• No results found

DEFINITIEF RAPPORT VAN HET ONDERZOEK IN HET KADER VAN DE VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE PEUTERSPEELZAAL MIERENNEST

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "DEFINITIEF RAPPORT VAN HET ONDERZOEK IN HET KADER VAN DE VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE PEUTERSPEELZAAL MIERENNEST"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

VVE-RAPPORT

DEFINITIEF RAPPORT VAN HET ONDERZOEK IN HET KADER VAN

DE VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE PEUTERSPEELZAAL MIERENNEST

Locatie(s) :Peuterspeelzaal Mierennest

Plaats :2613 RW Delft

Onderzoeksnummer :14510

Reg.nr. :3132973

Datum onderzoek :12 – 5 – 2011 Datum vaststelling rapport : 1 – 9 – 2011

(2)

1. INLEIDING

Dit rapport is het verslag van een onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs naar de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie (VVE). VVE is bedoeld voor jonge kinderen die

onvoldoende zijn toegerust voor een soepele instroom in groep 3 van het basisonderwijs, waardoor ze grote kans lopen om achterop te raken.

In dit rapport worden de volgende onderwerpen besproken:

 De voorwaarden van VVE

 De ouders

 De kwaliteit van de educatie

 Het VVE-programma, zoals dat wordt aangeboden

 Het pedagogisch klimaat

 Het educatief handelen

 De ontwikkeling, zorg en begeleiding

 De kwaliteitszorg

 De doorgaande lijn tussen de voor- en vroegschool

 De resultaten van VVE

Elk van de VVE-kwaliteitsaspecten is uiteengelegd in indicatoren. Als een indicator beoordeeld wordt, gebeurt dat doorgaans met de volgende oordelen:

1. Staat in de kinderschoenen: verbeteringen zijn dringend nodig

Deze kwalificatie geeft aan dat er écht iets verbeterd dient te worden.

2. Enigszins ontwikkeld: verbeteringen zijn wenselijk

Deze kwalificatie geeft aan dat het wenselijk is dat iets verbeterd wordt.

3. Voldoende

4. Goed ontwikkeld: een voorbeeld voor anderen

Deze kwalificatie geeft aan dat dit aspect in orde is, en wel op een zodanige manier dat andere voor- en/of vroegscholen hiervan kunnen leren.

Opbouw van het rapport

Hoofdstuk 2 beschrijft het totaalbeeld van het onderzoek. De beoordeelde onderwerpen

(indicatoren) staan in hoofdstuk 3, met eerst de oordelen en daarna een toelichting als dat nodig is. Als er op basis van dit onderzoek afspraken gemaakt zijn, staan die in hoofdstuk 4.

Groepsinformatie peutergroepen:

Aantal peuters in groep maandag : 14, waarvan 4 doelgroeppeuters Aantal peuters in groep dinsdag : 13, waarvan 7 doelgroeppeuters Aantal peuters in groep woensdag : 14, waarvan 4 doelgroeppeuters Aantal peuters in groep donderdag: 13, waarvan 7 doelgroeppeuters Aantal peuters in groep vrijdag : 14, waarvan 4 doelgroeppeuters

(3)

2. HET TOTAALBEELD

Peuterspeelzaal Mierennest is een VVE-locatie die niet gekoppeld is aan een basisschool of in een VVE-cluster in Delft is aangesloten. Zij werken met het Piramide-programma en zijn hiervoor gecertificeerd. Als zelfstandig opererende peuterspeelzaal is het belangrijk om voldoende thema’s in het jaar aan te bieden om zo de ontwikkeling op gestructureerde en samenhangende wijze te stimuleren voor de verschillende ontwikkelingsgebieden.

Het pedagogisch klimaat is voldoende ontwikkeld om met succes het VVE-programma uit te

voeren. De kinderen zijn zichtbaar op hun gemak en de leidsters hebben een positieve houding ten opzichte van de kinderen. Er wordt een goede structuur geboden waar binnen het bieden van een verzorgde, veilige omgeving opvalt.

Maar aan sommige aspecten van de educatie kan nog meer aandacht worden besteed, zoals het stimuleren van de sociale vaardigheden en competenties van de peuters. Ook de inrichting van de peuterspeelzaal kan meer taal- en speluitlokkend worden gemaakt.

Het ontwikkelen van een VVE-kwaliteitsbeleid en het uitwerken van de interne zorg en begeleiding zijn aspecten van VVE die nog aandacht verdienen.

(4)

3. DE OORDELEN MET EEN TOELICHTING ALS DAT NODIG IS

A CONDITIES Psz Mierennest

A0.1 Er is een recent GGD-rapport beschikbaar 3

A0.2 In het rapport zijn de basisvoorwaarden voor voorschoolse educatie getoetst 3 A1 Een integraal VVE-programma

A1.1 Naam/namen van programma(s) Piramide

A1.2 Wat is de kwaliteit van het programma? 3

A2 De groepsgrootte voldoet aan de maximumeisen (voorschool) 3 A3 Leidster - kind ratio ("dubbele bezetting") 3 A4 Voldoende VVE-tijd

A4.1 De peuters bezoeken de voorschool gedurende voldoende tijd (per week) 3 A4.2 Wat is doorgaans de beginleeftijd voor

VVE? Twee jaar oud

A5 Kwaliteit beroepskrachten

A5.2 Alle beroepskrachten zijn toereikend gekwalificeerd (opleiding) 3 A5.3 Alle beroepskrachten spreken voldoende Nederlands 3 A5.4 Alle beroepskrachten zijn toereikend geschoold (voor het VVE-programma) 3

A5.5 Er is een jaarlijks VVE-opleidingsplan 2

De Stichting Delftse Peuterspeelzalen heeft voor Mierennest nog geen opleidingsplan/planning voor de leidsters, dat gericht is op het verder ontwikkelen van de vaardigheden en competenties die voor VVE van belang zijn om met het VVE-programma te werken (A5.5).

B OUDERS Psz Mierennest

B1 Gericht ouderbeleid 2

B2 Ouders zijn vooraf adequaat geïnformeerd 3

B3 Intake 3

B4 Stimuleren om thuis ontwikkelingsstimulerende activiteiten te doen 3 B5 Participatie in VVE-activiteiten in de voorschool 2

B6 Informeren over de ontwikkeling van hun kind 3

B7 Rekening houden met de thuistaal 3

Binnen de voor- en vroegschoolse educatie is de oudercomponent van groot belang. De

peuterspeelzaal heeft geen concreet ouderbeleid beschreven gericht op de doelstelling van VVE (B1).

De vragen die in dit verband beantwoord dienen te worden zijn:

 Op welke wijze willen wij dat de ouders actief de ontwikkeling van hun kinderen stimuleren?

 Welke concrete doelen stellen wij op dit gebied?

 Wat voor ouders hebben wij?

 Wat zijn hun mogelijkheden en wensen?

 Welke activiteiten kunnen wij uitvoeren om onze doelen te bereiken?

Op Mierennest worden de ouders goed betrokken bij de ontwikkelingsstimulerende activiteiten, maar door hen ook actief te laten participeren in VVE-activiteiten kan het effect van VVE vele malen vergroot worden, waardoor de kans dat kinderen zonder een achterstand aan groep 3 beginnen ook toeneemt. De ouderbetrokkenheid bij verschillende thema’s kan verder gestimuleerd worden door bij de start of afsluiting van het thema de ouders uit te nodigen en te betrekken (B5).

Veel informatie wordt uitgewisseld bij het halen en brengen van de peuters. De ouders worden als partner betrokken bij de ontwikkeling van hun kind en twee keer per jaar vanaf 2 jaar wordt een oudergesprek georganiseerd. Bij voorkeur wordt de brede ontwikkeling besproken aan de hand van een observatie-instrument (B6).

(5)

C1 Kwaliteit van de educatie: het aangeboden programma

C1.1 Een integraal VVE-programma 3

C1.2 Werken met een doelgerichte planning 2

C1.3 Het aanbod gericht op de taalontwikkeling is voldoende dekkend 2 C1.4 Het aanbod klimt op in moeilijkheidsgraad en er wordt gedifferentieerd 2 C2 Kwaliteit van de educatie: het pedagogisch klimaat

C2.1 Het pedagogisch handelen van de leidsters is respectvol 3 C2.2 De leidsters hanteren duidelijke pedagogische gedragsgrenzen 3 C2.3 De leidsters stimuleren de sociale vaardigheden en de persoonlijke

competenties van de kinderen 2

C2.4 De leidsters tonen respect voor de autonomie van het kind 2 C2.5 De inrichting van de ruimte is aantrekkelijk, uitdagend en spel- en taal-

uitlokkend 2

C3 Kwaliteit van de educatie: het educatief handelen

C3.1 Het educatief handelen van beide leidsters/leerkrachten is goed op elkaar

afgestemd 3

C3.2 Er worden effectieve en gerichte activiteiten voor de taalontwikkeling

uitgevoerd 3

C3.3 De leidsters/leerkrachten bevorderen de interactie met en tussen kinderen 2 C3.4 De leidsters stimuleren actieve betrokkenheid van de kinderen en verrijken

het spelen en werken 3

C3.5 De leidsters bevorderen de ontwikkeling van aanpakgedrag (strategieën) bij

de kinderen 2

C3.6 Het gedrag van de leidsters met de kinderen is responsief 3 C3.7 De leidsters stemmen de activiteiten af op verschillen in de ontwikkeling van

de individuele kinderen 2

Piramide is een integraal VVE-programma en alle tussendoelen, woorden en ontwikkelingsgebieden komen in samenhang met elkaar voldoende aan bod. Wanneer er minder thema’s op jaarbasis worden uitgewerkt kunnen belangrijke onderdelen van de verschillende ontwikkelingsgebieden onvoldoende aan bod komen in de activiteiten, waardoor het effect van de kwaliteit van de educatie minder tot zijn recht komt (C1).

De planning is van groot belang om het dagelijkse doelgericht handelen van de leidsters te

bevorderen. De huidige planning van het thema wordt nog niet vertaald naar een weekplanning en laat nog niet zien dat er gedifferentieerd wordt naar leeftijd en/of ontwikkelingsniveau. Hierdoor is niet helder of, en in welke mate, het aanbod opklimt in moeilijkheidsgraad. Ook is het belangrijk om het aanbod voor activiteiten gericht op de taalontwikkeling te noteren. Door de tutor-

activiteiten voor de doelgroeppeuters in de dagelijkse planning op te nemen en een vaste plaats te geven, kan structureel aandacht worden besteed. Dit is nog een ontwikkelpunt (C1.2/1.3/1.4).

Bij de uitvoering van VVE is het pedagogisch handelen van de leraren voldoende ontwikkeld om VVE tot een succes te maken. De peuters spelen plezierig in het pedagogische klimaat dat aanwezig is op de peuterspeelzaal en krijgen positieve ondersteuning. Er worden duidelijk gedragsgrenzen gesteld in de kring. Wanneer peuters elkaars aandacht afleiden door bij voortduring aan elkaar te zitten, wordt het gedrag onvoldoende duidelijk gemaakt aan de peuter hoe zij zich moeten gedragen. Door de vraag op rustige toon te herhalen en eventueel aangevuld met een open vraagstelling over het gewenste gedrag en door het goede gedrag te benadrukken, leren de kinderen naar elkaar te luisteren en op respectvolle wijze met elkaar om te gaan. Ook wanneer peuters niet op een juiste wijze met het

speelgoed omgaan is het van belang om te leren met de materialen om te gaan in plaats van dit op te bergen, waardoor de sociale vaardigheden en competenties van de peuters worden verhoogd (C2.3/2.4).

Een rijke leeromgeving is een belangrijk onderdeel van VVE en de inrichting van de ruimte behoeft nog aandacht op dit punt. Het stimuleren van de taalontwikkeling krijgt in de ruimte meer

aandacht wanneer de voorwerpen passend bij het thema met woorden gelabeld en op ooghoogte van de peuter worden opgehangen. De huishoek is de hoek die de thuissituatie weerspiegelt en

(6)

interactie met de andere peuters. Ook kunnen de hoeken worden verrijkt met ‘levensechte’

materialen die spel- en taaluitlokkend van aard zijn (C2.5).

Het educatief handelen is een belangrijk aspect van VVE. Door kansrijke momenten te herkennen en te benutten kunnen de leidsters actief de ontwikkeling van de kinderen stimuleren. Ervaringen of uitingen van peuters zouden nog meer gebruikt kunnen worden om aan te sluiten bij de belevingswereld van het kind en naar de zone van naaste ontwikkeling te gaan. Ook is het stellen van open vragen bij de gerichte taalactiviteit kringgesprek, is nog een punt van aandacht om het actief taalgebruik bij de peuters te bevorderen (C3.3).

Het bevorderen van het aanpakgedrag (hoe lossen we dit nu op?) kan wat meer specifiek aan de orde komen. Oplossingen en antwoorden worden nu nog snel door de leidster aangedragen of even snel door de leidster gedaan, terwijl de kinderen zelf juist meer aangemoedigd kunnen worden om oplossingen of een bepaalde aanpak te bedenken en uit te voeren (C3.5).

Beter overzicht moet nog worden verkregen met behulp van het observatiesysteem over het ontwikkelingsniveau van het individuele kind vanaf twee jaar. Aan de hand hiervan kan in de dag- en weekplanning opgenomen worden welke kinderen welk gericht spelaanbod krijgen, zodat er meer sprake is van afstemming op de verschillen tussen de kinderen (C3.7).

D ONTWIKKELING, BEGELEIDING EN ZORG Psz Mierennest

D1 Ontwikkeling, begeleiding en zorg binnen de groep

D1.1 Volgen van de brede ontwikkeling van alle kinderen 2 D1.2 De begeleiding is planmatig voor: de hele groep, de kleine (tutor)groep en

het individuele kind 2

D1.3 De evaluatie van de aangeboden begeleiding en zorg 2 D1.4 Specifieke aandacht bij de begeleiding en zorg voor de taalontwikkeling 2 D2 Ontwikkeling, begeleiding en zorg in de bredere zorgketen

D2.1 Leidsters/leerkrachten hebben een overzicht van de kinderen die zorg nodig hebben die de voor- resp. vroegschool niet kan leveren, en van de aard van die zorg

2

D2.2 Leidsters/leerkrachten melden kinderen aan voor externe zorg wanneer de voor- resp. vroegschool de gewenste zorg niet kan leveren

3 D2.3 De leidsters/leerkrachten blijven de ontwikkeling van kinderen met extra

zorg bijhouden 3

Een belangrijk aspect van VVE is het vroegtijdig signaleren van achterstanden in de ontwikkeling.

Dit aspect vraag op meerdere onderdelen nog om verdere ontwikkeling bij Mierennest.

Voor vroegtijdige signalering van een mogelijke ontwikkelingsachterstand, is het belangrijk om bij de 0-meting, na de wenperiode van zes weken, een observatielijst te gebruiken die de brede ontwikkeling van de peuter beslaat. De observaties van de peuters vinden nu pas plaats vanaf 3 jaar. Er wordt twee keer geobserveerd met het observatiesysteem dat bij Piramide hoort, namelijk bij drie jaar en drie jaar en negen maanden. De observatiegegevens worden nog niet gebruikt voor een gericht spelaanbod om de begeleiding van de peuter af te stemmen op de ontwikkelingsfase.

Mede op basis van de bovenstaande observatiegegevens, toets-resultaten en andere gegevens, kunnen, wanneer nodig, individuele handelingsplannen worden opgesteld voor de peuters. Ook zullen de ouders worden betrokken bij de ontwikkelingsstimulerende activiteiten. Dit hele proces staat nog in de kinderschoenen en is een ontwikkelpunt voor de peuters. Evaluaties van de aangeboden begeleiding en zorg ontbreken nog in de peuterspeelzaal. Dit geldt ook voor de begeleiding en zorg voor de taalontwikkeling (D1).

Omdat het volgen van de brede ontwikkeling nog verder uitgewerkt moet worden, is het lastig vast te stellen of alle peuters die extra zorg behoeven, tijdig gesignaleerd worden. Zie ook het

bovenstaande (D2.1).

E KWALITEITSZORG BINNEN DE VOOR- C.Q. VROEGSCHOOL Psz Mierennest

(7)

E2 De voorschool evalueert de kwaliteit van VVE regelmatig 2 E3 De voorschool evalueert de opbrengsten van alle kinderen 2 E4 De voorschool formuleert op basis van evaluaties verbetermaatregelen en

voert die aantoonbaar en planmatig uit

2 E5 De voorschool borgt de kwaliteit van haar educatie 2

Het VVE-kwaliteitsbeleid bij de peuterspeelzaal moet nog van de grond getild worden en derhalve is het nog erg vroeg voor een systematisch ingericht kwaliteitsbeleid. Alle facetten van de

kwaliteitszorg moeten verder worden uitgewerkt. Hierbij is het belangrijk dat men nagaat welke doelen men met VVE wil bereiken, hoe men deze gaat evalueren en op welke wijze men

systematisch de kwaliteit van VVE wil borgen (E2/E3/E4).

Wel heeft men reeds goede instrumenten in handen om de kwaliteit van VVE te kunnen borgen. Er zijn bijvoorbeeld: jaarlijks functioneringsgesprekken en werkbegeleidingsgesprekken met de pedagogisch medewerkers (E5).

F DOORGAANDE LIJN Psz Mierennest

F1 Er is VVE-coördinatie tussen de voor- en vroegschool - F2 Voldoende kinderen stromen door naar een vroegschool -

F3 De voorschool zorgt voor een warme overdracht 2

F4 Het aanbod van de voor- en vroegschool is op elkaar afgestemd - F5 Het pedagogisch klimaat en het educatief handelen van de voor- en

vroegschool is op elkaar afgestemd

- F6 De manier om met ouders om te gaan op de voor- en de vroegschool is op

elkaar afgestemd -

F7 De interne begeleiding en zorg zijn op de voor- en vroegschool op elkaar

afgestemd -

De inspectie onthoudt zich van oordelen op de meeste indicatoren die met de doorgaande lijn te maken hebben. In de eerste plaats is er geen directe samenwerking met een basisschool en de kinderen stromen door naar verschillende basisscholen.

Het Mierennest staat weliswaar in de buurt van een basisschool, maar er is geen samenwerking op het gebied van VVE. De leidsters geven wel aan dat er contacten geweest zijn met een

basisschool, maar dat deze samenwerking is gestopt. Deze basisschool is officieel geen VVE-school (F).

De overdracht van kindgegevens gaat momenteel via de ouders. Voor zorgkinderen is er nog geen

‘warme overdracht’ geregeld bij Het Mierennest. In belang van het kind zal in voorkomend geval bij de overdracht van zorgkinderen een mondelinge toelichting van de relevante informatie moeten plaatsvinden. Ook is deze informatie duidelijk beschreven in een kinddossier of

overdrachtsformulier. Een overdrachtsgesprek door de leidsters voor zorgkinderen is noodzakelijk (F3).

4. VERVOLGAFSPRAKEN.

Het bezoek heeft geen aanleiding gegeven voor het maken van vervolgafspraken.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

heeft nog geen opleidingsplan/planning voor de leidsters, dat gericht is op het verder ontwikkelen van de vaardigheden en competenties die voor VVE van belang zijn om met

D1.1 Volgen van de brede ontwikkeling van alle kinderen 2 D1.2 De begeleiding is planmatig voor: de hele groep, de kleine (tutor)groep en het individuele kind. 2 D1.3 De

E5 De voorschool borgt de kwaliteit van haar educatie 2 E2 Er vindt structureel overleg plaats tussen de leidinggevenden en de leidsters over de ontwikkelingen binnen de

Het pedagogisch handelen van de leidsters is over het algemeen voldoende respectvol en er is voldoende aandacht voor de gedragsgrenzen en de autonomie van de peuters.

In de peuterspeelzaal worden de observaties nog niet gebruikt voor de planning van activiteiten, waardoor de activiteiten nog te weinig tegemoetkomen aan de verschillen in

vroegschool niet kan leveren, en van de aard van die zorg 2 D2.2 Leidsters melden kinderen aan voor externe zorg wanneer de voor- resp. vroegschool de gewenste zorg niet kan leveren

Dit rapport is het verslag van een onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs naar de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie (VVE).. VVE is bedoeld voor jonge

Het aantal peuters in groep d middag : 14, waarvan 5 doelgroeppeuters (=35%) Het aantal peuters in groep e ochtend: 15, waarvan 6 doelgroeppeuters (=40%) Met a tot en met e