• No results found

INSPECTIEVERSLAG OVER DE DOORLICHTING

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "INSPECTIEVERSLAG OVER DE DOORLICHTING"

Copied!
16
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1210 Brussel

INSPECTIEVERSLAG OVER DE DOORLICHTING

Niveau BaO

Instellingsnummer 7815

Instelling Gemeentelijke Basisschool - De Schakel

directeur Stef LAMBRECHTS

adres Kerkstraat 1 - 2960 SINT-LENAARTS telefoon 03-313.98.62

fax 03-315.00.91

e-mail dir@gls-deschakel.telenet.be website/URL www.glsdeschakel.be

Inrichtende macht/Bestuur 960625 - Gemeentebestuur van Brecht te BRECHT adres Gemeentepark 1 - 2960 BRECHT

Scholengemeenschap 119181 - De Voorkempen te WIJNEGEM

adres Bergenstraat 2 - 2110 WIJNEGEM

CLB 114769 - Vrij CLB 1 Antwerpen-Middengebied (Vors) te

VORSELAAR

adres Mgr. Donchelei 9 - 2290 VORSELAAR

Tijdstip doorlichting van 7 december 2009 tot 10 december 2009 Samenstelling inspectieteam

Inspecteur-verslaggever Louis Dams

Teamleden Dirk Janssens

Datum van bespreking met de

instelling 11 januari 2010

(2)

INHOUDSOPGAVE

1 INLEIDING... 3

2 RELEVANTE KENMERKEN...4

3 FOCUS VAN DE DOORLICHTING ...5

3.1 (Leer)prestaties in de focus ...5

3.2 Procesindicatoren en/of -variabelen in de focus...5

3.3 Outputindicatoren en/of -variabelen in de focus ...5

4 KWALITEITSPROFIEL ...6

5 RESULTATEN ... 7

5.1 (Leer)prestaties... 7

5.2 Schoolloopbaan ...10

5.3 Outcomes ... 10

5.4 Tevredenheid... 10

6 ASPECTEN VAN DE WERKING...11

6.1 Algemeen... 11

6.2 Personeel... 12

6.3 Logistiek... 12

6.4 Onderwijskundig ...12

7 STERKTES EN ZWAKTES ...14

7.1 Relevante aspecten waarin de school goed is ...14

7.2 Relevante aspecten die de school kan verbeteren...14

7.3 Relevante aspecten die de school moet verbeteren...14

8 ADVIES... 15

9 REGELING VOOR HET VERVOLG ...16

(3)

1 INLEIDING

Van 7 december 2009 tot 10 december 2009 bezocht de onderwijsinspectie van de Vlaamse Gemeenschap uw instelling. Zij deed dit in het kader van haar decretale opdracht om voor de overheid toezicht uit te oefenen op de kwaliteit en de kwaliteitszorg van onderwijsinstellingen. Zij is daarbij bevoegd voor:

 de controle van het studiepeil;

 de naleving van de onderwijsregelgeving;

 de controle op naleving van de wet op de veiligheid, het welzijn en de hygiëne. Overeenkomstig het Decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs van 8 mei 2009 wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid van art. 38 §5 om het toezicht hierop afzonderlijk uit te voeren.

Zij heeft niet de bevoegdheid om individuele personeelsleden te evalueren.

Het toezichtskader dat de inspectie daarvoor gebruikt is het CIPO-model:

 Context: factoren waarop de instelling weinig of geen invloed heeft (bijv. inplanting, wetgeving);

 Input: menselijk potentieel, onderwijsaanbod en materiële middelen;

 Proces: de manier waarop de instelling haar doelstellingen nastreeft;

 Output: de mate waarin de instelling haar doelstellingen bereikt.

Tijdens een doorlichting voert de inspectie volgende activiteiten uit: onderzoek en analyse van documenten en gegevens, observaties en gesprekken.

Het onderzoek mondt uit in een verslag. Dat begint met een opsomming van de relevante kenmerken van de instelling. Daarna volgt een overzicht van de kwaliteitsaspecten die onderzocht worden. De selectie daarvan gebeurt op basis van een vooronderzoek. Dan volgt de synthese in een kwaliteitsprofiel. Het volgende hoofdstuk beschrijft de resultaten. De vooraf vastgelegde procesindicatoren worden dan beoordeeld. In een conclusie worden dan sterke punten, werkpunten en dringende actiepunten opgesomd, waarna een advies aan de overheid wordt geformuleerd. Het verslag eindigt met de regeling voor het vervolgtoezicht.

Het doorlichtingsverslag resulteert in één van drie mogelijke adviezen:

 gunstig;

 beperkt gunstig;

 ongunstig.

Een gunstig advies is noodzakelijk, wil de instelling verder erkend worden en/of verder opgenomen worden in de financierings- of subsidiëringsregeling.

Het verslag moet binnen een termijn van 30 kalenderdagen na ontvangst op een personeelsvergadering integraal besproken worden.

Het verslag is openbaar en kan ongeveer drie maanden na de doorlichting geraadpleegd worden op de website van het departement onderwijs op het adres www.ond.vlaanderen.be/doorlichtingsverslagen of op www.schooldoorlichting.be.

Het verslag mag niet gebruikt worden voor publicitaire doeleinden (bijvoorbeeld met het oog op leerlingenwerving).

(4)

2 RELEVANTE KENMERKEN

 aanwezigheid andere scholen in de onmiddellijke omgeving

 daling leerlingenpopulatie voorbije vijf jaar

 onstabiel personeelsbestand (opeenvolgende wissels, veel tijdelijke vervangingen, aantal personeelsleden nieuw in hun opdracht)

 op 1 september oprichting kleuterafdeling

(5)

3 FOCUS VAN DE DOORLICHTING

Op basis van het vooronderzoek heeft de inspectie leergebieden en procesindicatoren geselecteerd die in aanmerking komen voor onderzoek tijdens de doorlichting.

3.1 (Leer)prestaties in de focus

Gewoon kleut er onder wij s : Leer gebied

wiskundige init iat ie wereldoriënt at ie

X

Gewoon lager onder wij s : Leer gebied

wiskunde wereldoriënt at ie

3.2 Procesindicatoren en/of -variabelen in de focus

Algemeen Kwalit eit szor g

Zelf evaluat ie Kwalit eit ssyst eem Onder wij s

Cur r iculum

Onderwij saanbod

3.3 Outputindicatoren en/of -variabelen in de focus

(6)

4 KWALITEITSPROFIEL

De oprichting van een kleuterafdeling laat de gemeentelijke school De Schakel toe volledig basisonderwijs aan te bieden. Hierdoor krijgt de school kansen om de pijlers van haar pedagogisch project ten volle uit te bouwen. Schoolprojecten voor gezondheid, milieu-educatie, verkeersveiligheid en sociale vaardigheden trekken al doorgaande lijnen in het aanbod en geven een antwoord op wat de lokale gemeenschap van goed onderwijs verwacht. De school zorgt voor een veilige en warme leef- en leeromgeving. De intentie om een leerlingenraad op te richten, ligt in de lijn van de ontwikkeling die de school doormaakt.

De kleuterafdeling is dit schooljaar opgericht. De infrastructuur en de uitrusting laten hedendaags

kleuteronderwijs toe. De opstart is goed ondersteund. De leraren bezitten degelijke planningsdocumenten.

Ze slagen erin een samenhangend onderwijsleeraanbod te organiseren door aandacht te schenken aan de onderlinge afstemming van doelen, inhouden en aanpak. De leerplannen krijgen in toenemende mate een plaats in het plannen, uitvoeren, evalueren en borgen/bijsturen van het onderwijsleerproces. Het geregelde overleg draagt bij tot gelijkgerichtheid in doelen en middelen. In gevarieerde activiteiten worden

leerplandoelen intentioneel nagestreefd. De vorderingen van de kleuters worden geregistreerd en dienen voor bijsturing en leerbegeleiding op maat.

Om haar kwaliteit te verbeteren kan de kleuterafdeling stapsgewijs investeren in de geleidelijke verdieping in en implementatie van de leerplannen om vanuit een eigen identiteit binnen de basisschool doelbewust en doelgericht te werken aan planning, uitvoering en evaluatie van reguliere en zorgverbredende activiteiten.

De kwaliteit van de leerplanrealisatie is in de lagere afdeling afhankelijk van heel wat factoren. Er zijn

wijzigingen in het personeelsbestand, onder meer door de dalende leerlingenpopulatie en door wijzigingen in de taakinvulling van een aantal leraren. Het kwaliteitszorgsysteem van de school verwerkt een stroom aan gegevens uit een aantal losse en waardevolle initiatieven. De acties gebeuren vanuit verantwoording. De school kan haar kwaliteitszorgsysteem sterker benutten om op schoolniveau vanuit een gezamenlijk gedragen visie op goed onderwijs een beleid te voeren gericht op een verdere, noodzakelijke leerplanimplementatie.

In de lagere afdeling krijgen het onderwijsleerproces en de leerinhouden niet altijd de invulling die de leerplannen vragen. De leerplandoelen worden ter verantwoording in de planningsdocumenten opgenomen.

Uit de evaluatiepraktijk blijkt dat ze te weinig dienen om effecten voorop te stellen. Het studiepeil voor wiskunde in de meeste domeinen is goed. Toch leiden uiteenlopende evaluatiegegevens over de

leerprestaties in wiskunde tot uiteenlopende bijsturingen in onder meer probleemoplossende vaardigheden en strategieën. Om haar kwaliteit te verbeteren kan de lagere afdeling de ontwikkeling van wiskundige kennis, inzichten, vaardigheden en attitudes meer vanuit het probleemstellend karakter laten vertrekken.

Voor wereldoriëntatie zijn er grote kwaliteitsverschillen in het aanbod. Sommige inhouden worden

thematisch aangeboden, maar er is niet altijd voldoende aandacht voor actief leren, het vertrekken van de vragen van de leerlingen en voor een pluriforme exploratie. Te weinig eensgezindheid over wat goed wereldoriënterend onderwijs inhoudt, levert uiteenlopende praktijk op. Deze verscheidenheid leidt tot een beperkte leerplanrealisatie. De teamleden dienen de goede praktijk die verspreid zit in de hele school te erkennen en te benutten. Een diepgaande implementatie van de visie, de basisprincipes en de doelen van het leerplan is hierbij prioritair.

In de lagere afdeling ontwikkelden de leraren doorheen de jaren vele zorgbrede en zorgverbredende initiatieven. Zij hanteren daarbij werkvormen om te differentiëren en te remediëren die heel wat kansen bieden om tegemoet te komen aan verschillen tussen of specifieke noden van leerlingen. De invoering van coöperatieve werkvormen zet de deur open voor meer actief ontwikkelend onderwijs.

Het onderzoek van de inspectie leidt tot een gunstig advies beperkt in de tijd. De school zal in de lagere afdeling het leerplan wereldoriëntatie sterker moeten toepassen vanuit aandacht voor ontwikkeling en effect dan vanuit verantwoording.

(7)

5 RESULTATEN 5.1 (Leer)prestaties

5.1.1 Kleuteronderwijs

Het onderzoek van de (leer)resultaten levert voor de leergebieden in de focus volgende conclusies op in verband met het nastreven van ontwikkelingsdoelen:

Wiskundige initiatie Voldoet

Vaststellingen

 Het nieuwe team slaagt erin om al een vrij samenhangend en ruim aanbod voor de kleuters te voorzien.

De leraren focussen op dit moment vanzelfsprekend in eerste instantie op de eigen praktijk maar nemen in toenemende mate initiatieven tot onderlinge inhoudelijke en didactische afstemming. Het team slaagde er op korte tijd in om zowel de organisatorische als onderwijskundige werking van de kleuterafdeling degelijk in de steigers te zetten.

 Wiskundige initiatie maakt integraal deel uit van het thematisch aanbod dat aansluit bij de leef- en belevingswereld van de kleuters. Ingebed in de thematische benadering van de onderwijspraktijk organiseren de leraren algemeen voldoende wiskundige activiteiten om gericht te werken aan de ontwikkeling van kennis, inzichten en vaardigheden voor dit leergebied. Er gaat bijzondere aandacht naar de ontwikkeling van de schooltaal en de instructietaal. De leraren gebruiken een lijst om gradatie in het aanbrengen van rekenkundige begrippen te bewaken.

 Omwille van de nieuwe kleuterpopulatie bracht het team de beginsituatie van de oudste kleuters in kaart.

Uit de afgenomen toetsen blijkt dat de kleuters algemeen voldoen aan de leeftijdspecifieke

verwachtingen voor reken- en taalbegrippen. De analyse van deze toetsen leidde onder meer tot een gedifferentieerde benadering van doelen en inhouden binnen de groep van de 4- en 5-jarigen.

 De kleuters krijgen kansen om met allerlei materialen wiskundig actief te zijn en om in interactie met anderen te leren. Ze passen het geleerde in verschillende situaties toe. Zowel de gerichte impulsen van de leraren tijdens de activiteiten als het aanbod in de hoeken dragen bij tot de ontwikkeling van de kleuters.

 De leraren gebruiken de leerplannen in toenemende mate als referentiekader. Ze gebruiken een efficiënt instrument om hun aanbod te enten op en/of te plannen vanuit de leerplandoelen. Tevens hanteren ze dit instrument om na te gaan of alle leergebieden en de bijbehorende leerplandoelen aan bod komen. De mate echter waarin zij aandacht hebben voor de didactische frequentie waarmee leerplandoelen worden nagestreefd met het oog op de realisatie ervan is algemeen nog beperkt. Op dit moment is het team zich bewust van een spanningsveld tussen de selectie van leerplandoelen als legitimatie voor de geplande activiteiten en als basis om activiteiten te ontwikkelen. Omwille van de recente oprichting van de afdeling gebeurde de studie van onder meer de visie en de basisprincipes van de leerplannen met het oog op de ontwikkeling van gelijkgerichtheid in ‘denken en doen’ nog niet.

 De leraren volgen de vorderingen van de kinderen geregeld op en sturen vanuit deze informatie hun aanbod bij. De ontwikkeling van een aantal relevante inzichten en vaardigheden wordt met een kindvolgsysteem bewaakt. De klasleraren en de zorgleerkracht ontwikkelden dit instrument recent. Het gebruik ervan moet na verloop van tijd uitwijzen of ze met deze registratiegegevens efficiënt de

ontwikkelingen van kleuters kunnen registreren en functioneel kunnen bewaken of deze zich volgens de verwachtingen ontwikkelen.

 De ontwikkeling van een structurele zorgbrede en zorgverbredende werking is volop aan de gang. Op dit moment wordt de zorg vooral aangestuurd vanuit momentane observaties en vaststellingen bij

individuele kleuters. De leraren trachten te differentiëren waar passend en voorzien op remediëring gerichte interventies waar nodig. Het recent ontwikkelde kindvolgsysteem en de bijbehorende, geplande besprekingen van de ontwikkeling van de kleuters bieden op termijn perspectieven om op een

doelbewuste en doelgerichte manier rekening te houden met (ontwikkelings)verschillen tussen kleuters en een passend aanbod voor kleuters met specifieke noden te voorzien.

(8)

Wereldoriëntatie Voldoet

Vaststellingen

 Ook hier besteedt het team veel aandacht aan een degelijk, samenhangend en gradueel opgebouwd aanbod. Frequente overlegmomenten dragen wezenlijk bij tot de ontwikkeling van gelijkgerichtheid in de wijze van plannen, uitvoeren, evalueren en borgen/bijsturen van onderwijskundige aspecten. De

planningsdocumenten, de praktische organisatie, de voorziene leermiddelen en de bijgewoonde activiteiten getuigen van een gedegen aanpak van het implementatietraject van dit team van de nieuwe kleuterafdeling.

 Het aanbod voor wereldoriëntatie is ingebed in de thematische werking eigen aan het kleuteronderwijs.

De ontwikkeling van een leeftijdspecifiek aanbod is volop aan de gang. De reeds uitgevoerde thema’s sluiten aan bij de leef- en belevingswereld van de kleuters.

 De activiteiten sluiten algemeen aan bij de beginsituatie van de kleuters. Daarbij is er aandacht voor alle domeinen van wereldoriëntatie. De thema’s zijn gevarieerd en de activiteiten stimuleren tot exploreren en experimenteren, tot interactie en tot reflectie. Door het samenhangend aanbod ontwikkelen de kleuters competenties waarmee ze zich in alle situaties goed voelen en zich uit de slag kunnen trekken.

 De evaluatie en opvolging van de ontwikkeling van de kleuters krijgen voor wereldoriëntatie eveneens in toenemende mate aandacht. Naast de momentane observaties wil het team via het gebruik van het kindvolgsysteem ook op een doordachte manier de vorderingen voor wereldoriëntatie opvolgen. De mate waarin ze voor de (leerplan)doelen van wereldoriëntatie zorgbrede en zorgverbredende initiateven (zullen) opzetten, is op dit moment nog niet volledig uitgeklaard.

5.1.2 Lager onderwijs

Het onderzoek van de (leer)resultaten levert voor de leergebieden in de focus volgende conclusies op in verband met het realiseren van eindtermen en leerplannen:

Wiskunde Voldoet Vaststellingen

 De school onderneemt verschillende acties om de leerlingenresultaten voor dit leergebied in kaart te brengen. De school nam deel aan een extern onderzoek over de moeilijkheden in het

wiskundecurriculum waardoor er twijfels rezen over de sterkte van het eigen aanbod. Op het niveau van de scholengroep werden de resultaten van het leerlingvolgsysteem en van koepelgebonden eindtoetsen geanalyseerd. Hieruit blijkt dat de resultaten globaal wel op het niveau van de verwachtingen liggen.

Opvallend zijn echter wel de wisselende resultaten voor de koepelgebonden eindtoetsen over de jaren.

De resultaten per domein vertonen geregeld verschillen tussen verschillende schooljaren en de scores variëren van beduidend onder tot overeenstemmend met de referentiescore.

 Deze vaststellingen zetten de leraren aan om voor het eigen leerjaar zelf ontdekte en vermeende zwaktes te verhelpen. Een gezamenlijk besproken en gedragen, doelbewuste aanpak om de onderwijsaanpak voor dit leergebied te optimaliseren, ontbreekt echter nog. Iedereen pakt dit op zijn manier aan waardoor het verhoopte effect niet altijd wordt bereikt.

 Een onderwijsleerpakket is de basis voor het aanbod. De wijze waarop dit onderwijsleerpakket wordt gehanteerd, vertoont echter grote verschillen. De leraren hebben een grote autonomie bij de uitwerking van hun opdracht. In sommige groepen wordt het pakket consequent gevolgd en wordt de onderwijstijd conform de handleiding benut. Goedbedoelde individuele aanpassingen van andere leraren

hypothekeren echter de verticale samenhang voor zowel de didactische als inhoudelijke aspecten. Er is slechts een beperkte gelijkgerichtheid geënt op de visie en de basisprincipes voor wiskunde zoals de eindtermen en het leerplan deze voorstaan. Het aanbod wordt geregeld gereduceerd tot technisch- inhoudelijke aspecten waardoor de functionaliteit, het probleemstellend karakter en de bijbehorende ontwikkeling van probleemoplossende vaardigheden sterk worden gehypothekeerd. Een initiatief zoals

‘De rekendag’ motiveert kinderen. De aandacht voor functioneel en probleemstellend rekenen op maat maakt er een plezierige en levensechte activiteit van.

(9)

 Actief en interactief leren krijgen geleidelijk meer aandacht binnen het onderwijsleerproces. Afhankelijk van de individuele leraar krijgen coöperatieve werkvormen in meer of mindere mate hun plaats. De leraren zorgen er geleidelijk voor dat de leerlingen vaardigere probleemoplossers worden door hen kansen te bieden om in interactie met elkaar al handelend de problemen aan te pakken.

 De autonomie van de individuele leraren creëert ook een verscheidenheid aan zorgverbredende initiatieven. Afhankelijk van de leraar krijgen vormen van differentiatie in tempo, niveau en/of materialen hun plaats. Verlengde instructie of de hergroepering van de leerlingen bieden bijkomende kansen om leerlingen in hun ontwikkeling te begeleiden.

 De klasleraar is in eerste instantie eveneens verantwoordelijk voor de ondersteuning van leerlingen met specifieke noden. Naast een specifiek remediërend moment tijdens het zelfstandig werk en/of het hoekenwerk hanteren de meeste leerkrachten bijkomende bundels waarmee leerlingen op school en/of thuis verder kunnen oefenen. De mate waarin deze extra inoefening resulteert in een positief effect op de ontwikkeling is niet altijd duidelijk. Ondanks de degelijke inzet van de leraren vormt een scherpe bepaling van de beginsituatie en van de vorderingen van de leerlingen nog een uitdaging. Fouteninventarissen en –analyses om de onderliggende oorzaken van problemen bloot te leggen, gebeuren veeleer sporadisch waardoor vooral de symptomen worden aangepakt. Vaak wordt er ingezet op automatiseren zonder de leerlingen de fundamentele inzichten en vaardigheden vanuit handelen op hun manier en hun eigen tempo te laten verwerven.

 Het zorgsysteem biedt organisatorisch voldoende kansen om remediërend op te treden. Structureel in de lagere afdeling zijn per week een tweetal lestijden ‘zorgverbreding’ ingebouwd. Via een vorm van

teamteaching krijgen de leerlingen extra begeleiding of ondersteuning. Wanneer deze hulp onvoldoende resultaten oplevert, krijgen leerlingen met specifieke noden in de onderbouw extra begeleiding van een zorgjuf. Indien noodzakelijk krijgen ouders het advies om additionele, externe hulp in te schakelen. De kans om de leerlingen intrinsiek bij de remediëring te betrekken bij de werkvormen hoeken- en

contractwerk worden niet altijd even sterk benut.

Wereldoriëntatie Voldoet niet Vaststellingen

 Voor wereldoriëntatie koos het team ervoor om een eigen onderwijsaanbod samen te stellen. Elke leraar beschikt over een jaarplan dat een inventaris van thema’s en inhouden bevat. De focus van de leraren ligt algemeen heel sterk op de inhoudelijke aspecten voor wereldoriëntatie. De inhouden uit de

jaarplannen van alle leerjaren werden in het verleden geïnventariseerd om hiaten in het aanbod te ontdekken en weg te werken. De jaarplannen en de planningsdocumenten vormen veeleer een legitimatie van inhouden en werkvormen uit het verleden dan dat ze richtinggevend zijn voor een fundamentele vernieuwing op basis van de actuele verwachtingen in het leerplan.

 Het leerplan dient nog te weinig als een eenduidig referentiekader om doelen en bijbehorende inhouden te selecteren. De kwalitatieve invulling varieert door een verschillende interpretatie van de

leerplandoelen. De wijze waarop leerkrachten de thema’s concreet gestalte geven, de relevantie en de correcte operationalisering van de geselecteerde leerplandoelen en de keuze van bijpassende

evaluatievormen vormt op dit moment nog geen onderwerp van diepgaand overleg of van opvolging en coaching.

 Het team heeft nog weinig aandacht voor de didactische frequentie waarmee leerplandoelen voor dit leergebied aan bod komen. Het team slaagt er nog niet in om voor alle leerplandoelen een verticaal samenhangend onderwijsleeraanbod te voorzien. Het ontbreekt de school nog aan duidelijke leerlijnen die leerkrachten kunnen hanteren om leerjaarspecifieke doelen te selecteren en bijbehorende inhouden en werkvormen te voorzien.

 Alle leraren hebben een aantal thema’s met doelen uit verschillende domeinen en leergebieden die dan ook een samenhangend en zinvol geheel voor de kinderen vormen. Er zijn echter ook heel wat thema’s waar de doelen zich binnen één domein bevinden en de inhouden cursorisch worden aangeboden. Voor enkele thema’s is dat aanvaardbaar, maar in heel wat thema’s ligt het meer voor de hand om het thema vanuit meerdere invalshoeken te benaderen. Ook hier dringt zich de implementatie van de visie over thematisch onderwijs uit het leerplan op.

 Het team besefte de lacunes in het onderwijsleeraanbod voor wereldoriëntatie. Via de introductie en implementatie van een informatiepakket wil het team inhoudelijke hiaten opvullen en voor een aantal inhouden verticale samenhang in het aanbod creëren. Doch ook hier hypothekeert het individueel

(10)

gebruik ervan de concrete realisatie van de leerplandoelen. Voor sommigen is dit pakket nagenoeg volledig richtinggevend terwijl het voor anderen een informatiebron is.

 Een aantal leraren investeert in het doelgericht gebruik van actieve en interactieve werkvormen.

Geleidelijk krijgen leerlingen meer kansen om zelf te ontdekken, te exploreren, samen te reflecteren over inhouden en samen problemen op te lossen. Het creëren van een krachtige leeromgeving is echter algemeen nog geen verworvenheid. De focus ligt vaak nog te eenzijdig op kennisverwerving en nog te weinig op de ontwikkeling van inzichten, vaardigheden en attitudes.

 Uit de evaluaties van wereldoriëntatie blijkt dat de focus van de toetsen vooral ligt op het beoordelen van domeinspecifieke kennis en het meten van “weetjes”. Een aantal teamleden motiveert de sterk

eenzijdige benadering van wereldoriëntatie als kennisvak als een essentiële voorbereiding op het vakkenonderricht in het secundair onderwijs. De lagere afdeling gaat op die manier echter voorbij aan fundamentele doelen van het leergebied. De school dient nog een heel traject af te leggen om binnen dit leergebied inzichten en vaardigheden te evalueren. Bovendien is de evaluatie niet geïntegreerd in het leerproces en betrekt ze de leerlingen te weinig in hun eigen leerproces.

 Uit de resultaten van de koepelgebonden eindtoetsen blijkt dat de school voor meerdere domeinen beduidend lager dan het Vlaamse gemiddelde scoort. Voor sommige domeinen is het aantal leerlingen dat minder dan de helft scoort eveneens opvallend hoog.

 De verdere implementatie van het leerplan voor wereldoriëntatie behoort op dit moment nog tot de prioriteiten van de school. Het inspectieteam verwacht dan ook dat de leerkrachten van de lagere afdeling de huidige onderwijspraktijk voor dit leergebied verder en diepgaand optimaliseren. De ontwikkeling van een duidelijk stappenplan met concrete verwachtingen en afspraken naar de verdere realisatie en van een bijbehorend professionaliseringstraject kan richtinggevend zijn voor het verdere proces.

 De school maakt goed gebruik van de nabije en wijde omgeving. Het financieel beleid creëert ruimte voor heel wat didactische uitstappen. De kinderen hebben contacten met mensen uit verschillende beroepenvelden. Tijdens deze activiteiten worden vaardigheden uit andere leergebieden toegepast. Op schoolniveau zijn er ook een aantal waardevolle initiatieven om leerlingen meer en meer vanuit de reële leef- en belevingswereld te laten leren. Onder meer de acties voor milieu-educatie, het

gezondheidsbeleid, de sociale vorming, de maandpunten, krant in de klas en de aandacht voor technologie zijn goede onderwijspraktijk. De relatie met de leerplandoelen en de integratie in een thematisch en multiperspectief aanbod kan nog worden versterkt.

5.2 Schoolloopbaan

5.3 Outcomes

5.4 Tevredenheid

(11)

6 ASPECTEN VAN DE WERKING 6.1 Algemeen

6.1.1 Leiderschap 6.1.2 Visie

6.1.3 Besluitvorming

6.1.4 Kwaliteitszorg

De vaststellingen over de uitvoering van de processen wijzen dat de instelling aan het begin van een ontwikkeling staat.

6.1.4.1 Zelfevaluatie Vaststellingen

 De school neemt meerdere initiatieven om gegevens te verzamelen met het oog op zelfevaluatie. De school beschkt over heel wat ‘outputgegevens’ zoals onder meer schoolse resultaten van de leerlingen, resultaten van een koepelgebonden eindtoets en van genormeerde toetsen, informatie van ouder- en leerlingenbevragingen en van afwezigheden van leerlingen.

 Na een algemene bevraging zoomt de school op enkele knelpunten in. Oud-leerlingen en hun ouders worden bevraagd over de aansluiting op het vervolgonderwijs. De antwoorden zijn erg divers. De school verzamelt gegevens over de schoolloopbaan in het vervolgonderwijs. Hieruit blijkt dat het overgrote deel van de leerlingen een vlotte overgang naar het vervolgonderwijs maakt.

 Al deze gegevens zijn op dit moment nog vooral gericht op externe verantwoording. Ze worden slechts in beperkte mate gebruikt om vanuit ontwikkelingsperspectief initiatieven tot verandering te nemen. De activiteiten op het niveau van de scholengemeenschap bereiken slechts onrechtstreeks de leraren en leiden niet altijd tot doelgerichte acties.

 Vele initiatieven voor zelfevaluatie ontstaan vanuit aangevoelde problemen. Geregeld zoekt het team dan ook naar momentane oplossingen die resulteren in losstaande verbeteracties. Het team slaagt er nog niet in om gezamenlijke referentiekaders te ontwikkelen en te gebruiken om onderwijskundige of organisatorische aspecten te evalueren. Zelfevaluatie is sterk gebaseerd op de perceptie van de teamleden wat geregeld leidt tot verschillen in de onderkenning van de relevantie en het belang van initiatieven tot verandering of vernieuwing. De school maakt te weinig gebruik van de decretaal vastgelegde eindtermen of van de leerplannen en de bijbehorende uitgangspunten om de

onderwijspraktijk te evalueren. De school heeft eveneens weinig traditie met een gerichte opvolging van het onderwijs op de klasvloer met het oog op de verbetering van het pedagogisch-didactisch en van het gelijkgericht handelen.

 Wanneer de school duidelijke effecten voor ogen heeft, slaagt ze er wel in om de uitvoering van een prioritair werkpunt te beoordelen en de evaluatiegegevens hierover te gebruiken voor verbetering.

6.1.4.2 Kwaliteitssysteem Vaststellingen

 Het team heeft op schoolniveau nog geen samenhangend kwaliteitszorgsysteem. Het ontbreekt de school aan een degelijke, gezamenlijk gedragen visie op hedendaags onderwijs als algemeen

referentiekader. Er worden impulsen gegeven maar de besluitvorming over de schoolontwikkeling komt vanuit heel wat andere perspectieven tot stand. Een eigen kwalititeitszorgsysteem dat een uitspraak doet over de eigen eisen waaraan goed onderwijs moet voldoen, wordt niet als belangrijk ervaren.

Kwaliteitszorg wordt vooral gepercipieerd als zorg voor de individuele leerbegeleiding wanneer er problemen opduiken. Deze kwaliteitszorg op het individuele leerlingniveau valt in deze indicator echter buiten beschouwing.

 Geregeld worden de uitvoering en de effecten van onderwijskundige items besproken op

personeelsvergaderingen. Voor verbetering van organisatorische aspecten van de schoolwerking is dat

(12)

een goed initiatief. Voor onderwijskundige onderwerpen is het rendement laag. Dat is toe te schrijven aan het ontbreken van een gezamenlijk gedragen visie op goed onderwijs die uitgaat van de

kerngedachten van de ontwikkelingsdoelen en eindtermen. Er zijn onderlinge verschillen in het

lerarenkorps over hoe de leerplannen in de praktijk moeten gebracht worden. De individuele interpretatie van het belang van onder meer actief leren en van de leergebiedoverschrijdende eindtermen vormt de basis voor de verschillen in onderwijsstijl en voor de uiteenlopende keuzes in aanpak en inhouden.

 De aanbevelingen uit het vorige schooldoorlichtingsverslag werden tot op zekere hoogte opgepikt om het onderwijskundig en organisatorisch functioneren te verbeteren. De school deed de voorbije jaren

ervaring op met de uitbouw van het GOK-beleid. Deze ervaringen met een cyclisch systeem van

kwaliteitszorg via de stappen ‘plannen – uitvoeren – evalueren – borgen/bijsturen’ vormen echter slechts in beperkte mate een referentiekader om het zelfevaluerend vermogen van de school verder te

ontwikkelen. Opvallend zijn evenwel de reductie van het kernteam en het zorgteam als

beleidsvoorbereidende netwerken en de afwezigheid van werk- of overleggroepen die uitgesproken aandacht geven aan de pedagogisch-didactische werking van de school, en van de lagere afdeling in het bijzonder.

 De school beschikt momenteel nog niet over een strategische aanpak van onderwijsverbetering of - vernieuwing. De intentie is wel aanwezig om nascholing, vorming, coaching en ondersteuning bij de schoolprioriteiten te voorzien. Tevens zijn er plannen om toekomstige implementaties op te volgen en te evalueren. De recente groei naar een volledige basisschool opent hierbij nieuwe perspectieven. Het schoolteam wordt uitgedaagd om meer dan voorheen ‘samen school te maken’ en te groeien in gelijkgerichtheid in ‘denken en doen’ op onderwijskundig én organisatorisch vlak. De verdere

ontwikkeling van het beleidsvoerend vermogen inclusief de uitbouw van een kwaliteitszorgsysteem zijn hierbij van cruciaal belang.

6.2 Personeel

6.3 Logistiek

6.4 Onderwijskundig

6.4.1 Curriculum

De vaststellingen over de uitvoering van de processen wijzen op redelijke tot sterke aandacht voor:

 de ondersteuning van het onderwijs- en leerproces

 het vooropstellen en bewaken van effecten

 de integratie van onderwijsontwikkeling en -innovatie

 het operationaliseren van een gedragen visie.

6.4.1.1 Onderwijsaanbod Vaststellingen

 De oprichting van de kleuterafdeling bij de start van dit schooljaar is het meest opvallende aspect bij de organisatie van het onderwijsaanbod. Deze afdeling maakt de school tot een volwaardige basisschool.

Naast deze uitbreiding van het onderwijsaanbod besteedt het schoolbestuur extra lestijden aan de zorgbrede en zorgverbredende werking.

(13)

 Het onderwijsaanbod is gebaseerd op een pedagogisch project dat de ontwikkeling van de totale persoonlijkheid beoogt. De school wil een ononderbroken ontwikkeling stimuleren. Daarvoor werd dit schooljaar een kleuterafdeling opgericht. De school wil op die manier sterkere doorgaande

ontwikkelings- en leerlijnen in de praktijk brengen. Er zijn nu al sporen merkbaar van wederzijdse beïnvloeding tussen de beide niveaus. De eerste afspraken worden gemaakt om werkvormen die zelfsturing beogen zowel in de kleuter- als in de lagere afdeling uit te bouwen. Het personeelsbeleid wordt maximaal benut om leraren in de beide niveaus in te zetten. De aandacht voor het welbevinden is een constante in de beide niveaus. De beide niveaus zetten zich achter de verschillende educaties.

 De school kenmerkt zich door een veilig en warm schoolklimaat. Met de speelplaatswerking kwam de school in de media. Er gaat heel veel aandacht naar sociale vaardigheden. Het voorkomen van het pestgedrag is een voorbeeld van goede praktijk.

 In de kleuterafdeling vinden de leraren elkaar in toenemende mate om het onderwijsaanbod concrete vulling te geven. Via onderlinge afstemming krijgen zowel de onderwijskundige als de organisatorische aspecten van de kleuterafdeling meer en meer vorm.

 In de lagere afdeling bracht het dalend leerlingenaantal van de voorbije jaren de afvloeiing van meerdere leraren met zich mee. Tevens kregen een aantal leraren een nieuwe opdracht binnen de school. Deze ontwikkelingen leiden bij de klasleraren tot een sterke gerichtheid op de eigen (veelal nieuwe)

klascontext.

 Een ander opvallend initiatief is de aandacht voor ‘taalinitiatie Frans’ vanaf de oudste kleuters. De school wil met dit aanbod de leerlingen laten ‘proeven’ van een moderne vreemde taal en hoopt op termijn op een vlotter leertraject Frans in de derde graad.

 Er is nog te weinig ontwikkelingsgericht gebruik van de leerplannen. Ze worden voor verantwoording gebruikt en zouden meer moeten dienen om het onderwijsaanbod te actualiseren, voor gradatie te zorgen en om het onderwijsleeraanbod af te stemmen op de eigen schoolpopulatie en het individuele kind. De gebruikte procedures en instrumenten leggen de verantwoordelijkheid nog eenzijdig bij de titularissen waardoor de doorgaande lijnen in de school slechts indirect door het gebruik van dezelfde onderwijsleerpakketten worden verwezenlijkt. De onderwijsstijl is sterk beïnvloed door de individuele perceptie van de leraren.

 De teamleden ervaren een nieuwe schoolcultuur. De groei naar een volledige basisschool opent nieuwe perspectieven en de leraren ervaren meer collegialiteit en professionaliteit om samen school te maken.

(14)

7 STERKTES EN ZWAKTES

7.1 Relevante aspecten waarin de school goed is

 De uitbreiding met een kleuterafdeling om een volledig onderwijsaanbod te kunnen realiseren.

 Het veilige en warme leef- en leerklimaat.

 De aandacht voor een samenhangend onderwijsleeraanbod met afstemming op de leerplannen van het kleuteronderwijs.

 De vele zorgverbredende initiatieven in de lagere afdeling en de competentie in het omgaan met verschillen tussen kinderen.

7.2 Relevante aspecten die de school kan verbeteren

 De ontwikkeling van wiskundige kennis, inzichten, vaardigheden én attitudes meer vanuit het probleemstellend karakter van de wiskunde laten vertrekken.

 Het onderwijsleeraanbod intentioneler enten op de visie, basisprincipes en doelen uit de leerplannen.

 In de kleuterafdeling geleidelijk meer aandacht besteden aan de ontwikkeling van een sterke gelijkgerichtheid om binnen de basisschool een eigen identiteit te verwerven.

 De leerplannen bij de planning, uitvoering en evaluatie van zorgverbredende activiteiten sterker benutten.

7.3 Relevante aspecten die de school moet verbeteren

Leerplanrealisatie

 wereldoriëntatie in de lagere afdeling

(15)

8 ADVIES

In uitvoering van het Decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs van 8 mei 2009 is het advies voor erkenning en subsidiëring GUNSTIG BEPERKT IN DE TIJD.

De hieronder aangekruiste (leer)prestaties scoren geheel of gedeeltelijk onvoldoende en hebben tot dit advies geleid:

Gewoon kleut er onder wij s : DL-f Voldoet niet Omwille van Leer gebied

wiskundige init iat ie J 0

wereldoriënt at ie J 0

X

Gewoon lager onder wij s : DL-f Voldoet niet Omwille van Leer gebied

wiskunde J 0

wereldoriënt at ie J X onvoldoende realiseren van de eindt ermen

(16)

9 REGELING VOOR HET VERVOLG

Het bestuur van de instelling moet vanaf 1 september 2012 kunnen aantonen dat alle tekorten werden weggewerkt.

Namens het inspectieteam, de inspecteur-verslaggever

Louis Dams

Datum van verzending aan de directie en het schoolbestuur:

Voor kennisname

De directie/het schoolbestuur

Stef Lambrechts (directeur) Walter Van Puymbroeck (schepen van onderswijs)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Blok 5 MK vraag 4: kijklijnen of viseerlijnen tekenen vanuit een gezichtsveld.. Kijklijnen of viseerlijnen tekenen vanuit

Voor de leergebiedoverschrijdende eindtermen voor leren leren heeft de school geen eigen planning en voldoet ze niet aan haar decretale opdracht.. Nochtans werken de leraren

 Het schoolteam beschouwt de interne evaluatie voor wereldoriëntatie domein mens, als een vorm van output die erop wijst dat de leergebiedoverschrijdende eindtermen

Zo blijkt de coördinatie en de organisatie van de stages kwalitatief sterk te verschillen naargelang het studiegebied, is de aandacht voor de vakoverschrijdende eindtermen leren

In sommige klassen wordt binnen hoekenwerk gezorgd voor een aanvullend aanbod voor wereldoriëntatie onder andere door technologische opdrachten.  In de lessenroosters

afstemmen van het aanbod en de evaluatie voor het leergebied muzische vorming en in het interpreteren van de kindresultaten op schoolniveau en over een langere termijn om de

Voor het leergebied wereldoriëntatie zijn er op klasniveau voldoende gegevens voorhanden die erop wijzen dat elke individuele leerkracht tracht de leerplandoelen te bereiken..

 Vooral voor wereldoriëntatie en muzische opvoeding en in geringere mate voor Frans zijn er bij meerdere lagere leerkrachten evaluaties die te weinig in relatie staan met