• No results found

is de

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "is de "

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

s &_o 1 2 2ooo

POLITIEKE PARTIJEN OP DRIFT

Op 23 november I999 hield de nieuwe vvo-voor- zitter Bas Eenhoorn in het televisieprogramma Net- werk een pleidooi om poli- tieke partijen te Iaten sponsoren door het be- drijfsleven. Het was een opmerkelijk en eerlijk in-

Hoe

onvermijdelijk en hoe wenselijk

is de

de gevolgen ervan voor po- litieke partijen. Leidt deze ontwikkeling onvermijde- lijk tot een campagnepartij waarin de !eden geen rol van betekenis meer spelen?

Wat betekent dit voor de kwaliteit van de represen- tatieve democratie?

campagnepartij?

terview. Zonder blikken of blozen stelde hij dat het hem vooral ging om het op-

PHILIP VAN PRAAG Kenmerken van Nederlandse

krikken van het budget voor verkiezingscampagnes.

Volgens hem was een zeer sterke stijging van de campagnekosten onvermijdelijk, een moderne pro- fessionele presentatie van een partij als de vvo zou op termijn een budget vereisen van 6

a

7 miljoen.

Ongeveer vier keer zoveel als de vvo in I 998 aan de campagne heeft uitgegeven. Van de !eden kan dat geld niet komen, van de overheid wenst de vv o het niet te ontvangen.

Eenhoorn was niet de eerste partijbestuurder die zich zorgen maakte over het gebrek aan middelen OlJ.l professioneel campagne te voeren. Een maand eerder had de o 66-penningmeester al geopperd dat o 66-kandidaten in de toekomsthun eigen campagne dienden te fmancieren, de partij had daar geen geld meer voor. De relatief dure o66-campagne van I 998 lag de penningmeester van de Democraten nog zwaar op de maag. Het was geen toeval dat in de Netwerk-uitzending Gerard Schouw, de nieuwe o 66-voorzitter, voorzichtig steun uitsprak voor de ideeen van zijn vvo-collega.

Het bovenstaande maakt duidelijk dat de finan- ciele problem en niet primair voortkomen uit de da- lende ledenaantallen van partijen maar veroorzaakt worden door de kosten voor verkiezingscampagnes.

Partijen zijn zich bewust van het toenemend belang van een goede campagne en zijn op zoek naar het be- nodigde geld om hun campagnes te professionalise- ren.

Ik zal in deze bijdrage allereerst ingaan op de ach- tergronden van deze ontwikkeling, vervolgens op

campagnes

Nederlandse campagnes onderscheiden zich van oudsher door twee kenmerken: ze behoren tot de goedkoopste van de westerse wereld en spelen zich grotendeels af via de vrije publiciteit.

In I 994 gaven de vijf grootste partijen in Neder- land op landelijk niveau gezamenlijk 9,4 miljoen uit aan de gelntegreerde campagne voor de gemeente- raadsverkiezingen en de Tweede Kamerverkiezin- gen. In I 998 was dat 9.3 miljoen. De PvdA heeft in I998 netalsin I994met 3,3 miljoendemeestkost- bare campagne gevoerd, op ruime afstand gevolgd door hetcoA met 2, I miljoen, devvomet I,.) mil- joen, o66 met I ,4 miljoen en GroenLinks met r miljoen. Daarnaast gaf de s P 1,6 miljoen uit en de kleine christelijke partijen naar schatting een verge- lijkbaar bedrag.' Gezamenlijk hebben de partijen I 2

rniljoen uitgegeven om ongeveer I 2 miljoen inge- schreven kiezers te bereiken. Een gulden per kiezer is in vergelijking met ons omringende Ianden een ge- ring bedrag. In een land als Engeland gaven de drie landelijke partijen in I 997 per kiezer vijf maal zoveel uitals in Nederland. Zowel Labour als de Conserva- tieven wisten hun campagnebudget tussen 199 2 en

1997 meer dante verdubbelen. Bij Labour ging het tussen 198 3 en 1997 zelfs om een ruime verzesvou- diging. 2 In Duitsland geven de partijen, dankzij een royale vergoeding per kiezer door de staat, van oudsher veel meer uit aan campagnes dan in veel an- dere Ianden. Het gaat om bedragen per kiezer die minstens een vijftienvoud zijn van de uitgaven in Ne- derland.

(2)

0-

ze

.e-

tij

·ol n?

de :n-

·an de ch

~r­

uit te- in- :in

st- gd lil-

t r

de :re-

"

I 2

:re-

"

zer :re-

"

rie

eel va-

en het

JU-

~en

van an- die -.!e-

s&._o r 2oo1

Het gebrek aan fmanciele middelen heeft het ka- rakter van de Nederlandse verkiezingscampagnes in sterke mate bepaald. Van oudsher staat het pluri- forme Nederlandse media systeem zeer open voor de verschillende partijen, vroeger vooral voor de zuilverwante partijen, tegenwoordig vaak voor alle grote partijen. De strijd tussen de partijen speelt zich bijna volledig afvia de (onbetaalde) vrije publi- citeit, de redactiepagina's van de gedrukte media, en de verschillende rubrieken van radio en televisie. De laatste decennia treden politici op de televisie ook frequent op in talkshows, speiletjes- en andere pro- gramma's met een irifotainment karakter. De rol van irifotainment programma's client echter niet over- schat te worden, politici treden nog steeds voorna- melijk op in televisienieuws, informatieve program- ma's en actualiteitenrubrieken. In de campagne van

I 994 ging het om 70 procent van de tijd dat ze op te- levisie te zien waren.l

AI deze vormen van vrije publiciteit hebben als gemeenschappelijk kenmerk dat ze zich onttrekken aan de controle van de campagne-organisatie; vorm en inhoud van de berichten worden grotendeels door onafhankelijke journalisten bepaald. Door de partijen gecontroleerde publiciteit in de vorm van betaalde reclame, heeft in de Nederlandse cam- pagne nooit een rol van betekenis gespeeld. Wel werd de laatste decennia in enige omvang in de ge- drukte media geadverteerd, vooral de grote 'laat- ste-dag-advertenties' in de dagbladen genoten een zekere populariteit.

Campagnes worden steeds belangrijker

Politieke partijen hebben de goedkope campagnes en de afhankelijkheid van de media de laatste decen- nia soms wel als lastig ervaren, maar nooit als echt problematisch. Dat is nu snel aan het veranderen. In toenemende mate opereren partijen in een maat- schappelijk krachtenveld dat ze nauwelijks nog kun- nen controleren. In aile westerse Ianden hebben partijen te maken met vergelijkbare structurele ont-

wikkelingen die grote politieke en electorale onze- kerheid met zich meebrengen. Partijen voelen zich genoodzaakt door deze veranderende omstandighe- den naar middelen te zoeken om de afhankelijkheid van de vrije publiciteit te verminderen.

Het gaat om drie structurele ontwikkelingen. De relatie tussen partijen en kiezers is allereerst de laat- ste decennia drastisch veranderd. Het aantal burgers dat lange tijd, zo niet een Ieven lang, trouw is aan een partij vermindert van jaar op jaar. Het aantal kiezers dat aangeeft altijd op dezelfde partij te hebben ge- stemd is de laatste tien jaar gedaald van ongeveer de helft van het electoraat tot eenderde. Het aantal kie- zers dat zeer lang twijfelt over de partijkeuze, zon- der dat dat altijd leidt tot verandering van voorkeur, ligt eveneens zeer hoog. Ongeveer de helft van de kiezers zegt in I 99 8 pas de laatste maand besloten te hebben op welke partij men gaat stemmen, zelfs 24 procent heeft dat pas de laatste dagen besloten. 4 Par- tijen en politici worden door de kiezers steeds meer beoordeeld op hun wijze van optreden en op hun prestaties. Het dwingt partijen permanent in de gaten te houden hoe de kiezers de partij, haar be- langrijkste politici en haar beleid percipieren en waarderen. Het zijn ontwikkelingen die zich in tal- loze Ianden voordoen en die het belang van een goede en zichtbare verkiezingscampagne overal doet toenemen.

De grote electorale onzekerheid komt in Neder- land tot uiting in de sterk fluctuerende uitslagen van de grote partijen. Aile grote partijen hebben de laat- ste 1 2 jaar minstens een keer een kwart van hun ze- telaantal in de Tweede Kamer verloren. In de laatste weken van de campagne hebben zich daarbij herhaal- delijk grote verschuivingen in electorale voorkeur voorgedaan.

Een tweede structurele ontwikkeling betreft de veranderingen in het medialandschap. Vanuit de op- tiek van de partijen gaat het eigenlijk om twee ont- wikkelingen. Sinds de jaren zestig hebben de par- tijen geen institutionele banden meer met kranten

I Deze en andere gegevens over de campagne van I 998 zijn ontleend aan Ph. van Praag en K. Brants (red.) Tussen bee/den inhoud, Po/itiek en media in de verkiezinaen van 1998. Amsterdam: Het Spinhuis, 2ooo.

2 Labour gafin I997 26 miljoen pond uit aan de campagne, in 199 2 ging het om I I. 2 miljoen pond, in I 987 om 6.6 miljoen en in I 98 3 slechts 4 miljoen (in prijzen van I 997). De Conservatieven

gaven in I997 28.3 miljoen uit, in I992 I 2.7, in I987 I 3.8 mHjoen pond en in 1983 6.6 miljoen pond (prijzen van I997). De Liberaal Democraten gaven 2.1 mHjoen pond uit, nauwelijks meer dan in I 99 2 maar aanzienlijk minder dan in 1983 toen ze 3·5" miljoen uitgaven (in prijzen van I997) (Norris, P., J. Curtis, D. Sanders, M. Scammt;J, H. Semetko, On Messaae: CommunicatinB the Campaian. London: Sage, I 999: 39).

3 K. Brants, Edger Cabri & Peter Neijens, 'Hoe informatief en hoe leuk?

Infotainment in de campagne', in: Ph.

van Praag en K. Brants (red.) a.w.

4 H. van der Kolk 'Aarzelende, zwevende en wisselende kiezers' J.

Thomassen, K. Aarts en H. van der Kolk (red.) Po/itieke veranderinaen in Nederland 1971-1998; Kiezers en de sma/Je maraes van de politiek, Den Haag, Sdu, 2ooo: 97.

(3)

570

s&.o 12 2ooo

en omroepen. Media volgen de politiek thans op basis van professionele criteria. Partijpolitieke voor- keur speelt daarbij geen rol, hoogstens geeft een in- dividuele journalist of columnist daar uiting aan.

Media en individuele journalisten hebben thans veel meer de neiging hun onafhankelijkheid te accentu- eren door het kiezen van een kritische invalshoek.

Minstens zo belangrijk voor politieke partijen is de toenemende fragmentatie van het media-aanbod, met name tot uiting komend in de sneile groei van het aantal Nederlandstalige televisiezenders. Dit heeft de concurrentie om de aandacht van de kijker en de lezer sterk doen toenemen. De mediamarkt, die zeer lang de kenmerken had van een aanbieders- markt, gedomineerd door de producenten, heeft plaats gemaakt voor een vragersmarkt. De media- consumenten nemen een zeer sterke positie in op deze markt. 5 Voor de politiek betekent de toename van het aantal media meer mogelijkheden tot vrije publiciteit, maar tevens dat het bereik van de afzon- derlijke media sterk is afgenomen. De toegenomen concurrentie bei'nvloedt ook het redactionele be- leid. Zo wordt de mogelijkheid om aandacht te be- steden aan de politiek en aan politici in toenemende mate beoordeeld vanuit het perspectief van de con- sument: kan het zijn of haar aandacht vasthouden?

Journalisten zien het niet Ianger als hun taak het pu- bliek dagelijks te informeren over de belangrijkste gebeurtenissen van de campagne. Media willen een actieve rol spelen in de campagne, indien mogelijk de campagne meebepalen. De inhoudelijke nieuws- waarde van een onderwerp staat daarbij lang niet al- tijd centraal. Deze ontwikkelingen, die zich ook voordoen bij het Nos-journaal en bij de kwaliteits- kranten, wordt wel aangeduid als het dominant wor- den van de media logic ten koste van de oude party logic, waarbij de partijen campagne voerden en de media daarvan trouw dagelijks verslag deden.

In de derde plaats is het karakter van de grote par- tijen zelf drastisch veranderd. Het gaat niet Ianger om de traditionele massapartijen die in het kader van de verkiezingen tienduizenden mensen konden mobiliseren om bijvoorbeeld huis-aan-huis folders uit te del en. Het aantal mensen dat tijdens de verkie- zingen inzetbaar is, is drastisch terug gelopen. Dit heeft er onder andere toe bijgedragen dat het aantal

5 J. van Cuilenburg 'Het N ederlandse mediabestel: verscheidenheid tussen kartel en concurrentie' in: J. van Cuilenburg, P. Neijens en 0. Scholten (red.) Media in overvloed (boeknummer

door de Nederlandse partijen verspreide folders en pamfletten de laatste twintigjaar sterk is gedaald. In

1981 ging het bij PvdA, vvo en CDA nog om re- spectievelijk 15 miljoen, 5 rniljoen en 4·4 miljoen stuks drukwerk6; in de laatste campagne ging het bij deze drie partijen nog slechts om ongeveer 2 rnil- joen stuks per partij.

De teruggelopen inzet en betrokkenheid van de partijleden bij de campagne komt in Nederland ook tot uiting in het verdwijnen van het traditionele raamaffiche. Tot in de jaren tachtig van de vorige eeuw was het voor veelleden een vanzelfsprekende zaak een verkiezingsaffiche op te hangen. Ondanks de afwezigheid van buitenreclame was de campagne daardoor toch in enige mate zichtbaar in het straat- beeld.

Deze veranderingen zijn indicatief voor de sterk teruggelopen bijdrage van de lokale afdelingen aan de campagnes en voor de veranderende betrokken- heid van de !eden bij de partij. Zelfs indien de par- tijen aileen met deze ontwikkeling te maken zouden hebben zouden ze al gedwongen zijn om op een ge- heel andere wijze campagne te voeren dan twintig jaar geleden. Het gaat hier overigens om een ont- wikkeling die vooral kenmerkend is voor de tradi- tionele Europese massapartijen. In de vs kost het de individuele kandidaten vaak weinig moeite om een vrijwilligersorganisatie op te zetten. Vee) studenten wiilen in hun studietijd minstens een keer deelne- men aan een verkiezingscampagne.

Deze drie structurele ontwikkelingen creeren een grote mate van politieke en electorale onzeker- heid voor aile politieke partijen. De druk om aile be- schikbare (nieuwe) middelen aan te wenden om de campagne zo succesvol mogelijk te Iaten verlopen, wordt steeds groter. Het feit dat somrnige middelen veel geld kosten zijn daarbij een vervelende maar niet onoverkomelijke bijkomstigheid. De investe- ringen in geld en menskracht worden door partijen vanuit een oogpunt van risico minimalisering als noodzakelijk gezien. Nederlandse partijen vormen daar geen uitzondering op.

Nieuwe campagnemiddelen en mogelijkheden Op hoofdlijnen doen deze structurele ontwikkelin- gen zich in aile welvarende democratische Ianden

bij Mens & Maatschappij 1999), p. 2 1.

6 K. Brants, W. Kok & Ph. van Praag, De strijd om de kiezersaunst,

verkiezinascampaanes in Nederland.

Amsterdam: Kobra, 1982.

(4)

~n

In e-

~n

Jij il-

:le Jk :le ge de ks ne lt-

rk an :n- rr- en re-

,

tig 1t- :li- de en . en

1e-

·en

~r­

>e- de

.en 1ar te- ien als ten

in- len

s &.n 1 2oo1

voor. Het antwoord van de politieke partijen op deze veranderende omstandigheden vertoont een aantal duidelijke overeenkomsten. Globaal kan een vijftal structurele vernieuwingen worden onderscheiden in de wijze waarop partijen campagne voeren.

Het tempo waarin vernieuwingen worden door- gevoerd verschilt echter van partij tot partij en van land tot land. In Nederland speelt de PvdA een op- vallende rol. Terwijl de Engelse Labour Party en de Duitse SPD tot midden jaren negentig zeer terug- houdend waren in het doorvoeren van vernieuwin- gen in hun campagneorganisatie en campagnestrate-

zelfde ontwikkeling op gang. Veel mensen met cam- pagne ervaring uit de partijen vestigen zich na ver- loop van tijd zelfstandig of treden in dienst bij een consultancy bureau om vervolgens tijdens de cam- pagne weer tijdelijk voor de partij te werken. Dit contrasteert sterk met het recente verleden to en na- genoeg aile campagne taken door de vaste staf van het partijbureau werden verricht.

In de PvdA is deze ontwikkeling in 1989 begon- nen. In dat jaar werd voor het eerst duidelijk dat het zwaartepunt in de campagneorganisatie in deze par- tij naar de fractie begon te verschuiven. De Polca gie en vaak achterliepen op

hun conservatieve concur- renten, nam in Nederland de PvdA vaak het voor- touw. Dat was begin jaren zestig het geval toen de PvdA als eerste partij op

De strategische beslissing van de PvdA om alle kaarten te zetten op de voortzetting van paars was gebaseerd

op eigen kiezersonderzoek.

(politieke campagne com- missie) was kleiner dan in de periode Den Uyl, de campagneleider was voor het eerst niet het hoofd voorlichting van het partij- bureau maar de fractie- ruime schaal electoraal onderzoek liet uitvoeren.

Oat was in 1977 het geval toen de PvdA voor het eer- ste een zittende minister-president centraal stelde in haar campagne (Kies Den Uyl, kies de minister president) en dat was in 1994 opnieuw het geval toen de PvdA haar campagneorganisatie professionaliseerde en haar budget verdrievoudigde. 7

In de eerste plaats gaat het om een centralisering van de campagne, waarbij het zwaartepunt steeds meer komt te liggen bij de partijleider /lijsttrekker en het kleine team van deskundigen dat hij om zich heen verzamelt. De invloed en de rol van de partij (als ledenorganisatie) op de campagne neemt gelei- delijk af. Dit komt vooral tot uiting in de marginali- sering van de rol van het partijbestuur. Hoofdlijnen van de electorale en politieke strategie worden niet Ianger besproken, laat staan vast gesteld, in het par- tijbestuur. De rol van de war room in de moderne campagne is symbolisch voor deze ontwikkeling. In dit centrale commando- en coordinatiecentrum spelen de naaste medewerkers van de partijleider een centrale rol. Bij de tendens tot centralisering be- hoort ook het verschijnsel dat steeds vaker verschil- lende specialisten ifundraisers, pollsters, tekstschrij- vers, voorlichters/ spindoctors, organisatoren van campagne evenementen e.d.) voor de duur van de campagne worden ingehuurd.In de v sis de campaian business een zeer bloeiende bedrijfstak met tiendui- zenden werknemers. In Europa komt langzaam de-

7 K. Brants en Ph. van Praag (red.) Verkoop van de Politiek, de

voorlichter. Alhoewel partijvoorzitter Rottenberg in 1994 wel een duidelijk stempel drukte op de cam- pagne organisatie en op de aan te trekken professio- nals, was de rol van het partijbestuur en het partij- bureau uiterst beperkt. In 1998 zette de tendens zich voort en bestond het kleine campagne team, be- halve uit partijvoorzitter (en kamerlid) Adelmund en vice voorzitter Wiersma, uit vertrouwelingen van Kok, waaronder enkele campagne professionals . In het verleden was er vaak sprake van oplopende spanningen tussen de partij als ledenorganisatie, met het partijbestuur aan het hoofd, en de parlementaire fractie in Den Haag. Het schrijven van het verkie- zingsprogramma en het opstellen van de kandida- tenlijsten waren voor het partijkader een uitgelezen moment om te Iaten zien hoe zij over de ten einde lo- pende parlementaire zittingsperiode dachten. In de traditionele massapartijen als PvdA en CDA was dan ook een zekere spanning ingebouwd tussen het par- tijbestuur, verantwoordelijk voor het schrijven van het verkiezingsprogramma en de opzet en uitvoer van de campagne, en de lijsttrekker, gesteund door de fractie (en eventueel de ministers). Van deze spanning is steeds minder te merken.

In de tweede plaats wordt de rol van het electoraal onderzoek bij het opzetten van de campagne steeds belangrijker. In het verleden was onderzoek er vooral op gericht na te gaan hoe de centrale ideeen van het verkiezingsprogramma en het imago van de

verkiezinascampaane van 1994.

Amsterdam: Het Spinhuis: 246- 256.

57 1

(5)

572

s &.o 1 2 2ooo

lijsttrekker het best onder de aandacht van de kiezer gebracht konden worden. Thans gaat het vee! meer om het in een vroegtijdig stadium doen van onder- zoek naar opvattingen en attitudes van relevante groepen kiezers om vervolgens, rekening houdend met de uitkomsten van het onderzoek, de leidende ideeen, het centrale concept van de campagne en de campagnestrategie vast te stellen. Aanpassing van het imago van de lijsttrekker, binnen bepaalde gren- zen, behoort daarbij ook tot de mogelijkheden. Een ontwikkeling die in marketing termen vaak wordt omschreven als een verschuiving van productorien- tatie naar een consumentenorientatie (of kiezers- orientatie), waarbij de behoefte van de consument centraal staat. 8 Bij deze ontwikkeling hoort ook dat naast grootschalig survey onderzoek (kwantitatief onderzoek) vee! gebruik wordt gemaakt van focus groepen, waarbij een kleine groep van acht tot tien burgers onder Ieiding van een gespreksleider uitge- breid discussieert over beleidsonderwerpen, par- tijen en politici.

In Nederland blijkt het toenemend belang van onderzoek op twee manieren. In de eerste plaats gaan steeds meer partijen over tot het uitgeven van meer geld aan electoraal onderzoek. In de tweede plaats verschuift het onderzoek naar de voorberei- dende fasen van de campagne en worden strategi- sche keuzen meer dan in het verleden op onderzoek gebaseerd. Ook op dit terrein loopt de PvdA voorop. In I 994 gaf de partij 4oo.ooo gulden uit aan onderzoek, aanzienlijk meer dan in I989 (45.ooo) en .1 986 (9o.ooo ),. Minstens zo belangrijk was het feit dat de PvdA in I 994 voor het eerst een gekwali- ficeerde onderzoeker aantrok. Het voordeel is dat een partij daardoor voor het opzetten van het onder- zoek en het analyseren van de databestanden niet Ianger afhankelijk is van onderzoeksbureaus. In I 99 8 week het beleid van de PvdA op dit punt niet af van I 994, er werd een vergelijkbaar bedrag aan onder- zoek uitgegeven. Ook buiten campagnetijd la~t de PvdA thans periodiek onderzoek verrichten.9

Het meest duidelijk voorbeeld van de invloed die onderzoek begint uit te oefenen op de opzet en in-

houd van de campagne komt eveneens uit de PvdA- campagne van I 9 9 8. De PvdA ging in het najaar van

I 997 over tot het invullen en het uittesten van het centrale campagneconcept. Een campagne die voor- namelijk gebaseerd zou worden op traditionele soci- aal-democratische onderwerpen bleek weinig wer- vingskracht te hebben, een campagne die deze on- derwerpen zou combineren met rechtse issues deed het daarentegen heel goed onder de kiezers. Terwijl afdelingen en partijcommissies zich nog bogen over het concept-verkiezingsprogramma, dat pas op het congres in januari I 99 8 zou worden vastgesteld, had de campagneleiding a! gekozen voor 'sterk en soci- aal' als campagneboodschap en besloten de PvdA te immuniseren voor rechtse thema's als 'de groeiende criminaliteit'. 10

De strategische beslissing van de PvdA om alle kaarten te zetten op de voortzetting van paars was eveneens gebaseerd op onderzoek. Het openhouden van de mogelijkheid om een coalitie aan te gaan met het CDA werd niet gewaardeerd door de kiezers. De christen-democraten besloten op hun beurt in een vroeg stadium ethische kwesties buiten de cam- pagne te houden omdat uit onderzoek bleek dat daar geen nieuwe kiezers mee te werven waren.

De campagneteams van PvdA en CDA wachtten niet op het verkiezingscongres om de hoofdlijnen van hun camp<~gne vast te stellen. Ook GroenLinks- campagneleider Lagendijk was bang dat het pro- gramcongres van zijn partij besluiten zou nemen die op gespannen voet zouden staan met de a! lang uit- gestippelde campagnestrategie. 1 1 Vanuit de optiek van campagnemakers is dat begrijpelijk. Men kan niet wachten met het uitdenken en opzetten van de campagne tot de besluiten van het verkiezingscon- gres vaststaan. Het congres is in hun ogen niet meer dan een event in het campagnedraaiboek en heeft als belangrijkste functie positieve publiciteit voor partij en lijsttrekker te genereren.

De derde ontwikkeling is het groeiend belang van politieke spotjes, politieke reclame op televisie, tot nu toe vooral bekend uit de Verenigde Staten. Poli- tieke partijen kregen tot recentelijk in de meeste

8 B. Newman, The marketinB '![the president; Political marketinB as campaian strateBY. London: Sage, 1994.

DocumentatieCentrum Nederlandse Politieke Partijen. Groningen, Rijksuniversiteit Groningen, 1999: 9t; -119.

en Iiformatiemanaaement. Haarlem:

Vrieseborgh, 1999: 147-160.

1 1 J. Lagendijk & T. van der Lee 9 Zie voor een uitgebreid overzi_cht van

het recente electoraal onderzoek van de andere partijen: Ph. van Praag & S.

Penseel, 'Wat wil de kiezer? Politieke marketing in de verkiezingscampagne van 1998' ln:jaarboek 1998

1 o H. Anker, 'Sterk en sociaal. Ont- wikkeling van de PvdA-boodschap in de campagne van 1998' in: A. E. Bronner et al. (red.) Recente ontwikkelinaen in het marktonderzoek. Jaarboek 1999 van de Nederlandse VereniainB voor Marktonderzoek

( 1 998), 'De doorbraak van een eeuwige belofte' in: P. Kramer, T. van der Maas

& L.Ornstein (red.) Stemmen in

Stromenland, de verkiezinaen van 1998 nader bekeken. Den Haag: Sdu Uitgevers, 1998:46.

(6)

A-

·an 1et )r- ei-

~r-

m- ed rijl

rer

1et tad ci-

te .de

lle

;ras .en 1et De :en m- lar

:en ten ks-

~0-

:lie tit- iek :an de m-

~er

als

~tij

tot lll- ste

'ige as

!rs,

s &..o t 2oo 1

West-Europese Ianden op bescheiden schaal televi- siezendtijd toegewezen bij de publieke omroepen.

De mogelijkheid voor partijen om in Europese ian- den reclame zendtijd te kopen bij diverse televisie- zenders neemt de laatste jaren echter toe, vooral als gevolg van de komst van commerciele televisie in vee! Ianden. 1 2

In de Nederlandse campagne van 1994 werden voor het eerst op enige schaal, door onder andere de PvdA, bij lokale zenders televisiespotjes uitgezon- den. In 1998 deed zich een nieuwe ontwikkeling voor op dit terrein. Eerst liet het sinds 1995 uitzen- dende SBS weten dat men politieke reclames niet zou weigeren. In januari 1998, op het moment dat de meeste campagnes al vast stonden en de budget- ten waren verdeeld, reageerde de s T E R positief op een verzoek van de s P om reclamezendtijd te verko- pen. Aileen D 66 en de s P hebben uiteindelijk bij de publieke omroep televisiespotjes uitgezonden. De PvdA beperkte zich tot radiospotjes in de laatste dagen van de reclame.

De koerswijziging van de STER betekent dat de mogelijkheden om in Nederland een intensieve cam- pagne via de betaalde publiciteit te voeren aanzienlijk vergroot zijn. Het is met name deze ontwikkeling die de campagne budgetten onder enorme druk zet. Te- levisiereclame is de belangrijkste kostenopdrijvende factor in veellanden. In de vs gaat 70 tot So procent van de campagnegelden op aan productie- en uit- zendkosten van televisiereclame. De huidige cam- pagnebudgetten van de Nederlandse partijen staan een intensieve televisiecampagne niet toe.

In de vierde plaats proberen politieke partijen met behulp van de nieuwe informatie-en communicatie- technologie zonder tussenkomst van onafhankelijke journalisten grote groepen kiezers te bereiken. Het gaat daarbij met name om de mogelijkheden die het internet biedt voor het voeren van verkiezingscam- pagnes. Alhoewel sommigen zeer hoge verwachtin- gen hebben van de mogelijkheden om via internet campagne te voeren, is het op dit moment niet goed in te schatten wat op termijn de gevolgen zullen zijn.

Het werven van campagnemiddelen,jundraisinB, via internet lijkt in de vs perspectief te bieden, de repu- blikeinse presidentskandidaat McCain heeft er een zeker succes mee gehad. Direct mail via het web zou

12 L. Kaid & C. Holtz-Bacha (eds.), Political advertisina in western Democracies;

Parties and Candidates on Television.

London: Sage, 199.1"·

1 3 Voerman, G. 'Elektronisch folde-

een andere veelbelovende mogelijkheid kunnen zijn. Een cruciale vraag blijft echter in hoeverre groepen kiezers die weinig in de campagne zijn gein- teresseerd, bereikt kunnen worden via het web.

Duidelijk is wel dat goede interactieve sites erg ar- beidsintensief en duur zijn. Ze vergen permanente bijwerking en vernieuwing, een maal per dag is het absolute minimum.

Aile Nederlandse politieke partijen hebben in 199 8 gebruik gemaakt van deze nieuwe vorm van gecontroleerde publiciteit. In de praktijk bleken de eigen campagne websites veelal niet meer dan digi- tale folders en werden de interactieve mogelijkhe- den slechts mondjesmaat gebruikt. 1 3

In de vijfde plaats dwingt de afhankelijkheid van de media partijen meer dan in het verleden na te denken over hun publicitaire strategie, zich te ver- diepen in de werkwijze van de journalistiek en te zoeken naar manieren om deze afhankelijkheid te verminderen. Centrale doe! is en blijft om op een zo gunstig mogelijke wijze in de vrije publiciteit te komen. Tot de meer recente ontwikkelingen be- hoort de opkomst van de spindoctor, een lid van het campagneteam, buiten campagnetijd soms de 'par- tijvoorlichter', die als masseur van de media inten- sief contact onderhoudt met journalisten om inter- pretaties van belangrijke gebeurtenissen te bein- vloeden en daarmee het 'frame' waarin de journalis- ten over een voorval, een issue of een politicus schrijven. '4 Kenmerkend voor een spindoctor is dat hij zich volledig identificeert met de partij of de po- liticus, en vee!, zo niet aile middelen zal gebruiken om de berichtgeving zo gunstig mogelijk te maken. Een ander essentieel onderdeel van de strategie van het newsmana9ement is het zeer bewust kiezen van de media waar gebruik van wordt gemaakt. Soms rich- ten partijen zich op zowel de landelijke als de lokale en regionale media, vaak wordt bewust gekozen voor de niet-nationale media (by pass strateBJ).

Het permanent 'monitoren' van de media is een andere belangrijke vernieuwing in de media strate- gie. Door de toegenomen snelheid en dynamiek van de campagne dienen partijen vaak zeer snel te reage- ren op nieuwe ontwikkelingen. De centrale war room client mede om hier inhoud aan te geven en om de re- acties te coordineren.

ren: de digitale campagne' in: Ph. van Praag en K. Brants (red.), 2ooo, a.w.

14 N. Jones, Soundbites and spin doctors.

How politicians manipulate the media and vice versa. London: Cassel, 199.1".

~73

(7)

574

s &..o I 2 2ooo

De PvdA was in I 994 de eerste partij die opti- maal gebruik probeerde te maken van de vrije publi- citeit van de lokale en regionale televisiezenders, daartoe gelnspireerd door de Clinton campagne van

I 99 2. Het doe! was daarbij de afhankelijkheid te ver- minderen van de Haagse journalistiek en groepen te bereiken die via de landelijke kanalen minder goed te bereiken zijn.

In de campagnes van I 994 en 1998 zag men zowel aan de kant van de PvdA als aan de kant van het

CDA activiteiten die men als spindoctoring zou kun- nen aanmerken. In I 994 gebeurde dit vrij openlijk, in I 998 bleven de spindoctor activiteiten meer op de achtergrond.

Deze ontwikkelingen in het voeren van campag- nes kunnen in verschillende termen worden om- schreven. Farrell en Webb onderscheiden drie fasen in de ontwikkeling van campagnes. De traditionele campagne werd in vrij korte tijd op het partijbureau voorbereid en sterk gedecentraliseerd uitgevoerd door vrijwilligers. Campagnemiddelen waren voor- al de partijpers, affiches, folders en publieke mani- festaties. Het gaat om een vorm van campagne- voeren die ook wei wordt aangeduid als 'arbeids- intensief' (Butler & Ranney). De tweede fase, soms aangeduid als de moderne campagne, werd bepaald door de opkomst van de televisie als belangrijk cam- pagnemiddel. Dit impliceerde een langere voorbe- reidingstijd, centralisering van de campagne, pro- fessionalisering van de partijbureaucratie, de intro- ductie van electoraal onderzoek en meer aandacht voor presentatie en beeldvorming. De derde fase, die zich nu ontwikkelt in vee! Ianden, wordt geken- merkt door de opkomst van de informatie en com- municatie technologie, de tendens om permanent campagne te voeren, een centrale rol voor cam- pagne professionals, een sterkere doelgroepbenade- ring en het oprukken van het marketing denken (kiezersorientatie). Deze derde fase wordt ook aan- geduid als postmodern (Norris et al.) of als kapitaal- intensief. 1 s

Is de campagnepartij onvermijdelijk?

Professionalisering van de campagnevoering is een onvermijdelijke aanpassing van partijen aan de ver-

anderende maatschappelijke omstandigheden met als doe! de electorale risico's te minimaliseren. Deze ontwikkelingen hebben vergaande consequenties voor het karakter van politieke partijen, vooral poli- tieke partijen die voortkomen uit de traditionele massapartij hebben te maken met de gevolgen hier- van. Een politieke partij bestaat feitelijk uit drie delen (instituties):

- de parlementaire fractie, met het ondersteu- nende apparaat, gekozen door de kiezers op basis van een door de led en/ congres vastgestelde kan- didatenlijst,

- de partij als ledenorganisatie, opgebouwd op basis van het territoriale organisatieprincipe, met als hoogste orgaan het partijcongres en een partijbestuur (en dagelijks bestuur) dat verant- woordelijk is voor de dagelijkse gang van zaken, - het partijbureau, formeel onderdeel van de partij als ledenorganisatie, ondergeschikt aan het partijbestuur, maar in het politieke proces bin- nen de partij vaak een zelfstandige machtsfactor.

De verhouding tussen deze drie delen, het interne politieke proces en de machtsbasis van politici en groepen is sterk veranderd door de veranderde posi- tie van partijen in de samenleving. 16 In de traditio- nele massapartijen bestond van oudsher een inge- bouwde spanning tussen de parlementaire partij en de ledenorgani;atie onder Ieiding van het partijbe- stuur. De fractie was gekozen door de kiezers maar wei op basis van een door de partij opgesteld pro- gramma. Betrokkenheid en argwaan bij !eden en partijbestuur over de wijze waarop in de dagelijkse politiek met het programma werd omgegaan is dan ook een oud verschijnsel. Zeker in de jaren zeventig, maar ook in de jaren vijftig en zestig ontleende het partijbestuur in de PvdA zijn macht tegenover de fractie aan het mandaat van de !eden. Instituties als de partijraad en het congres waren de arena's waar het kader kon duidelijk maken wat men van het be- leid van de partij vond en wat de wensen en ver- wachtingen voor de komende jaren waren. Het par- tijbestuur had het er vaak moeilijk mee maar dit gaf haar tevens een sterke positie tegenover de gekozen Haagse politici. In de botsing tussen het mandaat van

1

s

zie: D.M. Farrell & P. Webb, 'Political Parties as campaign organiations' in: R. Dalton, M.P.

Wattenberg ( eds.) Parties without Partisans. Oxford University Press,

2ooo (in druk); D. Butler & A. Ranney

( eds.) Electioneerina; A comparative study '![continuity and chana•· Oxford:

proces in partijen als de A R P en de K v P

was niet fundamenteel afwijkend. De ontwikkelingen in het CDA van de laatste decennia zijn op een groot aantal punten vergelijkbaar met de

ontwikkelingen in de PvdA.

Clarendon Press, 1992; Norris, P. et al., a.w. (zie noot 2).

1 6 Het gaat in deze beschouwing vooral over de PvdA, maar het interne

(8)

t e s e e

IS

p

n

[-

.e

!t 1-

r.

1e :n i-

)-

:n

iT ) -

:n se m

g,

et fe 1Js ar e-

r- .r-

: af

en an

VP

tal

s&..n I 2ooi

de !eden (partijbestuur) en het mandaat van de kie- zers (fractie) stond de uitslag vee! a! niet op voorhand vast.

De ledenorganisatie is de laatste tien jaar duide- lijk verzwakt. Enerzijds is dit het gevolg van een ver- minderde inzet van de !eden, anderzijds van veran- deringen die in de partijorganisatie zijn aange- bracht. Zo heeft de PvdA begin jaren negentig de partijraad afgeschaft. Het congres, het hoogste or- gaan in de partij, komt sindsdien wei wat vaker bij-

groeien. De roemruchte conflicten tussen PvdA- partijbestuur en fractie (en ministers) in de jaren ze- ventig en tachtig zijn verdwenen. Dat behoeft niet betreurd te worden, deze conflicten waren soms vruchtbaar maar werkten ook vaak verlammend.

Een volstrekt spanningsloze situatie roept echter an- dere vragen en problemen op.

De discussie over de toekomst van politieke par- tijen client zich dan ook toe te spitsen op de partij als vereniging van !eden. Het voortbestaan van de par- een, maar veelal zo kort dat

het nauwelijks nog een machtsfactor is in de partij.

Het gevolg van deze for- mele veranderingen is dat er geen instituties meer zijn waar actieve !eden elkaar regelmatig treffen, menin- gen uitwisselen en eventu-

Veel politici zijn ervan overtuiad dat interne discussies en botsinB van meninaen door de kiezers niet worden

aewaardeerd. Dat is maar zeer

lementaire partij staat niet ter discussie. Het dalende ledenaantal, het weinig flo- rissante afdelingsleven in vee! partijen kan lastig zijn voor de parlementaire fractie, dwingt de fractie- leden om op andere manie-

de vraaa.

eel afspraken maken over gezamenlijke stand pun ten ofmoties.

De geschetste veranderingen impliceren een duidelijke machtsverschuiving ten gunste van de parlementaire fractie. Strategische politieke beslis- singen, niet aileen in campagnetijd, worden in toe- nemende mate genom en in een kleine kring rond de partijleider. In zoverre dat vroeger ook gebeurde, leidde dat onherroepelijk tot een pittige discussie in het partijbestuur. De praktijk dat de politieke Ieiding met grote regelmaat verantwoording aflegde aan het partijbestuur (en partijraad), lange tijd een niet vrij- blijvend ritueel, impliceerde dat rekening moest worden gehouden met de opvattingen van kader en

!eden.

Tegenover de sterk verzwakte positie van partij- bestuur en congres staat in de dagelijkse politieke praktijk de versterkte positie van de fractie en de mi- nisters. Deze, al dan niet gekozen, politici kunnen zich beroepen op hun dossierkennis, hun contacten in hetland met burgers en organisaties en niet in de laatste plaats op de resultaten van opinie onder- zoek. I 7 Een partijbestuur zonder machtsbasis kan weinig tegenwicht bieden aan de parlementaire par- tij en zal confrontaties zoveel mogelijk vermijden.

Het gevolg is dat de parlementaire partij, de partij- organisatie en het partijbestuur naar elkaar toe

ren met de kiezers en !eden te communiceren maar tast hun bestaansvoorwaar- den niet aan.

De essentiele vraag is of er nog een toekomst is voor de ledenorganisatie of dat de komst van een campagnepartij, een permanente campagneorgani- satie gericht op stemmenmaximalisatie, onvermij- delijk is. In een dergelijke partij spelen de !eden geen politieke rol van betekenis meer en zijn eigenlijk niet meer dan donateurs. Een andere vraag is of deze ont- wikkeling wenselijk is. Wat zijn de gevolgen van de opkomst van een campagnepartij voor het functio- neren van de vertegenwoordigende democratie? Als men de ontwikkeling van een campagnepartij on- wenselijk acht, is de vraag of het mogelijk is ener- zijds op professionele wijze campagne te voeren en anderzijds de ledenorganisatie toch serieus te blijven nemen.

Toeschouwersdemocratie

De veranderingen in politieke partijen zijn geen ge- isoleerd verschijnsel, maar veeleer de weerslag van diepgaande maatschappelijke veranderingen. Val- gens Manin is er sprake van een nieuwe fase in de ont- wikkeling van de vertegenwoordigende democratie.

Na de negentiende eeuwse (liberale) parlementaire democratie, de partijdemocratie die zijn hoogtij kende in de 2o-ste eeuw, staan we nu aan het begin

I7. De door R. Katz en P. Mair ('Changing Models of Party

Organization and Party Democracy' in Parr,y Politics, vol I. Nr. I pp. t; -28.

I 99>) geanalyseerde ontwikkeling van traditionele massapartij naar de sterk met het staatsapparaat verweven kartelpartij loopt grotendeels parallel

aan de professionalisering van de campagnes en heeft dezelfde implicaties voor de partij als ledenorganisatie.

575

(9)

s &._o 1 2 2ooo

van de 'audience democracy', door De Be us recente- lijk aangeduid als 'toeschouwersdemocratie'. 18

Sterk bei:nvloed door de opvattingen van Sebum- peter ziet Manin een viertal kenmerken als wezen- lijk voor een vertegenwoordigende democratie.

Niet aileen de aanwijzing van regeerders door mid- del van vrije verkiezingen is belangrijk, ook een ze- kere onafhankelijkheid van de gekozenen van de wensen van het electoraat is wezenlijk, terwijl de burgers de mogelijkheid en de vrijheid dienen te hebben zich een mening te vormen over het beleid.

Manin onderscheidt zich van Schumpeter door ook het belang van een openbare discussie, voorafgaande aan de besluitvorming, als vierde kenmerk sterk te benadrukken (trial of discussion). In de negentiende eeuwse democratie vond die discussie plaats in het parlement, waar individuele vertegenwoordigers zonder last en ruggespraak met elkaar discussieer- den en tot besluiten kwamen. In de partijdemocratie verplaatste de discussie zich naar de interne partij gremia en naar het publieke debat tussen de partijen.

Discussie en debat bleven echter essentieel in de be- sluitvorming.

Een van de belangrijkste kenmerken van de toe- schouwersdemocratie is de transformatie van poli- tieke partijen tot instrument in handen van de poli- tieke Ieider van de partij. Personalisering is een wezenlijk kenmerk van deze nieuwe vorm van de- mocratie, vertrouwen en uitstraling van politici zijn belangrijke electorale troeven geworden. Verkie- zingsprogramma's zijn vee! minder belangrijk ge- worden. Kiezers blijken vooral retrospectief te stemmen op basis van de recente (beleids-)dad en van politici. Het electoraat gedraagt zich in toene- mende mate als het publiek in een (politieke) schouwburg dat na afloop van de voorstelling een oordeel geeft over het stuk en de toneelspelers. De rol van het partijkader wordt in de organisatie lang- zaam overgenomen door media experts. Manin ziet de veranderingen van de laatste decennia in de eer- ste plaats als 'the rise of a new elite and the decline of another' (p. 2 3 2).

Een tweede belangrijk kenmerk is de toegeno-

men autonomie van de gekozenen. Juist omdat imago en programma vaag zijn, hebben de afgevaar- digden, eenmaal gekozen, een grote autonomie ten opzichte van de achterban. De vrijheid om het eigen imago bij te stellen is ook veel groter dan in het re- cente verleden.

Als derde kenmerk wijst Manin op het verdwij- nen van de politieke bindingen van de belangrijkste massamedia. Professionele criteria domineren thans de journalistieke praktijk. Dit heeft tot gevolg dat de berichtgeving over politieke onderwerpen veel ho- mogener is dan in het verleden. Deze constatering wordt voor Nederland ondersteund door onder- zoek naar de campagneberichtgeving in 1994 en 1998.19

Het vierde kenmerk van de toeschouwersdemo- cratie is het publieke debat in de massamedia. De aanwezigheid van een hoog opgeleid electoraat prik- kelt politici om de discussie met burgers te zoeken.

De visie van Manin op de audience democracy sluit nauw aan bij de hierboven uiteen gezette professio- nalisering van verkiezingscampagnes. De komst van de campagnepartij lijkt een onvermijdelijk ver- schijnsel en markeert slechts een nieuwe fase in de vertegenwoordigende democratie. De partij als le- denorganisatie zallangzaam wegkwijnen. Manin ziet de ontwikkeling niet als een verdieping van de ver- tegenwoordigende democratie, maar als logische vervolgfase in de ontwikkeling van de democratie.

Toch kunnen er wei enige kanttekeningen gezet worden bij zijn visie, zowel vanuit empirisch per- spectief als vanuit een meer normatiefkader.

De eerste empirische vraag is of Manin wei een adequaat beeld schetst. Het toenemende toeschou- wersgedrag van het electoraat valt moeilijk te ont- kennen. Met voorbijgaan van de mogelijke detail- kritiek is het echter vooral opvallend dat hij een be- langrijke afwijkende trend niet onderkent. Het snel stijgende opleidingsniveau van de burgers, door Inglehart jaren geleden al aangeduid als een proces van cognitieve mobilisatie, leidt in vee! Ianden tot een groeiende groep mondige burgers die niet Ian- ger bereid zijn sommige ingrijpende besluiten van

1 8 B. Manin, The principles rf represen- tative Government, Cambridge, Cam- bridge University Press; J. de Beus,

"Rottenbergrede', Ofwel de rommelige redding van de Partij van de Arbeid' in:

D. Pels & H. te Velde (red.) Politieke stijl;

over presentatie en optreden in de politiek.

Amsterdam: Het Spinhuis, 2ooo.

1 9 Zowel de onderzoeken van Kleinnijenhuis e.a. (De Democratie op Drift, Amsterdam: vu-uitgeverij, 1996;

Paarse Polarisatie, De slaa om de kiezer in de media. Alphen aan den Rijn: Samsom,

1999 ) als de onderzoeken van Brants en Van Praag ( Verkoop van de politiek,

Amsterdam 1 99S, en Tussen beeld en inhoud, Politiek en Media in de verkiezinaen van 1998) Iaten slechts geringe verschillen tussen de media zien.

Eventuele verschillen zitten meer in de vorm en stijl dan in de politieke inhoud.

de verkiezinascampaane van 1994,

(10)

t

:1

e t e :t

n

!-

1-

~1

:s lt

l-

n

s &..o 1 loo J

de politiek klakkeloos te accepteren. De behoefte van vee! burgers om soms sterker bij het beleid be- trokken te worden, politici ter verantwoording te roepen en invloed op het beleid te hebben is onmis- kenbaar. In nagenoeg aile democratische Ianden heeft dat de laatste decennia geleid tot een opmars van verschillende type van volksraadpleging, met name het correctief referendum op initiatief van de kiezers en het volksinitiatief kennen een groeiende populariteit. 20 Op basis van deze ontwikkeling riep The Economist enkele jaren gel eden de 2 1 -ste eeuw uit tot de eeuw van de directe democratie. 2 I Ook dat lijkt een eenzijdig perspectief maar het is twijfel- achtig of de burgers genoegen nemen met de zeer passieve rol die Manin ze toekent. 2 2

Een meer normatieve vraag is of Manin niet te optimistisch is over de mogelijkheid om een van de door hem wezenlijk geachte kenmerken van verte- genwoordigende democratie te handhaven: trial by discussion. Manin verwacht juist door de onafhanke- lijke rol van de media een goed publiek debat over belangrijke zaken. Terecht benadrukt hij het belang van de media, maar hij gaat achteloos voorbij aan de essentiele vraag of politici belang hebben bij deel- name aan een dergelijk debat, terwijl voor een de- mocratisch stelsel de deelname van politici van groot belang is. Juist op dit punt is er sprake van een zekere inconsistentie in het betoog van Manin. In een toeschouwersdemocratie hebben politici be- hoefte aan applaus en bewaken zij angstvailig hun imago. Deelname aan een publiek debat over om- streden onderwerpen past daar zeker niet in, publie- kelijk verantwoording afleggen over beleidskeuzen wordt zo vee! mogelijk vermeden. De laatste jaren is deze tendens in vee! Ianden duidelijk waarneem- baar. Politici mijden liefst de programma's waar men een kritische ondervraging door journalisten ver- wacht. De eerder vermelde en in catnpagnetijd populaire by pass strateBY, de voorkeur voor optre- dens bij lokale en regionale media, is daar een goed voorbeeld van.

Er zijn hier vanuit het perspectief van politici tal- laze redenen voor aan te voeren: verhuilen van ver- deeldheid in eigen huis, vermijden van verdeeldheid in de electorale achterban, eigen onzekerheid of de angst om een moeizaam bereikt compromis in de

waagschaal stellen. In een toeschouwersdemocratie is het voor politici zeer verleidelijk om slechts eens in de vier jaar verantwoording af te leggen aan de kiezers. Met steun van een profession eel team wor- den de onderwerpen geselecteerd die in de cam- pagne centraal dienen te staan. Aile overige onder- werpen worden zoveel mogelijk vermeden. In de peri ode tussen de verkiezingen willen politici graag 'communiceren' met de kiezers, dat wil zeggen dat men in kranten en radio- en televisieprogramma's van eigen voorkeur geduldig het beleid uitlegt. In de ogen van politici wordt dan verantwoording afge- legd. Een goed functionerende vertegenwoordi- gende democratie vereist echter daarnaast andere vormen van verantwoording. Een open publiek debat, met deelname van politici, over beleidsvoor- nemens is onmisbaar. Dergelijke debatten mogen niet vrijblijvend zijn. De vraag is hoe politici kunnen worden gedwongen tot het regelmatig afleggen van verantwoording en het aangaan van een publiek debat over belangrijke onderwerpen.

Een moderne ledenorganisatie kan nog steeds een belangrijke factor zijn in het publieke debat en een forum waaraan politici met enige regelmaat ver- antwoording afleggen. Voorwaarde daarvoor is dat het de !eden gemakkelijker gemaakt wordt daadwer- kelijk invloed uit te oefenen binnen de organisatie en dat rekening gehouden wordt met de weerzin van veelleden om binnen de oude afdelingsstructuur ac- tief te zijn.

De !eden zouden meer invloed kunnen krijgen door in de partij een variant van een correctief refe- rendum in te voeren. Een nader te bepalen aantal

!eden kan dan een referendum aanvragen over een besluit van het partijbestuur of bijvoorbeeld over een besluit van de fractie dat in belangrijke mate af- wijkt van het verkiezingsprogr=a. Een dergelijk instrument heeft meerdere voordelen. Het gaat om een instrument van de !eden; referenda of leden- raadplegingen op initiatief van het partijbestuur zijn uitgesloten. Leden kunnen invloed uitoefenen zon- der gedwongen te worden naar vergaderingen te gaan. Een correctief (partij-) referendum dwingt politici tot het intern afleggen van verantwoording en lokt in en buiten de partij, mits niet te vaak toe- gepast, een publiek de bat uit. Van een correctief re-

2o Zie met name D. Butler & A.

Ranney (eds.), Riferendums around the world, the arowina use <if direct democracy, London: I994, en I. Budge, The new Challenae <if Direct Democracy,

Cambridge: Polity Press, I996. weldoordachte verdediging van de toeschouwersdemocratie. Het is meer dan toeval dat juist Wiegel bepleit dat de huidige politici hun rol met meer overtuiging dienen te spelen.

2 I The Economist, december I997.

2 2 Het verzet van Wiegel tegen de invoering van het correctief referendum kan gelnterpreteerd worden als een

577

(11)

s &..o r 2 2ooo

ferendum gaat bovendien een zekere preventieve werking uit. Het dwingt politici zich regelmatig af te vragen of hun beleid wel voldoende steun heeft onder de achterban.

Daarnaast kan men de I eden meer invloed geven door de kandidatenlijst voor de Tweede Kamer schriftelijk voor te leggen aan aile !eden. Voor- waarde daarbij is wei dat een systeem gekozen wordt dat transparant is en het relatief eenvoudig maakt de volgorde van een lijst te veranderen.

Een tweede mogelijkheid om debat binnen de partij te stimuleren is om de !eden te organiseren naar belangstellingssfeer door middel van zoge- naamde kenniscentra. Minimale voorwaarde is dat ze onafhankelijk van de fractie opereren en over eigen middelen beschikken. Met een beroep op de ruim aanwezige deskundigheid in de partij zouden deze kenniscentra de arena kunnen vormen waar de politici verantwoording dienen af te leggen en waar het op de toekomst gerichte debat in de partij zich afspeelt. Zelfstandige kenniscentra zouden ook een waardevolle rol kunnen spelen bij het interne cor- rectieve referendum, zowel bij het opstarten daar- van als bij het organiseren van het de bat.

Ook voor kenniscentra geldt dat ze in principe goed aansluiten bij de wijze waarop veel burgers thans met politiek bezig zijn: themagericht en met sterk wisselende intensiteit.

Zowel voor een onafhankelijk kenniscentrum als voor een partijreferendum geldt dat de digitale com- municatiemogelijkheden de !eden kunnen aanzetten tot deelname. Niet aileen voor het entameren van discussies en het beschikbaar stellen van informatie, maar ook voor het stemmen bij partijreferenda kan de informatie- en communicatietechniek gebruikt worden. De verwachtingen over de mate van partici- patie dienen overigens niet te hoog gespannen te zijn.

Slechts in geval van een enkel, bij zeer vee! !eden sterk levend onderwerp zal de helft of meer van de

!eden deelnemen aan een referendum.

Een andere belangrijke voorwaarde voor het op- nieuw Ieven inblazen van de ledenorganisatie is de aanwezigheid van een onafhankelijk partijblad waar- in politieke discussies kunnen worden gevoerd. On- clanks de opmars van de digitale communicatie is een gedrukt medium nog steeds onmisbaar voor het voeren van een inhoudelijk debat en vooral voor het bereiken van grote groepen !eden die zelf geen be- hoefte hebben aan een discussie dee! te nemen.

Weerstand

De politieke Ieiding van de PvdA, en van menige ander partij, zal weinig enthousiasme kunnen op- brengen voor dit soort veranderingen. Ze zullen het ervaren als een onnodige beperking van de eigen handelingsvrijheid en als een mogelijke bron van po- litieke en electorale schade. In de ogen van veel poli- tici is het niet mogelijk een (permanente) profes- sionele campagne te voeren als de ledenorganisatie zoveel mogelijkheden heeft politici ter verantwoor- ding te roepen.

Vee! politici zijn ervan overtuigd dat interne dis- cussies en botsing van meningen door de kiezers niet worden gewaardeerd. Oat is maar zeer de vraag. Het zou wei eens kunnen wijzen op een onderschatting van het oordeelsvermogen van de burger. Kiezers houden niet van partijen die een stuurloze indruk maken, maar het zijn niet de interne discussies en goed functionerende verantwoordingsmechanis- men die een partij stuurloos maken. Wei verwach- ten kiezers in de maanden voor de verkiezingen dat het duidelijk is waar een partij voor staat. In de vs blijkt elke keer weer dat partijen die ten tijde van de voorverkiezingen intern scherp verdeeld zijn, daar een half jaar later bij de verkiezingen niet voor worden afgestraft. Het is niet waarschijnlijk dat in Nederland, waar een groeiend aantal mensen pas in de laatste weken besluit op welke partij men stemt, kiezers zich wei Iaten afschrikken door dis- cussies die een half jaar eerder of daarvoor nog zijn gevoerd.

De maatschappelijke en politieke krachten die de ontwikkeling richting campagnepartij stimuleren zijn zeer sterk. Het is te hopen dat de partijen zich niet gemakzuchtig Iaten meedrijven op deze stro- ming. Het wegkwijnen van de partij als ledenorgani- satie leidt tot de door Marrin beschreven toeschou- wersdemocratie. Het gebrek aan kritische reflectie binnen de partij en de passieve rol die de burger krijgt opgedrongen in een dergelijk type democratie kunnen onmogelijk gezien worden als een verbete- ring van het democratisch stelsel. Het paradoxale ef- fect zou wei eens kunnen zijn dat de electorale risi- co's voor met name de grote partijen op termijn daardoor juist groter worden.

PHILIP VAN PRAAG

verbonden aan de Ajdelina Politicoloaie, Universiteit van Amsterdam

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een andere opvallende uitkomst van het onderzoek is dat de lokale par- tijen in het algemeen minder moeite hadden om passende kandidaten voor de raadsverkiezingen te vinden dan

Ze streeft naar eigen leven en ontwikkeling, naar eigen middelen om haar volledige ontplooiing te bereiken. Het belangrijkste middel daartoe is de staat, d.w.z. een staatsverband,

Zou Van Tulder een dergelijke ruilvoet gebruiken voor het samennemen van de verschillende soorten straf, dan zou de door hem berekende verzwa- ring van de straffen vermoedelijk in

Comparing the percentage healthy cells of the samples treated with the test compounds 2, 3, 4b and 5a, with that of the control experiment 4, which is representative of healthy

Daar word onder die subhoof kortliks gekyk na die skyn in die sosiale bestel soos dit deur die karakters in die drama gekonkretiseer word, na die metaforiese funksie van

Om vrijwillige inzet te stimuleren kunnen gemeenten, maar ook vrijwilligerssteunpunten en vrijwilligers- organisaties inspelen op deze motieven, en rekening te houden met

Groot bent U, Heer en waard onze lofprijs.. Groot bent U, Heer en waard

Mok onderscheidt in theoretische zin vier vormen van arbeid, die in de praktijk overigens veel minder scherp zijn te onderscheiden: formeel betaalde arbeid (bijvoorbeeld arbeid