• No results found

INSPECTIEVERSLAG OVER DE DOORLICHTING

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "INSPECTIEVERSLAG OVER DE DOORLICHTING"

Copied!
18
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1210 Brussel

INSPECTIEVERSLAG OVER DE DOORLICHTING

Niveau BaO

Instellingsnummer 24679

Instelling Gemeentelijke Basisschool

directeur Tom HAERENS

adres Cyriel Buyssestraat 17 9850 NEVELE telefoon 09-321.92.60

fax 09-321.92.61

e-mail gs@nevele.be

website/URL www.gbsnevele.be

Inrichtende macht/Bestuur Gemeentebestuur van Nevele 976225

adres Cyriel Buyssestraat 15 9850 NEVELE

Overkoepelende structuur Gem. basis De Pinte-Nevele-St-Martens-L 119991

Tijdstip doorlichting Van 20 april 2009 tot 24 april 2009 Samenstelling inspectieteam

Inspecteur-verslaggever Geert Alleman

Teamleden Jos. Ghyselen

Deskundige(n) behorend tot de administratie

nihil

Externe deskundige(n) nihil

Datum van bespreking met de

instelling 11 mei 2009

(2)

INHOUDSOPGAVE

1 INLEIDING... 3

2 RELEVANTE KENMERKEN...4

3 FOCUS VAN DE DOORLICHTING ...5

3.1 Leergebieden in de focus ...5

3.2 Procesindicatoren en/of -variabelen in de focus...6

3.3 Outputindicatoren en/of -variabelen in de focus ...6

4 KWALITEITSPROFIEL ...7

5 RESULTATEN ... 9

5.1 (Leer)prestaties... 9

5.2 Schoolloopbaan ...12

5.3 Outcomes ... 12

5.4 Tevredenheid... 12

6 ASPECTEN VAN DE WERKING...13

6.1 Algemeen... 13

6.2 Personeel... 13

6.3 Logistiek... 14

6.4 Onderwijskundig ...14

7 STERKTES EN ZWAKTES ...17

7.1 Relevante aspecten waarin de school goed is ...17

7.2 Relevante aspecten die de school kan verbeteren...17

7.3 Relevante aspecten die de school moet verbeteren...17

8 ADVIES... 18

9 REGELING VOOR HET VERVOLG ...19

(3)

1 INLEIDING

Van 20 april 2009 tot 24 april 2009 bezocht de onderwijsinspectie van de Vlaamse Gemeenschap uw instelling. Zij deed dit in het kader van haar decretale opdracht om voor de overheid toezicht uit te oefenen op de kwaliteit en de kwaliteitszorg van onderwijsinstellingen. Zij is daarbij bevoegd voor:

 de controle van het studiepeil;

 de naleving van de onderwijsregelgeving;

 de controle op de naleving van de wet op de veiligheid, het welzijn en de hygiëne.

Zij heeft niet de bevoegdheid om individuele personeelsleden te evalueren.

Het toezichtskader dat de inspectie daarvoor gebruikt is het CIPO-model:

 Context: factoren waarop de instelling weinig of geen invloed heeft (bijv. inplanting, wetgeving);

 Input: menselijk potentieel, onderwijsaanbod en materiële middelen;

 Proces: de manier waarop de instelling haar doelstellingen nastreeft;

 Output: de mate waarin de instelling haar doelstellingen bereikt.

Tijdens een doorlichting voert de inspectie volgende activiteiten uit: onderzoek en analyse van documenten en gegevens, observaties en gesprekken.

Het onderzoek mondt uit in een verslag. Dat begint met een opsomming van de relevante kenmerken van de instelling. Daarna volgt een overzicht van de kwaliteitsaspecten die onderzocht worden. De selectie daarvan gebeurt op basis van een vooronderzoek. Dan volgt de synthese in een kwaliteitsprofiel. Het volgende hoofdstuk beschrijft de resultaten. De vooraf vastgelegde procesindicatoren worden dan beoordeeld. In een conclusie worden dan sterke punten, werkpunten en dringende actiepunten opgesomd, waarna een advies aan de overheid wordt geformuleerd. Het verslag eindigt met de regeling voor het vervolgtoezicht.

Het doorlichtingsverslag resulteert in één van drie mogelijke adviezen:

 gunstig;

 beperkt gunstig;

 ongunstig.

Een gunstig advies is noodzakelijk, wil de instelling verder erkend worden en/of verder opgenomen worden in de financierings- of subsidiëringsregeling.

Het verslag moet binnen een termijn van 30 kalenderdagen na ontvangst op een personeelsvergadering integraal besproken worden.

Het verslag is openbaar en kan ongeveer drie maanden na de doorlichting geraadpleegd worden op de website van het departement onderwijs op het adres www.ond.vlaanderen.be/doorlichtingsverslagen of op www.schooldoorlichting.be.

Het verslag mag niet gebruikt worden voor publicitaire doeleinden (bijvoorbeeld met het oog op leerlingenwerving).

(4)

2 RELEVANTE KENMERKEN

 aanwezigheid andere scholen in de onmiddellijke omgeving

 recente nieuwbouw, verhuizing,…

 functies op niveau van de scholengroep / scholengemeenschap

 daling leerlingenpopulatie voorbije vijf jaar

 gedeeld gebruik van de schoolinfrastructuur

(5)

3 FOCUS VAN DE DOORLICHTING

Op basis van het vooronderzoek heeft de inspectie vakken/studierichtingen en de procesindicatoren geselecteerd die in aanmerking komen voor onderzoek tijdens de doorlichting. De geselecteerde items zijn aangeduid met ‘J’ of met ‘X’.

3.1 Leergebieden in de focus

Gewoon kleut er onder wij s : DL-f

N J J N N Gewoon lager onder wij s :

N N J J N N

N J N wereldoriënt at ie

wiskunde

wiskundige init iat ie Leergebied

Nederlands

wereldoriënt at ie muzische vorming

ICT

lichamelij ke opvoeding

sociale vaardigheden Nederlands

muzische vorming lichamelij ke opvoeding leren leren

Frans

Leergebiedoverschrij dende ET Leergebied

(6)

3.2 Procesindicatoren en/of -variabelen in de focus

Algemeen Leider schap Visie

Besluit vor ming Kwalit eit szor g

Zelf evaluat ie Kwalit eit ssyst eem Per soneel

Per soneelsbeheer

Personeelsorganisat ie X

Evaluat iesyst eem Pr of essionaliser ing

Aanvangsbegeleiding Deskundigheidsbevordering Logist iek

Mat er ieel beheer Financiële middelen Kost enbeheersing lln/ curs Uit rust ing

Inf rast ruct uur Welzij n

Veiligheid

Gezondheid en hygiëne Milieu

Werken/ st ages Onder wij skundig

Cur r iculum

Onderwij saanbod Onderwij sorganisat ie Begeleiding

Af st emming andere part ners

Leerbegeleiding X

Loopbaanbegeleiding

Socio-emot ionele begeleiding Evaluat ie

Evaluat ieprakt ij k X

Rapport eringsprakt ij k X

3.3 Outputindicatoren en/of -variabelen in de focus

Output

Schoolloopbaan Rendement

Toegang tot onderwijs Outcomes

Vervolgonderwijs Aansluiting arbeidsmarkt Tevredenheid

Leerlingen Personeel Partners

(7)

4 KWALITEITSPROFIEL

Het lerarenteam van de gemeentelijke basisschool Nevele, met een tweede vestigingsplaats te Landegem, levert ernstige inspanningen om kwaliteitsvol onderwijs aan al haar leerlingen aan te bieden. In de

kleuterafdeling in Nevele zijn er outputgegevens voorhanden die erop wijzen dat de meeste

kleuteronderwijzeressen de ontwikkelingsdoelen voor wiskunde en wereldoriëntatie in voldoende mate nastreven. Toch kunnen nog niet alle leidsters op een consequente wijze aantonen in welke mate ze de ontwikkelings- en leerplandoelen voor wiskunde en wereldoriëntatie over het schooljaar heen nastreven.

Het team van de lagere afdeling heeft aandacht voor externe evaluatie. Jaarlijks nemen de leerlingen deel aan de centrale proefwerken voor het gemeentelijk onderwijs op het einde van de basisschool. De school legt resultaten voor waarmee ze aantoont dat het geboden onderwijs tot voldoende resultaat leidt. Voor de onderzochte leergebieden wiskunde en wereldoriëntatie haalt de school op deze centrale proeven resultaten die meestal boven het Vlaamse gemiddelde liggen. Deze resultaten beantwoorden aan de gestelde

verwachtingen en sluiten aan bij de ingeschatte capaciteiten van de leerlingen die de school binnenstromen.

Voor de leergebiedoverschrijdende eindtermen sociale vaardigheden is er nog geen schoolspecifiek

referentiekader dat richtinggevend is om deze eindtermen op een planmatige wijze na te streven en passend te evalueren. Het team ontwikkelde dit schooljaar wel een kwaliteitsvol beleidsplan voor leren leren en wil volgend schooljaar in een beleidsplan voor sociale vaardigheden voorzien. Leraren en zorgteam

onderzoeken het interne rendement verder door middel van methodegebonden en eigen toetsen en op basis van genormeerde tests. Voor wereldoriëntatie richten evaluaties zich voornamelijk op het meten van kennis en minder op specifieke vaardigheden en houdingen.

Het schoolteam zet al waardevolle stappen om een outputbeleid te voeren. In het overzichtelijke en gestructureerde outputdossier verzamelen ze systematisch gegevens op schoolniveau om deze te analyseren, te interpreteren en om indien nodig in gerichte bijsturingen te voorzien.

In de kleuterafdeling vormen de ontwikkelings- en leerplandoelen voor de meeste leidsters het uitgangspunt voor de planning en bewaking van het aanbod. Verschillende onder hen realiseren dit via een digitaal planningsinstrument, dat zicht biedt op de frequentie van de nagestreefde doelen. Omdat nog niet alle leidsters hun aanbod voldoende leerplangericht bewaken, heeft het team nog geen zicht op de realisatie van de ontwikkelings- en leerplandoelen op het niveau van de kleuterafdeling. Toch leveren de meeste

kleuteronderwijzeressen via hun thematische aanpak waardevolle inspanningen om wiskundige initiatie en activiteiten gelinkt aan wereldoriëntatie in het dagelijkse aanbod te integreren. Bij de oudste kleuters dient de klas- en hoekeninrichting meer kansen te creëren tot zelfontdekkend leren en tot gedifferentieerd handelen en denken.

Het consequente gebruik van de leermethode wiskunde in de lagere afdelingen biedt voldoende garantie voor de realisatie van eindtermen en leerplandoelen en voor een nauwgezette planning en spreiding van de leerinhouden. Bovendien ondersteunt dit pakket de realisatie van tempo- en niveaudifferentiatie in de verschillende klassen. Bijzonder waardevol zijn de aangepaste leertrajecten voor kinderen met

leermoeilijkheden voor wiskunde. Binnen wiskunde verdient het zelfstandig probleemoplossend denken echter nog meer aandacht. Voor wereldoriëntatie heeft het team vanuit een interne evaluatie het implementatietraject aangepakt. Na analyse van de gegevens werd in passende bijsturingen voorzien, voornamelijk voor technologie en gezondheidseducatie. Leerinhouden kunnen daarbij over de leerjaren heen nog beter op elkaar afgestemd worden en thema’s kunnen in sommige gevallen nog rijker uitgebouwd worden. De aandacht voor sociale vaardigheden is nog te afhankelijk van de individuele leerkracht. Leren leren wordt passend geïntegreerd, onder andere binnen het leergebied wereldoriëntatie.

Functiebeschrijvingen, aanwervingsprocedures en vooropgestelde competenties vormen de krijtlijnen voor een doordacht aanwervingsbeleid. De manier waarop de directeur en het schoolbestuur personeel

aanwerven en inzetten is daardoor gebaseerd op vastliggende procedures en criteria die in samenspraak opgesteld worden. Binnen de school leven er duidelijke afspraken voor de toewijzing van pedagogisch- didactische en schoolorganisatorische taken. Leraren worden zoveel mogelijk bij de implementatie van nieuwe ontwikkelingen betrokken. Dit alles getuigt van een doordachte personeelsorganisatie.

Het zorgteam is de motor van de leerbegeleiding. Dit team werkt zowel op school-, leerkracht- als leerlingniveau en zorgt voor de uitbouw van een gezamenlijke aanpak van ontwikkelings- en

leermoeilijkheden bij de kinderen. Zij bieden hiertoe waardevolle ondersteuning en zorgen voor systematiek in het opvolgen van de vorderingen van kleuters en leerlingen. De hierover gemaakte afspraken worden in de praktijk voldoende opgevolgd en nageleefd. Daardoor voldoen ze aan het beoogde effect, namelijk de minimumdoelen vervat in de eindtermen met zoveel mogelijk kinderen bereiken. Zorgteam en leraren maken

(8)

gepast gebruik van externe deskundigheid en communiceren open en transparant met ouders. In de kleuterafdeling kan een eenvormig referentiekader het gebruik van observatiegegevens in functie van doordachte zorginterventies optimaliseren. In de planningsdocumenten van de lagere afdeling kunnen observaties en evaluaties nog beter worden benut om het pedagogisch-didactisch handelen bij te sturen.

De evaluatie- en rapporteringspraktijk is niet steeds voldoende leerplangericht. Vooral bij het hanteren van eigen toetsen, voornamelijk voor wereldoriëntatie, gebeurt de afstemming op de leerplandoelstellingen eerder beperkt. De evaluatie legt in het algemeen sterke nadruk op reproductie van kennis en focust slechts in enige mate op vooropgestelde vaardigheden. Er zijn zeer weinig voorbeelden van een procesgerichte leer- en evaluatiestijl. Het team heeft duidelijk nog geen gezamenlijke gelijkgerichte visie op evaluatie en evenmin op de rapporteringspraktijk. Hierdoor zijn er opmerkelijke verschillen in deze praktijk. De

beoordelingscriteria voor sociale vaardigheden zijn niet geformuleerd vanuit de leergebiedoverschrijdende eindtermen. Positief is de groeiende aandacht voor differentiatie bij evaluatie en rapportering.

De inspectie beseft dat dit team door omstandigheden aan een inhaalbeweging bezig is. De waardevolle initiatieven van de laatste jaren, gekoppeld aan duidelijke beleidslijnen, verdienen waardering. Het interne leiderschap is duidelijk in staat om gewenste processen gecoördineerd op gang te brengen, aan te sturen en op te volgen. Het inspectieteam besluit de doorlichting dan ook met een gunstig advies en hoopt dat de geformuleerde aanbevelingen de school verder helpen ontwikkelen.

(9)

5 RESULTATEN 5.1 (Leer)prestaties

5.1.1 Kleuteronderwijs

Het onderzoek van de (leer)resultaten levert voor de leergebieden in de focus volgende conclusies op in verband met het nastreven van ontwikkelingsdoelen:

Wiskundige initiatie Voldoet

Vaststellingen

 Er zijn outputgegevens die aantonen in welke mate de ontwikkelingsdoelen voor onder andere wiskundige initiatie op het einde van het kleuteronderwijs worden bereikt. Het betreft voornamelijk resultaten van genormeerde tests.

 De leerplandoelen voor wiskundige initiatie zijn in een digitaal planningsinstrument opgenomen. De doelendatabase is enerzijds richtinggevend voor het aanbod en anderzijds ook de bewaker ervan. Het programma laat immers toe dat na een zekere tijd de frequentie van de nagestreefde doelen kan vastgesteld worden. Leidsters die nog met papieren doelenbundels of de verschillende leerplannen werken, realiseren deze voordelen nog niet. Hierdoor verkrijgen de kleuteronderwijzeressen nog geen zicht op de realisatie van de ontwikkelings- en leerplandoelen op afdelingsniveau.

 Het schoolwerkplan bevat afspraken over een graduele spreiding van wiskundige begrippen en hun voorstelling. In sommige klassen zijn weinig sporen van een doelgerichte integratie van deze begrippen terug te vinden. Afhankelijk van leidster tot leidster richten ze hun aandacht op een eerder

ongecoördineerde wijze op de begripsvorming bij de kleuters.

 Wiskundige initiatie wordt vanuit een totaliteitservaring begeleid. Leidsters integreren zoveel mogelijk passende activiteiten in het thematische aanbod.

 Bij de oudste kleuters krijgen kinderen slechts op occasionele wijze kansen om explorerend,

experimenterend en zelfstandig ervaringen op te doen in verband met aspecten van wiskundige initiatie.

Klas- en hoekeninrichting zijn in deze klassen weinig gericht op gevarieerde wiskundige leeractiviteiten.

Wereldoriëntatie Voldoet

Vaststellingen

 Er zijn outputgegevens die erop wijzen dat de ontwikkelingsdoelen voor wereldoriëntatie door de meeste kleuteronderwijzeressen in voldoende mate worden nagestreefd.

 Om de ontwikkelingsdoelen wereldoriëntatie na te streven, hanteren sommige kleuterleidsters eveneens de digitale planner. In de database zijn ook de leerplandoelen wereldoriëntatie opgenomen. Ze zijn bij sommigen richtinggevend voor het aanbod op klasniveau en voor de bewaking ervan.

 De digitale planner opent perspectieven voor het realiseren van een continu en gradueel opgebouwd aanbod dat rekening houdt met de specifieke kenmerken van elke leeftijdsgroep.

 Kleuters krijgen voldoende gelegenheden om de werkelijkheid te verkennen en/of waar te nemen. Dit gebeurt veelal op basis van doordacht geplande waarnemingsactiviteiten in of buiten de klas. De technologieklas biedt belangrijke bijkomende impulsen om met dit aspect van de werkelijkheid te leren omgaan.

 Activiteiten gelinkt aan wereldoriëntatie zijn zoveel mogelijk geïntegreerd in het dagelijkse aanbod. Door de thematische aanpak wordt intentioneel aandacht besteed aan het leggen van verbanden tussen de verschillende leergebieden.

 Niet alle leidsters kunnen op een consequente wijze aantonen in welke mate ze de leerplandoelen wereldoriëntatie over het schooljaar heen nastreven.

 De oudste kleuters krijgen slechts in beperkte mate kansen om het ontwikkelingsaanbod te verwerken in verschillende hoeken. De klas- en hoekeninrichting zijn er in mindere mate gericht op geselecteerde

(10)

doelen. Hoeken zijn slechts beperkt in functie van deze doelen verrijkt. Kleuters krijgen door dit weinig rijke klasmilieu in beperkte mate ontwikkelingsstimulerende impulsen en weinig kansen tot exploreren, experimenteren en zelfontdekkend leren.

5.1.2 Lager onderwijs

Het onderzoek van de (leer)resultaten levert voor de leergebieden in de focus volgende conclusies op in verband met het realiseren van eindtermen en leerplannen:

Wiskunde Voldoet Vaststellingen

 De koepelgebonden centrale proefwerken voor wiskunde tonen over een langere periode aan dat de behaalde scores op het einde van de basisschool duidelijk boven het Vlaamse gemiddelde liggen.

 Het schoolteam zet al waardevolle stappen om een outputbeleid te voeren. In het overzichtelijke en gestructureerde outputdossier verzamelen ze systematisch gegevens op schoolniveau om deze te analyseren, te interpreteren en aan te wenden om de effecten van het aanbod voor wiskunde, Nederlands en wereldoriëntatie te evalueren en zo nodig bij te sturen.

 Het consequente gebruik van een onderwijsleerpakket wiskunde biedt voldoende garanties voor de realisatie van de eindtermen en de leerplandoelen en voor de verticale samenhang binnen dit leergebied.

 Leraren streven ernaar tijdens de instructiefase het verwerven van inzicht bij leerlingen te ondersteunen door zelf demonstratief didactische materialen te hanteren of de leerlingen deze te laten hanteren.

 De leerkrachten maken voornamelijk gebruik van de genormeerde toetsen uit het leerlingvolgsysteem en methodegebonden toetsen om na te gaan in welke mate de leerplandoelstellingen gerealiseerd worden.

 Teamleden maken sporadisch eigen of methodegebonden foutenanalyses na de afgenomen wiskundetoetsen. Door het occasionele karakter daarvan is het nog geen gewoonte om deze als uitgangspunt te hanteren voor de eerstelijnszorg.

 Voor sommige kinderen met ernstige leermoeilijkheden zet de school de eerste voorzichtige stappen om een passend leertraject op te zetten. Effecten, werkwijze en evaluatie worden vooral vanuit de

onderwijsleermethode vooropgesteld. Een doordachte doelenselectie vanuit het leerplan wordt daarbij nog maar zelden overwogen.

 De aandacht voor het zelfstandig probleemoplossend denken vanuit wiskundecontexten is nog beperkt.

 In vestigingsplaats 1 zijn meetinstrumenten her en der verspreid. Leraren hebben weinig zicht op wat aanwezig en hanteerbaar is. Dergelijke ongecoördineerde aanpak op schoolniveau ondersteunt de ervaringsgerichte aanpak op klasniveau geenszins.

Wereldoriëntatie Voldoet

Vaststellingen

 Uit de analyse van de centrale proefwerken georganiseerd door de eigen koepel blijkt dat de behaalde scores voor wereldoriëntatie op het einde van de basisschool over een langere periode gemeten steeds boven of in de buurt van het Vlaamse gemiddelde liggen. Deze resultaten beantwoorden aan de

gestelde verwachtingen conform de ingeschatte competenties bij de leerlingenpopulatie.

 De digitale planner opent ook in de lagere afdeling perspectieven voor het realiseren van een continu en gradueel opgebouwd aanbod dat rekening houdt met de specifieke kenmerken van elke leeftijdsgroep.

 Leraren streven ernaar het onderwijs werkelijkheids- en ervaringsgericht te maken. Doordacht geplande extramurale activiteiten komen voor. Attributen uit het reële leven worden binnen de klas gebracht.

 Passende tijd- en ruimtekaders zijn veelal in het klasbeeld aanwezig en worden in de meeste klassen dynamisch en functioneel gebruikt.

(11)

 Binnen het leergebied wereldoriëntatie creëren de meeste teamleden kansen om de leergebiedoverschrijdende eindtermen leren leren gepast te integreren.

 Op schoolniveau werd een onderzoek gevoerd naar de implementatie van het leergebied

wereldoriëntatie. Door het gebruik van diverse bronnen en eigen thema’s leefde bij het team en de directie het idee dat wat wereldoriëntatie betreft niet alle domeinen voldoende aan bod kwamen. Door het bijhouden, vorig schooljaar, van een aanstiplijst gebaseerd op de leerlijnen OVSG werden hiaten en overlappingen opgespoord. Na analyse van het overzicht maken leraren vanaf dit schooljaar werk van de optimalisering van de leerdomeinen technologie en gezondheidseducatie. Aldus getuigt dit team te beschikken over een groeiend zelfevaluerend vermogen.

 De opgemaakte oplijsting van de vooropgestelde leerplandoelen biedt nog geen garantie voor de afstemming van de leerinhouden doorheen de basisschool.

 De visie van het leerplan wereldoriëntatie komt weinig tot uiting bij de uitwerking van de thema’s. Zo kiezen meerdere leraren thema-inhouden die voornamelijk tot één domein behoren en hebben ze weinig oog voor een evenwichtige en domeinoverschrijdende benadering.

 Evaluatiegegevens zijn onvoldoende gericht op de meting van de vooropgestelde leerplandoelen. In de meeste klassen zijn toetsen vooral eenzijdig gericht op het meten van kenniselementen en niet op specifieke vaardigheden en attitudes.

Het onderzoek van de (leer)resultaten levert volgende conclusies op in verband met het nastreven van de leergebiedoverschrijdende eindtermen in de focus:

Sociale vaardigheden Voldoet

Vaststellingen

 Het schoolteam beschouwt de interne evaluatie voor wereldoriëntatie domein mens, als een vorm van output die erop wijst dat de leergebiedoverschrijdende eindtermen sociale vaardigheden in voldoende mate worden nagestreefd.

 Deze interne evaluatie van de leerplanimplementatie voor wereldoriëntatie onderzocht de integratie van de doelstellingen sociale vaardigheden uit het leerplan wereldoriëntatie, domein mens op klas- en schoolniveau. Leraren werken, volgens eigen perceptie, aan deze doelen.

 Vanuit observaties en gesprekken is de klasinterne implementatie echter duidelijk leerkrachtafhankelijk en gebeurt deze vaak op een eerder intuïtieve wijze. Doelgerichte integratie als subdoel binnen leergebieden of extramurale activiteiten ontbreekt veelal.

 Het schoolteam beschikt nog niet over een beleidsplan sociale vaardigheden dat toelaat om de eindtermen op een planmatige wijze na te streven. Er is nog geen schoolspecifiek referentiekader dat richtinggevend is voor een geïntegreerde aanpak van deze vaardigheden.

 Bij de evaluatie en rapportering over de sociale ontwikkeling van de leerlingen vormen de eindtermen nog niet het referentiekader.

 Slechts in enkele klassen hanteren teamleden stimulerende socialiserende werk- en groeperingsvormen die de integratie van sociale vaardigheden bevorderen. In de meeste klassen zet een vaak te sturende frontale aanpak door de leerkracht leerlingen beperkt aan tot interactie.

 Tijdens geobserveerde activiteiten krijgen kinderen weinig kansen om groepsprocessen aan de hand van vooraf bepaalde criteria te evalueren.

5.2 Schoolloopbaan

(12)

5.3 Outcomes

5.4 Tevredenheid

(13)

6 ASPECTEN VAN DE WERKING 6.1 Algemeen

6.2 Personeel

6.2.1 Personeelsbeheer 6.2.1.1 Personeelsorganisatie

De vaststellingen over de uitvoering van de processen wijzen op redelijke tot sterke aandacht voor:

- de ondersteuning van het onderwijs- en leerproces - het vooropstellen en bewaken van effecten

- de integratie van onderwijsontwikkeling en -innovatie - het operationaliseren van een gedragen visie

- het gebruik van interne gegevens voor evaluatie en bijsturing.

Vaststellingen

 De school legt een organogram voor waaruit een doordacht organisatiemodel blijkt.

 Functiebeschrijvingen, aanwervingsprocedures en vooropgestelde competenties bepalen de

aanwervingen, onder meer voor de ICT- en zorgcoördinatoren. Ook de stafmedewerker werd op basis van elders verworven competenties aangeworven. Zij behaalde ook het diploma van onderwijzer.

Directie en schoolbestuur werven bewust personen met andere competenties aan en zetten deze gepast in.

 Er zijn procedures ontworpen om bij afwezigheid van leraren of het schoolhoofd in passende vervanging te voorzien. Ook de inzet van bijzondere leermeesters en de invulling van klasvrije lesuren door de klastitularis worden daardoor geregeld.

 De personeelsvergadering fungeert als communicatiekanaal om in samenspraak onder meer personeelsaangelegenheden te regelen.

 Leraren participeren op basis van eigen keuze en eigen deskundigheden in minstens één werkgroep en helpen zo aspecten van de pedagogisch-didactische of schoolorganisatorische werking vorm te geven.

 Interne zorgverleners worden op basis van duidelijke afspraken en bepaalde verantwoordelijkheden in de kleuterafdeling, boven- of onderbouw van de lagere afdeling ingezet.

 Leraren zijn in het bezit van een functiebeschrijving. Functioneringsgesprekken grijpen nog niet plaats.

De directeur bereidt zich hier momenteel op voor door specifieke nascholing bij de eigen koepel.

 Tijdens interne evaluatiemomenten, onder andere voor de opmaak van het ICT-beleidsplan en het implementatieplan wereldoriëntatie werden leraren bevraagd en werd naar hun behoeften en noden gepeild. Op basis daarvan werd in gerichte nascholing voorzien, onder meer voor technologische opvoeding en ICT.

 De stafmedewerker speelt een belangrijke rol in de opmaak van beleidsplannen en de implementatie ervan. Zij verzorgt op een doordachte wijze interne nascholing voor ICT.

(14)

6.3 Logistiek

6.4 Onderwijskundig

6.4.1 Curriculum 6.4.2 Begeleiding

6.4.2.1 Afstemming andere partners 6.4.2.2 Leerbegeleiding

De vaststellingen over de uitvoering van de processen wijzen op redelijke tot sterke aandacht voor:

- de ondersteuning van het onderwijs- en leerproces - het vooropstellen en bewaken van effecten

- de integratie van onderwijsontwikkeling en -innovatie - het operationaliseren van een gedragen visie

- het gebruik van interne gegevens voor evaluatie en bijsturing - het gebruik van externe gegevens voor evaluatie en bijsturing.

Vaststellingen

 Het zorgteam werkt zowel op school-, leerkracht- als leerlingniveau. Hun werking getuigt van engagement en gebeurt doordacht. Deze teamleden ondersteunen, coördineren, suggereren en adviseren.

 Dit zorgteam biedt de nodige ondersteuning bij het in kaart brengen van de beginsituatie en de zorgbehoefte van de kleuters en leerlingen, vooral door het gebruik van het digitale zorgdossier. Er is daarbij oog voor de totale persoonlijkheidsontwikkeling.

 Het klasintern gebruik van het onderwijsleerpakket wiskunde ondersteunt in de lagere afdeling de realisatie van tempo- en niveaudifferentiatie vooral dan tijdens de verwerkingsfase van de cognitieve leerinhouden. Sommige leraren voorzien kansen voor leerlingen met problemen om tijdens deze fase individuele hulp bij de leerkracht te krijgen terwijl andere leerlingen op zelfstandige basis werken en door middel van autocorrectie hun werk verbeteren.

 Kinderen met specifieke ontwikkelings- en/of leerproblemen worden op een planmatige wijze begeleid.

Deze aanpak gebeurt op basis van een doordacht individueel handelingsplan. Interventies kunnen zowel binnen het totale klasgebeuren als door individuele begeleiding. Opvallend daarbij is ook de permanente aandacht voor gerealiseerde effecten en de doordachte communicatie met de ouders in kwestie.

 Vanuit de vooraf bepaalde effecten worden de leervorderingen voor aspecten van Nederlands en voor wiskunde voldoende representatief, transparant en valide geëvalueerd en geregistreerd.

 Bij ernstige leerstoornissen worden sticordi-maatregelen vastgelegd.

 De school maakt gebruik van de deskundigheid van diverse externe partners zoals het CLB, de GON- begeleiding en andere.

 De interne en externe evaluatie van de leerbegeleiding gebeurt vooral op basis van gegevens die de school vanuit het leerlingvolgsysteem en methodegebonden toetsen voor wiskunde en Nederlands bekomt. Die gegevens worden aangewend om de effecten van de leerbegeleiding in kaart te brengen en waar nodig doelgericht bij te sturen.

 Gericht observeren is bij diverse kleuteronderwijzeressen nog geen verworvenheid. Observatiegegevens leiden beperkt naar doordachte interventies, die aan kleuters extra ontwikkelingskansen bieden. Het gemis aan referentiekaders is bij het hanteren van de observatielijsten een remmende factor.

 Slechts enkele leidsters bieden kleuters op een ontwikkelingsstimulerende wijze kansen tot gedifferentieerd handelen en denken binnen de diverse speel- en werkhoeken.

 Sommige leraren hanteren frequent beperkte, maar relevante foutenanalyses voor wiskunde en Nederlands. Die kennis van de zorgbehoefte van de kinderen leidt bij hen tot een gerichte, efficiënte remediëring op maat van het kind.

(15)

 Klas(dag)boeken en/of andere planningsdocumenten zijn in de meeste gevallen nog geen echte werkinstrumenten met het oog op de preventie van leermoeilijkheden. Observaties, evaluaties en opmerkingen worden weinig benut in functie van de verdere ontwikkeling van het pedagogisch- didactisch handelen.

6.4.3 Evaluatie

De vaststellingen over de uitvoering van de processen wijzen erop dat de instelling aan het begin van een ontwikkelingstraject staat.

6.4.3.1 Evaluatiepraktijk Vaststellingen

 Er is nog geen diepgaande schoolvisie op leerlingenevaluatie. Ook de afstemming van de evaluatie op de leerplandoelstellingen gebeurt bij het hanteren van eigen toetsen eerder beperkt. De evaluatie is veeleer gericht op het reproduceren van kennis. Daardoor is ook de meting van effecten niet altijd representatief en valide.

 De aanvulling van een sterk productgerichte met procesgerichte evaluatie is nog geen verworvenheid.

De complementariteit van beide evaluatievormen was nog geen aandachtspunt.

 Evaluatie gebeurt voornamelijk door het gebruik van methodegebonden toetsen voor wiskunde en bij sommige leraren voor wereldoriëntatie. Anderen hanteren voor dit laatste leergebied eigen opgestelde toetsen. Deze evaluaties zijn vooral gericht op productevaluatie en minder op procesevaluatie. Onder meer inzake aspecten van sociale vaardigheden laten de meeste teamleden daartoe mogelijkheden onbenut.

 Bij curriculumdifferentiatie wordt voor een beperkt aantal leerlingen soms een aangepaste toets gebruikt.

 Oudere kinderen krijgen nog maar weinig kansen tot zelfevaluatie.

6.4.3.2 Rapporteringspraktijk Vaststellingen

 In de lagere afdeling toont het leerlingenrapport een periodieke samenvatting van de leerresultaten van de leerling, voornamelijk vanuit productevaluatie. De rapporten bevatten vooral cijfergegevens over de meeste leergebieden en over domeinen of aspecten ervan. De cijfergegevens worden telkens

vergeleken met het gemiddelde resultaat van de klasgroep. Welk effect de school hiermee beoogt is onduidelijk.

 Voor cijfergegevens over de leergebiedgebonden leerplandoelen baseren de leraren zich op resultaten van eigen en methodegebonden toetsen. De rapportering op basis van eigen toetsen hanteert als normstelling de aangebrachte leerinhouden en in mindere mate de leerplandoelen.

 De commentaren in de rapporten hebben vaak betrekking op studiehouding en –motivatie. Ze bevatten weinig informatie over specifieke leergebiedinhoudelijke, leerdoelgerichte realisaties of kindspecifieke ontwikkeling.

 Ondanks vooropgestelde criteria en afspraken zijn er opmerkelijke verschillen in de rapporteringspraktijk.

Bepaalde leerdomeinen of –aspecten worden overgewaardeerd, andere krijgen een eerder beperkte aandacht.

 De beoordeling van het dagelijks werk vertoont grote verschillen en heeft bij sommige leraren enkel betrekking op een heel beperkt aantal leerdomeinen.

 De beoordelingscriteria voor sociale vaardigheden vertonen weinig correlatie met de

leergebiedoverschrijdende eindtermen ter zake. De items op het rapport zijn niet geformuleerd vanuit de eindtermen en leerplannen. Voor leren leren is er evenmin een beoordeling gebaseerd op de

leergebiedoverschrijdende eindtermen.

 De recente ontwerpversie van een beheersingsrapport lichamelijke opvoeding geeft doelgericht vanuit het leerplan de vorderingen van de leerling weer en kan een voorbeeld van goede praktijk worden. Er dient echter in de nodige gradatie per leeftijdsgroep voorzien te worden.

 In geval van verregaande differentiatie geeft een gedifferentieerd rapport met groene punten toch een beeld van individuele vorderingen. Nog niet alle leraren hebben echter al op doelgerichte wijze aandacht voor differentiatie bij evaluatie en rapportering.

(16)

7 STERKTES EN ZWAKTES

7.1 Relevante aspecten waarin de school goed is

 De gerichtheid op de ontwikkelings- en leerplandoelen voor wiskunde en wereldoriëntatie bij de kleuterleidsters die de digitale planner hanteren.

 De evaluatie en bijsturing van het onderwijskundig handelen en van schoolorganisatorische aspecten vanuit de analyse van de outputgegevens.

 De nauwgezette systematische planning en spreiding van leerinhouden wiskunde op basis van de onderwijsleermethode in de lagere afdeling en de daarbij aansluitende evaluatiepraktijk.

 De integratie van de leergebiedoverschrijdende eindtermen leren leren binnen het leergebied wereldoriëntatie.

 De doordachte manier waarop directie en schoolbestuur hun personeel aanwerven en inzetten.

 De structurele uitbouw van de leerbegeleiding op school-, leraren- en kindniveau door het zorgteam.

 Het systematisch begeleiden en opvolgen van kinderen met specifieke zorgbehoeften door het gebruik van individuele handelingsplannen.

 De openheid ten opzichte van externe partners en externe initiatieven in de begeleiding van kinderen met ontwikkelings- en of leerproblemen.

7.2 Relevante aspecten die de school kan verbeteren

 De gerichtheid op ontwikkelings- en leerplandoelen voor wiskunde en wereldoriëntatie bij alle kleuteronderwijzeressen om deze op afdelingsniveau systematisch na te streven.

 De klas- en hoekeninrichting in sommige kleuterklassen in functie van gevarieerde wiskundige leeractiviteiten, gedifferentieerd handelen en denken en voor het bieden van exploratie- en/of experimenteerkansen.

 De uitbouw van referentiekaders voor gerichte observatie van kleuters.

 Het optimaliseren van het zelfstandig probleemoplossend denken binnen wiskunde.

 Het doorbreken van de vaak sturende frontale aanpak in de lagere afdeling en bij de oudste kleuters door de passende integratie van meer coöperatieve werkvormen.

 De evaluatiepraktijk voor het leergebied wereldoriëntatie in de lagere afdeling.

 De doelgerichte en geïntegreerde aandacht voor de leergebiedoverschrijdende eindtermen sociale vaardigheden op school- en klasniveau.

 De visie op en de uitbouw van een brede en evenwichtige evaluatie- en rapporteringspraktijk conform ontwikkelingsdoelen, eindtermen en leerplannen.

7.3 Relevante aspecten die de school moet verbeteren

Nihil

(17)

8 ADVIES

In uitvoering van het Decreet van 17 juli 1991, inzonderheid het artikel 5, alsmede in uitvoering van het Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de wijze waarop sommige bevoegdheden van de onderwijsinspectie van de Vlaamse Gemeenschap worden uitgevoerd van 2 februari 1999 , artikel 10:

is het advies voor erkenning en subsidiëring GUNSTIG.

(18)

9 REGELING VOOR HET VERVOLG

Nihil

Namens het inspectieteam, de inspecteur-verslaggever

Geert Alleman

Datum van verzending aan de directie en het schoolbestuur:

Voor kennisname

De directie/het schoolbestuur

Naam:

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

De Europese Monetaire Unie wilde één munt voor Europa, de Euro.. Het systeem van vaste wisselkoersen (EMS), is daarmee komen

- Bestedingsbeperking door toenemende financiële lasten; door de hoge rente- en aflossingsverplichtingen hebben ontwikkelingslanden weinig financiële middelen over voor de opbouw

Zo blijkt de coördinatie en de organisatie van de stages kwalitatief sterk te verschillen naargelang het studiegebied, is de aandacht voor de vakoverschrijdende eindtermen leren

In sommige klassen wordt binnen hoekenwerk gezorgd voor een aanvullend aanbod voor wereldoriëntatie onder andere door technologische opdrachten.  In de lessenroosters

afstemmen van het aanbod en de evaluatie voor het leergebied muzische vorming en in het interpreteren van de kindresultaten op schoolniveau en over een langere termijn om de

Voor het leergebied wereldoriëntatie zijn er op klasniveau voldoende gegevens voorhanden die erop wijzen dat elke individuele leerkracht tracht de leerplandoelen te bereiken..

 Vooral voor wereldoriëntatie en muzische opvoeding en in geringere mate voor Frans zijn er bij meerdere lagere leerkrachten evaluaties die te weinig in relatie staan met