• No results found

Meten = Weten. Een onderzoek naar de mogelijkheden die een koppeling tussen digitale informatie en een fysiek bouwelement kan bieden.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Meten = Weten. Een onderzoek naar de mogelijkheden die een koppeling tussen digitale informatie en een fysiek bouwelement kan bieden."

Copied!
34
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Meten = Weten

Een onderzoek naar de mogelijkheden die een koppeling tussen digitale informatie en een fysiek bouwelement kan bieden.

Titel

Meten = Weten

Auteurs

Rick Quirijnen

Stijn van Schaijk

Opleiding

Bouwtechnische Bedrijfskunde

Opdrachtgever

Hendriks Bouw en Ontwikkeling

Versie

3.0

Status

Definitief

Datum

13-06-2013

(2)

Meten = Weten Rick Quirijnen & Stijn van Schaijk Pagina 2 van 34

Colofon

Titel:

Meten = Weten

Versie:

V3.0

Datum:

13-06-2013

Plaats:

Oss

Auteur:

Rick Quirijnen

Studentnummer:

2042381

E-mail: rickquirijnen@gmail.com

Auteur:

Stijn van Schaijk

Studentnummer:

2026805

E-mail: stijn_vs@hotmail.com

School:

Avans Hogeschool

Adres:

Professor Cobbenhagenlaan 13

5037 DA Tilburg

Academie:

Academie Bouw en Infra

Opleiding:

Bouwtechnische Bedrijfskunde

Bloknummer:

BI-AFST2012-2013

Afstudeerbegeleider 1:

Ing. Hans Bras

Email: j.bras@avans.nl

Afstudeerbegeleider 2:

Ing. Peter van Gestel

Email: pj.vangestel@avans.nl

Stagebedrijf:

Hendriks Bouw en Ontwikkeling

Adres:

Kanaalstraat 12

Postcode/plaats:

5347 KM Oss

Telefoon:

0412-669444

Email: info@hb-oss.nl

Bedrijfsbegeleider:

Ir. Cyrille Pennavaire

Email: cpennavaire@hb-oss.nl

(3)

Meten = Weten Rick Quirijnen & Stijn van Schaijk Pagina 3 van 34

Versiebeheer

Versie Aanleiding Datum Wijzigingen

1.0 Tussenpeiling 02-05-2013 Eerste opzet eindverslag

2.0 Concept rapport 24-05-2013 Structuur aangepast en rapport aangevuld 3.0 Definitief rapport 13-06-2013 Stukken definitief gemaakt,

Taal- en spellingcontrole

(4)

Meten = Weten Rick Quirijnen & Stijn van Schaijk Pagina 4 van 34 SAMENVATTING

Hendriks Bouw en Ontwikkeling (HBO) is een bedrijf dat zich richt op de gehele bouwketen. HBO heeft de visie om innovatief en duurzaam te werken.

De auteurs zijn gedurende hun opleiding geïnteresseerd geraakt in het toepassen van innovaties als intelligente chips in combinatie met Building Information Modeling (BIM) in de bouw. Deze interesses sloten aan bij de visie van HBO en zo is er vanuit HBO de vraag gesteld hoe een combinatie van beiden kan bijdragen aan de doelstellingen vanuit HBO.

Het doel van het onderzoek is om een beeld te schetsen van de mogelijkheden die een koppeling tussen een fysiek bouwelement en de bijbehorende digitale informatie kan bieden voor HBO. Hierbij is de volgende hoofdvraag opgesteld:

Op welke manier kan digitale informatie gekoppeld worden aan een fysiek bouwelement, en wanneer heeft dit een meerwaarde voor Hendriks Bouw en Ontwikkeling?

Het antwoord op de hoofdvraag is verkregen door middel van kwalitatieve onderzoeksmethoden als field- en deskresearch. Tevens is een pilot project opgezet om

‘de datakoppeling’ te toetsen in de praktijk.

De datakoppeling is een manier om digitale informatie te koppelen aan een fysiek bouwelement. Met deze datakoppeling kan digitale informatie uitgelezen worden op het moment dat een bouwelement herkend wordt door een reader. Om deze datakoppeling tot stand te brengen, zijn de volgende onderdelen nodig:

- Bouwelement met een Identiteit (ID).

- Herkenningspunt waarop de ID staat.

- Reader die van het herkenningspunt de ID leest.

- Database waarin informatie staat over het bouwelement gekoppeld aan de ID.

- Software dat zorgt dat de informatie uit de database wordt weergegeven op de reader.

Er zijn veel mogelijkheden om een dergelijke datakoppeling tot stand te brengen en er is veel verschillende informatie aan te koppelen. In het onderzoek zijn diverse praktijkvoorbeelden beschreven. Hierdoor is een beeld van reeds bestaande toepassingen van datakoppelingen gekregen.

Nadat verschillende toepassingsmogelijkheden zijn gevonden, is getracht deze concreet toe te passen op HBO. Dit wil zeggen dat de mogelijkheden die zijn gevonden, in de praktijk zijn getoetst. Uit gesprekken met medewerkers bleek dat er vaak problemen zijn met bepaalde elementen, in dit onderzoek benoemd als ‘risico-elementen’. De eigenschappen van risico-elementen zijn:

- Ze worden op de bouwplaats opgeslagen.

- Ze zijn uniek, maar lijken veel op elkaar.

- Ze worden in deelvrachten afgeroepen.

(5)

Meten = Weten Rick Quirijnen & Stijn van Schaijk Pagina 5 van 34 Vervolgens is er een pilot project uitgevoerd met betonbanden. Uit het pilot project

blijkt niet dat er met het gebruik van datakoppelingen een meerwaarde is voor HBO.

Wel is er inzicht verkregen in de procesgang van betonbanden. De conclusie is dat de betonbanden niet logisch zijn gestapeld en hierdoor ontstaan er faalkosten. Na een analyse van het proces blijkt dat het mogelijk is om een andere palletindeling te realiseren. Door in de werkvoorbereiding de betonbanden anders te bestellen, verandert het proces bij de fabrikant. Hierdoor worden de pallets logisch opgestapeld.

Het analyseren van het proces en het meten van de verwerkingstijd heeft dus inzicht gegeven in de faalkosten en de oorzaak hiervan.

Deze conclusie resulteert in een aanbeveling voor HBO. Namelijk: Meten = Weten.

Breng verspillingen in kaart. Breng vervolgens de processen met de grootste verspillingen in kaart en kijk of er verbeteringen mogelijk zijn. Gebruik eventueel datakoppelingen om deze processen en verspillingen te meten.

De technologische ontwikkelingen die zijn genoemd in dit onderzoek, zijn vaak nieuw en nog onbekend voor de bouwbranche. Toch zijn er al enkele interessante praktijkstudies gevonden die mogelijk ook voor HBO toepasbaar zijn. Er zullen in de toekomst steeds meer toepassingsmogelijkheden worden onderzocht. Advies is om de resultaten van deze onderzoeken te volgen en te toetsen op bruikbaarheid binnen HBO.

(6)

Meten = Weten Rick Quirijnen & Stijn van Schaijk Pagina 6 van 34 VOORWOORD

In januari 2013 zijn wij gestart met het afstudeeronderzoek aan de Avans Hogeschool te Tilburg, opleiding Bouwtechnische Bedrijfskunde. Tijdens onze studie zijn we geïnteresseerd geraakt in technologische innovaties binnen de bouw. Vanuit deze interesse zijn we aangesloten geweest bij het BIM atelier 2013.

Dit onderzoek is in eerste instantie opgesteld voor Hendriks Bouw en Ontwikkeling (HBO). Het is echter ook bedoeld voor iedereen die geïnteresseerd is in innovaties in de bouw, met name de toepassing van (intelligente)chips, tags of sensoren.

Gedurende onze studie bleek er gezamenlijke interesse omtrent het afstudeeronderwerp. Er was dus direct een goede klik tussen ons. Stijn heeft in het derde jaar van zijn studie stage gelopen bij HBO te Oss. Het contact met HBO was snel gelegd en na een eerste kennismaking bleek binnen HBO draagvlak te zijn voor ons onderzoek.

We bedanken HBO en al haar personeel voor het verlenen van een stageplaats en het delen van hun kennis. In het bijzonder bedanken wij Cyrille Pennavaire voor de persoonlijke begeleiding tijdens ons afstuderen en het openstellen van zijn netwerk gedurende het onderzoek.

Ook bedanken we onze afstudeerbegeleiders van school, te weten Hans Bras en Peter van Gestel. Door kritisch te kijken naar onze ontwikkelingen, hebben zij bijgedragen aan de diepgang en kwaliteit van dit onderzoek.

Joep Ligtvoet, werkvoorbereider bij HBO, bedanken we voor de hulp die hij heeft geboden bij het uitvoeren van het pilot project. Ook Frank van de Groep, medewerker verkoop binnendienst bij Prefab beton VEBO bv, hij heeft ons rondgeleid door het bedrijf en daardoor hebben we inzicht gekregen in het interne proces van VEBO.

Verder bedanken we iedereen die ons rapport heeft doorgelezen en feedback heeft gegeven over het opstellen van ons rapport.

Als laatste bedanken we alle betrokkenen van het BIM atelier voor een prettige samenwerking en informatie uitwisseling.

Wij wensen u veel plezier met het lezen van ons afstudeerrapport.

Rick Quirijnen en Stijn van Schaijk Oss, 13-06-2013

(7)

Meten = Weten Rick Quirijnen & Stijn van Schaijk Pagina 7 van 34 INHOUDSOPGAVE

SAMENVATTING ... 4

VOORWOORD ... 6

INHOUDSOPGAVE ... 7

BEGRIPSDEFINITIES ... 9

1INLEIDING ... 12

1.1HENDRIKS BOUW EN ONTWIKKELING... 12

1.2AANLEIDING ... 12

1.3DOELSTELLING ... 13

1.4HOOFDVRAAG ... 13

1.4.1DEEL 1: ... 13

1.4.2DEEL 2: ... 13

1.5VERANDERINGEN TEN OPZICHTE VAN PLAN VAN AANPAK ... 14

1.6OPBOUW RAPPORT ... 14

2ONDERZOEKSMETHODE ... 15

3RESULTATEN ... 17

3.1RESULTATEN DEEL 1... 17

3.2RESULTATEN DEEL 2... 22

3.3PILOT PROJECT ... 23

4CONCLUSIE ... 25

5AANBEVELINGEN ... 27

5.1PROCES HBO ... 27

5.2VERDER ONDERZOEK ... 28

5.3TOEKOMST ... 29

5.4SOFTWARE ... 30

6BRONNENLIJST ... 32

7BIJLAGEN ... 34

BIJLAGE 1:ORGANOGRAM HBO ... 34

BIJLAGE 2:VOORONDERZOEK TOTAL COSTS OF OWNERSHIP ... 34

BIJLAGE 3:VERSLAG INTERVIEWS EN GESPREKKEN ... 34

(8)

Meten = Weten Rick Quirijnen & Stijn van Schaijk Pagina 8 van 34 BIJLAGE 4:PILOT PROJECT ... 34

BIJLAGE 5:ORIËNTEREND ONDERZOEK DATAKOPPELINGEN ... 34 BIJLAGE 6:LEVENSCYCLUS BOUWELEMENT ... 34

(9)

Meten = Weten Rick Quirijnen & Stijn van Schaijk Pagina 9 van 34 BEGRIPSDEFINITIES

Barcode

Streepjescode of barcode is de benaming voor een opeenvolging van lijnen die een code representeren die door een scanner gelezen kan worden. Afhankelijk van het codeersysteem kan deze code uitsluitend uit cijfers bestaan, of een combinatie van cijfers, letters en leestekens. (wikipedia, barcode, 2013)

BIM

BIM staat voor Building Information Modeling. Hendriks Bouw en Ontwikkeling beschrijft BIM als tweeledig: het proces (samenwerkingsvorm) en het product (het BIM) van dat proces. Hierbij gaat het om: “Het genereren en managen van gebouw data gedurende de gehele levenscyclus waarbij gewerkt wordt met een 3D database.”

Bouwelement

Een bouwelement wordt geproduceerd en geleverd speciaal voor een project. Voor de productie van het bouwelement is er informatie van het project nodig. Bouwelementen worden op bestelling geleverd (Flapper, 2005).

Datakoppeling

Een datakoppeling is een manier om digitale informatie te koppelen aan een fysiek bouwelement.

Met deze datakoppeling kan digitale informatie uitgelezen worden op het moment dat een bouwelement herkent wordt door een reader.

Om deze datakoppeling tot stand te brengen zijn de volgende onderdelen nodig:

- Bouwelement met een Identiteit(ID).

- Herkenningspunt waarop de ID staat.

- Reader die van het herkenningspunt de ID leest.

- Database waar informatie staat over het bouwelement gekoppeld aan de ID.

- Software die zorgt dat de informatie uit de database wordt weergegeven op de reader.

DBFMO-contract

DBFMO staat voor Design (Ontwerp), Build (Bouw), Finance (Financiering), Maintain (Onderhoud), Operate (exploitatie) (Facilicom, 2013). Met een DBFMO-contract is de marktpartij/de verzameling marktpartijen verantwoordelijk voor alles wat er bij een bouwwerk komt kijken gedurende het contract. Dit is vaak een langdurig contract.

(10)

Meten = Weten Rick Quirijnen & Stijn van Schaijk Pagina 10 van 34 Digitale informatie

Digitale informatie is alle informatie die digitaal staat opgeslagen of gegenereerd kan worden. Dit wil zeggen alle digitale informatie die van een project beschikbaar is. Denk hierbij aan tekeningen, een BIM of 3D model, details, Excel-sheets met leverschema’s, uittrekstaten, documentatie, bestekteksten, contracten, leverovereenkomsten, notulen, foto’s, planning, begroting, garantiecertificaten en sterkteberekeningen.

Element

Deel waaruit iets is opgebouwd. Een gebouw is opgebouwd uit verschillende elementen (woorden, 2013).

Faalkosten

Faalkosten worden veroorzaakt doordat het bouwproces onnodig inefficiënt verloopt, het eindproduct niet aan de afgesproken kwaliteitseisen voldoet dan wel door het feit dat er zaken moeten worden hersteld of vervangen. (SBR, 2013)

Full service

Full service betekent dat een bedrijf een compleet dienstenpakket aanbiedt voor de business waarin zij actief is (yourdictionary, 2013).

Global positioning system (GPS)

GPS is de afkorting van Global Positioning System en is een wereldwijd gebruikt systeem voor de plaatsbepaling en navigatie op aarde, en dit met behulp van signalen van minstens 24 satellieten die tweemaal per dag om de aarde draaien. Het is ontworpen door het Amerikaanse leger (encyclo, encyclo, 2013).

Lean

Lean is een filosofie die zich richt op het reduceren van onnodige activiteiten en het optimaliseren van de activiteiten die er wel toe doen, met name voor een betere klanttevredenheid. Met het toepassen van Lean principes zou een organisatie in staat moeten zijn om processen voor een product of dienst kwalitatief te verbeteren. Dit betekent lagere kosten en hogere materiaalefficiëntie, gericht op klanttevredenheid (LeanAtelier, 2013).

Quick Respond-Code (QR-code)

Een Quick Respond-Code (QR-code) is een twee dimensionale streepjescode die bestaat uit een raster van minimal 21 bij 21 vakjes. Deze vakjes zijn wit of zwart. Door drie herkenningspunten kan de code vanuit verschillende hoeken gelezen worden. De gegevens zitten in een patroon die resulteert in een code. Deze code kan verschillende informatie bevatten zoals website, geo locatie, tekst of telefoonnummer. (wikipedia, QR-code, 2013)

(11)

Meten = Weten Rick Quirijnen & Stijn van Schaijk Pagina 11 van 34 Pilot project

Een pilot project is een proefproject dat indicaties moet opleveren over omvang, inpassing en haalbaarheid van het definitieve project (woorden-boek, 2013).

Radio frequency identification (RFID)

RFID is een technologie om van een afstand informatie op te slaan in en af te lezen van zogenaamde RFID-chips of –tags. Dit gaat op basis van radiogolven. Afhankelijk van de gebruikte frequentie kan de leesafstand groot of klein zijn, en kan doordringbaarheid van materialen bepaald worden. Near Field Communication (NFC) is vorm van RFID.

Kenmerkend is dat het NFC op korte afstand (max 10 cm) leesbaar is. Gaat het bij RFID primair om opslag en verzenden van informatie in één richting, NFC communiceert in twee richtingen en kan ontvangen signalen ook zelf verwerken.

Total Costs of ownership (TCO)

TCO is een financiële raming van de directe en indirecte kosten van een product of systeem toegepast op de beoogde levensduur (Proces, 2013). In dit onderzoek is het product een gebouw.

Track and Trace

Het elektronisch volgen van producten tijdens een productie- of distributieproces.

(encyclo, Track and Tracing, 2013)

(12)

Meten = Weten Rick Quirijnen & Stijn van Schaijk Pagina 12 van 34 1 INLEIDING

In dit hoofdstuk wordt de aanleiding van het onderzoek beschreven, de doel- en vraagstelling worden benoemd en de onderzoeksmethode van het onderzoek wordt toegelicht. Dit hoofdstuk sluit af met een beschrijving van de opbouw van dit rapport.

Allereerst zal een beschrijving worden gegeven van Hendriks Bouw en Ontwikkeling, de opdrachtgever van dit onderzoek.

1.1 HENDRIKS BOUW EN ONTWIKKELING

Hendriks Bouw en Ontwikkeling (HBO) is een familiebedrijf gevestigd in Oss. HBO is ontstaan in 1922 en is van oudsher een bouwbedrijf. Momenteel is het bedrijf verdeeld over vijf samenwerkende disciplines. Te weten: Advies, Ontwikkeling, Bouw, W- en E- installatie en onderhoud en beheer. Hiermee kunnen de wensen van de klant in elke fase worden vervuld waardoor HBO zich kan profileren als full service bedrijf. Binnen de vijf disciplines zijn momenteel 177 mensen werkzaam. (Voor het organogram van HBO zie Bijlage 1: Organogram HBO.)

HBO heeft de visie innovatief en duurzaam te werken. Binnen HBO wordt aandacht geschonken aan innovaties. Denk hierbij aan BIM en virtueel/digitaal bouwen. Maar ook aan andere vormen van werken, zoals Lean, Co-creatie, ketenintegratie en kennisdeling welke binnen de bouw nog in de kinderschoenen staan. Met het DOME-X concept wil HBO deze innovaties in de hand werken (Hendriks Bouw en Ontwikkeling, 2012).

1.2 AANLEIDING

Uit het vooronderzoek (Zie Bijlage 2: Vooronderzoek Total Costs of Ownership) is gebleken dat de trend voor het ontwikkelen van nieuwbouw aan de hand van Total Costs of Ownership (TCO) steeds terugkomt. Het is een trend die bijna 50 jaar geleden is ingezet in de grond-, weg- en waterbouw. Momenteel wordt deze trend opgepakt door de woning- en utiliteitbouw. Dat dit nu gebeurt komt doordat er met de huidige crisis in deze sector steeds meer vraag is naar financiële duidelijkheid. HBO heeft dit opgemerkt en reageert hierop door zich sinds 2012 als full service bedrijf te profileren waarmee ze TCO diensten kunnen aanbieden. HBO gelooft in de ‘Total Costs of Ownership- benadering’. Wanneer sprake is van een zogenoemde Design, Build, Finance, Maintain &

Operate (DBFMO)-contract dan is HBO bij de gehele levenscyclus betrokken. Hierdoor heeft HBO er baat bij dat het pand zo efficiënt mogelijk wordt ontworpen, gebouwd, onderhouden en beheerd. Zodat het bedrijf optimaal full service kan verlenen.

Momenteel zijn er bij HBO nog geen projecten waarbij DBFMO contracten zijn afgesloten. Uit gesprekken met directielid Rob Haarmans blijkt dat het wel een ambitie is om deze contracten in de toekomst af te sluiten.

Aan de ene kant ontstaat er dus in de bouwwereld de trend van TCO en DBFMO contracten. Aan de andere kant is er in de maatschappij al een tijd een digitale revolutie gaande waardoor ‘techniek als zesde zintuig’1 kan worden gezien. Zo is virtueel bouwen

1 http://www.frankwatching.com/archive/2012/11/29/van-digitale-revolutie-naar- sociale-innovatie-whats-next/

(13)

Meten = Weten Rick Quirijnen & Stijn van Schaijk Pagina 13 van 34 met een Building Information Model (BIM) in opkomst in de bouw, en wordt er steeds

vaker met tablets op de bouwplaats gewerkt. Maar nog steeds loopt de bouw op gebied van digitale techniek achter op vele andere branches.2

HBO heeft de visie om meer gebruik te maken van de digitale mogelijkheden. Zo willen ze het gebouw ontwerpen, bouwen, onderhouden en beheren middels een virtueel model in BIM.3 Hierdoor zal het BIM gedurende de hele levensloop van het gebouw gebruikt kunnen worden en daarmee bijdragen aan de service die HBO wil leveren.

HBO wil met dit onderzoek meer te weten komen over de mogelijkheden om koppelingen te leggen tussen het fysieke bouwelement en het virtuele model. Dit zorgt ervoor dat de informatie op locatie opgeroepen kan worden en actuele informatie direct toegevoegd kan worden. Vervolgens is de vraag gesteld of kan bijdragen aan de serviceverlening van HBO.

1.3 DOELSTELLING

Het doel van het onderzoek is om een beeld te schetsen van de mogelijkheden die een datakoppeling tussen het fysieke bouwelement en de bijbehorende digitale informatie voor Hendriks Bouw en Ontwikkeling biedt.

1.4 HOOFDVRAAG

De doelstelling van het onderzoek wordt bereikt door de volgende hoofdvraag te beantwoorden:

Hoofdvraag:

Op welke manier kan digitale informatie gekoppeld worden aan een fysiek bouwelement, en wanneer heeft dit een meerwaarde voor Hendriks Bouw en Ontwikkeling?

De hoofdvraag van dit onderzoek is opgesplitst in twee delen.

1.4.1 DEEL 1: “Op welke manier kan digitale informatie gekoppeld worden aan een fysiek bouwelement?”

1.4.2 DEEL 2: “Wanneer heeft een datakoppeling een meerwaarde voor Hendriks Bouw en Ontwikkeling?”

2 http://www.sbr.nl/producten/kennisarchief/visie-ict-en-bouw/1-inleiding

3 Blijkt uit gesprekken met bedrijfsbegeleider Cyrille Pennavaire.

(14)

Meten = Weten Rick Quirijnen & Stijn van Schaijk Pagina 14 van 34

1.5 VERANDERINGEN TEN OPZICHTE VAN PLAN VAN AANPAK

Oorspronkelijk was het doel om met dit onderzoek de full service verlening van HBO te verbeteren. Dit begrip stond ook in de hoofdvraag. Tijdens gesprekken met directieleden Paul Jansen en Rob Haarmans bleek dat het begrip full service geen vaste betekenis voor HBO heeft. Daarom is gekozen het begrip full service uit de vraagstelling te halen. Wel is het in de aanleiding van dit onderzoek opgenomen om de activiteiten en diensten van HBO te beschrijven. In het plan van aanpak zijn enkele deelvragen opgesteld. Deze zijn uiteindelijk vervallen omdat deze niet in dit onderzoek beantwoord konden worden. Zo was er bijvoorbeeld de vraag gesteld: Wanneer heeft datakoppeling de meeste waarde?

Het bleek niet haalbaar om de meerwaarde van datakoppelingen in het algemeen te bepalen. Wel zijn er toepassingsvoorbeelden gevonden waaruit meerwaarde is gebleken voor andere bedrijven. Deze zijn opgenomen in het onderzoek.

Ook was het de bedoeling om een kostenindicatie te geven voor het gebruik van datakoppelingen. Dit is maar beperkt gelukt omdat de kosten per toepassing te veel variëren om verder uit te werken.

Het pilot project is niet uitgevoerd zoals in het plan van aanpak beschreven. Dit komt door onverwachte resultaten uit de analyse, waardoor bleek dat een datakoppeling niet perse nodig was. Hierdoor is er gefocust op andere problemen zoals het proces. De datakoppeling is wel gemaakt, maar niet tijdens het pilot project getoetst.

1.6 OPBOUW RAPPORT

Elk hoofdstuk in dit rapport begint met een inleiding. Vervolgens wordt er in de paragraven dieper ingegaan op de onderwerpen die in de inleiding zijn genoemd. Het rapport is vervolgens als volgt opgebouwd:

Hoofdstuk 2 geeft aan hoe het onderzoek is gedaan, welke methoden zijn gebruikt en waarom deze zijn gebruikt.

In hoofdstuk 3 zijn de resultaten van het onderzoek opgenomen. De onderzoeken en bijlagen die ten grondslag liggen aan het onderzoek zijn hier kort omschreven en de belangrijkste resultaten zijn opgenomen in dit verslag. Ook zijn de resultaten uit het pilot project hierin opgenomen.

In hoofdstuk 4 zijn de conclusies van het onderzoek opgenomen. De hoofdvraag wordt hier beantwoord.

Hoofdstuk 5 bevat de aanbevelingen die gedaan zijn aan HBO. Deze zijn ingedeeld in aanbevelingen die te maken hebben met de organisatie en het proces, mogelijkheden voor verder onderzoek, verwachtingen voor de toekomst en bruikbare software voor HBO.

Hoofdstuk 6 bevat de bronnen die zijn gebruikt voor dit onderzoek en in hoofdstuk 7 is aangegeven welke bijlagen dit rapport bevat.

(15)

Meten = Weten Rick Quirijnen & Stijn van Schaijk Pagina 15 van 34 2 ONDERZOEKSMETHODE

Tijdens dit onderzoek is gebruik gemaakt van kwalitatieve onderzoeksmethoden in combinatie met praktische toepasbaarheid. Volgens de theorie (Lindeman, 2005) kan kwalitatief onderzoek gebruikt worden voor het verkennen van een thema of vraagstuk.

Omdat dit onderzoek gebeurt bij HBO waar nog weinig informatie is over datakoppelingen, was het van belang om in eerste instantie een beeld te vormen van de mogelijkheden hiervan. Daarnaast was het voor HBO van belang om de voor-en nadelen en praktische toepasbaarheid inzichtelijk te maken. In de theorie van Lindeman worden verschillende methoden van dataverzameling benoemd. Hieronder wordt het gebruik hiervan toegelicht.

FIELD RESEARCH

Dit onderzoek is gestart met het houden van oriënterende interviews met verschillende specialisten (zie: Bijlage 3: Verslag interviews en gesprekken). Een doel van oriënterende interviews is dat er een breed beeld wordt verkregen. Hierdoor kan een breed scala van toepassingen worden besproken. Er zijn interviews geweest met werknemers van HBO maar met ook externe experts. Tijdens deze gesprekken zijn verschillende onderwerpen besproken. Er is gesproken over datakoppelingen met experts uit verschillende vakgebieden, maar ook over processen met werknemers van HBO. Hieruit zijn voorbeelden, zoektermen en begrippen gekomen die de basis hebben gevormd voor de deskresearch. Tevens is Bijlage 6: Levenscyclus bouwelement uit deze gesprekken voortgekomen.

Oriënterende gesprekken zijn gevoerd met veel verschillende medewerkers met uiteenlopende functies binnen HBO. Sommige van deze gesprekken zijn gevoerd in de vorm van groepsgesprekken. Er is gesproken met mensen van:

- Administratie

- Bouwbedrijf: timmermannen, werkvoorbereiders, uitvoerders - Onderhoud en Beheer

- Materieeldienst

Uit de gesprekken is een beeld verkregen hoe mensen met verschillende disciplines binnen het bedrijf tegen innovaties aankijken en waar ze mogelijke toepassingen zien voor datakoppelingen.

Uit een brainstormsessie (te lezen in: Bijlage 4: Pilot project) met Cyrille Pennavaire (informatie-manager), Gijs Derks (supply chain medewerker) en Rob Haarmans (directielid) is een pilot project gekomen waarin datakoppelingen praktisch getoetst konden worden. Gebruik is gemaakt van de traditionele brainstormtechniek (van de Westelaken, 2011). Typerend voor deze techniek is dat er vooraf een duidelijke richting en doel gesteld is over welke uitkomst er verwacht wordt.

Er is getracht met een pilot project datakoppelingen in de praktijk toe te passen. Daarbij is gekeken naar het huidige proces omtrent betonbanden, dit is gedaan met behulp van

(16)

Meten = Weten Rick Quirijnen & Stijn van Schaijk Pagina 16 van 34 een niet participerende-, continue, beschrijvende – observatie methode (Profi-Leren,

2013) en (ROC-nova-college, 2013).

- Niet participerende: omdat de observators niet deelnemen aan het proces maar van de zijlijn bekijken en analyseren.

- Continue: omdat er continue word geobserveerd.

- Beschrijvende: omdat alles wordt beschreven.

DESKRESEARCH

De theorie en praktijkvoorbeelden zijn gevonden met literatuuronderzoek. Dit is uitgevoerd met deskresearch. Hiermee zijn relevante beschikbare gegevens van achter het bureau opgespoord. Er is gekozen voor deze manier van onderzoek omdat er met relatief weinig middelen veel informatie gezocht kan worden. Dit heeft onder andere geresulteerd in het document Bijlage 5: Oriënterend onderzoek datakoppelingen. Met behulp van dit document is de conclusie op deel 1 gevormd.

TESTEN

Er is getest met verschillende manieren van datakoppelingen. Hierdoor is er praktische ervaring opgedaan door de onderzoekers. Hiermee kunnen ze op basis van persoonlijke indrukken de mogelijkheden, de praktische toepasbaarheid en de voor- en nadelen beter beoordelen. Er is getest met QR-codes, barcodes, smartphones, tablets en verschillende soorten software. De verslaglegging hierover is te vinden in Bijlage 5:

Oriënterend onderzoek datakoppelingen.

(17)

Meten = Weten Rick Quirijnen & Stijn van Schaijk Pagina 17 van 34 3 RESULTATEN

In dit hoofdstuk worden de resultaten beschreven van de verschillende delen van het onderzoek. De conclusies uit deze resultaten zullen besproken worden in hoofdstuk 4 Conclusie.

3.1 RESULTATEN DEEL 1

Deze paragraaf beschrijft de resultaten van deel 1 van het onderzoek. Hierbij hoort de vraag: “Op welke manier kan digitale informatie gekoppeld worden aan een fysiek bouwelement?”.

In Bijlage 5: Oriënterend onderzoek datakoppelingen is een beeld gegeven van de mogelijkheden. Hieruit blijkt dat voor een datakoppeling verschillende onderdelen nodig zijn. Deze zijn in Figuur 1 gevisualiseerd. Vervolgens worden ze per categorie toegelicht.

En worden er toepassingsvoorbeelden genoemd.

Figuur 1: Visualisatie datakoppeling met verschillende onderdelen

(18)

Meten = Weten Rick Quirijnen & Stijn van Schaijk Pagina 18 van 34

1.

BOUWELEMENT MET IDENTITEIT

Om een datakoppeling mogelijk te maken is er eerst een fysiek bouwelement nodig met een identiteit (ID). De ID kan bijvoorbeeld een merknaam of nummer zijn.

2.

CODERING (BARCODE /HERKENNINGSPUNT/TAG/LABEL)

De ID van het bouwelement moet afleesbaar zijn. Dit kan met behulp van een codering.

Voorbeelden hiervan zijn een sticker met nummer, QR-code of barcode, een NFC-tag, of een RFID-chip. (Voor toelichting van de verschillende coderingen zie Begripsdefinities)

3.

READER

Een leestoestel of leesapparaat waarmee codes gescand kunnen worden en informatie kan worden gelezen. Afhankelijk van het soort codering en de gewenste informatie kan dit een telefoon , tablet, laptop of handheld reader zijn.

4.

DATABASE

De informatie horende bij de ID staat in een database. Deze kan op een bedrijfsnetwerk staan, maar ook op het internet.

5.

SOFTWARE

Om de datakoppeling te kunnen maken tussen de database en de reader is software nodig. De software zorgt er dus voor dat informatie zichtbaar wordt op de reader.

Afhankelijk van het soort reader en de software kan er informatie toegevoegd of aangepast worden.

GPS (OPTIONEEL)

Het is mogelijk een GPS eigenschap toe te voegen aan het bouwelement. Hierdoor wordt er automatisch informatie over de locatie toegevoegd aan de database. Dit is vervolgens digitaal beschikbaar.

INTELLIGENTE SENSOREN (OPTIONEEL)

Het is mogelijk om een intelligente sensor aan het element te verbinden. Deze geeft informatie over de conditie van het element. De informatie wordt in de database gekoppeld aan de ID van het element.

Voorbeelden van gegevens die deze sensoren kunnen meten zijn: CO2, stroom, vochtigheid, bestralingssterkte, licht, beweging, bezetting, druk, rook, geluid, temperatuur, windrichting, windsterkte etc.

(19)

Meten = Weten Rick Quirijnen & Stijn van Schaijk Pagina 19 van 34 TOEPASSINGSVOORBEELDEN

Met bovenstaande onderdelen zijn datakoppelingen te maken. Tijdens het onderzoek zijn verschillende toepassingen van deze koppelingen aan het licht gekomen. Deze zijn te plaatsen in verschillende fasen. Uit Bijlage 6: Levenscyclus bouwelement blijkt dat de levenscyclus van een bouwelement bestaat uit de volgende fasen: ontwerpfase, realisatiefase (productie, transport, opslag, bouw, verwerking,) onderhoud en beheerfase, demontage/sloopfase.

De hieronder beschreven praktijkvoorbeelden zijn toepassingen van datakoppelingen die een idee geven van de mogelijkheden. Hierin is ook aangegeven met welke middelen de datakoppeling tot stand komt, in welke fase het plaatsvindt en welke meerwaarde het biedt in het voorbeeld.

Voorbeeld van een link naar digitale informatie met RFID chips.

Een toepassing van een datakoppeling hebben we gevonden in de presentatie van Van de Geijn Partners “Voorraad in de Vingers” (Partners, 2008). Hierbij wordt een voorbeeld gegeven om vastgoed te beheren met behulp van RFID chips. Ze hebben hiermee een pilot uitgevoerd waarbij ze wanden, installaties en kunst in het gebouw hebben voorzien van een RFID chip.

Vervolgens kan met een reader alle informatie over dat element worden opgevraagd en daarna ook informatie worden toegevoegd. (Zie Figuur 2) Dit leverde voordelen op als: actueel en mobiel inzicht in objecten en elementen, verbeterde kwaliteit van gegevens, transparantie van inspecties, geïntegreerde onderhoud- en uitvoeringsplanning, gemakkelijkere uitbesteding, makkelijk sturen op uitzonderingen, inzicht en controle, adequatere budgettering.

Dit is dus een voorbeeld van het toepassen van RFID chips die uit te lezen zijn met een handheld reader of tablet. Hiermee is het beheer en onderhoud vergemakkelijkt.

Figuur 2: Informatie van binnenwand zichtbaar op tablet.

(20)

Meten = Weten Rick Quirijnen & Stijn van Schaijk Pagina 20 van 34 Figuur 3: Statusvisualisatie in BIM

Voorbeeld van een track and trace systeem met RFID chips.

Skanska heeft een project uitgevoerd met behulp van RFID chips op prefab betonelementen (Systems, 2008). Software ontwikkelaars Vela Systems en Tekla hebben samen een track and trace systeem opgesteld om inzicht te krijgen in de status van verschillende elementen. Hierbij is aangegeven wat de status van verschillende elementen is. Omdat er op de bouwplaats weinig ruimte was voor het opslaan van materialen, en elk element uniek was, was een Just In Time (JIT) levering van de elementen essentieel. Door middel van de RFID chip konden de elementen snel worden geïdentificeerd. Door de status van elementen in verschillende fases, zoals productie, transport , bouwplaats en verwerking, te updaten werd er een overzicht gecreëerd voor de werkvoorbereider en uitvoerder. (Zie Figuur 3: Statusvisualisatie in BIM) Dit heeft geholpen om het uitvoerings- en planningsproces in de gaten te houden en waar nodig bij te sturen. Het resultaat was een tijdwinst van tien dagen, voor dit project was de waarde van de tijdwinst 1 miljoen dollar. Door het toepassen van RFID chips, tablets, en de software BIM 360 Field is de meerwaarde tijdens de realisatiefase dus bewezen.

(21)

Meten = Weten Rick Quirijnen & Stijn van Schaijk Pagina 21 van 34 Voorbeeld van een systeem om elementen snel te vinden door middel van GPS.

In Australië heeft GAORFID een rapport uitgebracht over de realisatie van een complex industrieel gebouw. Hierin zaten veel installatietechnische onderdelen (gaorfid.inc, 2012). De elementen die verwerkt moesten worden konden niet op de bouwplaats worden opgeslagen. Enkele honderden meters verder was een opslagveld ingericht. Hier werden de elementen opgeslagen voordat ze werden verwerkt. Om de elementen snel te kunnen vinden waren ze voorzien van een RFID chip met GPS.

Door deze te koppelen aan een ID kon de locatie snel worden opgevraagd en gevonden. (Zie Figuur 4) Het resultaat was dat het zoeken van de elementen werd verkort van bijna een half uur voor elementen zonder GPS naar 5 minuten voor elementen met een GPS. Het kwam ook voor dat elementen kwijtraakten, de tijd om deze te vinden werd aanzienlijk verkort. Met behulp van een handheld reader, RFID met GPS functie en een database werden elementen snel gelokaliseerd. Daarmee is de meerwaarde bewezen tijdens de realisatiefase.

Voorbeeld van Just In Time onderhoud met gebruik van Vochtsensor en RFID.

Weiman vastgoedonderhoud heeft een pilot project uitgevoerd met het toepassen van vochtsensoren in kozijnen (Onderhoud raamkozijnen: Maatwerk dankzij RFID, 2010). Dit heeft als gevolg dat de kosten die te maken hebben met het onderhoud aan gebouwen verlaagd kunnen worden. Vaak zijn kozijnen een grote kostenpost. Kozijnen moeten worden geschilderd, dit gebeurt vaak te vroeg of te laat. Te vroeg schilderen heeft als resultaat dat er te veel onderhoud gepleegd wordt. Te laat schilderen resulteert in mindere kwaliteit van de kozijnen, bovendien is het kozijn dan sneller aan vervanging toe. Door het vochtgehalte van de kozijnen te meten en deze gegevens op te slaan kan onderhoud beter worden afgestemd op de behoefte van het kozijn. Zo ontstaat onderhoud welke Just In Time wordt uitgevoerd. Er zijn dus RFID chips verbonden aan een vochtsensor. Deze kunnen continu of met regelmaat uitgelezen worden. Door de gegevens op te slaan en te gebruiken tijdens het onderhoud van een gebouw, kunnen de kosten voor onderhoud dalen.

Conclusie toepassingsvoorbeelden

Uit deze voorbeelden blijkt dat er veel verschillende informatie via datakoppelingen opgeroepen kan worden. Ook is te zien dat een datakoppeling op verschillende manieren gebruikt kan worden. Zo kan er enkel een link worden gelegd, een track and trace systeem rondom de elementen worden gemaakt, een GPS eigenschap worden toegevoegd of een intelligente sensor worden verbonden. De voorbeelden wijzen uit dat datakoppelingen in verschillende fases van de levenscyclus meerwaarde kunnen bieden. In het volgende hoofdstuk wordt er gekeken naar de toepassingen voor HBO.

Figuur 4: Actuele locatie van elementen

(22)

Meten = Weten Rick Quirijnen & Stijn van Schaijk Pagina 22 van 34

3.2 RESULTATEN DEEL 2

In de vorige paragraaf, resultaten deel 1, is te lezen dat een datakoppeling mogelijk is.

Uit de praktijkvoorbeelden blijkt dat de datakoppelingen meerwaarde kunnen bieden tijdens verschillende fases in de levenscyclus van een bouwelement. Met deze gegevens is er gekeken naar de toepassing van datakoppelingen voor HBO. Daarmee wordt antwoord gegeven op de vraag: “Wanneer heeft de datakoppeling de meeste waarde voor Hendriks Bouw en Ontwikkeling?”

TOEPASSING OP METEN EN REGISTREREN

Uit het gesprek met Rob Haarmans blijkt dat HBO de Lean filosofie aanhangt. Wat wil zeggen dat ze verspillingen tegen willen gaan. Deze zijn in te delen in acht categorieën:

wachttijd, onbenutte creativiteit, transport, beweging, voorraad, defecten, overbodig werk, overproductie (Sayer, 2010).

Uit Bijlage 5: Oriënterend onderzoek datakoppelingen blijkt dat met behulp van een datakoppeling een paar verspillingen zijn te meten en te registreren. Zoals wachttijd, voorraad, transport en beweging. Dit is door de onderzoekers voorgelegd aan directieleden Rob Haarmans en Paul Jansen. Zij zien meerwaarde in het meten van de verspillingen in het proces om met deze gegevens vervolgens gericht op verbetering aan te sturen.

TOEPASSING TIJDENS DE REALISATIEFASE

Uit gesprekken met HBO medewerkers over het gebruik van datakoppelingen in verschillende fases blijkt dat er op dit moment de meeste waarde wordt verwacht in het toepassen van koppelingen in de realisatiefase (Zie Bijlage 3: Verslag interviews en gesprekken). Verschillende medewerkers geven aan dat er in de realisatiefase regelmatig frustratie is bij bepaalde bouwelementen. Het zijn elementen die:

- Op de bouwplaats worden opgeslagen.

- Uniek zijn maar toch veel op elkaar lijken.

- In deelvrachten worden afgeroepen.

Deze elementen worden in het onderzoek bestempeld als “risico-elementen”.

Voorbeelden van risico-elementen zijn:

- Vensterbanken - Geveldragers - Kozijnen

- Prefab elementen - Hang- en sluitwerk - Etc.

De werknemers zeggen dat het identificeren van risico-elementen vaak lastig is en veel tijd kost. Bij foutieve identificatie door bouwplaatswerknemers komt het voor dat de

(23)

Meten = Weten Rick Quirijnen & Stijn van Schaijk Pagina 23 van 34 elementen op de verkeerde plek worden verwerkt. Ze zien een toepassing voor

datakoppelingen om elementen beter te kunnen identificeren en vervolgens op de juiste plek te verwerken.

Uit de gesprekken met de werknemers blijkt dus dat er het vermoeden bestaat dat er tijdens de realisatiefase een meerwaarde bestaat voor de datakoppeling. De datakoppeling zou de problemen rondom het identificeren van risico-elementen kunnen oplossen. Er is geen concreet onderzoek gedaan naar risico-elementen. Er zijn dus geen gegevens bekend die bevestigen dat het juist bij dit soort elementen vaak fout gaat op de bouw en dat dit leidt tot faalkosten. Om te testen of deze vermoedens terecht zijn, is getracht dit met een pilot project te bewijzen. De opzet en de resultaten hiervan zijn in de volgende paragraaf beschreven.

Uit de gesprekken blijkt ook dat de bouwplaatsmedewerkers open staan voor innovaties zoals BIM en het gebruik van tablets en smartphones op de bouwplaats. Echter, ze vragen zich wel af of dit werkt in de praktijk. Ze hebben hier nog geen ervaring mee.

Met het pilot project is ook geprobeerd een gevoel te krijgen bij het gebruik van tablets op de bouwplaats.

3.3 PILOT PROJECT

Naar aanleiding van de brainstormsessie (Zie: Bijlage 4: Pilot project) is gekozen voor een pilot project op de prefab betonbanden van project de Cavalier. Deze worden geleverd door Prefab Beton VEBO bv. De betonbanden bevatten de eigenschappen van risico-elementen. Tevens zouden ze volgens planning worden gemonteerd binnen de onderzoekstijd.

Betonbanden

Allereerst werden de betonbanden bekeken. Ze bleken te zijn geleverd op pallets (Zie Figuur 5). De indeling van de pallets was verschillend in grootte, van twee tot twaalf betonbanden per pallet, en in samenstelling, de merken lagen door elkaar. Toen de metselaar dit opmerkte uitte hij meteen zijn frustratie met de volgende woorden:

“ Het is &*%#@#$ ook altijd hetzelfde met die betonbandjes! ”

Elk element was voorzien van een sticker. Elke pallet was ook voorzien van een unieke sticker. Het bleek dat deze stickers barcodes bevatten welke gescand konden worden door middel van een reader. Hierdoor konden ze gekoppeld kon worden aan een database.

Huidig proces

Na de analyse van de betonbanden was de volgende stap het observeren van het proces van het leggen van betonbanden. Dit is gedaan bij bouwblok 4 en 5 (Zie Figuur 6) van de Cavalier. Hieruit is gebleken dat er faalkosten ontstaan tijdens de verwerking van de betonbanden. Dit ontstaat door verschillende fouten. Deze kunnen in twee categorieën worden opgedeeld namelijk:

Figuur 5: Betonbanden op pallet

Figuur 6: Bovenaanzicht project de Cavalier met blokindeling

(24)

Meten = Weten Rick Quirijnen & Stijn van Schaijk Pagina 24 van 34 745;

90%

82;

10%

Tijd blok 5 minuten; percentages

Nuttige tijd

Verspilde tijd procesfout

794;

87%

120;

13%

Tijd blok 4 minuten; percentages

Nuttige tijd

Verspilde tijd procesfout Werkvoorbereidingsfouten: Dit zijn menselijke fouten. Fouten die onderdeel specifiek

zijn en ontstaan zijn door een fout in de werkvoorbereiding, zoals verkeerd inmeten , verkeerd tekenen of verkeerd bestellen. In het geval van blok 5 was dit 74% van de verspilde tijd. In blok 4 waren er geen werkvoorbereidingsfouten te vinden.

Procesfouten: Alle verspillingen die volgende keer weer voorkomen als het doorlopen proces wordt gehandhaafd. Bijvoorbeeld loopverliezen en elementen twee keer vastpakken. Deze verspillingen zijn gevolgen van niet ideale palletplaatsing en onlogische palletsamenstelling. In het geval van blok 5 bleek dit 26 % van de totaal verspilde tijd. In blok 4 bleken alle verspillingen te wijten te zijn aan procesfouten.

Om een helder beeld te krijgen van de tijdsverspilling door procesfouten zijn de werkvoorbereidingsfouten niet meegenomen in de berekening, deze cijfers zijn wel terug te vinden Bijlage 4: Pilot project.

Verspillingen in het proces blijken dus terug te keren. Voor blok 5 was dit 10% (Zie Grafiek 1). Voor blok 4 was dit 13% (Zie Grafiek 2). Gemiddeld voor blok 4 en 5 bedraagt de tijdsverspilling 11,5% op de totale verwerkingstijd.

Het blijkt dat de werkvoorbereidingsfouten het grootste aandeel hebben in de faalkosten van blok 5. Ze kwamen echter niet meer voor in blok 4. Het pilot project richt zich dan ook niet op het verkleinen van werkvoorbereidingsfouten omdat dit persoonlijke fouten zijn die te maken hebben met het nauwkeurig verwerken van de gegevens door de werkvoorbereider. Deze pilot zal dit niet kunnen verbeteren.

Deze pilot richt zich wel op het verbeteren van het proces. Namelijk door het zo in te richten dat de loopverliezen worden verkleind en elementen niet meerdere keren opgepakt hoeven te worden.

Uit de analyse van het proces blijkt dat pallets willekeurig zijn opgestapeld. Dit heeft als gevolg dat de betonbanden niet direct verwerkt kunnen worden, maar eerst verplaatst moeten worden. Het interne proces bij VEBO is geanalyseerd. Hieruit blijkt dat bij een andere manier van bestellen de pallets worden geleverd met dezelfde merken per pallet. Hierdoor hoeven elementen geen twee keer opgepakt worden.

De veranderingen zijn doorgevoerd in de bestelling van blok 1 en 2. Dit heeft als gevolg dat er verwacht wordt dat er in de uitvoering minder tijd verloren gaat aan het sorteren van de elementen. (De verwachte tijdswinst is echter nog niet bekend op het moment van schrijven.)

De intentie van het pilot project was ook om een gevoel te krijgen bij het werken met tablets op de bouw. Dit is door tijdgebrek niet gelukt. Wel is er door de onderzoekers getest met het gebruik van verschillende datakoppelingen, software en tablets. Hier zal in de hoofdstuk 5 Aanbeveling op teruggekomen worden.

Grafiek 1: Verspilde tijd door

procesfouten ten opzichte van totale tijd van blok 5

Grafiek 2: Verspilde tijd door

procesfouten ten opzichte van totale tijd van blok 4

(25)

Meten = Weten Rick Quirijnen & Stijn van Schaijk Pagina 25 van 34 4 CONCLUSIE

In dit hoofdstuk wordt de hoofdvraag van dit onderzoek beantwoord.

Hoofdvraag: Op welke manier kan digitale informatie gekoppeld worden aan een fysiek bouwelement, en wanneer heeft dit een meerwaarde voor Hendriks Bouw en Ontwikkeling?

Gezien de resultaten beschreven in hoofdstuk 3.1 Resultaten Deel 1 blijkt dat digitale informatie gekoppeld kan worden aan een fysiek bouwelement. Deze datakoppeling kan met verschillende onderdelen tot stand gebracht worden en op verschillende manieren gebruikt worden. De benodigde onderdelen voor een datakoppeling zijn:

1. Bouwelement met ID;

2. Codering;

3. Reader;

4. Database;

5. Software;

Optioneel hierbij kan een GPS of sensor functie toegepast worden.

Uit de resultaten blijkt ook dat door de verschillende toepassingsmogelijkheden van datakoppelingen er fases van het bouwproces zijn waarin ze een meerwaarde zouden kunnen bieden voor HBO. Te weten de realisatiefase en de onderhoud- en beheerfase.

Er is geprobeerd de meerwaarde van datakoppelingen te onderzoeken met behulp van een pilot project. De conclusies hiervan zijn te vinden in onderstaande paragraaf. In dit onderzoek is niet direct de meerwaarde van datakoppelingen voor HBO bewezen. Wel zijn er praktijkvoorbeelden gevonden waarin er verschillende toepassingen zijn getoetst en er een meerwaarde was (Te lezen in hoofdstuk 3.1 Resultaten Deel 1). Op het moment dat er in de toekomst vergelijkbare situaties zich voordoen voor HBO kan er gebruik worden gemaakt van datakoppelingen.

PILOT PROJECT

De gekozen elementen, betonbanden, voldeden niet aan de verwachtte problemen. Er werd verwacht problemen te krijgen met het identificeren van de elementen. Dit was niet het geval. Er zaten duidelijke stickers met merknummers op. Het was ook duidelijk waar de verschillende elementen geplaatst moesten worden. Echter was het probleem dat de elementen niet logisch opgestapeld waren op de pallets. Hierdoor moesten sommige elementen vaker opgepakt worden. Hierdoor verloren de metselaars het overzicht en ontstonden er faalkosten met betrekking tot de verwerkingstijd.

De onderzoekers verwachten dat met een logische palletstapeling het leggen van de betonbanden efficiënter kan. Om dit tot stand te brengen is er getracht het bestelproces van de elementen aan te passen. De werkvoorbereider bestelt de verschillende elementen niet in één keer, maar in verschillende deelbestellingen per merk. Hierdoor komen de pallets per merk aan op de bouw en is er meer overzicht. Er word verwacht dat dit de verwerkingstijd verkort. De elementen worden gelegd na de inlevertermijn van dit rapport, de resultaten zijn dus nog niet in verwerkt.

(26)

Meten = Weten Rick Quirijnen & Stijn van Schaijk Pagina 26 van 34 Geconcludeerd kan worden dat door de observatie van de risico-elementen de fouten in

het proces duidelijk werden. Het bleek dat met enkele kleine aanpassingen er een beter proces gerealiseerd kan worden. Datakoppelingen hebben in deze situatie niet direct bijgedragen aan een beter proces.

(27)

Meten = Weten Rick Quirijnen & Stijn van Schaijk Pagina 27 van 34 5 AANBEVELINGEN

Naar aanleiding van het onderzoek zijn er in dit hoofdstuk aanbevelingen opgenomen.

Deze hebben betrekking op het proces binnen HBO, mogelijke vervolgonderzoeken en adviezen voor de toekomst.

5.1 PROCES HBO

Breng verspillingen in kaart.

Door verspillingen in de processen van HBO in kaart te brengen kan gericht een verbetering worden aangebracht in een proces. Uit oriënterende gesprekken is gebleken dat bij de medewerkers een vermoeden is waar deze verspillingen zich bevinden. Als hier gestructureerd onderzoek naar gedaan wordt met gerichte vraagstelling kan een beter beeld verkregen worden van de elementen en processen waarbij verbeteringen mogelijk zijn. Als de verspillingen in kaart zijn gebracht, kan gekeken worden bij welke elementen/processen de meeste verbetering bereikt kan worden.

Breng vergelijkbare processen tot in detail in kaart en pas ze waar nodig aan.

Tijdens het pilot project is gebleken dat er rondom risico-elementen veel problemen spelen. Door een paar kleine veranderingen in het proces aan te brengen is er al winst gehaald. Uit het onderzoek blijkt dan ook dat het in kaart brengen van het proces inzicht geeft in de knelpunten van het proces. Deze bleek in het geval van dit onderzoek gemakkelijk te veranderen en daarmee direct een verbetering te leveren in het proces.

Waardoor tijdswinst is ontstaan. Op vergelijkbare elementen zijn mogelijk ook verbeteringen mogelijk door wijzigingen in het proces. Dus breng ook bij andere elementen het proces in kaart.

Borg opgedane kennis en maak medewerkers bewust.

Ook willen we HBO aanbevelen de resultaten die uit dit onderzoek komen te verspreiden onder de medewerkers zodat het probleem/of de kans meer bekendheid krijgt. Zodat medewerkers beseffen dat met een kleine aanpassing er al veel frustraties voorkomen kunnen worden.

Gebruik datakoppelingen om processen in kaart te brengen.

Datakoppelingen kunnen bijdragen aan het in kaart brengen van processen. In de Bijlage 5: Oriënterend onderzoek datakoppelingen zijn toepassingsvoorbeelden opgenomen.

Advies is om hier naar te kijken en ook binnen HBO toe te passen. De onderzoekers zien in onderstaande toepassingen de meeste meerwaarde.

Voorraad: Het blijkt dat het beheren van de voorraad een meerwaarde kan hebben door de voorraad te minimaliseren. Het gebruik van datakoppelingen kan bijdragen aan het overzichtelijk beheren van de voorraad. Ook kan het bijdragen aan de Just In Time levering van materiaal.

(28)

Meten = Weten Rick Quirijnen & Stijn van Schaijk Pagina 28 van 34 Tijdmeting: Met het gebruik van datakoppelingen kunnen processen in de tijd worden

gemeten. Hierbij zijn voorbeelden gevonden waarbij bijvoorbeeld doorlooptijden in kaart zijn gebracht.

In Bijlage 5: Oriënterend onderzoek datakoppelingen staat een voorbeeld van werknemers die voorzien zijn van een chip om zo bijvoorbeeld aanwezigheid of looplijnen inzichtelijk te maken. Als de processen in kaart zijn gebracht dan kan hierop worden gestuurd om verspillingen te minimaliseren.

Track and trace: Door datakoppelingen te maken zijn niet alleen tijdsmetingen mogelijk, maar is het ook mogelijk om een track and trace systeem op te zetten. Dit kan helpen bij het verkrijgen van een overzicht van de status van de elementen. Hier kan de planning beter door worden bewaakt en gestuurd. Ook kunnen logistieke processen worden verbeterd.

Zoals beschreven in het voorbeeld in Bijlage 5: Oriënterend onderzoek datakoppelingen zijn er prefab elementen met behulp van een track en trace systeem gevolgd. Hierdoor had iedereen continu inzicht in de status van de elementen. Als gevolg hiervan konden verschillende partijen beter inspelen op de situatie en sneller beslissingen nemen.

5.2 VERDER ONDERZOEK

Het onderzoek heeft een beeld gegeven over de mogelijkheden van datakoppelingen en hoe HBO hier tegenaan kijkt. Met deze gedachte zou het voor HBO een logische stap zijn om enkele mogelijkheden verder te onderzoeken.

Pilot projecten, track and trace, GPS, intelligente sensoren

Het onderzoek naar datakoppelingen kan worden uitgebreid met een onderzoek naar praktische toepassing binnen HBO. Om processen in kaart te brengen hebben we richtlijnen opgesteld voor eventuele vervolgonderzoeken door middel van pilot projecten. In Bijlage 5: Oriënterend onderzoek datakoppelingen hebben we richtlijnen opgesteld voor pilot projecten. Deze voorgestelde pilot projecten hebben betrekking op het koppelen van digitale informatie, het toepassen van een track and trace systeem, het toevoegen van GPS aan RFID chips, en het toevoegen van intelligente sensoren aan elementen.

Doe verder onderzoek naar het gebruik van QR-code.

Uit Bijlage 5: Oriënterend onderzoek datakoppelingen blijkt dat er voorbeelden zijn van het toepassen van QR-codes op documenten waarmee gecontroleerd kan worden of het document de laatste versie is. Verder zijn er toepassingen van QR gezien waarbij de medewerker direct wordt doorverwezen naar digitale informatie. Door de laagdrempeligheid met betrekking tot het gebruik zijn hier wellicht enkele toepassingen voor HBO mogelijk.

Doe verder onderzoek naar het gebruik van RFID en NFC

Uit Bijlage 5: Oriënterend onderzoek datakoppelingen blijkt dat RFID op veel verschillende manieren wordt toegepast. RFID is van afstand uitleesbaar en kan,

(29)

Meten = Weten Rick Quirijnen & Stijn van Schaijk Pagina 29 van 34 afhankelijk van het type, door materialen heen gelezen worden. In sectoren zoals de

transport en logistiek, detailhandel en sport is de bruikbaarheid bewezen. Hier liggen voor de gehele bouwketen en HBO mogelijkheden. Verder onderzoek is nodig om de bruikbaarheid van RFID te toetsen.

NFC is een vorm van RFID die door steeds meer smartphones uitgelezen en geprogrammeerd kan worden. Steeds meer werknemers in het bezit zijn van een smartphone. Hierdoor liggen er voor HBO kansen. Advies voor HBO is de ontwikkeling van de NFC technologie in de gaten te houden.

Doe verder onderzoek naar gebruik barcode van leverancier.

Het is goed om te beseffen dat de barcode van de leverancier gebruikt kan worden voor een datakoppeling. Uit het gesprek met VEBO en de toetsing in de praktijk blijkt dat de codering die zij hanteren ook gekoppeld kan worden aan een BIM. VEBO heeft aangegeven ook te willen gaan modelleren in een BIM en deze te communiceren met de opdrachtgever. Op deze manier kunnen nummers en barcode snel worden gekoppeld aan het element en aan BIM. Advies is dus ook om met leveranciers in gesprek te gaan over het gebruik van BIM en dit te koppelen aan een barcode en het element.

5.3 TOEKOMST

Houd er rekening mee dat in de toekomst alle digitale informatie online beschikbaar zal zijn.

Uit 3.1 Resultaten Deel 1 blijkt dat er bij het gebruik van datakoppelingen maar ook bij het gebruik van een BIM veel informatie digitaal beschikbaar moet zijn. De hoeveelheid van informatie en de vorm waarin deze zal worden gebruikt zal een grote database vragen die ten alle tijden beschikbaar is. Het is aan HBO om hier rekening mee te houden voor de toekomst door de computers te verbinden met een server of cloud en hier ook de nodige software voor aan te schaffen.

Bereid medewerkers voor op gebruik van tablets en smartphones.

Het gebruik van tablets en smartphones zit in de lift. Men kan er vanuit gaan dat deze in de toekomst steeds meer toepassingsmogelijkheden gaan krijgen, zo ook voor de medewerkers van HBO. Probeer werknemers hier dus van bewust te maken en ook te helpen bij correct gebruik.

Conditiemeting gebouw

Mochten er in de toekomst DBFMO- of TCO-contracten worden afgesloten bij HBO dan kunnen datakoppelingen worden toegepast. Deze kunnen bijdragen aan het meten van de conditie van bouwelementen gedurende de levenscyclus. Daarmee kan altijd de actuele status van het gebouw worden opgevraagd. Hiermee kan HBO maar ook de opdrachtgever een beter beeld krijgen van de kwaliteit van het gebouw.

(30)

Meten = Weten Rick Quirijnen & Stijn van Schaijk Pagina 30 van 34 Augmented Reality

Uit Bijlage 5: Oriënterend onderzoek datakoppelingen blijkt dat er mogelijkheden zijn voor Augmented Reality toepassingen. Deze worden toegepast in reclamevormen maar ook in de automotive branche worden ze toegepast, advies aan HBO is om dit in de gaten te houden en eventueel een oriënterend onderzoek te doen naar mogelijke voordelen.

5.4 SOFTWARE

In de Bijlage 5: Oriënterend onderzoek datakoppelingen zijn een aantal softwareprogramma’s getest en beschreven. Voor enkele pakketten is het de moeite waard voor HBO om hier vervolg onderzoek naar te doen. Hieronder kort de aanbevelingen, in het oriënterend onderzoek datakoppelingen staat een uitgebreider verslag van de programma’s.

M-Six Veo

M-six is het bedrijf achter het programma VEO. Op de site introduceert M-Six VEO als “A Dramatically Superior Platform for the Design, Construction, and Operation of Buildings and Infrastructure.” Het is een platform om BIM te beheren gedurende de gehele levenscyclus. Het programma is in dit onderzoek opgenomen omdat de site aangeeft dat er een mogelijkheid bestaat om via QR-codes informatie op te vragen. Er is met de demoversie getest. Het programma heeft een goede indruk achtergelaten en biedt genoeg interessante mogelijkheden om verder onderzoek te adviseren. Advies is om een demonstratie aan te vragen bij M-six. Tijdens het onderzoek is er contact geweest met Phil Read, Strategy Officer, advies is om contact met hem te leggen voor een demonstratie. Contactgegevens zijn te verkrijgen via de auteurs van dit onderzoek.

Autodesk BIM 360 Field

Omdat het programma een tool heeft om barcodes en QR-codes te scannen is het opgenomen in dit onderzoek. BIM 360 field blijkt nog veel meer mogelijkheden te hebben en blijkt erg toegankelijk in omgang. Het bleek dat een van de grootste bouwers ter wereld, Skanska, het programma heeft geïmplementeerd en daarmee het uitvoerderswerk met 16% heeft ingekort (Moran, 2012). Wellicht liggen hier voor HBO ook kansen. Gedurende het onderzoek is er contact geweest met Sander Lijbers, AEC &

ENI industry Manager, hij heeft aangeboden een demonstratie van het programma te komen geven. Dit is wegens andere prioriteiten en tijdsgebrek niet uitgevoerd. Advies is om alsnog zo’n demonstratie aan te vragen. Contactgegevens van Lijbers zijn te verkrijgen via de auteurs van dit onderzoek.

BIMplus en BIManywhere

Beide programma’s zijn niet beschreven in het oriënterend onderzoek maar zijn later in het proces alsnog bekeken. De reden waarom ze gevonden zijn is dat beide programma’s op de site aangeven te kunnen werken met QR-codes gekoppeld aan een BIM. De websites vertellen nog meer. Zo zegt BIMplus sneller te kunnen bouwen door het samenbrengen van alle gebouwinformatie. En zo geeft BIManywhere de

(31)

Meten = Weten Rick Quirijnen & Stijn van Schaijk Pagina 31 van 34 mogelijkheid om het BIM overal en voor iedereen toegankelijk te maken. Beide

programma’s zijn nog in ontwikkeling en dus nog niet te verkrijgen. Advies is om voor beide programma’s in te schrijven voor de nieuwsbrief om zo op de hoogte te blijven van de ontwikkelingen. Dit kan via de websites: www.bimplus.net en www.bimanywhere.com.

RFID Pilot project van Construsoft BV en Van Wijnen Groep N.V.

Gedurende het proces is er contact geweest met Rob Roef van BIM software leverancier en ontwikkelaar Construsoft BV. Het bleek dat zij samen met Van Wijnen Groep N.V.

een pilot project aan het draaien zijn. Hierbij worden RFID-chips aan een BIM gekoppeld. De resultaten en ervaringen van dit project zijn nog niet bekend. Roef heeft aangegeven hier na afloop van het project informatie over te willen delen. Advies is om contact met hem te leggen. Contactgegevens zijn te verkrijgen via de auteurs van dit onderzoek.

(32)

Meten = Weten Rick Quirijnen & Stijn van Schaijk Pagina 32 van 34 6 BRONNENLIJST

Onderhoud raamkozijnen: Maatwerk dankzij RFID. (2010). (Weijman Vastgoedonderhoud) Opgeroepen op maart 12, 2013, van syntens:

http://www.syntens.nl/ndiv-nieuw/rfid-in-de-bouw/Onderhoud-raamkozijnen- maatwerk-dankzij-RFID.aspx

Autodesk. (2013, februari 8). BIM 360 field. Opgeroepen op februari 8, 2013, van http://bim360field.com/support/training/

Ben Baar, E. B. (2012). Basisboek Methoden en Technieken. Groningen: Noordhoff Uitgevers.

Doorewaard, P. v. (1998). Het ontwerpen van een onderzoek. Utrecht: LEMMA BV.

encyclo. (2013, 5 21). encyclo. Opgehaald van encyclo:

http://www.encyclo.nl/begrip/GPS

encyclo. (2013). Track and Tracing. Opgehaald van encyclo:

http://www.encyclo.nl/begrip/Tracking%20and%20Tracing

Facilicom. (2013, mei 20). Wat is DBFMO. (facilicom) Opgeroepen op mei 20, 2013, van facilicom.com:

http://www.facilicom.com/nl/facilicom%20facility%20solutions/Pages/WatisD BFMO.aspx

Flapper, H. (2005). Jellema 12B, uitvoeren. Utrecht/zutphen: ThiemenMeulenhoff.

gaorfid.inc. (2012). http://www.gaorfid.com/Presentations/PDFs/RFID-Construction-Lay- Down-Yards.pdf. (gaorfid.inc) Opgeroepen op maart 11, 2013, van

www.gaorfid.com.

gaorfid.inc. (2012). http://www.gaorfid.com/Presentations/PDFs/RFID-Construction-Lay- Down-Yards.pdf. (gaorfid.inc) Opgeroepen op maart 11, 2013, van

www.gaorfid.com.

Hendriks Bouw en Ontwikkeling. (2012). www.hendriks-bouwoss.nl. (Hendriks) Opgeroepen op 5 17, 2013, van http://www.hendriks-

bouwoss.nl/nl/innovaties/dome-x/

http://bim360field.com/demo/demo-play.php. (sd). Opgeroepen op April 3, 2013, van bim360field.com.

itannex. (2011, 12 13). Tip van de week 50: Smartrevit & IFC; haal er meer uit.

Opgehaald van smartrevit: http://www.smartrevit.nl/tip-van-de-week-50- smartrevit-haal-er-meer-uit-356

LeanAtelier. (2013). Lean van industrie naar de bouw, moet en kan dat nou? Tilburg.

Lindeman, N. R. (2005). Kwalitatief onderzoek.

(33)

Meten = Weten Rick Quirijnen & Stijn van Schaijk Pagina 33 van 34 Moran, M. S. (2012). Assessing the benefits of a field data management tool. Delft: TU

Delft.

Partners, V. d. (2008). Voorraad in de vingeers.

Proces. (2013, mei 20). Analyse innovatief inkopen in relatie tot Total Costs of Ownership. Opgehaald van proces-nl: http://proces-

nl.eu/Documenten%20voor%20website/Total%20Costs%20of%20Ownership%

20en%20innovatief%20inkopen%20afschrift.pdf

Profi-Leren. (2013, mei 21). het observatieplan. Opgehaald van profi-leren:

http://www.profi-leren.nl/files/saw_dc23.pdf

ROC-nova-college. (2013). observatie methodes en technieken. ROC-nova-college.

Opgehaald van stuvia: http://www.stuvia.com/doc/25247/observatie- methodes-en-technieken

Sayer, N. N. (2010). Lean voor Dummies. Amsterdam: Pearson Education benelux BV.

SBR. (2013, juni 3). www.sbr.nl. Opgehaald van www.sbr.nl.

Systems, V. (2008). Case Study: Meadowlands. Vela Systems Skanska.

van de Westelaken, P. K. (2011). Handout Brainstorm Technieken. Nijmegen: Samen Spraak spel simulaties.

wikipedia. (2013, Juni 6). barcode. Opgehaald van wikipedia:

http://en.wikipedia.org/wiki/Barcode

wikipedia. (2013, juni 6). QR-code. Opgehaald van wikipedia:

http://nl.wikipedia.org/wiki/QR-code

wikipedia. (2013, juni 3). Radio frequency identification. Opgehaald van wikipedia:

http://nl.wikipedia.org/wiki/Radio_frequency_identification woorden. (2013, 5 23). woorden. Opgehaald van www.woorden.org:

http://www.woorden.org/woord/element&from=elementen

woorden-boek. (2013, mei 20). pilot project. Opgehaald van woordenb-boek.nl:

http://www.woorden-boek.nl/woord/pilot%20project

yourdictionary. (2013, 05 20). yourdictionary. Opgehaald van yourdictionary:

http://www.yourdictionary.com/full-service

(34)

Meten = Weten Rick Quirijnen & Stijn van Schaijk Pagina 34 van 34 7 BIJLAGEN

BIJLAGE 1: ORGANOGRAM HBO

BIJLAGE 2: VOORONDERZOEK TOTAL COSTS OF OWNERSHIP

BIJLAGE 3: VERSLAG INTERVIEWS EN GESPREKKEN

BIJLAGE 4: PILOT PROJECT

BIJLAGE 5: ORIËNTEREND ONDERZOEK DATAKOPPELINGEN

BIJLAGE 6: LEVENSCYCLUS BOUWELEMENT

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Alsem een onderzoek gehouden naar de marktkansen van Sport 7.2 Uit dit onderzoek bleek dat de kijkdichtheid zeer sterk bepaald werd door het al dan niet betalen, van een

Als u daarop de prestaties van de officieren van justitie gaat beoordelen, kan dat ertoe leiden dat alleen die gevallen voor de rechter worden gebracht waarbij de

De redactie van de bepaling behoeft er echter niet toe te leiden dat bij de beoordeling van de vraag of de ontvanger redelijkerwijs rekening had te houden met de

In het rapport van de Raad voor Cultuur blijkt dat mediawijsheid geïntegreerd zou moeten worden aangeboden, maar dit is lastig voor heel veel docenten, omdat ze niet weten waar het

tussen de respons van consumenten op de marketing van een merk met merkwaarde en een fictief, onbekend merk. Als de consumenten gebaseerde merkwaarde positief is dan

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

bijlage 4) en tussen het gewicht van de gehele plant en het gewicht van het blad afzonderlijk (tabel 6) dan zou door alleen de lengte te meten een goed inzicht te krijgen zijn in