Tilburg University
Vakantiebestemming en -bestedingen van Soest, A.H.O.; Kooreman, P.
Publication date:
1987
Link to publication
Citation for published version (APA):
van Soest, A. H. O., & Kooreman, P. (1987). Vakantiebestemming en -bestedingen. (Research memorandum / Tilburg University, Department of Economics; Vol. FEW 292). Unknown Publisher.
General rights
Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights.
• Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research.
• You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain • You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal ?
Take down policy
If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim.
Download date: 13. apr. 2021
CBM ';~
R ~ ,~~,`~ J~v
- ~ ~o ~~~~ ~
7626 2~~~`` ~~ ,~~o}o`,``' ~`~~~
1987 ~, ~~ Qo~ hoo ,~~~, 292
i imuiiiiiuiimniiiuii
Arthur van Soest~) Peter Kooreman~)
FEW 292
Oktober 198~ Katholieke Universiteit Brabant Vakgroep Econometrie Postbus 90153 5000 LE Tilburg
~) De gebruikte data zijn ter beschikking gesteld door het C.B.S. Het C.B.S. draagt geen verantwoordelijkheid t.a.v.
de standpunten van de schrijver.
1. Inleiding
2. Een modelmatige analyse
3. Data en schattingsresultaten
4. Een tweetal simulaties
5. Besluit
Tabellen
Literatuur
Fi guren
1
1
3
5 6 7 11
12
Inleiding
Vakantiegedrag kent vele aspecten. Talrijke schakeringen zijn mogelijk in logiesvorm, wijze van vervoer, lengte van de vakantie, de tijd waarin de vakantie valt, het land van bestemming, de hoogte en samenstel- ling van de vakantieuitgaven, enz. A1 deze aspecten hangen onderling samen en zijn van betekenis voor het te voeren beleid op o.a. het gebied vsn vrije tijd, recreatie en toerisme en betalingsbalans.
In dit artikel analyseren wij twee aspecten van vakantiegedrag, te weten de keuze van het land van bestemming en de hoogte van de uitgaven.
Als instrument voor ons onderzoek hanteren wij een micro-economisch model dat wij hebben geYntroduceerd in Van Soest en Kooreman (1986 en 198~). De huidige analyse is in twee opzichten een uitbreiding van de vorige. Ten eerste onderscheiden wij nu een vijftal vakantiebestemmingen (in het vori- ge artikel werd slechts onderscheid gemaakt tussen binnenlandse en buiten- landse vakantie). Dsarnaast worden nu bij schatting van het model enquéte- gegevens uit meerdere, achtereenvolgende jaren gebruikt, weardoor het in beginsel mogelijk wordt om ook na te gaen in hoeverre macro-grootheden
(wisselkoersen, de weersgesteldheid) het vakantiepatroon beYnvloeden.
Een modelmatige analyse
Het uitgangspunt voor de verklaring van vakantiebestemming en -bestedingen wordt gevormd door Engelcurven van de vorm:
w J
wit - aoit { j~l ajixjt ' Eit
Hierin is:
wit ' vakantiebestedingen in land i in jaar t, als fractie van het netto gezinsinkomen yt
Xjt : variabelen die het vakantiepatroon beinvloeden sit ' storingsterm
Veel huishoudens bezoeken per jaar hoogstens één of twee vakantielanden, wat in termen van het model betekent dat de vakantiebestedingen in land i en jaar t vaak gelijk zijn san nul (nl. voor alle landen die het huishou- den niet bezoekt). Om met dit apecifieke aspect rekening te houden breiden wij het model uit met zogenaamde drempelvergelijkingen:
M ir
wit - wit als wityt ~ mit
wit - 0 als
wityt 5 mit
mit zijn de (niet direct wsarneembare) kosten die een huishouden in jaar t minimaal moet maken voor een vakantie in land i(zoals vervoerskosten en kosten van levensonderhoud). De (latente) grootheid wityt vatten we op als het bedrag dat het huishouden ean zo'n vakantie wil besteden. Zodra dit de minimaal noodzakelijke kosten overschrijdt (witYt ~ mit) zal voor een vakantie in land i worden gekozen, met bijbehorende uitgaven gelijk aan wityt' ls het bedrag dat het huishouden in land i wil uitgeven lager den de minimsal noodzakelijke kosten (wityt ~ mt) dan wordt land i niet be- zocht en zijn de uitgaven aldasr per definitie gelijk san nul.
Deze modelformulering doet recht aan het gemengd discreet~continue karakter van de te verklaren variabele; de participatie-beslissing en de keuze van de bestemming zijn discreet, terwijl de beslissing met betrek- king tot de hoogte van de uitgaven continu is.
De mogelijke invloed van macrovariabelen, zoals wisselkoersen en het weer, op de uitgaven per bestemming, kan in principe worden gemodel- leerd door deze macrovariabelen op te nemen als verklarende variabelen in de vergelijkingen voor wit. Omdat we echter slechts beschikken over waar- nemingen van 4 opeenvolgende jaren (19~8 t~m 1981) is het praktisch onmo- gelijk de verschillende tijdsafhankelijke invloeden (zoals prijseffecten, de weersgesteldheid in Nederland en verschuivingen in preferenties) van elkaar te onderscheiden. Het resultaat van al deze effecten samen komt tot uitdrukking in de tijdsafhankelijkheid van de constante term aoit'
Xjt zijn verklarende variabelen, die niet alleen per huishouden maar ook in de tijd kunnen vari~ren. Eén dearvan is de logarithme van het netto gezinsinkomen, uitgedrukt in guldens van 1980 (na correctie met het prijs- indexcijfer voor de gezinsconsumptie). Daarnaast zijn opgenomen enkele
demografische variabelen, varíabelen betreffende de arbeidamarktstatus van het gezínshoofd en variabelen, die betrekking hebben op het bezit van enkele duurzame consumptiegoederen (zie tabel 3 voor details).
Data en schattingsresultaten
Het model ter verklaring van de vakantiebestemming(en) en -beste- dingen is geschat op basis van gegevens uit het Doorlopend Budget onder- zoek (DBO) van het CBS uit de jaren 19~8 tot en met 1981. Enige informatie over de uiteindelijk door ons gebruikte sub-steekproef (na verwijdering van alleenstaanden, onvolledige gezinnen en huishoudens met onvolledige gegevens) is te vinden in de tabellen 1, 2 en 3.
De gehanteerde schattingsmethode is die van de grootste aannemelijkheid.
De schattingsresultaten staan vermeld in tabel 4.
Opvallend zijn allereerst de scherpe contrasten in inkomensgevoe- ligheid van vakanties in de verschillende bestemmingen. De laagste en enige negatieve coëfficiënt bij de variabele log y vinden we bij Neder- land, hetgeen betekent dat een Nederlandse vakantie een noodzakelijk goed is voor huishoudens in de lagere inkomensklassen en een inferieur goed voor huishoudens met hogere inkomens. Alle buitenlandse vakanties zijn luxe goederen (zij het dat de coëffici~nt voor West-Duitsland~0ostenrijk niet significant van nul verschilt), waarbij - globsal gesproken - de vakanties 'luxueuzer' zijn naarmate de betreffende landen verder weg zijn gelegen.
Gezien het discreet~continue karakter van de te verklaren variabelen kan het effect van inkomen op vakantiegedrag gesplitst worden in een partici- patie- en een bestedingseffect. Het effect op de participatiekans is weer- gegeven in figuur 1. Stijgt het inkomen van het huishouden, dan dealt de kans op een vakantie in Nederland en stijgen tegelijkertijd de kansen dat de verschillende buitenlandse bestemmingen worden opgezocht. Het aterkst is deze stijging voor de bestemming overige (verat van Nederland verwij- derde) landen. De verwachte vakantieuitgaven, gegeven participatie in het betreffende land, zijn - zoals blijkt uit figuur 2- voor alle bestemmin- gen stijgende functies van het inkomen.
Het effect van opleidingsniveau is tweeledig. In de eerste plaats is er vermoedelijk een verband tussen opleidingsniveau en voorkeuren voor
bepaalde vakantiebestemmingen. Personen met een zelfde opleidingsniveau behoren immers veelal tot een zelfde sociale groep met relatief homogene preferenties. In de tweede plaats gaat een hoger opleidingsniveau meestal samen met een hoger inkomen. Omdat inkomen echter al als een aparte ver- klarende variabele is opgenomen kan het effect van de opleidingsvariabele als uitsluitend een preferentie-effect worden geYnterpreteerd.
Klearblijkelijk gast een hoger opleidingsniveau gepeard met een relatieve voorkeur voor de categorie 'overige landen', Frankrijk~België en, in min- dere mate, Nederland. Lager opgeleiden kiezen - ceteris paribus - bij voorkeur landen als West-Duitsland~0ostenrijk en Spenje~Italië op.
De resultaten met betrekking tot de overige verklarende variabelen komen in grote lijnen overeen met de uitkomsten op basis van het geaggre- geerde model in Van Soest en Kooreman (1986): grotere gezinnen zijn eerder geneigd om de vakantie in het binnenland dan in het buitenland door te brengen, en woont men in een verstedelijkt gebied, dan vergroot dat de kans op een vakantie; met name Spanje en Itali~ blijken voor stadsmensen aantrekkelijk te zijn. Het hebben van een eigen bedrijf heeft een duide- lijk remmend effect op de vakantiedeelname, evenals werkloosheid of ar- beidsongeschiktheid; vooral Duitsland en Oostenrijk, veelal bestemmingen van een wintersportvakantie, zijn bij deze mensen niet populair. Studenten kiezen relatief vaak de categorie 'overige landen' als vakantiebestemming.
Is men in het bezit van een zeil- of motorboot, dan vergroot dat de kans op een binnenlandse vakantie, terwijl gezinnen die een auto of motor bezitten liever naar het buitenland gaan (en dan vooral naar Frank- rijk of Belgi~).
De tijdsafhankelijkheid van de constante term in de budgetaandeelvergelij- kingen komt tot uitdrukking in de dummy-variabelen voor de jaren 1978, 1979 en 1981 (1980 is het referentiejaar). Slechts in één geval (Frank- rijk~België, 1978) is het tijdseffect significant van nul verschillend.
Beschikking over microgegevens, die een aanzienlijk lengere periode omvat- ten, lijkt een noodzakelijke voorwaarde om de tijdaeffecten san de hand van onderliggende macroeconomische invloeden, zoals wisselkoersen en het weer, te kunnen analyseren. Overigens zijn de resultaten, die op basis van geaggregeerde, relatief lange tijdreeksen (10 à 15 jaar) zijn gevonden aangaande de prijsgevoeligheid van reisuitgaven verre van eenduidig; zie bijvoorbeeld Fase en Spaans (1979).
Een tweetal simulaties
In deze paragraaf i llustreren wij de werking en mogelijkheden van het model aan de hand van een tweetal simulaties. In de eerste pleats onderzoeken we de effecten van een i nkomensnivellering bij een gelijkblij- vend gemiddeld inkomen i n de maatschappij. Deze hypothetische nivellering is zodanig doorgevoerd dat de standasrdafwijking van de ( logarithmische) inkomens in de steekproef inet lOX afneemt. Een gevolg i s dat de verhouding tussen het hoogste en het laagate netto i nkomen i n de steekproef afneemt van 8,2 tot 6,7. De nivellering leidt tot een lichte daling van het santal vakanties ( c.q. participatiekans) i n Nederland (0,3X) en een stijgend asntal buitenlandse vakanties, met name naar West-Duitsland~0ostenrijk (1,4X) en Spanje~Italië ( 1,3X). Met het effect op de uitgaven i s het an- ders gesteld. De totale uitgaven i n Nederland en West-Duitsland~0ostenrijk nemen licht toe (met resp. 0,3X en 0,2X), maar die in de overige bestem- mingen vertonen een forse daling ( 'overige landen' - 3,2X, België~Frankrijk -2,2X en Spanje~Italië -1,OX). In deze landen is als gevolg van de rela- tieve hoge inkomenselasticiteit de afname van de uitgaven door de hogere inkomensgroepen groter dan stijging van de uitgaven door huishoudens met lagere i nkomens. De totale buitenlandse uitgaven op geaggregeerd niveau, d.w.z, de grootheid die voor de betalingsbalana relevant i s, zouden met 1,~X afnemen.
Benadrukt zij nog eens dat deze gedragseffecten uitsluitend het gevolg zijn van een herverdeling van inkomen bij een gelijkblijvend gemid- deld inkomen.
De tweede simulatie heeft ten doel na te gaan in welke mate de diverse vakantiebestemmingen substitueerbaar zijn. Het i s denkbaar dat een bepasld land tijdelijk minder asntrekkelijk i s als vakantiebestemming. Een mogelijke reden is een hoger prijsniveau, een ongunstiger wisselkoers of slecht weer. Zoals hierboven sl is vermeld bleek het niet mogelijk te zijn om déze i nvloeden op bevredigende wijze te kwantificeren. Wel is het moge- lijk om de gevolgen van 'autonome' oorzaken van een verminderde santrekke- lijkheid van een vakantieland te simuleren, en wel door de kans op een vakantie in zeg land i te vergelijken met de voorwaardelijke kans op een vakantie in land i , met als voorwaarde dat land j vermeden wordt. Bij
'autonome' oorzaken van het vermijden van een lend kan men denken ean stakingen, terroristische akties, een milieuramp, etc.
In tabel 5 zijn de steekproefgemiddelden gegeven van de verschil- len tussen de onvoorweardelijke en de voorwaardelijke participatiekansen, uitgedrukt in x-punten.
Wanneer een bepaald land wordt uitgesloten als vakantiebestemming nemen in alle gevallen de kansen op een vakantie elders toe. Alle landen zijn dus substituten voor elkaar maar de mate van substitueerbaarheid verschilt.
Nederland treedt slechts in geringe mate op als substituut voor andere landen, Frankijk~België is de belangrijkste plaatsvervanger voor Spanje~
Italië, terwijl uitsluiting van 'overige landen' met name meer vakanties in West-Duitsland~0ostenrijk tot gevolg heeft.
Besluit
Dit artikel beoogt een stap te zetten naar een integrale modelma- tige analyse van de vele aspecten van vakantiegedrag. Gezien de grote economische betekenis van toerisme en de huidige tendens van meer vrije tijd in onze maetschappij lijkt belangstelling voor de diverse aspecten van vakantiegedrag als object van economisch onderzoek geen overbodige luxe. Nu de econometrische methodologie voor de analyse van dit type gege- vens (en ook de benodigde computerprogrammatuur en -capaciteit) beschik- baar is, zijn recente, longitudinale enquéte-gegevens de ontbrekende scha- kels tussen model enerzijds en hulpmiddel bij de beleidsvoorbereiding op het gebied van toerisme en recreatie anderzijds.
Tabel 1. Procentuele verdeling van vakanties over bestemmingen
Bestemming Nederland West-Duitsland~ Belgi~~ Spanje~ Overige Oostenrijk Frankrijk Italië landen
Aantal va-
kanties 35.2 19,2 15,1 13,7 16,8
Vakantie-
uitgaven 19,6 18,4 14,1 20,3 27,6
Tabel 2. Procentuele verdeling van vakantie-uitgaven near hoogte
Nederland West-Duitsland~
Oostenrijk
België~
Frankrijk
Spanje~
Italië
Overige landen
0 72.27 84.84 88.07 89.21 86.80
o- 500 7.19 0.47 0.63 0.00 0.35
500 - l000 8.36 2.63 2.75 0.35 0.92
looo - 1500 5.95 3.99 2.72 1.61 1.74
1500 - 2000 3.58 3.48 2.31 1.74 2.28
2000 - 2500 1.42 1.90 1.36 1.99 1.93
2500 - 3000 0.73 0.92 0.92 1.49 1.52
3000 - 35~ 0.32 i.ol 0.47 1.04 1.11
3500 - 4000 0.13 0.32 0.28 0.82 0.63
4000 - 4500 0.03 0.19 0.22 0.57 0.41
4500 - 5000 0.03 0.09 0.03 0.41 0.38
~ 5000 0.00 o.i6 0.22 0.76 1.93
Totaal 100 100 100 100 100
Tabel 3. Steekproefgemiddelden
Te verklaren variabelen
Uitgaven in Nederland (gld)a)
Uitgaven in West-Duitsland~0ostenrijk (gld)a) Uitgaven in België~Frankrijk (gld)a)
Uitgaven in Spanje~Italië (gld)a) Uitgaven i n andere landen ( gld)a)
Verklarende variabelen
Netto gezinsinkomen (gld) I. Demografische variabelen
1. Leeftijdsklasse hoofd huishoudenb) 2. Gezinsgrootte
3. Urbanisatiegraadc)
4. Opleidingsklasse hoofd huishoudend) II. Arbeidsmarktstatus variabelene)
1. Inactief 2. Student
3. Zelfstandige c.q. landbouwer III. Bezitsvariabelenf)
1. Auto~motor
2. Bungalowtent~tourcaravan 3. Tweede woning~stacaravan 4. Zeil-~motorboot
1022 1751 1712 2720 3030
33810
6,66 3,31 3.82 2,35
0,29 0,01 0,09
0,78 0,20 0,05 0,05
a) Gemiddeld per gezin dat in binnen- resp. buitenland op vakantie gsat.
b) 1: ~ 20 jr.; 2: 20-24 jr.; 3: 25-29 jr.; ...; 12: 70-74 jr.; 13: ~ 75 jr.
c) 1: plattelandsgemeente; 2: verstedelijkte plattelandsgemeente; 3: fo- rensengemeente; 4: plattelandssteden; 5: middelgrote steden; 6: grote steden.
d) 1: alleen lagere school; ... ; 5: wetenschappelijk, postkandidaatsfase.
e) Dummies die betrekking hebben op de arbeidsmarktstatus van het hoofd huishouden. Nemen de drie dummies de wearde 0 aan, dan is het hoofd
huishouden in loondienst of directeur NV~BV.
f) Dummies, die de waarde 1 of 0 aannemen al near gelang het huishouden minstens één van de betreffende goederen bezit of niet.
Tabel 4. Schattingsresultaten ( ": significant op 5x-niveau (2-zijdig); t:
significant op lOx-niveau)
Bestemming Nederland West-Duitsland~ België~ Spanje~ Overige
Verklarende Ooatenrijk Frankrijk Italië landen
variabelen
Budgetaandeel in x
Constante 10,20' -12,06r -22,34" -35,96N -109,45'
Log inkomen -1,44" 0,77 1,53" 2,64" 8,86"
Gezinsgrootte 0,56" -0,56' -0,19 -0,40 -1,49"
Leeftijdsklasse
h.h.
0,o9t o.33" -0,06 0,01 0,69"
Urbanisatiegraad 0,08 0,15 0,16 0,64" 0,55M
Opleidingsklasse
h.h. 0,24" -0,18 0,61" -0,06 1,09'
Inactief -0,43 -1,18" -0,19 1,43 -1,50
Student -1,21 0,33 2.42t 3,76 9.32'
Zelfstandig -0,82" -0,62 -0,16 0,69 -0,29
Auto~motor -0,57" 0,55 1,21' 1,19 0.93
Bungalowtent~tour-
caravan 0,22 0,79t 2,06" -0,76 1,57
Tweede woning~sta-
caravan -1,07" -0,18 -0,51 -2,30t i,37
Zeil~motorboot 0,72 -0,67 -1,33 0,94 0,47
Dummy 1978
-0,15 0,24 -0,91" 0,80 -0,73
Dummy 1979 -0,05 0,03 -0,15 0,23 0,12
Dummy 1981 -0,38 0,21 -0,62 -0,28 0,20
6(St.afwijking E)
4,46" 5,67" 5,32" 8,02" 11,93"
Drempelwaerde
(in gld) 131 " 891 " 722 ' 1395 ' 740 "
t(St.afwijking b) 104 " 378 " 356 " 43i " 38i "
Correlatiecoëff.
E met E1 -0,20M -0,27" -0.33M -0,21N
E2 -0,20" -0,27M -0,18N -0,17"
E3 -0,27" -0,27" -0,42N -0,22N
e4 -0,33" -0.18" -0,42' -o,17N
e5 -0,21' -0,17" -0,22M -0,17"
Tabel 5. Veranderingen in participatiekansen als één bestemming wordt uitgesloten
Toename participa- Uitgesloten bestemming
tiekans (i n x-pun- Nederland West-Duitsland~ België~ Spanje~ Overigen ten) voor bestem- Oostenríjk Frenkrijk Italië
ming
Nederland - 1,1 1,3 1,4 1,0
West-Duitsland~
Oostenrijk 2,1 - 1,4 1,0 2,1
België~Frankrijk 2,4 1,5 - 1,6 1.3
Spanje~Italië 2,5 1,1 1,6 - 1,0
Overigen 2,5 1,6 1,~ 1,4 -
Literatuur
M.M.G. Fase en F. Spaans (1979), "Reisverkeer en betalingsbalans voor Nederland; een statistische analyse over de j aren zeventig", De Nederland- sche Bank, Kwartealbericht, nr. 3.
A. van Soest en P. Kooreman ( 1986), "Nederlanders met vakantie; een micro- economische analyse", Economisch Statistische Berichten, 5 februari, pp.
143-146.
A. van Soest en P. Kooreman (198~), "A Microeconometric Analysis of Vaca- tion Behavior", Journal of Applied Econometrics, vol. 2, pp. 215-226.
7000 ~
6000
E c
( i n
sooo
aooo 9 l sooo d )
zooo
iooo ~
0
0 16000 90000
~- 4b000
Y (i~, gld)
80000
~
76000
00000
Figuur 2. Verwachte uitgaven gegeven participatie (Ec) voor het gemiddelde gezin als functie van het inkomen (Y) -1-1-1- Nederlead - 2-2-2- lfeet-Duitslnnd~0oatenrijk -3-3-3- FYnnlQijk~Belgie -4-4-4- Spanje~Italie - 5-5-5- Overige lnnden
Y (ti~, gld)
Figuur 1. Participatiekansen (P) voor het gemiddelde gezin als functie van het totale inkomen (Y)
-1-1-1- Neder:nnd - 2-2-2- West-IJuítslnad;'oostenrijk - 3-3-3- 1~YnnlQíjk~Belgie - 4-4-4- Spe.nje~Italie - 5-5-5- Overige laadea
IN 1986 REEDS vERSCHENEN 202 J.H.F. Schilderinck
Interregional Structure of the Europeen Community. Part IZI 203 Antoon van den Elzen and Dolf Talman
A new strategy-adjustment process for computing a Nash equilibrium in a noncooperative more-person game
204 Jan Vingerhoets
Fabricatíon of copper and copper semis i n developing countries. A review of evidence and opportunities
205 R. Heuts, J. van Lieshout, K. Baken
An inventory model: what is the influence of the shape of the lead time demand distribution?
206 A. van Soest, P. Kooreman
A Microeconometric Analysis of Vacation Behavior 20~ F. Boekema, A. Nagelkerke
Labour Relations, Networka, Job-creation and Regional Development. A view to the consequences of technological change
208 R. Alessie, A. Kapteyn
Habit Formation and Interdependent Preferences in the Almost Ideal Demand System
209 T. Wansbeek, A. Kapteyn
Estimation of the error components model with incomplete panels 210 A.L. Hempenius
The relation between dividends and profits 211 J. Kriens, J.Th. van Lieshout
A generalisation and some properties of Markowitz' portfolio selecti- on method
212 Jack P.C. Kleijnen and Charles R. Standridge
Experimental design and regression analysis in simulation: an FMS case study
213 T.M. Doup, A.H. van den Elzen and A.J.J. Talman
Simplicial algorithms for solving the non-linear complementarity problem on the simplotope
214 A.J.W. van de Gevel
The theory of wage differentials: a correction 215 J.P.C. Kleijnen, W. van Groenendsal
Regression analysis of factorial designs with sequential replication 216 T.E. Nijman and F.C. Palm
Consistent estimation of rational expectations models
217 P.M. Kort
The firm's i nvestment policy under a concave adjustment cost function 218 J.P.C. Kleijnen
Decision Support Systems ( DSS), en de kleren van de keizer . 219 T.M. Doup and A.J.J. Talman
A continuous deformation algorithm on the product space of unit simplices
220 T.M. Doup and A.J.J. Talman
The 2-ray algorithm for solving equilibrium problems on the unit simplex
221 Th. van de Klundert, P. Peters
Price Inertia in a Macroeconomic Model of Monopolistic Competition 222 Christian Mulder
Testing Korteweg's rational expectations model for a small open economy
223 A.C. Meijdam, J.E.J. Plasmans
Maximum Likelihood Estimation of Econometric Models with Rational Expectations of Current Endogenous Variables
224 Arie Kapteyn, Peter Kooreman, Arthur van Soest
Non-convex budget sets, institutional constraints and imposition of concavity in a flexible household labor supply model
225 R.J. de Groof
Internationale cot5rdinatie van economische politiek i n een twee- regio-twee-sectoren model
226 Arthur van Soest, Peter Kooreman
Comment on 'Microeconometric Demand Systems with Binding Non-Ne- gativity Constraints: The Dual Approach'
227 A.J.J. Talman and Y. Yamamoto
A globally convergent simplicial algorithm for stationary point problems on polytopes
228 Jack P.C. Kleijnen, Peter C.A. Karremans, Wim K. Oortwijn, Willem J.H. van Groenendaal
Jackknifing estimated weighted least aquarea 229 A.H, van den Elzen and G. van der Laan
A price adjustment for an economy with a block-diagonal pattern 230 M.H.C. Paardekooper
Jacobi-type algorithms for eigenvalues on vector- and parallel compu- ter
231 J.P.C. Kleijnen
Analyzing simulation experiments with common random numbers
232 A.B.T.M. van Schaik, R.J. Mulder On Superimposed Recurrent Cycles 233 M.H.C. Pasrdekooper
Sameh's parallel eigenvalue algorithm revisited 234 Pieter H.M. Ruys and Ton J.A. Storcken
Preferences revealed by the choice of friends 235 C.J.J. Huys en E.N. Kertzman
Effectieve belastingtarieven en kapitealkosten 236 A.M.H. Gerards
An extension of KtSnig's theorem to graphs with no odd-K4 23~ A.M.H. Gerards and A. Schrijver
Signed Graphs - Regular Matroids - Grafts 238 Rob J.M. Alessie and Arie Kapteyn
Consumption, Savings and Demography 239 A.J. van Reeken
Begrippen rondom "kwaliteit"
240 Th.E. Nijman and F.C. Palmer
Efficiency gains due to using missing data. Procedures i n regression models
241 S.C.W. Eijffinger
The determinants of the currencies within the European Monetary System
IN 198~ REEDS VERSCHENIIV 242 Gerard van den Berg
Nonstationarity in job search theory 243 Annie Cuyt, Brigitte Verdonk
Block-tridiagonal linear systems and branched continued fractions 244 J.C. de Vos, W. Vervaat
Local Times of Bernoulli Walk
245 Arie Kapteyn, Peter Kooreman, Rob Willemse Some methodological i ssues i n the implementation
of subjective poverty definitions
246 J.P.C. Kleijnen, J. Kriens, M.C.H.M. Lafleur, J.H.F. Pardoel
Sampling for Quality Inspection and Correction: AOQL Performance Criteria
24~ D.B.J. Schouten
Algemene theorie van de i nternationale conjuncturele en strukturele afhankelijkheden
248 F.C. Bussemaker, W.H. Haemers, J.J. Seidel, E. Spence
On (v,k,~) graphs and designs with trivial automorphism group 249 Peter M. Kort
The Influence of a Stochastic Environment on the Firm's Optimal Dyna- mic Znvestment Policy
250 R.H.J.M. Gradus Preliminary version
The reaction of the firm on governmental policy: a game-theoretical approach
251 J.G. de Gooijer, R.M.J. Heuts
Higher order moments of bilinear time series processes with symmetri- cally distributed errors
252 P.H. Stevers, P.A.M. Versteijne Evaluatie van marketing-activiteiten 253 H.P.A. Mulders, A.J. van Reeken
DATAAL - een hulpmiddel voor onderhoud van gegevensverzamelingen 254 P. Kooreman, A. Kapteyn
On the identifiability of household production functions with joint products: A comment
255 B. van Riel
Was er een profit-squeeze in de Nederlandse industrie?
256 R.P. Gilles
Economies with coalitional structures and core-like equilibrium con- cepts
25~ P.H.M. Ruys, G. van der Laan
Computation of an industrial equilibrium 258 W.H. Haemers, A.E. Brouwer
Association schemes 259 G.J.M. van den Boom
Some modifications and applications of Rubinstein's perfect equili- brium model of bargaining
260 A.W.A. Boot, A.V. Thakor, G.F. Udell
Competition, Risk Neutrality and Loan Commitments 261 A.W.A. Boot, A.V. Thakor, G.F. Udell
Collateral and Borrower Risk 262 A. Kapteyn, I. Woittiez
Preference Interdependence and Habit Formation in Family Labor Supply 263 B. Bettonvil
A formal description of discrete event dynamic systems including parturbat:ion anal,ysis
264 Sylvester C.W. Eijffinger
A monthly model for the monetary policy in the Netherlands 265 F. van der Ploeg, A.J. de Zeeuw
Conflict over arms accumulation in market and command economies 266 F. van der Ploeg, A.J. de Zeeuw
Perfect equilibrium in a model of competitive arms accumulation 26~ Aart de Zeeuw
Inflation and reputation: comment 268 A.J. de Zeeuw, F, van der Ploeg
Dífference gemes and policy evaluation: a conceptuel framework 269 Frederick van der Ploeg
Rationing in open economy and dynamic macroeconomics: a survey 2~0 G. van der Laan and A.J.J. Talman
Computing economic equilibris by variable dimension algorithms: state of the art
2~1 C.A.J.M. llirven and A.J.J. Talman
A simplicial algorithm for finding equilibria in economies with linear production technologies
2~2 Th.E. Nijman and F.C. Palm
Consistent estimation of regression models with incompletely observed exogenous variables
273 Th.E. Nijman and F.C. Palm
Predictive accuracy gain from disaggregate sampling in arima - models
274 Raymond H.J.M. Gradus
The net present value of governmental policy: a possible way to find the Stackelberg solutions
275 Jack P.C. Kleijnen
A DSS for production planning: a case study i ncluding simulation and optimization
276 A.M.H. Gerards
A short proof of Tutte's characterization of totally unimodular matrices
277 Th. van de Klundert and F. van der Ploeg
Wage rigidity and capital mobility in an optimizing model of a small open economy
278 Peter M. Kort
The net present value in dynamic models of the firm 279 Th. van de Klundert
A Macroeconomic Two-Country Model with Price-Discriminating Monopo- lists
280 Arnoud Boot and Anjan V. Thakor
Dynamic equilibrium in a competitive credit market: intertemporal contracting as insurance against rationing
281 Arnoud Boot and Anjan V. Thakor
Appendix: "Dynamic equilibrium in a competitive credit market:
intertemporal contracting as insurance against rationing 282 Arnoud Boot, Anjan V. Thakor and Gregory F. Udell
Credible commitments, contract enforcement problems and banks:
intermediation as credibility assurance 283 Eduard Ponds
Wage bargaining and business cycles a Goodwin-Nash model 284 Prof.Dr. hab. Stefan Mynarski
The mechanism of restoring equilibrium and stability in polish market 285 P. Meulendijks
An exercise in welfare economics (II)
286 S. JOrgensen, P.M. Kort, G.J.C.Th. van Schijndel
Optimal investment, financing and dividends: a Stackelberg differen- tial game
287 E. Nijssen, W. Reijnders
Privatisering en commercialisering; een oriëntatie ten aanzien van verzelfstandiging
288 C.B. Mulder
Inefficiency of automatically linking unemployment benefits to priva- te sector wage rates
289 M.H.C. Paardekooper
A Quadratically convergent parallel Jacobi process for almost diago- nal matrices with distinct eigenvalues
290 Pieter H.M. Ruys
Industries with private and public enterprises 291 J.J.A. Moors ~ J.C. van Houwelingen
Estimation of linear models with inequality restrictions