• No results found

DEFINITIEF RAPPORT VAN HET ONDERZOEK IN HET KADER VAN DE VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "DEFINITIEF RAPPORT VAN HET ONDERZOEK IN HET KADER VAN DE VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

VVE-RAPPORT

DEFINITIEF RAPPORT VAN HET ONDERZOEK IN HET KADER VAN

DE VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE

PEUTERSPEELZAAL DE STAMPERTJES

BASISSCHOOL ANNIE M.G. SCHMIDTSCHOOL

Locatie(s) :Peuterspeelzaal De Stampertjes

:Basisschool Annie M.G. Schmidtschool Brinnr. :13XQ

Plaats :3117 LD Schiedam

Reg. Nr. :3081946

Onderzoeksnummer :14022 + 14021 Datum onderzoek :8 – 3 - 2011 Datum vaststelling rapport :30 – 5 - 2011

(2)

1. INLEIDING

Dit rapport is het verslag van een onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs naar de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie (VVE). VVE is bedoeld voor jonge kinderen die

onvoldoende zijn toegerust voor een soepele instroom in groep 3 van het basisonderwijs, waardoor ze grote kans lopen om achterop te raken.

In dit rapport worden de volgende onderwerpen besproken:

 De voorwaarden van VVE

 De ouders

 De kwaliteit van de educatie

 Het VVE-programma, zoals dat wordt aangeboden

 Het pedagogisch klimaat

 Het educatief handelen

 De ontwikkeling, zorg en begeleiding

 De kwaliteitszorg

 De doorgaande lijn tussen de voor- en vroegschool

 De resultaten van VVE

Elk van de VVE-kwaliteitsaspecten is uiteengelegd in indicatoren. Als een indicator beoordeeld wordt, gebeurt dat doorgaans met de volgende oordelen:

1. Staat in de kinderschoenen: verbeteringen zijn dringend nodig

Deze kwalificatie geeft aan dat er écht iets verbeterd dient te worden.

2. Enigszins ontwikkeld: verbeteringen zijn wenselijk

Deze kwalificatie geeft aan dat het wenselijk is dat iets verbeterd wordt.

3. Voldoende

4. Goed ontwikkeld: een voorbeeld voor anderen

Deze kwalificatie geeft aan dat dit aspect in orde is, en wel op een zodanige manier dat andere voor- en/of vroegscholen hiervan kunnen leren.

Opbouw van het rapport

Hoofdstuk 2 beschrijft het totaalbeeld van het onderzoek. De beoordeelde onderwerpen

(indicatoren) staan in hoofdstuk 3, met eerst de oordelen en daarna een toelichting als dat nodig is. Als er op basis van dit onderzoek afspraken gemaakt zijn, staan die in hoofdstuk 4.

Groepsinformatie peutergroep:

Groep De Stampertjes: waarvan 16 peuters, waarvan 11 doelgroeppeuters Groepsinformatie kleutergroepen:

Groep 1: waarvan 17 kleuters, waarvan 1 doelgroepkleuters Groep 2: waarvan 31 kleuters, waarvan 9 doelgroepkleuter

(3)

2. HET TOTAALBEELD

 

De leidsters en leraren van peuterspeelzaal De Stampertjes en basisschool Annie M.G. Schmidt hebben in november 2010 de VVE-trainingen afgerond en zijn dus nog niet zo heel lang bezig om inhoud te geven aan voor- en vroegschoolse educatie. Dat daar op de werkvloer nauwelijks iets van is te merken, is te danken aan een team van zeer ervaren leidsters, leerkrachten en de onderwijsassistent. Dit team slaagt erin de bepalende factoren voor een succesvolle uitvoering van VVE een vaste plaats te geven binnen het pedagogisch en educatief handelen. Dit betekent onder andere:

een planmatige uitvoering van het programma;

de daarbij zo belangrijke stimulerende leeromgeving;

het volgen van de kinderlijke ontwikkeling middels een observatie-instrument;

het aanbieden van een gedifferentieerd aanbod dat rekening houdt met individuele verschillen tussen kinderen.

In de korte tijd dat dit team samenwerkt is er al veel bereikt in het tot stand komen van een goede doorgaande lijn. Met name de wijze waarop de overdracht van de peuters plaatsvindt kan als voorbeeld voor anderen dienen. De peuters gaan al kennismaken voordat zij de overstap maken. Leidsters en leerkrachten bespreken alle peuters bij de overdracht van de informatie en de leerkrachten nemen de observatiegegevens uit de peuterdocumenten over, zodat een goede doorgaande lijn ontstaat die vooral bij zorgleerlingen van groot belang is.

Ook de wijze waarop met peuters en kleuters wordt omgegaan verdient een compliment.

Er wordt met oprechte belangstelling naar de kinderen geluisterd en er is veel aandacht voor het stimuleren van sociale vaardigheden, zelfstandigheid en persoonlijke competenties.

Naast deze positieve ontwikkelingen zijn er naar het oordeel van de inspectie nog onderdelen die om een verdere uitwerking vragen. Dit betreft voor de school en de peuterspeelzaal (samen) een bezinning op de rol van de ouder en de wijze waarop de ouders het best bereikt kunnen worden.

In de peuterspeelzaal vraagt vooral het vastleggen van zaken, zoals het geplande aanbod, de geplande activiteiten voor specifieke peuters en de geplande extra zorg, nog aandacht.

In het kader van kwaliteitzorg ten slotte dient het VVE-beleid een duidelijke plaats te krijgen in beleidsdocumenten zoals het pedagogisch beleidsplan, het schoolplan en de schoolgids.

(4)

3. DE OORDELEN MET EEN TOELICHTING ALS DAT NODIG IS

A CONDITIES Psz. De

Stampertjes Bs. Annie M.G.

Schmidtschool A0.1 Er is een recent GGD-rapport beschikbaar -- --

A0.2 In het rapport zijn de basisvoorwaarden voor voorschoolse educatie getoetst

-- -- A1 Een integraal VVE-programma

A1.1 Naam/namen van programma(s) Psz. De Stampertjes: Puk Bs. Annie M.G. Schmidtschool: Ko

A1.2 Wat is de kwaliteit van het programma? 3 3

A2 De groepsgrootte voldoet aan de maximumeisen (voorschool) 3 -- A3 Leidster - kind ratio ("dubbele bezetting") 3 3 A4 Voldoende VVE-tijd

A4.1 De peuters bezoeken de voorschool gedurende voldoende tijd

(per week) 3 --

A4.2 Wat is doorgaans de beginleeftijd

voor VVE? Psz. De Stampertjes: twee en een half jaar oud A5 Kwaliteit beroepskrachten

A5.2 Alle beroepskrachten zijn toereikend gekwalificeerd

(opleiding) 3 3

A5.3 Alle beroepskrachten spreken voldoende Nederlands 3 3 A5.4 Alle beroepskrachten zijn toereikend geschoold (voor het VVE-

programma) 3 3

A5.5 Er is een jaarlijks VVE-opleidingsplan 3 3

Een groot aantal indicatoren is in het kader van de OKE-wet uitsluitend van toepassing op de peuterspeelzalen (A0.1, A0.2, A2, A4, A5.5).

B OUDERS Psz. De

Stampertjes Bs. Annie M.G.

Schmidtschool

B1 Gericht ouderbeleid 2 2

B2 Ouders zijn vooraf adequaat geïnformeerd 3 3

B3 Intake 3 3

B4 Stimuleren om thuis ontwikkelingsstimulerende activiteiten te doen

3 3 B5 Participatie in VVE-activiteiten in de voor/vroegschool 2 2

B6 Informeren over de ontwikkeling van hun kind 2 2

B7 Rekening houden met de thuistaal 3 3

Zowel op de peuterspeelzaal als op de school ontbreekt een concreet ouderbeleid gericht op de doelstelling van VVE. Vragen die in dit verband beantwoord dienen te worden zijn: Op welke wijze willen wij dat ouders actief de ontwikkeling van hun kinderen stimuleren? Welke doelen stellen wij op dit gebied (concreet)? Wat voor ouders hebben we? Wat zijn hun mogelijkheden en wensen?

Welke activiteiten kunnen wij uitvoeren om onze doelen te bereiken?

Binnen de voor- en vroegschoolse educatie is de oudercomponent van groot belang. Door ouders ook actief te laten participeren in VVE-activiteiten kan het effect van VVE vele malen vergroot worden, waardoor de kans dat kinderen zonder achterstand aan groep 3 beginnen toeneemt (B1).

De ouders van de peuterspeelzaal en de school geven aan dat ze vooraf goed geïnformeerd zijn over het VVE-programma, de aanpak en de werkwijze op de peuterspeelzaal (B2).

(5)

Tussentijds wordt regelmatig informatie gegeven over de thema’s, de activiteiten die daarbij centraal staan en de thuisopdrachten. De ouders worden geïnformeerd over het belang ook thuis activiteiten met de kinderen uit te voeren. Zij krijgen opdrachten mee en deze worden in een volgende bijeenkomst besproken. Zowel ouders als leidsters en leraren geven aan dat de opkomst betreurenswaardig laag is (B4).

De peuterspeelzalen en school organiseren momenten waarop ouders betrokken worden bij de activiteiten op school, zoals themabijeenkomsten over relevante opvoeding ondersteunende onderwerpen.

De school organiseert aan het begin van het jaar een informatiebijeenkomst voor alle ouders over wat er dat jaar aangeboden gaat worden (B5).

Zowel de ouders van de kleuters als de ouders van de peuters 2 à 3 keer per jaar uitgenodigd om over de ontwikkeling van hun kind te komen praten. Deze bijeenkomsten worden beter bezocht (B6).

School en peuterspeelzaal houden zich strikt aan het spreken van de Nederlandse taal. Ouders die daar nog veel moeite mee hebben worden gesteund. Gesprekken kunnen indien nodig

plaatsvinden met hulp van een tolk, maar de algemene informatie wordt niet vertaald aangeleverd.

C KWALITEIT VAN DE UITVOERING VAN VVE Psz. De Stampertjes

Bs. Annie M.G.

Schmidtschool C1 Kwaliteit van de educatie: het aangeboden programma

C1.1 Een integraal VVE-programma 3 3

C1.2 Werken met een doelgerichte planning 3 3

C1.3 Het aanbod gericht op de taalontwikkeling is voldoende

dekkend 3 3

C1.4 Het aanbod klimt op in moeilijkheidsgraad en er wordt

gedifferentieerd 3 3

De peuterspeelzaal en de school werken afzonderlijk aan de verschillende thema’s, waarbij er voldoende aandacht is voor de brede ontwikkeling. Enkele thema’s worden gezamenlijk

uitgewerkt. Omdat men zich houdt aan de programmatische opbouw en het aanbod inricht naar het ontwikkelingsniveau van de kinderen, is sprake van een gedifferentieerd aanbod dat opklimt in moeilijkheidsgraad (C1.2 t/m C1.4).

Het volgen van een vaste programmalijn is, zeker in deze fase, waarin nog nauwelijks ervaring is opgedaan met de inhoud van alle thema’s, een goede zaak. Niet altijd echter zal de lesinhoud passen bij de belangstelling of de ontwikkelingsfase van de kinderen. Het is dan ook van belang om, na de volledige implementatie, kritisch naar de inhoud van de thema’s te kijken en waar nodig onderwerpen aan te passen. Zeker voor het heel jonge kind is leren vooral effectief wanneer het plaatsvindt in een betekenisvolle situatie.

In de peuterspeelzaal kan aan het werken met een doelgerichte planning nog meer aandacht worden besteed (C1.2).

C2 Kwaliteit van de educatie: het pedagogisch klimaat Psz. De Stampertjes

Bs. Annie M.G.

Schmidtschool C2.1 Het pedagogisch handelen van de leidsters/leerkrachten is

respectvol

4 4 C2.2 De leidsters/leerkrachten hanteren duidelijke pedagogische

gedragsgrenzen

3 3 C2.3 De leidsters/leerkrachten stimuleren de sociale vaardigheden 3 3

(6)

C2.4 De leidsters/leerkrachten tonen respect voor de autonomie van het kind

4 4 C2.5 De inrichting van de ruimte is aantrekkelijk, uitdagend en

spel- en taal-uitlokkend

4 4

Het pedagogisch klimaat is in de peuterspeelzaal en in de school op alle gebieden goed ontwikkeld.

Verschillende aspecten, zoals de respectvolle omgang en de aandacht voor de automie van het kind, kunnen als voorbeeld voor anderen dienen.

De sociale vaardigheden en de zelfstandigheid van de kinderen wordt voldoende gestimuleerd.

De inrichting van de lokalen verdient een compliment. Zowel bij de peuters als bij de kleuters is sprake van een rijk ingerichte speelleeromgeving die kinderen uitnodigt tot samenspel en die veel situaties bevat die nadrukkelijk uitnodigen tot het produceren van taal. De ‘bibliotheek’ en de

‘supermarkt’ zijn fraaie voorbeelden van een voorbereide omgeving, waar kinderen de taal en de nieuwe themawoorden op betekenisvolle wijze kunnen oefenen.

C3 Kwaliteit van de educatie: het educatief handelen Psz. De Stampertjes

Bs. Annie M.G.

Schmidtschool C3.1 Het educatief handelen van beide leidsters/leerkrachten is

goed op elkaar afgestemd

3 3 C3.2 Er worden effectieve en gerichte activiteiten voor de

taalontwikkeling uitgevoerd

3 4 C3.3 De leidsters/leerkrachten bevorderen de interactie met en

tussen kinderen 3 4

C3.4 De leidsters/leerkrachten stimuleren actieve betrokkenheid

van de kinderen en verrijken het spelen en werken 3 4

C3.5 De leidsters/leerkrachten bevorderen de ontwikkeling van

aanpakgedrag (strategieën) bij de kinderen 3 4

C3.6 Het gedrag van de leidsters/leerkrachten met de kinderen is

responsief 3 3

C3.7 De leidsters/leerkrachten stemmen de activiteiten af op verschillen in de ontwikkeling van de individuele kinderen

3 3

Het educatief handelen is op de meeste onderdelen al goed ontwikkeld. Verschillen tussen speelzaal en school zijn er vooral waar het gaat om de planmatigheid, of het vooraf vastleggen van het ‘hoe, waarom en wie’ verantwoordelijk is voor het uitvoeren van activiteiten. De leidsters zijn uitstekend op elkaar ingespeeld maar veel van het educatief handelen vindt spontaan plaats en is niet vooraf gepland en vastgelegd. In de school, waar de onderwijsassistente

verantwoordelijk is voor het aanbod aan de kleine groep, zijn de activiteiten en de kinderen voor wie die bedoeld zijn, wel vooraf bepaald. Op basis daarvan kan ook een meer doelgerichte evaluatie plaatsvinden. In het gesprek met de leidinggevende van de peuterspeelzaal werd aangegeven dat leidsters een specifiek aanbod voor peuters wel vooraf plannen en dit in de toekomst ook in plannen zullen gaan vastleggen. Dit zal de kwaliteit van het educatief handelen zeker ten goede komen.

Een compliment is ook hier op zijn plaats. Het betreft de aandacht voor de

taalontwikkeling/woordenschat en de ontluikende geletterdheid. In de peuterspeelzaal en in de school is hiervoor veel aandacht. Een voorbeeld voor anderen was het aanbod op dit terrein aan enkele oudste kleuters. Zonder de grens naar het aanvankelijk leesonderwijs te overschrijden werd op betekenisvolle wijze gewerkt aan de ontluikende geletterdheid van de oudste kleuters.

(7)

Stampertjes M.G.

Schmidtschool D1 Ontwikkeling, begeleiding en zorg binnen de groep

D1.1 Volgen van de brede ontwikkeling van alle kinderen 3 3 D1.2 De begeleiding is planmatig voor: de hele groep, de kleine

(tutor)groep en het individuele kind 2 3

D1.3 De evaluatie van de aangeboden begeleiding en zorg 2 3 D1.4 Specifieke aandacht bij de begeleiding en zorg voor de

taalontwikkeling

2 3 D2 Ontwikkeling, begeleiding en zorg in de bredere zorgketen

D2.1 Leidsters/leerkrachten hebben een overzicht van de kinderen die zorg nodig hebben die de voor- resp. vroegschool niet kan leveren, en van de aard van die zorg

3 3

D2.2 Leidsters/leerkrachten melden kinderen aan voor externe zorg wanneer de voor- resp. vroegschool de gewenste zorg niet kan leveren

3 3

D2.3 De leidstersleerkrachten blijven de ontwikkeling van kinderen

met extra zorg bijhouden 3 3

De ontwikkeling van de peuters wordt gevolgd op basis van het peuterobservatie instrument dat bij het programma hoort. Dit gebeurt op de leeftijd van 3 jaar en wordt herhaald bij 3 jaar en 9 maanden. Inmiddels is een formulier ontwikkeld om ook over de eerste periode, de zogenaamde wenperiode, een en ander vast te leggen. Dit biedt tevens de mogelijkheid al eerder gericht ondersteuning te bieden, daar waar nodig. Het formulier biedt de mogelijkheid op enkele basale onderdelen van de ontwikkeling een eerste indruk te beschrijven. Uitbreiding naar een aantal relevante ontwikkelingsaspecten kan bijdragen aan de kwaliteit van het werken met de peuters en het bieden van zorg en begeleiding (D1.1 t/m D 1.4).

Binnen de Stichting Welzijn Schiedam nemen enkele medewerkers deel aan de opleiding tot intern begeleider peuterspeelzaalwerk. De mogelijkheid in de toekomst een beroep te kunnen doen op deze collega kan zorgen voor een extra impuls om de zorg en begeleiding van de peuters en het tijdig inschakelen van externe deskundigen, verder uit te breiden en te verfijnen.

In de basisschool is gewerkt aan een kleuterobservatie-instrument waarmee de brede ontwikkeling van de kinderen kan worden gevolgd. De gegevens worden benut voor het opstellen van

groepsplannen. De extra zorg, het specifieke aanbod en het werken met de kleine groep is in het groepsplan opgenomen.

E KWALITEITSZORG BINNEN DE VOOR- C.Q. VROEGSCHOOL Psz.De

Stampertjes Bs. Annie M.G.

Schmidtschool E1 Er is VVE-coördinatie in de voor- c.q. vroegschool 3 3

E2 De voor- c.q. vroegschool evalueert de kwaliteit van VVE regelmatig

3 3 E3 De voor- c.q. vroegschool evalueert de opbrengsten van alle

kinderen

2 3 E4 De voor- c.q. vroegschool formuleert op basis van evaluaties

verbetermaatregelen en voert die aantoonbaar en planmatig uit 2 2 E5 De voor- c.q. vroegschool borgt de kwaliteit van haar educatie 3 3

E6 In de kwaliteitszorg van de basisschool wordt ook specifiek naar VVE gekeken

-- 3

De coordinatie van VVE is goed geregeld. De schoolleiding en de leidingsgevende van de peuterspeelzaal hebben regelmatig overleg. Daarnaast is er regelmatig overleg tussen de schoolleiding en de intern begeleider voor wat betreft VVE in de vroegschool. De uitstekende samenwerking tussen leidsters en leerkrachten maakt coördinatie op de werkvloer bijna overbodig.

Men spreekt elkaar dagelijks en omdat er met een ‘open deuren beleid’ wordt gewerkt, is men

(8)

structureel overleg tussen de uitvoerende van VVE (E1).

Op school is veel aandacht voor de opbrengsten en het verhogen daarvan. In het kader van VVE is er echter nog onvoldoende materiaal om al tot het ontdekken van trends te komen (E3).

De zorg voor de kwaliteit van VVE is op de peuterspeelzaal al goed ontwikkeld. Wel is het van belang na te gaan welke doelen men met VVE willen bereiken, hoe de evaluatie moet plaatsvinden en op welke wijze de kwaliteit van VVE kan worden behouden (borging) (E2 t/m E5).

De kwaliteit van VVE is onderdeel van de totale kwaliteitscyclus die de school volgt. Daarnaast wordt regelmatig stilgestaan bij de specifiekeontwikkelingen binnen VVE. In de vigerende

schooldocumenten wordt nog geen aandacht besteed aan VVE. De schoolleiding geeft aan dat hard wordt gewerkt aan het beschrijven van het VVE-beleid voor de komende 4 jaar. Dit beleid zal in het nieuwe schoolplan worden uitgewerkt (E2 t/m E5).

F DOORGAANDE LIJN Psz. De

Stampertjes

Bs. Annie M.G.

Schmidtschool F1 Er is VVE-coördinatie tussen de voor- en vroegschool 3 3

F2 Voldoende kinderen stromen door naar een vroegschool 3 3 F3 De voor- en vroegschool zorgen voor een warme overdracht 3 3 F4 Het aanbod van de voor- en vroegschool is op elkaar afgestemd 3 3 F5 Het pedagogisch klimaat en het educatief handelen van de voor-

en vroegschool is op elkaar afgestemd

3 3 F6 De manier om met ouders om te gaan op de voor- en de

vroegschool is op elkaar afgestemd 2 2

F7 De interne begeleiding en zorg zijn op de voor- en vroegschool

op elkaar afgestemd 3 3

De doorgaande lijn vormt in deze VVE-locatie een van de sterke punten. Al eerder is de waarde van een goede overdracht benoemd. Ook op andere relevante onderdelen ontstaan een

doorgaande lijn. Aanscherping is van belang als het gaat om de plaats en de rol van de ouders.

Door ook hier gezamenlijk op te trekken kan meer worden bereikt.

De interne zorg kan nog verder versterken wanneer een meer planmatige werkwijze ook bij de peuters wordt doorgevoerd.

G OPBRENGSTEN VAN VVE Psz. De

Stampertjes

Bs. Annie M.G.

Schmidtschool G1 De resultaten worden gemeten conform de afspraken -- --

G2 De resultaten zijn van voldoende niveau -- --

G3 Verlengde kleuterperiode -- 3

De inspectie doet geen uitspraken over de resultaten wanneer er op gemeentelijk niveau nog geen concrete afspraken gemaakt zijn over de opbrengst van VVE (G1 en G2).

4. VERVOLGAFSPRAKEN.

Het bezoek heeft geen aanleiding gegeven voor het maken van vervolgafspraken.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

D1.1 Volgen van de brede ontwikkeling van alle kinderen 2 D1.2 De begeleiding is planmatig voor: de hele groep, de kleine (tutor)groep en het individuele kind. 2 D1.3 De

E5 De voorschool borgt de kwaliteit van haar educatie 2 E2 Er vindt structureel overleg plaats tussen de leidinggevenden en de leidsters over de ontwikkelingen binnen de

Het pedagogisch handelen van de leidsters is over het algemeen voldoende respectvol en er is voldoende aandacht voor de gedragsgrenzen en de autonomie van de peuters.

In de peuterspeelzaal worden de observaties nog niet gebruikt voor de planning van activiteiten, waardoor de activiteiten nog te weinig tegemoetkomen aan de verschillen in

vroegschool niet kan leveren, en van de aard van die zorg 2 D2.2 Leidsters melden kinderen aan voor externe zorg wanneer de voor- resp. vroegschool de gewenste zorg niet kan leveren

De Stichting Delftse Peuterspeelzalen heeft voor Mierennest nog geen opleidingsplan/planning voor de leidsters, dat gericht is op het verder ontwikkelen van de vaardigheden

Dit rapport is het verslag van een onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs naar de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie (VVE).. VVE is bedoeld voor jonge

Het aantal peuters in groep d middag : 14, waarvan 5 doelgroeppeuters (=35%) Het aantal peuters in groep e ochtend: 15, waarvan 6 doelgroeppeuters (=40%) Met a tot en met e