontatie tussen de Europese Comrnis- sie en de regering van de Vrijstaat Beieren, wees de Beierse minister-president- geen geestverwant van ons- erop dat in de Bondsrepubliek het beleid inza- ke cultuur, opvoeding, vorrning, opleiding, bouw- recht, gunning van overheidopdrachten, gezond- heidszorg en de regio's grondwettelijk aan de Lan- der is voorbehouden, terwijl de Europese Gemeen- schap zich hier steeds actiever gaat tonen. In de Bondsrepubliek zijn het daardoor de Lander ge- weest, die de ratificatie van de Europese Akte heb- ben vertraagd. 6 In het kamerdebat over Maastricht heeft Bolkestein7 zijn afkeer van een federaal Europa ge!llustreerd door te stellen dat de vvo niet wil dat Nederland binnen Europa de status krijgt die het land Hessen heeft binnen de Bondsrepubliek, zon- der zich te realiseren dat de positie van Nederland in somrnige opzichten nu al zwakker is.

Ook binnen de gedecentraliseerde eenheidsstaat die Nederland is kan de Europese integratie botsen met het streven naar decentralisatie: in 1966 is het preventief toezicht op onderhandse aanbestedingen uit de gemeentewet verdwenen, maar de Europese regelgeving heeft de aldus verworven beleidsvrij- heid van de gemeenten - hoe men daar overigens ook over moge denken - grotendeels weer te niet gedaan.

Op de meest onverwachte momenten worden we tegenwoordig geconfronteerd met Europese in- terventies. De meest belachelijke was tot nu toe het bericht dat gehakt voortaan vleesbereidinB zou gaan heten (niets meer van gehoord trouwens), de meest ingrijpende waarschijnlijk de bijdrage die Europa ge- leverd heeft aan de verloedering van ons omroepbe-

6. K.J.M. Mortelmans, Europa 1992 en hetbinnenlandsbeswur, inJ.B.J.M.

ten Berge, A. van der Jagt enJ.J.H.

Pop (red.), Toekomsttrends en bin- nenlands bestuur, Bestuur in beweging

1 5, Raad voor het binnenlands bestuur, Den Haag, 1989, blz. 91 7. Handelingen Tweede Kamer der Staten-Generaal, Vergaderjaar 1991-

stel door ons te dwingen R T L-4 toe te Iaten. Andere voorbeelden zijn de problemen rond het subsidieren van Nederlandse filmers en vertalers, het voorge- schreven quoturn televisie- en radioprogramma's van Europese herkomst, de vraag of geeist mag wor- den dat etiketten van in Nederland verkochte le- vensmiddelen een Nederlandse tekst bevatten8 , de verplichting buitenlandse studenten uit EG-landen het collegegeld te vergoeden9, de BTw-betaling over gemeentelijke subsidies aan bibliotheken 10 , een verbod op prijsafspraken tussen de VNG en de oud-papierhandel' 1, de onmogelijkheid PVc als ver- pakkingsmateriaal te verbieden. Er was ook twijfel of Nederland nog wei vrij is in de manier waarop de gezondheidszorg georganiseerd wordt.

Maar ook uit andere Ianden komen soms curieu- ze berichten: de E G blijkt zich te bemoeien met het nitraatgehalte van het drinkwater en het buitenzet- ten van melkflessen 1 2 in Engeland, het Reinheitsaebot bij het bicrbrouwen in Duitsland, de bereidingswij- ze van Camembert in Frankrijk, de eis die Spanje stelt aan het toetsenbord van schrijfmachines, het weren van bierblikjes door Denemarken. En in plaats van dat het Europese parlement vleesbereiding maakt van dit soort besluiten, wil men daar ook nog een Europees verbod op stieregevechten, op tabaksre- clame, en op roken in openbare ruimten.

Drie jaar geleden concludeerde Rozemond 'dat de Europese Akte op ongewoon lichtvaardige wijze tot stand is gekomen door gebrek aan belangstelling in de meeste parlementen' 1 3. In het Iicht van de ont- wikkelingen nadien kunnen wij dat aileen maar be- vestigen. Alles wordt ondergeschikt gemaakt aan marktintegratie; het lijkt erop dat we, zonder dat ons wat gevraagd is, terecht zijn gekomen in een land waar het beginselprogramma van de vvo tot grondwet is gemaakt. Het Verdrag van Maastricht versterkt deze tendens: tot tweemaal toe belijdt men het beeinsel van een open markteconomie met vrije meded!neina, met Kok en Mitterand als pleitbezor- gers.

Daarbij is opmerkelijk, dat niet bewezen kan worden dat de Europese integratie geleid heeft tot meer welvaart in de Ianden van de Europese Ge- meenschap: de werkloosheid in Noorwegen, Zwe-

1992, 36ste vergadering, biz. 2297 8. DeVolkskrant29januari 1992 9· Maresmaart 1992

10. NgMagazine, 17april1992, biz. 7 12. Harry van Seumeren, Op koninklijk bevel, De Volkskrant 1 9 september

'992

13. Ref. 4, p. 161

ar ve re Ri Et nt

m gt in ht le pi zi

Vf

b;

V< gi

a2 V(

nt in m cL p• si lr

Vt

di

(5)

f ' • • - - - - - - --- - - -

S &_0 I I 1992

den, Oostenrijk en Zwitserland is in de tachtiger jaren veel lager gebleven dan die in de Europese Gemeenschap. En tegenover de twijfelachtige voor- delen van de Europese integratie voor de groei van de economie, staat de voortdurende druk om arbeidsomstandigheden en sociale voorzieningen te verslechteren met het oog op de Europese concur- rentie, zoals naar voren komt uit de bijdragen van Rinnooy Kan 14 en Rost van T onningen 1 5 in het Europanummer van dit blad, maar ook uit de Miljoe- nennota.

Wellicht het meest positieve gevolg van de totstand- koming van de Europese integratie is de bijdrage aan de emancipatie als gevolg van het EG-gebod om mannen en vrouwen gelijk te belonen. Een daarop gebaseerd pleidooi ten behoeve van de Europese integratie is echter rijkelijk opportunistisch, omdat het gebaseerd is op het feit dat het Nederlandse par- lement een verdrag heeft aanvaard waarvan de im- plicaties door datzelfde parlement niet doorzien zijn, en niet gewild worden.

We worden hier geconfronteerd met het aloude verschijnsel, dat de Nederlander op de dag dat de banken gesloten zijn graag de morele voldoening er- vaart van het onderschrijven van hooggestemde be- ginselen, zonder dat hij daar als de banken open zijn aan herinnerd wil worden. Aangezien de Europese verdragen een dergelijke vrijblijvendheid niet ken- nen, heeft de Nederlandse regering dan ook, met instemming van de meerderheid van de Tweede Ka- mer, gezorgd voor een aanpassing van het EG-ver- drag om het zogenaamde Barber-arrest inzake de pensioenwetgeving te ontkrachten. 16 Deze aanpas- sing maakt dee! uit van het Verdrag van Maastricht.

In ieder geval kan emancipatie geen reden zijn de volgende stap op het pad van de Europese eenwor- ding te ondersteunen.

Een van de hoofdvragen van het debat over de Eur()- pese integratie moet zijn welke zaken nu wei en niet op Europees niveau beslist moeten worden. Die dis- cussie is in het buitenland a! Ianger gaande: het is duidelijk dat het huidige Britse voorzitterschap on- der Ieiding van Major daarvoor meer oog heeft dan indertijd het Nederlandse onder zijn geestverwant

14. A. H. G. Rinnooy Kan, Cohesie; door saamhoriaheid en be/eidsconcurrentie, S & D

jaargang49, 1992, nr. 7/8, biz.

c~s. M.G. Rost van Tonningen, Visie op Europese eenwordina, s&o jaar- gang49, 1992, nr 7/8, biz. 308

16. Jose Smits, Groenman vechL met de wapens die Dierkx in s!ilte aanreikt, De

Lubbers. In die discussie is van belang dat, of men dat nu vanuit de sociaal-democratische ideologie accepteert of niet, onder Nederlanders een gevoel van lotsverbondenheid heerst, als gevolg van onze geschiedenis, onze taal, maar het meest als gevolg van de media, dat in die vorm ophoudt bij de grens.

Oat maakt dat we Europese supranationale besluit- vorming minder snel accepteren dan besluitvorming op nationaal niveau.

In Nederland vinden we het belangrijk,dat ieder- een op hetzelfde bestaansminimum kan terug vallen, maar of dat in Belgie ook zo is, interesseert ons vee!

minder. Vanuit de Randstad voelen we ons meer verbonden met Limburg dan met Vlaanderen, alligt Limburg verder weg, heeft het de kortste gezarnen- lijke historie met de rest van hetland, en heeft het in sommige opzichten een heel andere cultuur. De manier waarop in Heiden de bijstandswet wordt uit- gevoerd is voor Randstedelingen aanzienlijk interes- santer dan hoe dat toegaat in het zo vee! dichterbij gelegen Antwerpen. Als er een aardbeving plaats vindt aan de Duits-Nederlandse grens, is voor ons de materiele schade in Nederland interessanter dan de persoonlijke slachtoffers in Duitsland.

Omgekeerd geldt dat ook. In Vaals klaagt de fractievoorzitter van onze partij over het grote aan- tal Duitsers dat in zijn gemeente komt won en 1 7:

'Als een Nederlander op Koninginnedag de vlag uit- hangt, zetten zij de vuilnis buiten.' Dezelfde weer- stand tegen de Pruus ziet men in Kerkrade, dat nog wel met het Duitse Herzogenrath een agglomeratie vormt, waarvoor de gemeentebesturen de naam Eurode hebben afgesproken. Ondanks dat voelen de Nederlanders er niets voor van het Duitse zwembad gebruik te maken. 1 8 Het is opmerkelijk dat juist hier Thijs Wi:iltgens vandaan komt, de meest prominente Euroscepticus in onze partij.

Voor zover er sprake is van Europese verbon- denheid, beperkt die zich niet tot de Ianden van de Europese Gemeenschap. We zien in Nederland een sterke verbondenheid met Oost-Europa, niet vreemd, omdat men daar aan den lijve de ellende heeft ervaren die veertig jaar lang red en was voor de Nederlandse defensieinspanning. Toch blijkt nu, dat deze Ianden niet in aanmerking komen voor ontwik- kelingshulp, omdat ze daarvoor te rijk geacht wor-

Volkskrant 24 juli 1992

1 7. Loucky Content, Sluipende invasie van Duitsers doet Vaalsenaar vertrekken, De Volkskrant, 19 maart 199 2 1 8. Max Paumen, Muur blijft Kerkrade en Herzoaenrath scheiden, NRc

Handelsblad 2o juni 1992

(6)

-

.

'

' ' '

s &..o '' 1992

den, maar aan de andere kant te arm zijn om deel uit te maken van de Europese Gemeenschap, en daarom niet in aanmerking komen voor fondsen waar vee!

rijkere Ianden als Ierland en Griekenland we! van kunnen profiteren. Voor ons heeft steun aan Oost- Europa duidelijk prioriteit hoven die aan andere EG-

landen, en de Europese verdragen mogen dat niet verhinderen.

Wat men verder ook van bet Verdrag van Maastricht moge vinden, een verdienste is in ieder geval, dat getracht is te komen tot een beperking van datgene dat op Europees niveau wordt besloten. Daarbij speelt. bet subsidiariteitsbeainsel een belangrijke rol.

De vraag is echter, of ons dat vee! verder zal he! pen.

Lubbers omschreef bet tijdens het kamerdebat na afloop van Maastricht als volgti9: 'Wat nu gebeurt, is dat in onze unie wordt vastgelegd het principe dat aileen datgene op bet niveau van de unie gebeurt ... dat niet op een ander niveau, dus in de lidstaten zelf of de gemeenten, kan plaatsvinden.' Op deze wijze omschreven is bet principe nagenoeg tautologisch:

het zegt niets over welke argumenten valide zijn om centralisatie op Europees niveau te rechtvaardigen.

Hoe weinig betekenis bet principe in deze vorm heeft, wordt gei1lustreerd door een beschouwing van Shaughnessy, die aangeeft hoe men met dit prin- cipe in de hand ook een Europees beleid inzake rouwkamers kan bepleiten. 20 Op deze manier ge- formuleerd geeft bet principe alle vrijheid aan de Hedy d' Ancona's in bet Europese Parlement.

Het gaat om de vraag, waarom een bepaalde be- slissing op het Europese niveau genomen moet wor- den, en niet aan de lidstaten kan worden overgela- ten. Oat speelt ook in Nederlandse discussies over decentralisatie. 2' Men kan twee motieven onder- scheiden om een bevoegdheid op een boger niveau te doen uitvoeren. Het ene motief is dat van de ex- teme effecten: wanneer een beslissing effecten heeft voor een bepaald gebied, moet hij genomen worden door een autoriteit die door dat gebied gelegiti- meerd wordt, en moeten de kosten door bet hele gebied worden opgebracht. Oat geldt vooral bij de klassieke overheidstaken, waar sprake is van de pro- duktie van collectieve goederen: defensie, wegen, dijken. Daarbij wordt men ht:t meestal snel eens, op welk niveau een bepaalde beslissing genomen moet worden.

'9· Ref. 7, biz. 23I3

2 o. H. Shaughnessy, Steif niet zonder toestemmina van de Europese Gemeenschap, NRCHandelsblad 25juh I992 2 I . P. Bordewijk, As pecten van decentra- lisatie, s&G jaargang •8, I99', nr 'o,

De modeme verzorgingsstaat richt zich echter voor een groot deel op quasi-collectieve goederen, zaken waarbij het in theorie mogelijk is dat de beslissing genomen wordt door een individuele gebruiker, maar waarbij dat om redenen van rechtvaardigheid niet gewenst wordt: onderwijs, woningbouw, ge- zondheidszorg. Daarbij is bet vee! moeilijker aan te geven op welk niveau een beslissing genomen moet worden, omdat dat niet bepaald wordt door bet be- reik van een voorziening, maar door de vraag of we het rechtvaardig vinden dat op de ene plaats een voorziening algemeen toegankelijk is die elders ont- breekt. Die discussie speelt sterk rond de decentrali- satie van het welzijnswerk: is bet acceptabel dat gemeentebesturen beslissen over de subsidie aan de plaatselijke bibliotheek, of kopen ze er toch maar lan- taarnpalen voor?

In dit Iicht kan men bet subsidiariteitsbeginsel in- terpreteren als bet uitgangspunt, dat bevoegdheden aileen op Europees niveau moeten worden gelegd, wanneer dat op grond van externe effecten noodza- kelijk is, maar dat overigens de lidstaten bevoegd zijn op grond van hun eigen normen en waarden be- leid te voeren. Roest c.s. 22 spreken in dit verband van de Tinberaen-aanpak, kennelijk omdat zij de term subsidiariteit te veel associeren met bet gedachten- goed van Katholieke staatsleer. Zij baseren zich daarbij op een citaat van Tinbergen23: 'Beslissingen met externe effecten, dat wil zeggen beslissingen die consequenties hebben voor anderen dan degenen die de beslissing nemen, moeten worden genomen op een niveau dat deze anderen in aanmerking neemt, dat wil zeggen op een boger niveau.'

T och brengt ook een dergelijke benadering pro- blemen met zich mee. In de eerste plaats moet ge- waakt worden dat bet principe niet leidt tot centrali- satie op grond van exteme effecten die volstrekt marginaal zijn. Elke beleidsvrijheid van lagere over- heden, daaronder begrepen de lidstaten van de EG,

creeert problemen langs de grens. Als in plaats A de cafe's om 3 uur sluiten, en ze zijn in B de hele nacht open, dan leidt dat tot enig ongewenst verkeer om 3 uur 's nachts van A naar B. Oat moeten de gemeente- besturen van A en B zich realiseren, maar bet is geen reden om dan maar een landelijk sluitingstijdenbe- leid te voeren. Evenmin is het erg als door een ver- schil in BTw-tarief een bloemetje in bet ene land tien procent duurder is dan in bet andere, of de ben-

biz I 5-2 I 2 2. Ref. I, biz. 353

23.

J.

Tinbergen, Naareen rechtvaardi- aer international orde (Rl 0-rapport), Amsterdam I977

zi

o:

g•

t< o: d

t(

ti li d ti

V•

T le

n G

l l s1

g

k

S1

d d E p

v v

0

t• n

c

B

v d

v t< h

(7)

S &._0 I I 1992

zine een kwartje duurder. Er zijn goede argumenten om een provinciale opslag op de benzineaccijns mo- gelijk te maken, ook a! heeft dat effecten langs de provinciegrens.

In de tweede plaats impliceert de Tinbergen- aanpak zonder meer een Europeanisering van het totale buitenlandse beleid, inclusief veiligheid en ontwikkelingssamenwerking. Niet voor niets is dat de klassieke taak van een federale regering. Het be- tekent een Europese dienstplicht en Europese belas- tingheffing ten behoeve van defensie en ontwikke- lingssamenwerking. Het betekent ook een Europees drugsbeleid, gehandhaafd door een Europese poll- tie. Het is duidelijk, dat daar in de PvdA geen basis voor is. Het zou interessant zijn te vememen hoe Tinbergen daar zelf over denkt.

In de derde plaats is begrenzing van Europees be- leid tot datgene dat op grond van exteme effecten noodzakelijk is ook weer te absoluut. Wanneer in Griekenland opnieuw een kolonelsregiem aan de macht zou komen, zou dat reden moeten zijn tot uit- stoting uit de Europese Gemeenschap, a! hield dat regiem zich tien maal zo goed aan de Europese re- gelgeving als de huidige Griekse regering.

Het lijkt dan ook niet goed mogelijk de taakafba- kening tussen de Europese Gemeenschap en de lid- staten in een sluitende formule vast te leggen. Een dergelijke formule laat zoveel interpretatievrijheid dat men het risico loopt dat de werkelijk macht in Europa bij het Europese Hof komt te liggen. Het probleem kan aileen opgelost worden door analoog aan de Duitse grondwet vast te leggen welke be- leidsterreinen in ieder geval de bevoegdheid van de lidstaten zijn. Oat zou in ieder geval moeten gelden voor de taken die in Duitsland aan de Lander zijn voorbehouden, maar er is meer. Lidstaten moeten ook voldoende mogelijkheden hebben de eigen taal te beschermen en eigen eisen aan voedings- en ge- notmiddelen te stellen- 's lands wijs 's lands eer.

Ook moeten ze de mogelijkheid hebben een eigen BTW.-systeem te hanteren, en een eigen beleid te voeren met betrekking tot verpakkingsmateriaal om de afvalstroom te kunnen beperken.

Tot op zekere hoogte komt het Verdrag van Maastricht hieraan tegemoet. Thijs Woltgens uitte daarover zijn tevredenheid24: 'Het Europa van de burgers betekent dat wij op vee! terreinen in eigen land beleid kunnen blijven maken dat niet beperkt wordt door het voorheen vooral economisch karak- ter van de Gemeenschap. Ik noem hier de gezond- heidszorg, het onderwijs en de cultuur. Zelfs subsi-

24. Ref. 7, biz. 2309

dies voor de Nederlandse film blijven mogelijk.

Iedereen zal dat misschien anders beoordelen, maar er is vooruitgang geboekt.'

De vraag is echter hoe reeel die vooruitgang is, gelet op de complexe structuur van het Verdrag van Maastricht. Het verdrag omschrijft het subsidiari- teitsbeginsel als volgt: 'Op gebieden die niet onder haar exclusieve bevoegdheid vallen, treedt de Ge- meenschap, overeenkomstig het subsidiariteitsbe- ginsel, slechts op indien en voor zover de doelstel- lingen van bet overwogen optreden niet voldoende door de Lid-Staten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de omvang of de gevolgen van het overwogen optreden beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt. Het optreden van de Gemeenschap gaat niet verder dan wat nodig is om de doelstellingen van dit verdrag te verwezenlij- ken.'

Deze omschrijving houdt in, dater gebieden zijn die onder de exclusieve bevoegdheid van de Ge- meenschap vallen, waar het subsidiariteitsbeginsel niet van toepassing is. Welke hier bedoeld zijn wordt niet aangegeven, maar bet lijkt voor de hand liggend, dat het in ieder geval geldt voor de vrije markt. Oat verklaart ook, dat om steunmaatregelen van de lidstaten op cultureel gebied mogelijk te rna- ken, een apart artikel is opgenomen; in de systema- tiek van bet verdrag volgt die mogelijkheid niet uit het subsidiariteitsbeginsel zonder meer. Voor de an- dere door Woltgens genoemde beleidsterreinen zijn wel nieuwe artikelen opgenomen, maar niet duide- lijk is of zij daarmee ook onttrokken worden aan de dorninantie van de vrije concurrentie. Wanneer het Verdrag van Maastricht zou inhouden, dat de lidsta- ten nu wei bevoegdheden krijgen om beperkingen te stellen aan de doorgifte via de kabel van televisie- programma's uit andere Ianden in Europa, heeft men dat goed verborgen weten te houden.

Hoe men in de praktijk het subsidiariteitsbegin- sel aan zijn laars lapt, blijkt uit het feit dat men in Europees verband afspreekt dat in Nederland de B T w op schoenreparaties naar het hoge tarief moet, hoewel volgens Maastricht belastingharmonisatie slechts plaats vindt voorzover het voor de interne markt nodig is. Wie denkt dat zonder de Neder- landse maatregel heel Europa gebruik gaat maken van de open grenzen om in Nederland zijn schoenen te Iaten repareren, lijkt toch niet geheel van deze wereld.

De heronderhandelingen met Denemarken zul- len dan ook gebruikt moeten worden om de eigen

(8)

-=-- , , , ,

s&.o 11 1992

bevoegdheden van de lidstaten uit te breiden en een- duidiger vast te leggen.

In de discussie over de overheveling van taken en be- voegdheden naar de Europese Gemeenschap client men zich goed te realiseren, dat elke vorm van cen- tralisatie vanuit democratisch oogpunt een verlies betekent. Het betekent, dat de politieke verant- woordelijkheid komt te liggen bij politici die met een kleiner dee! van het electoraat persoonlijke con- tacten kunnen onderhouden, dat een feitelijke ver- schuiving in macht van politici naar ambtenaren op- treedt, en dat zich eerder de situatie voordoet dat genomen maatregelen onvoldoende rekening hou- den met plaatselijke situaties. Om die reden wordt in Nederland gestreefd naar decentralisatie, hoe moeizaam dat ook gaat. In de Nederlandse situatie staat echter tegenover het argument dat de lagere overheden, en met name de gemeenten, dichter bij de burger staan, het argument dat bij verkiezingen de belangstelling voor kamerverkiezingen altijd nog het grootst is, en dat de partijvorming bij en de uit- slag van Staten- en raadsverkiezingen grotendeels wordt bepaald door landelijke issues. Oat maakt ve- len ook huiverig voor nieuwe constructies als deel- gemeenteraden.

Kijken we echter naar Europa, dan zien we dat het dezelfde landelijke issues zijn, die partijvorming en verkiezingsuitslag op Europees niveau bepalen.

We zien ook in het Europees parlement een won- derlijk patroon van fractievorming. De Engelse Con- servatives, toch de partij waar je iemand als Bolke- stein mee associeert, vormen een fractie met de !e- den van het Nederlandse CDA, dat zich altijd ge- kwetst toonde als men hen conservatief noemde. De vvo behoort tot dezelfde fractie als de Sociaal- en Liberaal Democraten, evenals o 66. Deze laatste partij deelt met des LD hun belangstelling voor con- stitutionele vraagstukken, maar daarbij valt wei op, dat de SLD strijdt voor invoering van de evenredige vertegenwoordiging, en o 66 voor de afschaffing er- van. Wij als PvdA hebben in de tijd dat we onze ziel en zaligheid verkocht hadden aan de strijd tegen de kruisraketten, dat nooit als beletsel gezien voor sa- menwerking met de Franse socialisten.

Dit betekent, dat het Europees parlement op geen enkele manier functioneert als politiek forum waarin mensen zich herkennen. Nu kan men dat als

een aanloopprobleem zien, en verwachten dat er vanzelf een Europese partijvorming komt, met als consequentie een resh'!!fle in de Nederlandse poli- tiek. Wij zien dat nog niet zo: geen partij in Neder- land is minder te karakteriseren als representant van een Europese politieke stroming dan o 66, en toch is dat de partij die in Nederland het op dit moment het beste doet.

Wil het Europees parlement als Europees poli- tiek forum gaan functioneren, dan moeten de dis- cussies daar refereren aan discussies in Europese media, en daardoor weergegeven worden. Die zijn er echter niet. Het meest in die richting komt nog c N N, maar dat wordt in zijn functie als zodanig belemmerd door de provincialistische opstelling van de Fransen, die weigeren om steenkolenengels als de lingua franca van Europa te erkennen, waarmee de politiek in Europa zwaar achterop loopt bij het zakenleven en de wetenschap. Door de plaats die de Fransen voor hun eigen taal claimen, kunnen de Duitsers, de Spanjaarden, de ltalianen, de Nederlan- ders, de Grieken, de Portugezen en de Denen niet achterblijven, en zo komt er van een Europees debat niets terecht. Het gezegde dat de parlementariers niet de taal van de kiezers spreken, geldt in het Europees parlement in de meerderheid van de ge- vallen letterlijk. Opmerkelijk is een beschouwing van Ramdas25, die een verband legt tussen het ver- schijnsel dat in Europa bestuurders dezelfde taal spreken als de bevolking, en het frequent voorko- men van de democratische staatsvorm in ons we- relddeel.

Kossmann26 schrijft: 'Ook wanneer het Europe- se Parlement aile rechten zou krijgen die bijvoor- beeld het Nederlandse Parlement bezit, zal het een vergadering van vakpolitici blijven, machtig wel- licht, formeel representatief, maar in feite zo ver van de burger, ja, zo gelsoleerd, dat geen Europeaan zich er door vertegenwoordigd zal voelen.' Zo is het: er is geen Straatsburn Vandaaa, geen Europees Capitool, en wij hebben ook nog nooit gestemd wie onze afdeling mag vertegenwoordigen op het con- gres van de Europese Socialistische Partij.

Er wordt vee! gepraat over het democratisch gat in de Europese Gemeenschap, maar dat valt niet te dichten door enkel het Europees Parlement meer bevoegdheden te geven. Kijkend naar de praktijk is er juist alle reden daar huiverig voor te zijn. In het 25. A. Ramdas, Het Maastrichts, NRC

Handelsblad 19 september 199 2 26. E. H. Kossmann, Overpeinzingen van een buitenstaander, s lk o jaargang 49, 1992, nr. 1/B, biz. 291

Et

al~ m

de ni p< d< sc af d; in

Sf ni be

C<

gc

cU E ti rr zi zc k

e!

v

d

g

g

t'

d s·

g

f, b e n

(9)

Europees Parlement zien we hetzelfde verschijnsel als in de Tweede Kamer: vakspecialisten die samen met ambtenaren steeds verfijndere regelgeving uit- dokteren, gesteund door belangengroepen. De ma- nier waarop Europarlementariers optreden als rap- porteur maakt hun functioneren nog meer ambtelijk dan dat van !eden van de Tweede Kamer. Waar- schijnlijk zou herleving van het dubbelmandaat hun afstand tot de Europese Commissie vergroten, en daarmee het Europarlement meer tot een parlement in de oorspronkelijke betekenis maken.

In de Nederlanse verhoudingen komt het tegen- spel steeds meer van de Eerste Kamer, en van orga- nisaties als de v N G, die het belangrijkste decentrale bestuursniveau vertegenwoordigt. In de Europese context is het de Ministerraad waar een domper gezet wordt op vee] specialistisch enthousiasme, en die gezien kan worden als combinatie van v N G en Eerste Kamer. Wij zien niet in waarom de legitima- tie van Lubbers en Kok om zich in de Ministerraad met Europees beleid bezig te-houden minder zou zijn dan van Europarlementariers die worden geko- zen op aanbeveling van partijen waarvan de werf- kracht voor 90 procent door het beleid van Lubbers en Kok bepaald wordt.

Waar brengt ons dit alles toe? In de eerste plaats tot de conclusie dat het Deense nee ons de mogelijkheid gegeven heeft ook in Nederland de Europese inte- gratie fundamenteel aan de orde te stellen. In de tweede plaats de conclusie, dat in nieuwe onderhan- delingen niet de verdere verdieping voorop moet staan, maar het terugdraaien van de Europese inte- gratie daar waar de Europese Akte ongewenste ef- fekten gehad heeft, door vast te leggen op welke beleidsterreinen de lidstaten in ieder geval baas in eigen huis zijn. In de derde plaats, dat terughoudend moet worden omgesprongen met overdracht van

bevoegdheden aan Europa. Het Europees parlement kan niet de plaats innemen van de nationale parle- menten door het taalprobleem, door het beperkte gevoel van verbondenheid op Europees niveau, en het als gevolg van die twee ontbreken van Europese partijvorming op basis van Europese issues. Ten slotte vinden wij, dat solidariteit met Oost-Europa prioriteit moet hebben hoven vergroting van de cohesie van de huidige Europese Gemeenschap.

Het betekent ook, dat de Europese Monetaire Unie wat ons betreft in de ijskast kan. Nog meer dan bij de Europese Akte dreigt hier het gevaar van on- doordachte consequenties. Wanneer het al moeilijk blijkt om de gevolgen van het plan-Simons volledig te doorzien, dan geldt data fortiori voor de Europese Monetaire Unie. Voorlopig zijn de voordelen inter- men van economische groei zeer ongewis, maar is het duidelijk dat de nationale regeringen nog meer beleidsvrijheid inleveren, en dat, te pas of te on pas, nog vaker het argument gehanteerd zal worden dat de Europese integratie ertoe dwingt om arbeidsom- standigheden te verslechteren en sociale voorzienin- gen af te breken.

Nieuwe bevoegdheden voor de Europese Ge- meenschap zijn aileen wenselijk als het gaat om doelstellingen die breed onderschreven worden, maar die de nationale regeringen onmachtig zijn te realiseren. Het Europese visserijbeleid heeft in ieder geval, ondanks de fraudeproblemen, het beoogde resultaat gehad dat de Noordzee niet is leeg gevist.

Het zou goed zijn als de Europese <::;ommissie in staat was grensoverschrijdende problemen als de vervuiling van de Rijn aan te pakken, of in staat zou zijn het Europese luchtvaartverkeer op een efficien- te manier te regelen. Van ons mag ook de vestigings- plaats van het Europees parlement of het vaststellen van een werktaal voor de Europese gemeenschap tot een supranationale zaak gemaakt worden.

(10)

_ _ 1 ' I l

s&..o rr 1992

De hete adem van de Academie

We maken deze eeuw meer mee dan we verwer- ken kunnen. Oat dacht ik laatst nog eens, toen ik voor mijn boekenkast stond. Soms schiet de her- innering tekort, maar als

J.K.M. GEVERS

gen de voorspellingen van het historisch-materialisme in precies de andere boven- bouw dan de bedoeling was aangepakt. Europa kreeg plotseling een ander aan- Voorzitter van het Collese

van Bestuur van de Universiteit van Amsterdam

het niet geheugenverlies is,

dan is er wei een groteske vertekening, die onze ge- moedsrust nog enigszins in stand houdt. Ik doe] nu niet op de verschrikkingen van de wereldgeschiede- nis tot op de dag van vandaag, maar op een kalmer thema, dichter bij huis. Ik blijk in mijn kast nog een vergeten hoekje 'kritische universiteit' te hebben staan. Zo'n kleine vijftig strekkende centimeter ge- schriften - niet zo veel, gezien de produktie van toen, maar genoeg voor vandaag- over wat tussen 1965 en 197 5 mijzelf en vel en bezig hield, en wat ik nu wonderlijk genoeg bijna vergeten was. Er is geen gebonden hoek bij, wei vee] al vergeeld en bros pa- pier, nogal wat niet meer bestaande periodieken. De vorm heeft kennelijk met het vergeten te maken. De kritische universiteit was de theorie en de beweging tegelijk, die het studentenprotest en de universitaire revoltes van de jaren '68 en '69 en de daarop vol- gende eerste schreden van de universitaire bestuurs- hervorming begeleidde.

De 'kritische universiteit'

Waarom eigenlijk die verbazing dat het zo goed als verloren was? Er is vee] dat je ook beter maar snel kunt vergeten. Heel nadrukkelijk voorbij is dat alle- maal. Voorbij, dat idioom dat net als de blouse van een TV-omroepster de boodschap van alle belang ontbloot. Voorbij hopelijk het wei erg geringe res- pect voor argumentatieregels en het al te geestdrif- tig spelen op de man. Gelukkig heeft de geschiedenis de vorm van marxisme afgestraft, die achter elke ka- pitalistische boom een boef en in elke beerput van de heilstaat een engel vond. Die wetenschappelijke waarheid is de laatste jaren proefondervindelijk ge- falsificeerd. Wat een kinderlijke onzin hadden we daarv66r over elkaars hoofden uitgestort en het leek zo serieus. Maar het komt nooit meer terug, zo lijkt het nu. De economische onderbouw heeft geheel te-

zicht dan twintig jaar gel e- den en wij zijn misschien wat meer Europeanen van de Oeral tot de Atlan- tische Oceaan geworden, waardoor goed en kwaad in die contreien wat gelijker zijn verdeeld. Marx is weer gewoon een interessante negentiende-eeuwer en themanummers over universitaire democratie zijn niet meer zo gemakkelijk aan de man te bren- gen.

Toch is er iets anders, dat bijna kwijt was en waarvan je je dat nu niet met een zucht van verlich- ting, maar met spijt zou kunnen realiseren. Het ver- haal van de kritische universiteit zou vandaag de dag dan passe zijn, toch klinkt in die constatering iets on- waarschijnlijks door. Universitaire verhalen, waar- over de rector dit lustrurnjaar bij de Dies sprak, gaan zo maar niet voorbij. Ze kunnen ondersneeuwen onder andere verhalen, bijvoorbeeld het nu zo po- pulaire verhaal van doeltreffendheid, of ze kunnen lijden onder een algehele, postmoderne afkeer van grote, meeslepende verhalen, maar helemaal ver- dwijnen, nee, dat lijkt niet erg waarschijnlijk. De kritische universiteit was wei een wat raar verhaal, overlopend van radicaal en nogal opgelegd links, behept met een loodzware maatschappij- en ken- theorie, en gegoten in de taal van een geexalteerd soort padvinderij. De ruwe bolster bevatte echter een blanke pit. Kennis was niet zo maar iets; weten- schap was een hoog principe; en de universiteit een geduchte mee- oftegenspeler. En bovenal: de maat- schappij moest op haar tell en passen, want ze voelde de hete adem van de academie in de nek. Oat was toch eigenlijk wei mooi. Kennis die zo belangrijk was, dat je ze in goede en slechte soorten had, welke de wereld dienovereenkomstig tot heme] of hel maakten. Universitair onderwijs dat de student tot zo mondig mens zou vormen, dat deze zich zonder mankeren met de goede maatschappelijke belangen zou associeren om intellectueel Ieiding te gaan ge-

ve1 jaa

aaJ

wi te1 ku ve

he kc sp va sit en efl dt au va zc ec vc ri n< m

Sf te te do

V<

g

v il

b to v

e

n

d v r:

~

g

(11)

S &_.0 I I 1992

ven aan de emancipatie van de mensheid. Twintig jaar postmoderner geworden en geremd door een aantal ontwikkelingen in de wereld van de feiten, willen we ons zo nu niet meer uitdrukken. Wat ech- ter bij nadere beschouwing opnieuw wei weer zou kunnen bevallen, is de essentiele rolverdeling in het verhaal. Die rol van de hete adem van de academie.

Bij nog nadere beschouwing is er eigenlijk iets heel vreemds gebeurd de laatste twintig jaar. De kortstondige beweging van de kritische universiteit speelde zich af op de lange golf van de verstatelijking van de universiteit als institutie. De kritische univer- siteit was daarin het tot nu toe laatste, krampachtige en vergeefse gebaar om ee:n van de meer recente effecten van die verstatelijking te keren, te weten:

de verbluffende groei van afgeleide ten koste van autonome functies van de universiteit. We zijn ons van die ontwikkeling niet altijd bewust, omdat we zo meedenken met de tijd. Soms realiseer je je het echter met verbijstering: dat alles aan de universiteit voortaan moet dienen voor iets-anders. De bestude- ring van een 'kleine' taal of exotische cultuur kan nog net, omdat het zo aardig aansluit bij de proble- men van minderheden. Het zoeken naar de oar- sprang van het heelal en de fundamenten van de ma- terie heeft gelukkig nogal wat technologische effec- ten. Allemaal dragen we natuurlijk bij, zo al niet aan de economische groei, dan toch aan de geestelijke verheffing van het vaderland. Zo'n wijze van zien, waarin universitaire taken gelegitimeerd dienen te worden met verwijzing naar een maatschappelijk belang, leidt natuurlijk vrij direct tot de rolverdeling waarin die belangen dicteren wat de universiteit zal leveren. Nog nooit was het verhaal zo plausibel, dat ue overheid van de universiteit uiteraard verant- woording en rendement zal eisen. Oat zou overi- gens, dunkt me, met meer gratie en gevoel voor verhoudingen in orde komen, wanneer de eis met iets minder vanzelfsprekendheid gesteld werd.

Nu de lange golf van verstatelijking lijkt te ke- ren, zoals ik bij eerdere gelegenheden op deze plaats betoogd heb, is er op tal van punten de noodzaak, terwijl er tegelijk de ruimte voor ontstaat, dat uni- versiteiten zelfstandig hun koers bepalen en hun eigen, authentieke aard tonen. Juist dan is het op- merkelijk, dat tal van essentiele bestanddelen van die ware aard kwijt blijken te zijn. De universiteit is versuft geraakt, overweldigd door de vrijwel una- niem geworden definitie van haar opdracht, zowel binnen als buiten haar poorten, als die van een insti- tuut dat zin en nut ontleent aan van elders afkomsti- ge overwegingen. Wat we, uit de versuffing opge- schrikt, blijken te zijn is elders bedacht: van de

structuur van het curriculum tot de organisatie van het bestuur, van de financieringsprikkels tot de re- sultaatsverplichtingen, van de betaling van het per- soneel tot de instroom van studenten. Daar trok de kritische universiteit tegen ten strijde, maar ze vond natuurlijk 66k wei, dat vrouwenstudies de emanci- patie dienen, en ontwikkelingsstudies het terugdrin- gen van de armoede, en economie en rechten bij voorkeur de misdeelden en ontrechten. Wie de aca- demie tracht te wekken uit haar ene sluimering be- treedt gemakkelijk het terrein van weer andere ver- lokkingen. De universiteit is er voor alle seizoenen en ze betekent van allerlei voor van ailerhande. Dat maakt haar gemakkelijke prooi en die gedachte op zich roept van tijd tot tijd weer bescherming op. De kritische universiteit is het niet gelukt, al is er mis- schien de kwaliteitszorg voor het onderwijs toch van overgebleven. De hete adem van de academie bleek nog goeddeels uit de longen van de staat te komen en dat hadden we zo rond 1970 nog niet zo in de gaten, ofhet kwam ons te goed uit.

Ruim twintig jaar later beschouw ik de ontstate- lijking van de universiteit als een ingezette trend.

Het zal een lang en moeilijk pad worden. Zulke ver- schillende factoren als de herontdekte dimensie van Europa als universitaire ruimte, de internationalise- ring, de noodzaak van differentiatie op het vlak van stelsels van hager onderwijs, de blijvende budgettai- re problemen van de overheid, de terugtred van de nationale wetgever, het besturen op afstand, en - Ia- ten we hopen- onze eigen mondigheid, wijzen ech- ter aile in diezelfde richting. Universiteiten zijn dus aan zet. In menig opzicht hebben ze hun rol opge- pakt. Op bewonderingswaardig efficiente en flexi- bele wijze hebben ze de massale toestroom van stu- denten in hun traditionele organisatie opgevangen.

De kwaliteit van onderwijs en onderzoek is er stellig niet door gekelderd en waarschijnlijk, zover te me- ten, tenminste redelijk op peil gebleven en op on- derdelen nog gestegen. Opgelegde hervormingen in bijna aile aspecten van de organisatie zijn over het algemeen betrekkelijk geruisloos doorgevoerd. De algehele uitgangspositie van de Nederlandse univer- siteiten in Europa is in elk geval ruim voldoende. En niettemin beschrijf ik de situatie van diezelfde uni- versiteiten momenteel met overtuiging als precair en verward. De oorzaak is, dat universiteiten zich- zelf niet zijn. Er is een gapend gat tussen zelfbeeld, ambitie, ideaal en daaruit voortvloeiend gedrag aan de ene kant, en realisatiekansen, conflicterende om- standigheden, publieke percepties en tegelijk ook daaruit voortkomend gedrag aan de andere kant.

Het wringt tussen massa-universiteit en elite-uni-

(12)

s&..o 11 1992

versiteit, tussen onderwijsuniversiteit en onder- zoeksuniversiteit, tussen wetenschappelijke oplei- ding en beroepsopleiding, tussen het aantal universi- teiten en de aard ervan, tussen de autonome en de afgeleide functies, tussen intellectueel leiderschap en slaafse afhankelijkheid.

Met name voor dit laatste aspect van het intellec- tueelleiderschap is het jammer dat de kritische uni- versiteit bijna vergeten was. Zou het niet goed zijn, wanneer wat voos, verkeerd, onredelijk, onbillijk, onwaar, onwaarachtig, opgeblazen en infaam was de hete adem van de acadernie in de nek voelde? Zou dat niet zowel voor de samenleving, als ook voor de universiJ:eit zelf goed zijn, om haar postuur en iden- titeit te hervinden? Het is de omkering van rollen, waar we op uit zouden moeten zijn. 1 De verstate- lijkte universiteit legitimeert zich uiteindelijk slechts door bijna letterlijk te verdwijnen achter de functio- naliteit van steeds meer afgeleide taken, die naar believen ook door anderen vervuld zouden kunnen worden, wanneer dat maar doelmatiger mocht zijn.

Daartegenover staat de in haar Europese geschiede- nis wortelende autonome universiteit, die niet van de staat, doch van de burgers is en die dienstbaar is door haar authentieke en unieke, niet door anderen te vervullen, kwetsbare combinatie van rollen te spelen: onderwijs, wetenschapsbeoefening, cul- tuuroverdracht en dienstbaarheid. Op zo 'n universi- teit moeten we af, in Amsterdam en nog hier of daar.

lntellectueelleiderschap

Laat ons eens rondkijken in de wereld, wat de uni- versitaire hand te doen vindt. Er is weer oorlog in Europa. Lieden met dezelfde zomerkostuums, TV-

toestellen, videocamera's en espresso-apparaten als wij vermoorden elkaar op grote schaal. Van pure schaamte zijn we zelfs nog niet aan een standpunt toegekomen. Verder weg is er armoede en eveneens oorlog. Daar wennen weal behoorlijk aan. Dichter- bij is er onmacht van allerlei soort. De toenemende onmacht van overheden om zelfs maar in de buurt van de oplossing van problemen te komen. On-

1 • Een soortgelijke oproep deed on- langs ook de president emeritus van Harvard, Derek Bok, in een inleiding op de jaarlijkse conferentie van de American Association for Higher Education, die tot them a had:

Reclaiming the Public Trust: Costs, Qyalit.y, Commitment. Zie: The Chronicle '![Higher Education, april8, 1992, p.

A 17, onder de kop: 'Bok: To avoid

macht van de staat om de loyaliteit van burgers te verwerven en hun uittocht tegen te houden. On- macht om voldoende te investeren in infrastructu- ren voor de toekomst op allerlei gebied en daarmee gepaard de onmacht om de status quo van over- drachtsuitgaven en consumptieve bestedingen te veranderen. Onmacht van het openbaar bestuur om een minimum aan samenhang, doeltreffendheid, integriteit, kortom: kwaliteit te handhaven. On- macht van de politiek om het vereiste aan moreel gezag en inhoudelijke relevantie uit te stralen. En nog weer dichter bij huis zou het met een paar din- gen wei wat beter kunnen gaan. Ons onderwijs kent nog problemen die uitgaan hoven de salarisverho- ging van leraren. Het gaat niet goed genoeg met de exacte vakken in het voorbereidend onderwijs, noch met de deelname van allochtonen, noch met de onderlinge aansluiting van onderwijssoorten, noch met de benutting van aile talent, noch met de vereis- te professionalisering van het leraarambt. Voor wie vermoeid raakt van dingen om te doen, is er ook ruimte genoeg om aileen maar over te denken. Soms vraagt dat wat moed tegen mode in. Riskant naden- ken over water in Europa ontstaat na de dominantie van de nationale staat en de daaraan verbonden par- lementaire democratie. Riskant nadenken over sa- menleven met andere, ongedachte culturen of over even ongedachte manipulaties van Ieven en gedrag.

Uiterst riskant nadenken over onbespreekbare al- tematieven in de eigen universitaire werkgemeen- schap.

Intellectueel leiderschap heeft met deze litanie van onmacht, risico en narigheid uiteraard te rna- ken. Het formuleren van de vragen, de opstelling van de maatschappelijke agenda, de wijze van bena- dering en debat, en het ontsluiten van oplossings- richtingen is evident de rol van een intellectuele elite. Het is niet zo'n gekke, zij het een wei wat in onbruik geraakte gedachte om in de idee van de uni- versiteit een van de zwaartepunten van zulk leider- schap te lokaliseren. Het is in ieder geval - goed beschouwd - vee! zotter, zij het meer tot de idees res:ues behorend, om via politiek democratische be-

bashing, colleges must take a leader- ship role on national problems'). Bok wijt de kritiek uit de sarnenleving die universiteiten niet Ianger beschouwt als zelfstandige en leidende deelnemers aan de nationale agenda. A Is voorbeel- den noemt hij met name de verbete- ring van de kwaliteit van het primaire en secundaire onderwijs en de hervor- ming van de gezondheidszorg.

I ' I l

sit to· eli ve de m:

va va in stl

dr or le m 0 te ve zij va ti• za b! zi w a a ti•

UJ

m m m n: zi li eJ

P' st

VI

v: t! eJ d

g

v k

[

(13)

S ~0 I I 1992

sluitvonning uit te maken wat relevant is en dat dan tot prioriteiten van een veronderstelde intellectuele elite te maken. In ieder geval lijkt rnij voor de uni- versiteit in de hervonden zelfbewuste rol genoeg te doen. Wat? Dat blijft toch een lastige vraag. Eerst maar eens de vraag: wat niet?

Gelukkig dringt het besef door, dat de hete adem van de acadernie niet zou moeten bestaan uit moties van het type: 'laatste waarschuwing aan bet onrecht in de wereld'. Uitspraken van universitaire be- stuursorganen vormen irnmers niet de unieke bij- drage die de universiteit kan leveren. In bepaalde omstandigheden moet ook de universiteit als forme- le besluitvormingsorganisatie in het geweer komen, maar de idee van de universiteit resideert elders.

Ook de talrijke en diverse maatschappelijke activi- teiten van individuele wetenschappers vormen geen vervanging van de universitaire rol. Die activiteiten zijn natuurlijk waardevol en een belangrijke bijdrage vanuit de universiteit, maar de universitaire preten- tie is juist meer te zijn dan die indrukwekkende ver- zameling losse acties op zich. De universiteit is behalve werkplaats ook de verwerkelijking van de zich historisch ontwikkelende idee universiteit. Als universiteitsbestuurder ervaar ik steeds weer de wei aanwezige, maar bijna niet te grijpen spanningsrela- tie tussen beide. Het handelen met betrekking tot de universiteit als te besturen organisatie - meer of minder vanuit de top van de organisatie, meer of minder op basis van eenheid en doelgerichtheid, met meer of rninder vaste regels, en zo meer- heeft een nadrukkelijke invloed, maar Ievert nog geen direct zichtbare relatie op met de maatschappelijke uitstra- ling van een universitaire identiteit. Het ongewisse en dus boeiende van universitair bestuur is, dat sim- pele causale relaties tussen de factoren beter be- stuur, betere universiteit, beter onderwijs en betere wetenschap niet bestaan, terwijl relaties er- geluk- kig- ook weer niet geheel tussen ontbreken. Ver- volgens en tenslotte lijkt rnij ook, dat de toepassing van wetenschap niet de unieke rol van de universi- teit uitmaakt. Uiteraard, het produceren van kennis en het toepasbaar overdragen ervan is een taak van de universiteit, maar het gebeurt ook op tal van andere plaatsen. In het ene vakgebied is het overwe- gend de universiteit die deze rol heeft, in andere vakgebieden vindt slechts een klein gedeelte van de kennisproduktie plaats vanuit de universitaire basis.

De universiteit is op het vlak van kennis leveren aan

de sarnenleving vervangbaar, hoe belangrijk die taak voor de universiteit ook is en hoe vaak zo'n vervan- ging ook tot kwaliteitsverlies voor de samenleving zou leiden.

Wat dan wel? Wat staat de universiteit wel te doen, die niet tevreden is alleen de toegeschoven klussen van de samenleving van nu uit te voeren, maar co-auteur van de wereld van morgen wil zijn, die zich niet als windvaan voor de waan van de dag aanbiedt, maar zelf haar hete adem in de nek van een onvolmaakte samenleving blaast? Wat is, kortom, de authentieke maatschappelijke bijdrage van de universiteit: de kritische universiteit van de eenen- twintigste eeuw? Het antwoord op de vraag ligt deels in het verleden, zelfs het verste verleden. Zo- als historici van de universiteit ons recent weer ver- tellen, is de universiteit vanaf haar oorsprong de realisatie van een kritisch en onafuankelijk idee ge- weest, op afstand van pausen en vorsten, en staat in dat idee een unieke combinatie van elementen cen- traal, welke op een niet afgedwongen en toch op- merkelijk uniforme wijze in Europa herhaald werd naar voorbeeld van Parijs of van Bologna. 2 Ratio- naliteit, het streven naar verbetering van mens en samenleving, respect voor individuele vrijheid, een kritische methode bij het zoeken naar waarheid, het omgaan met kennis als publiek goed in plaats van als koopwaar, het vermeerderen van kennis als door dwergen staande op de schouders van reuzen, en de lotsverbondenheid van wetenschappers van diverse richtingen en visies behoorden op het vjak van idee- en vanaf de aanvang tot die unieke universitaire combinatie van elementen. Op het vlak van de insti- tutionele vormgeving waren dat met name zelfregu- lering, de bevoegdheid algemeen geldende graden te verlenen (studium generale), en de eenheid van op zich weer zelfstandige onderdelen (universitas scholarium), zoals faculteiten, naties of colleges.

V andaag blijft dit feit actueel, dat de uniciteit van de universiteit in de vereniging van onderdelen, taken en ideeen schuilt. Enkele decennia terug be- leefden Nederland en Europa nog de oprichting van universiteiten. Tegenwoordig belagen omstanders de universiteit door er hun ene favoriete rol op te willen drukken: beter onderwijsinstituut, efficient onderzoekslaboratorium, motor voor economische groei, producent van gediplomeerden, technolo- gisch innovator, en voor al die nuttige zaken het liefst aparte voorzieningen, zo niet buiten, dan toch

2. Zie: Hilde de Ridder-Symoens (ed.), A History

of

the University in Europe.

Volume 1 Universities in the Middle Ages, Cambridge University Press 199 2,.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

'rapid response' en 'het repeteer-geweer' moeten van dag tot dag de dynamiek van de campagne bepa- len. De dagelijkse 'tracking-polls ' geven aan of de boodschap overkomt,

Voor bedrijven die op Europese schaal kunnen opereren zal ook de medezeggenschap van de werknemers op Europees niveau vorm moeten krijgen.. D66 bepleit de introductie van een

De Gouverneur had zich er door consultaties van kunnen en moeten vergewissen welke opvattingen in het parlement leefden, vooraleer te concluderen of de mi-

Voor de uitoefening van al deze taken kan de Vlaamse Regering gebruikmaken van haar eigen ambtenarenkorps of van de medewerkers van talrijke Vlaamse openbare instellingen (VOI).. In

Voor zover passend binnen gevoteerd krediet of budget, en conform de budgethoudersregeling (met inachtneming van de hierin genoemde bedragen). Het aangaan (inclusief ondertekening)

onderschrijding (€) van de inkomsten is ten opzichte van de kosten. Het toetsingskader is niet uniform, noch eenduidig naar beide kanten toe. c) Conform randnummer 171 wordt

Een boom valt misschien niet meteen om, maar er kunnen uit een ogenschijnlijk vitale boom wel takken naar beneden donderen die u en ik niet op ons schedeldak willen hebben.. Zo’n

Bent u ermee bekend dat overheidssteun voor de aanleg van breedband in buitengebieden (de zogenaamde witte gebieden) de komende drie jaar is uitgezonderd van de Europese toets