• No results found

Tilburg University. Nederlanders op vakantie van Soest, A.H.O.; Kooreman, P. Publication date: Link to publication

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Tilburg University. Nederlanders op vakantie van Soest, A.H.O.; Kooreman, P. Publication date: Link to publication"

Copied!
25
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Tilburg University

Nederlanders op vakantie van Soest, A.H.O.; Kooreman, P.

Publication date:

1985

Link to publication

Citation for published version (APA):

van Soest, A. H. O., & Kooreman, P. (1985). Nederlanders op vakantie: Een micro-economische analyse. (Ter discussie FEW; Vol. 85.08). Unknown Publisher.

General rights

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights.

• Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research.

• You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain • You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal ?

Take down policy

If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim.

Download date: 08. apr. 2021

(2)

CBM CBM . R

7627

SUBFACULTEIT DER ECONOMETRIE

1985

8

REEKS "TER DISCUSSIE"

No. 85.08

i~nm~iiiiiuiuuiqiiiiuiiiii~u~~~u

NEDERLANDERS OP VAKANTIE

een micro-economische analyse

Drs. A. van Soest~~

Drs. P. Kooreman~~

Beide auteurs zijn verbonden aan de Subfaculteit Econometrie van de Katholieke Hogeschool Tilburg. Zij

danken Prof.dr.ir. A. Kapteyn en Drs. J.i~.M. van Doorn voor commentaar op een eerdere versie.

De gebruikte data zijn ter beschikking gesteld door het CBS. Het CBS draagt geen verantwoordelijkheid t.a.v. de

standpunten van de schrijvers.

~

~

(3)

Samenvatting

Het verschijnsel "op vakantie gaan" speelt een belangrijke rol in onze nationale economie en het internationale economische verkeer. Het lijkt waarschijnlijk dat in een tijd van

veranderende bestedingsmogelijkheden en toenemende vrije tijd ook het vakantiepatroon veranderingen te zien zal geven. Om op deze veranderingen in te kunnen spelen is onderzoek naar de

determinanten van het vakantiegedrag noodzakelijk. Gebruik makend van enquêtegegevens van ruim 1800 Nederlandse huishoudens wordt in dit artikel vanuit een kwantitatieve, micro-economische invalshoek het vakantiegedrag van huishoudens geanalyseerd. Tot de bevindingen behoren een markant verschil in

inkomensgevoelígheid van buitenlandse en van binnenlandse vakanties en een duidelijk stempel van het bezit van duurzame goederen, zoals zeilboot of caravan, op de vakantiebestemming van huishoudens.

l L~.

, ' ( ~ t , ~ ~-' ~ ~- ~ ~ Sr,.t.1.1~J r Ï .2.-L..

~. . ,.

~ ~~..~~iÍ~~.~

~' -...~r----r'"'"-"

~....r --- .~

(4)

3

1. Micro- versus macro-economische analyse van vakantiegedrag

Het toerisme heeft in de achter ons liggende decennia een stormachtige ontwikkeling doorgemaakt, die werd gekenmerkt door een groeiend àeel van de bevolking dat op vakantie gaat, een verschuiving van binnenlandse naar buitenlandse vakanties, een toenemend gebruik van auto en vliegtuig als vervoermiddel naar de vakantiebestemming en de opkomst van "tweede" (waaronder

wintersport-) vakanties. Ondanks de grote betekenis van het toerisme voor de regionale en nationale economie en

werkgelegenheid en het grote stempel dat het reisverkeer drukt op de ontwikkeling van de lopende rekening van de betalingsbalans, is de belangstelling vanuit de economische wetenschap voor de

analyse van vakantiegedrag relatief beperkt~). Met name tegen de achtergrond van het toenemen van de beschikbare vrije tijd (in de vorm van bijvoorbeeld arbeidstijdverkorting, vervroegde

pensionering of werkloosheid) en het teruglopen van de re~le bestedingsmogelijkheden waarmee de toename van vrije tijd in het algemeen gepaard gaat, is het van belang inzicht te verkrijgen in

rlc f~ntnnon rii o nn hot vnli~nt i on~trnnn vnn i mil nc~r? vi in2)

.... ... .... ..~.. ...t, ...,.. ..,.~..~....~..r... ... ... ~...~... ..~J.. .

Afhankelijk van de reakties op individueel niveau kunnen deze veranderende economische omstanàigheden op geaggregeerd niveau verschillende consequenties hebben voor bijvoorbeeld de

werkgelegenheid in de toeristische branche, de lopende rekening van de betalingsbalans, het door de overheid te voeren beleid m.b.t. recreatie en toerisme, of het inkoopbeleid van

touroperators.

In dit artikel opteren wij voor een micro-economische analyse van vakantiegedrag op huishoudniveau. De keuze voor deze invalshoek hangt samen met de beschikbaarheid in Nederland van omvangrijke micro-economische databestanden over het

vakantiegedrag van huishoudens. Naast het jaarlijks door het CBS uitgevoerde Vakantieonderzoek en het PJRIT~Interact

databestand, bevat het - eveneens door het CBS verrichte -

(5)

Doorlopend Budgetonderzoek uitgebreide informatie betreffende vakantiegedrag3).

Een voordeel van het het gebruik van micro-gegevens is dat het aantal beschikbare waarnemingen meestal vele malen

groter is dan bij macro-studies. Bovendien kunnen meer relevante variabelen in beschouwing worden genomen, waarbij men naast micro-variabelen overigens nog steeds macro-variabelen ter

verklaring kan opnemen. Uoorts is het mogelijk de effecten van bijvoorbeeld veranderingen in de inkomensverdeling op de

vakantiebestedingen op geaggregeerd niveau te traceren, terwijl in een macro-studie praktisch uitsluitend de gevolgen van

veranderingen in het gemiddelde inkomensniveau kunnen worden bestudeerd4).

In de empirische analyse zullen wij gebruik maken van de gegevens uit het Docrlopend Budgetonderzoek (DBO) uit 1981 van het CBS. Een belangrijke overweging om de DBO-data te gebruiken is de relatief ineer gedetailleerde meting van inkomens en

bestedingen in deze enquête. Het DBO, met een netto steekproefomvang van 2d95 respondenten, bevat onder meer informatie over de (eventuele) vakanties van respondenten

(waaronder bestemming, vervoermiddel, bezit van vakantiEartikelen en vakantieuitgaven), alsmede een aantal demografische en andere variabelen (waaronder gezinssamenstelling, opleiding, bezit gebruiksgoederen, arbeidsmarktstatus, netto inkomen en consumptieve bestedingen.

(6)

2. Een micro-economisch model van vakantiegedrag

Vakantie is geen eenduidig begrip. Er zijn vele schakeringen mogelijk in de bestemming en de lengte van

vakanties, de logiesvorm, de tijd van het jaar waarin de vakantie valt, etc. kij zullen ons echter in dit artikel beperken tot het onderscheiden van twee typen vakantie, namelijk de binnenlandse

en de buitenlandse.

Als uitgangspunt voor de verklaring van

vakantiebestedingen kiezen wij Engelcurven van het zogenaamde Working-Leser type5)

(1) wi - ai t Silog y (i-1,2)

Hierin is:

y : netto gezinsinkomen6)

w~: vakantiebestedingen7)in het binnenland als fractie van het netto-~ezinsinkomen v

w2: vakantiebestedingen in het buitenland als fractie van het netto-gezinsinKOmen y

ai en Si zijn parameters. Een buitenlandse vakantie is een noodzakelijV, goed als a2~0 en een luxe goed als 52~0 (analoog

voor ~~).

Vakantiebestedingen zijn een typisch voorbeeld van een

zogenaamde gemengd discreet~continue variabelea): de

participatie-beslissing en de beslissing om in het binnen- of buitenland op vakantie te gaan is discreet, terwijl de beslissing m.b.t. de hoogte van de uitgaven continu is. Dit komt tot

uitdrukking in het vaak voorkomen van nul-waarnemingen. Zoals blijkt uit tabel 1 gaan veel personen óf in het binnenland óf in

(7)

het buitenland op vakantie (zodat dan respectievelijk w2-0 of w~:0), maar niet in beide. Weer anderen gaan in het geheel niet op vakantie (w~:0 ~n w2-0). Tabel 1 laat eveneens zien dat. met name voor buitenlandse vakanties, lage niet-nul uitgaven relatief

weínig voorkomen9). Dit verschijnsel vinden we weerspiegeld in figuur 1, waarin een individuele Engel curve is getekend in het

geval van een gEmengd discreet~continue variabele. De letter m geeft de (niet direct observeerbare) kosten weer die men minimaal moet maken voor een bepaalde vakantie (zoals vervoerskosten en kosten van levensonderhoud). Zodra het inkomen van de consument het drempelinkom~n ym overschrijdt, zal hij of zij besluiten op vakantie te gaan.

uitgaven

m

ym

wy-ayf~,ylogy

inkomen

Figuur 1. Individuele Engelcurve

(8)

7

Uiteraard is dit een gestyleerde weergave van het

werkelijke beslissingsproces. Naast inkomen spelen vele andere factoren een rol. De gegevens in het D.B.O, stellen ons in staat een relatief groot aantal van deze factoren in beschouwing te nemen. Hierbij onderscheiden wij 3 categorieën variabelenl0)

I. Demografische variabelen 1. Leeftijd hoofd huishouden 2. Gezinsgrootte

3. Urbanisatiegraad van het gebied waar het gezin woont

II. Arbeidsmarktstatus-variabelen

1. Hoofd huishouder, is in loondienst of directeur PdV~BU 2. Hoofd huishcuden is inactief

3. Hoofd huishouden is student

~. Hoofd huishouden is zelfstandige c.q, landbouwer

II1. Bezits-variabelen 1. Bezit auto~motor

2. Bezit bungalowtentltourcaravan 3. Bezit tweede wcning~stacaravan 4. Bezit zeil-.~motorboot

Deze variabelen worden in de empirische analyse geYncorporeerd door vergelijking (1) te vervangen door

(2) wi - a0it a~iX~t....}u10iX10}Silogy t Ei (i-1~2)

met X~ t~m X10 de bovengenoemde verklarende variabelen en ei een storingsterm. In termen van figuur 1 b2tekent dit een voor elk individu verschillende ligging van de Engel-curve. Ook de minimale uitgaver. m zullen vermoedelijk verschillen per

huishouden en met name afhangen van de gezinsgrootte en het bezit van duurzame vakantiegoederen. Ook met deze mobelijke

(9)

afhankelijkheid zal in de empirische analyse rekening worden gehouden (in de appendix is het gehele model opgenomen).

Aangezien het model wordt geschat op basis van dwarsdoorsnedegegevens, worden macro-variabelen, zoals

wisselkoersen en het weer, nog buiten beschouwing gelaten. In principe kunnen echter, bij koppeling van dwarsdoorsnede bestanden uit opeenvolgende jaren, ook de effecten van deze grootheden op het vakantiegedrag worden onderzocht.

(10)

3. Schattingsresultaten

In dz analyse zijn alleen huishoudens met minstens twee volwassen partners betrokken. Het vakantiegedrag van

alleenstaanden of onvolledige gezinnen en het gedrag van

volledige gezinnen verschillen vermoedelijk teveel om d.m.v. ~én model beschreven te kunnen worden. Als vakantie-uitgaven worden aangemerkt uitgaven tijdens elke vakantie van ~~n of ineer leden van het huishouden. Een klein aantal gezinnen is om diverse redenen (zoals onvolledige gegevens) verwijderd.

Tabel 2 vermeldt van de overgebleven 1822 waarnemingen de steekproefgemiddelden.

Het model, bestaande uit de vergelijkingen ter verklaring van de vakantie-uitgaven èn de hoogte van de minimumuitgaven (m), is geschat met de methode van de grootste aannemelijkheidl1). In de appendix zijn de sch3ttingsresultaten samengevat. Allereerst valt op dat de buitenlandse vakantiebestedingen in vergelijking met de binnenlandse een grotere gevoeligheid vertonen voor

inkomensveranderingen. Gezien het discreet~continue karakter van de te verklaren variabele splitsen we het inkomenseffect in een participatie- en een bestedingseffect. Indien het inkomen met 1 p toeneemt daalt de gemiddelde binnenlandse participatiegraad licht (n.l. met 0.1 ~) en stijgen de gemiddelde uitgaven van de

binnenlandse vakantiegangers met 0.9 p. Per saldo resulteert een stijging van de bestedingen op geaggregeerd niveau met 0.8 ~. De buitenlandse participGtiegraad echter neemt toe (met 0.9 ~p), terwijl de gemiddelde uitgaven van de buitenlandse

vakantiegangers met 1.2 á stijgen. Gezamenlijk leiden deze effecten tot een stijging met 2.0 ~ van de buitenlandse

bestedingen op geaggregeerd niveau. De daling van de gemiddelde binnenlandse participatiegraad bij een inkomensstijging is de resultante van twee tegengestelde effecten. Bij huishoudens met hogere inkomens vindt substitutie plaats van binnenlandse naar buitenlandse vakanties, waardoor de binnenlandse

(11)

participatiegraad daalt, terwijl anderzijds huishoudens in de lagere inkomensgroepen de binnenlandse "vakantiedrempel" eerder zullen overschrijden.

Een en ander vinden we ook terug in figuur 2.

kans (in~) 60

50 1 40 J 30

20 ~ 10

10 20 30 40 50 60 70 inkomen(xf1000)

Figuur 2a. Participatiekansen voor het gemiddelde huishouden als functie van het totale inkomen

- Participatiekans binnenlandse vakantie --- Participatiekans buitenlandse vakantie

r

(12)

11

uitgaven

(x f1000) 4J

3 2

1

r

, ,

r r

10 20 30 40 50 60 70 inkomen (xf1000)

Figuur 2b. Verwachte uitgaven als gegeven is dat geparticipeerd wordt (met de betreffende bestemming) voor het

gemiddelde huishouden als functie van het inkomen - Uitgaven binnenlandse vakantie

--- Uitgaven buitenlandse vakantie

uitgaven

(x f1000) 3

2

1 r

r r r r

r r .r ~

r ,I ~

,--~ ~--,

10 20 30 40 50 60 70 inkomen (xf1000)

Figuur 2c. Verwachte uitgaven van het gemiddelde huishouden als functie van het inkomen (zparticipatiekans ~

verwachte uitgaven gegeven participatie) - Uitgaven binnenlandse vakantie

--- Uitgaven buitenlandse vakantie

(13)

Met betrekking tot de demografische variabelen blijkt dat -ceteris paribus- ouderen minder op vakantie gaan en met name minder snel kiezen voor een buitenlandse vakantie. Grotere

gezinnen zijn eerder geneigd om de vakantie in het binnenland dan in het buitenland door te brengen. Wonen gezinnen in

verstedelijkte gebieden, dan wordt relatief vaker voor een buitenlandse vakantiebestemming gekozen.

Het hebben van een eigen bedrijf heeft, zoals te verwachten is, een duidelijk remmend effect op d2

vakantieparticipatie. werkloosheid en arbeidsongeschiktheid heeft, naast het effect van een inkomensdaling waarmee het

inactief worden vaak gepaard gaat, eveneens een negatieve invloed op de vakantiedeelname. Verder blijken studenten veel eerder voor een buitenlandse dan een binnenlandse vakantie te kiezen.

Het bezit van duurzame vakantiegoederen drukt een

duidelijk stempel op het vakantiepatroon van huishoudens. Is men in het bezit van een zeil- of motorboot dan vergroot dat de kans dat voor een binnenlandse vakantie wordt gekozen, aanzienlijkl2).

Dit geldt ook voor het bezit van een tweede woning of stacaravan (die meestal in Nederland zijn gesitueerd). Het omgekeerde effect doet zich voor bij het bezit van een auto of motor en

bungalowtent of caravan. Hierdoor zijn de kosten van vervoer en overnachtingen relatief laag, waardoor men eerder besluit het

buitenland op te zoeken. Alhoewel de resultaten gezien de eenvoud van het model met voorzichtigheid moeten worden gelnterpreteerd, lijkt hier voor de overheid een belangrijk

aanknopingspunt te liggen voor het stimuleren van de binnenlandse vakantie.

(14)

~. Enkele simulaties

Ter illustratie van de werking van het model voeren wij in deze paragraaf een tweetal simulaties uit. Allereerst

onderzoeken wij de effecten op het vakantiegedrag van

veranderingen in de inkomensverdeling bij een gelijkblijvend gemiddeld inkomen in de maatschappij. Dit is een exercitie die bij uitstek kan worden uitgevoerd met behulp van een micro- economisch mode113). We bezien eerst de effecten van een

nivellering van inkomens, corresponàerend met een toename van 10p in de star:daardafwijking van de (logaritmisctle) inkomens in de steekproef. Deze nivellering is zodanig doorgevoerd dat

huishoudens met een inkor;~n boven het (georrietrisch) gemiddelde inkomen procentueel meer inleveren naarmate het inkomen hoger is.

Omgekeerd gaan huishoudens m~t een inkomen dat lager is d-sn het gemiddelde er procentueel meer op vooruit naarmate het inkomen lager is. Een gevolg van deze nivellering is dat de verhouàing tussen het hoogste en het laagste netto-inkomen in de steekproef afneemt van ~,U tot b,~. Ock nu blijkt weer de geringe invloed van inkomen op de binnenlandse vakantiebestedingen: zowel de binnenlandse participatiegraad als de gemiddelde bestedingen per participant wijzigen nauwelijks. Anders is het gesteld met de buitenlandse vakantieuitgaven. De buitenlandse participatiegraad stijgt licht, maar de gemiddelde uitgaven per participant dalen.

De totale uitgaven in het buitenland op geaggregeerd niveau, (m.a.w. de grootheid die voor de betalingsbalans relevant is) zouden àalen met ongeveer 1,2~.

Een denivellering van de inkomens, op analoge wijze, zou leiden tot een stijging van de totale buitenlandse uitgaven met 1,up.

Benadrukt zij nogmaals dat deze effecten geheel het ge:clg zijn van veranderingen in de inkomensverdeling bij gelijkblijvend gemiddeld (macro-economisch) inkomensniveau.

(15)

Ter afsluiting onderzoeken we de effecten van een toename van de vrije tijd in de samenleving, gecombineerd met een

inkomensdaling. Uiteraard kan de vrije tijd op vele verschillende manieren toenemen (meer vakantiedagen, kortere werktijd per week, werkloosheid, vervroegde pensioneríng). Hier zullen we aannemen dat het aantal inactieve personen (werklozen, gepensioneerden en arbeidsongeschikten) met 50p toeneemt. k'e gaan er van uit dat het netto inkomen van de betreffende huishoudens met 10~ daalt. Deze veranderingen hebben een duidelijk remmende invloed op zowel de binnenlandse als de buitenlandse vakantiebestedingen. Het

inactief worden op zich (d.w.z. afgezien van de

inkomensvermindering) heeft een dalende invloed op de kans op een binnenlandse vakantie: weliswaar wordt dit effect deels

gecompenseerd door een tegengesteld effect a.g.v. de

inkomensvermindering, maar per saldo daalt deze kans gemiddeld met 3X. De gemiddelde uitgaven per vakantieganger dalen eveneens met 3p. Cok voor de buitenlandse vakantie dalen zowel de

participatiekans als de gemiddelde uitgaven per vakantieganger, en wel met resp. 2 en 2,5~.

(16)

15

Slotopmerkingen

In het voorgaande hebben wij geprobeerd de lezer ervan te overtuigen dat een micro-economische invalshoek bij de analyse van het vakantiegeàrag van Nederlandse huishoudens een vruchtbare is. Gebruik makend van de beschikbaarheid van Nederlandse

enquête-gegevens over vakantiegedrag op huishoudniveau enerzijds en moàerne econometrische technieken voor dit type data

anderzijds, hebben wij een aantal belangrijke determinanten van het vakantiegedrag kunnen traceren. Alhoewel de huidige analyse een verkennend karakter draagt kan zij worden uitgebouwd tot een nuttig hulpmiddel bij de beleidsvoorbereiding op het gebied van recreatie en toerisme.

(17)

Tabel 1. Procentuele verdeling van binnen- en buitenlandse vakantie-uitgaven in guldensa)

uiten-

landse uitgaven

0

Binnenlandse uitgaven

0~-800 800~-1600 1600~-2400 ~2400 totaal

0 37.0 8.3 8.2 3.5 1.6 58.7

o~ -800 2.3 0.7 0.2 0.1 O.o 3.3

800~-1600 7.5 1.2 0.8 0.2 0.0 9.6

1600~-2400 8.3 0.9 0.7 0.1 0.1 10.1

2400(-3200 5.6 0.8 0.4 0.2 0.0 6.9

3200~-4000 4.0 0.4 0.1 0.6 0.1 4.7

~ 4000 5.9 0.6 0.2 0.0 0.0 6.7

totaal 70.5 13.0 10.6 4.1 1.8 100

a) Gebaseerd op 1822 waarne~ingen uit het Doorlopend Budgetonderzoek 1981; zie paragraaf 3 voor een nadere toelichting.

(18)

17 Tabel 2.

Steekproefgemiddelden

Te verklaren variabelen Uitgaven buitenland (gld)a)

Uitgaven binnenland (gld)a)

Verklarende variabelen Netto gezinsinkomen (glà)

I. Demografische variabelen

2657

107ts

34150

1. Leeftijdsklasse hoofd huishoudenb) 4.6

2. Gezinsgrootte 3.2

3. Urbanisatiegraadc)

II. Arbeidsmarktstatus variabelend)

3. 9

1. Inactief 0.37

2. Student 0.008

3. Zelfstandige c.q. landbouwer 0.06 III. Bezitsvariabelene)

1. Auto~motor 0.77

2. Bungalowter,t~tourcaravan 0.19 3. Tweede woning~stacaravan O.GS

4. Zeil-~motorboot O.Oó

a) Gemiddeld per gezin dat in binnen- resp. buitenland op vakantie gaat.

b) 1.~ 20 jr.; 2. 20-24 jr.; 3. 25-29 jr.; ...; 12 . 70-74 jr.; 13 :~ 75 jr.

c) 1: plattelandsgemeente; 2: verstedelijkte plattelandsgemeente; 3 : forensengemeente; 4 :

plattelandssteden; 5: middelgrote steden; 6: grote steàen.

d) dummies die betrekking hebben op de arbeidsmarktstatus van het hoofd huishouden. Nemen de drie dummies de waarde 0 aan, dan is het hoofd huishouden in loondienst of directeur

NviBV.

e) dummies, áie de waarde 1 of 0 aannemen al naar gelang het huishouden minstens ~én van de betreffende goederen bezit of

niet

(19)

Appendix

Samenvattend luidt het model wi - ~Xjaijt Silog y} ei~

m. - EX.Y..t d.

1 j j 1,] 1

~ ~

wi - wi als wiy 2 mi

wi - 0 als wiy ~ mi~

ei en di zijn storingstermen.

(i-1,2)

Schattingsresultaten

Binnenland asympt.

oëffici~nt t-waarde

Buitenland asympt.

co~ffici~nt t-waarde

~ a

w -vergelijking

constante term 6.6 1.6

~6.9

-8.0

log inkomen -0.8 -2.1 5.8 8.4

inactief -0.8 -2.1 -0.1 -0.1

studerend 0.5 0.4 5.6 2.9

urbanisatiegraad 0.1 1.4 0.5 4.5

gezinsgrootte 0.4 3.0 -0.9 -4.8

leeftijdsklasse -0.1 -1.2 -0.4 -4.8

zelfstandige~landbouwer -1.2 -2.2 -0.4 -0.6

auto~motor -0.2 -0.7 0.2 0.5

tent~tourcaravan 0.4 1.2 0.8 1.7

2e woning~stacaravan 0.6 1.0 -3.3 -3.1

zeil-~motorboot 1.7 3.3 -0.9 -1.0

b) m-vergelijking

constante term 158.1 2.6 872.9 7.6

gezinsgrootte -18.4 -1.4 -46.4 -1.5

auto~motor 51.6 1.4 -140.4 -1.7

bung.tent~tourcaravan 0.7 0.0 -122.8 -1.3 2e woning~stacaravan 171.0 2.3 -16.3 -0.1

zeil-~motorboot 53.9 0.8 243.3 1.5

a) uitgeàrukt in procenten b) uitgedrukt in guldens

(20)

19

Voetnoten

1) Met name econometrisch onderzoek op dit terrein is in

Nederland nauwelijks verricht. Een uitzondering is de studie Van

M.M.G. Fas~ en F. Spaans, "Reisverkeer en betalingsbalans voor Nederland: een statistische analyse over de jaren

zeventig", Kwartaalbericht 1979 no. 3, De tveàerlandsche Bank.

2) Van Bijsterveldt spreekt in ESE van 21~28 december 1983 de verwachting uit dat oe sterke toename van de bescnikbare vrije tijd o.a. zal leiden tot een verschuiving van

geldintensieve naar tijdsintensieve vrije tijdsactiviteiten en een toenemende verscheidenheid in de wijze van

vrijetijdsbesteding.

3) Budgetonderzoek 1978, CBS, 's-Gravenhage, Staatsuitgeverij (1982).

4) Bij de analyse van geaggregeerde gegevens, zoals docr Fase en Spaans, doet zich het bekende aggregatieprobleem voor:

slechts onder zeer stringente v~ronderstellingen zijn micro- economische gedragsrelaties ook op geaggregeerd niveau

geldig.

Een additioneel prob~eem met de reisverkeergegevens uit de betalingsbalans zoals die zijn gebruikt door Fase en Spaans

(cf. voetnoot 1), is dat deze voor een onbekend deel

betrekking hebben op andere economische activiteiten, zoals contante goederenaan- en verkopen en kapitaalvlucht.

5) Zie A. Deaton en J. Muellbauer (1980), "Economics and Consumer Behavior", Cambridge University Press, p. 19.

6) Het in de empirische analyse gehanteerde inkomensbegrip is:

netto gezinsinkomen minus (netto) besparingen. Zie voor een nadere toelichting het rapport:

A. van Soest en P. Kocreman (1985), "A microeconometric analysis of vacation behavior", onderzoeksrapport Katholieke Hogeschool Tilburg.

(21)

7) Hieronder wordt begrepen de reis- en verblijfskosten, de uitgaven voor voeding en overige bestedingen die rechtstreeks verband houden met de vakantie(s) en zijn gedaan vbór,

tijdens of na de vakantie(s). Uitgaven voor duurzame vakantieartikelen, zoals caravan en tent, worden niet meegerekend. In navolging van het CB~ woràt een vakantie

gedefiniëerd als "een verblijf buiten de woning voor

recreatieve doeleinden met tenminste vier achtereenvolgende overnachtingen".

8) Zie voor een recent overzicht van de ontwikkelingen binnen de econometrie hieromtrent: G.S. Maddala (1983), "Limited-

dependent and qualitative variables in econometrics", Cambridge University Press.

9) Dit is mede een gevolg van de door het CBS gehanteerde definitie van vakantie; zie voetnoot 7).

10) Zie voor de precieze defini~ring van de variabelen tabel 2.

11) Zie voor technische details het onder 6) genoemde rapport.

12) Ter illustratie: indien een huishouden in het bezit komt van een zeil- of motorboot neemt de kans op een binnenlanàse vakantie toe van 33 tot 47p en de kans op een buitenlandse vakantie af van 47 tot 42p (bij gemiddelde waarden voor de overige verklarende variabelen).

13) Vergelijk J.S. Cramer: "The effect of income redistribution on consurr~er demand", in Relevance and precision; essays in

honour of Pieter de Wolff (1976), pp. 123-138.

(22)

i

IN 1984 REEDS VERSCHENEN O1. P. Kooreman

A. Kapteyn

02. Frans Boekema Leo Verhoef

U3. J.H.J. Roemen

04. M.D. Merbis

U5. R.H. Veenstra J. Kriens

06. Th. Mertens

07. P. Bekker A. Kapteyn T. Wansbeek 08. B.R. Meijboom

09. J.J.A. Moors

10. J. van Mier

11. W.J. Oomens

12. P.A. Verheyen

13. G.J.C.Th. van Schijndel

Estimation of Rationed and Unrationed Household Labor Supply Equations

Using Flexible Functional Forms jan.

Lokale initíatieven; Sleutel voor werk- gelegenheidsontwikkeling op lokaal en

regionaal niveau

In- en uitstroom van melkvee in de Nederlandse rundveesektor geschat m.b.v. een "Markov"-model

febr.

febr.

From structural form to state-space

representation febr.

Steekproefcontrole op ernstige en niet-ernstige fouten

(gecorrigeerde versie)

Kritiek op Habermas' communicatie- theorie: een evaluatie van het Gadamer-Habermas-debat en van Ha- bermas' interpretatie van de taal- handelingstheorie. Een onderzoeks- verslag

Measurement error and endogeneity in regression: bounds for ML and IV-estimates

An input-output like corporate model including multiple technologies and

"make-or-buy" decisions

On the equivalence between

cooperative games and superadditive functions

Gewone differentievergelijkingen met niet-constante coëfficiënten en partiële differentievergelijkingen

(vervolg R.T.D. 83.31)

maart

maart

maart

april

april

april

Het optimale prijs- en reclame-

beleid van een monopolist april

Een dynamische ondernemingstheorie en de reacties op de overheids- politiek

Vermogensverschafferscliëntèles in statistische en dynamische onder- nemingsmodellen

mei

mei

(23)

14. P. Kooreman A. Kapteyn

15. L. Bosch

16. M. Janssens R. Heuts 17. J. Plasmans

18. P. Bekker A. Kapteyn T. Wansbeek

19. A.L. Hempenius

20. B.B. van der Genugten K. van der Sloot H.A.J. van Terheijden 21. A.B. Dorsman

J. v.d. Hilst

22. B.R. Meijboom

23. Ton J.A. Storcken

24. E.E. Berns

25. Chr.H. Kraaijmes

26. A.L. Hempenius

27. J. Kriens

J.Th. van Lieshout 28. A.W.A. Boot

The effects of economic and demo- graphic variables on the allocation

of leísure within the household mei Over flexibele produktie-automatisering juni

On distributions of ratios of

dependent random variables juni Specification and estimation of the

linkage block of Interplay II

(1953-1980) juni

Consistent sets of estimates for regressions with correlated or uncorrelated measurement errors in

arbitrary subsets of all variables juni

Dividend policy of large Dutch

corporations juni

Handleiding voor de programma's DATAH en REGAP

The influence of the calculation- interval on the distribution of returns at the Amsterdam Stock Exchange

juni

juni Joint and Common Cost Allocation

in a Multi-Level Organization juli Arrow's impossibility theorem

on restricted domains juli

De Terugtrekking

Over politiek en ethiek bij Derrida juli De organisatorische condities voor

concrete hulpverlening: een model naar aanleiding van de sociale dienst

The Interpretation of Cross-Sectional Regressions with Variable Constant Terms

juli

aug.

Enkele eigenschappen van de

kritieke-lijn-methode van Markowitz aug.

Optimum condities voor een

discontinu investeringsprobleem sept.

l

29. M.F.C.M. Wijn Wie liquideert de onderneming? okt.

(24)

iií

30. A.L. Hempenius Modelling dividend behavior 31. J.H.J. Roemen

32. J. van Mier

Beslissingsregels voor de in- vesterings- en financierings- activiteiten van een melkvee-

bedrijf

Gewone differentievergelijkingen met niet-constante coëfficiënten en partiële differentievergelij- kingen

(vervolg R.T.D. 84.10)

nov.

nov.

dec.

(25)

IN 1985 REEDS VERSCHENEN O1. H. Roes

02. P. Kort

03. G.J.C.Th. van Schijndel

04. J. Kriens J.J.M. Peterse 05. J. Kriens

R.H. Veenstra

06. A. van den Elzen D. Talman

07. W. van Eijs W. de Freytas T. Mekel

i. I~~I~~II~V~IRIIIW~NN~IVV~NIII19

Betalingsproblemen van niet olie- exporterende ontwikkelingslanden

en IMF-beleid, 1973-1983 febr.

Aanpassingskosten in een dynamisch

model van de onderneming maart Optímale besturing en dynamisch

ondernemingsgedrag maart

Toepassing van de regressie-

schatter in de accountantscontrole mei Statistical Sampling in Internal Control by Using the A.O.Q.L.-system

(revised version of Ter Discussie

no. 83.02) juni

A new strategy-adjustment process for computing a Nash equilibrium in a

noncooperative more-person game juli Automatisering, Arbeidstijd en

Werkgelegenheid juli

;

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

55 Maar dat was helemaal niet nodig: wellicht ongeveer hal- verwege tussen het tweede Discours en Du Contrat Social, 56 in Ecrits sur l’abbé de Saint-Pierre, had

Als roaat voor de momentele hartfrequentie werd steeds de tijd tussen twee R-toppen in het ~.G.G. Deze R-R intervaItijd werd met reeds beschikbare apparatuur *) gemeten en op

Daarmee is de kennis van de motieven van het economisch handelen niet alleen van belang ’voor de verklaringstheorie van de economische werkelijkheid, maar tevens voor de

In dit artikel werden de kenmerken van incidenten die voorkwamen tijdens opname in drie forensisch psychiatrische afdelingen voor medium security (MSA) en de kenmerken van de

busy Met deze naam wordt het niveau aangeduidt, waarop zich de 'wired- or' busy-L ijn bevindt. Hierop zijn aLle moduLes aangesLoten en heeft t wee functies. Een module meLdt via

De metingen worden soms simultaan uitgevoerd aan twee overeenkomsti- ge extremiteiten en worden veel toegepast voor, gedurende en na vaatchirurgische ingrepen. Door de

Sommige soorten gedijen goed buiten gebieden met een formele natuurstatus of met een kleine natuurstatus (kleiner dan 100ha). Dat zal bij elke soort anders zijn. Bovendien is

Deze procedure is dan misschien wat bewerkelijk, omdat er een processing-cyclus moeten worden uitgevoerd, en de gebruiker steeds moet zorgen dat het ijkplaatje wordt aangebracht,