Sugar trade in the Eighteenth-Century Persian Gulf
Daito, N.
Citation
Daito, N. (2017, November 28). Sugar trade in the Eighteenth-Century Persian Gulf. Retrieved from https://hdl.handle.net/1887/57562
Version: Not Applicable (or Unknown)
License: Licence agreement concerning inclusion of doctoral thesis in the Institutional Repository of the University of Leiden
Downloaded from: https://hdl.handle.net/1887/57562
Note: To cite this publication please use the final published version (if applicable).
Cover Page
The handle http://hdl.handle.net/1887/57562 holds various files of this Leiden University dissertation
Author: Daito, Norifumi
Title: Sugar trade in the Eighteenth-Century Persian Gulf Date: 2017-11-28
205
Samenvatting
Deze dissertatie heeft als onderwerp de suikerhandel in de Perzische Golf in de achttiende eeuw. In tegenstelling tot de bestaande geschiedschrijving, die de nadruk legt op staatkundige en economische neergang, toont zij aan dat er sprake is van een aanhoudende vitaliteit van de handel in de Golf door opvallende veranderingen in de verhouding tussen suikerimport in de Golf en suikerconsumptie in die periode naar voren te halen.
Deze continuïteit in de handel werd mogelijk gemaakt door verschillende factoren, maar bij dit alles bleef de rol van de staat cruciaal. Door de Afghaanse verovering van het rijk van de Safavieden in 1722 nam de rol van Isfahan als centrum van consumptie aanzienlijk af, terwijl tevens de aanvoerroute Bandar Abbas-Lar-Shiraz-Isfahan werd verzwakt. De commotie die hiervan het gevolg was bood diverse locale vorsten in Iran en aangrenzende gebieden (zoals de Kadjaren in Teheran, de Durrani-dynastie in Afghanistan, de Zand-
dynastie in Shiraz, de Mammelukken in Bagdad en de Bu Said-dynastie in Maskate) echter de gelegenheid de aanvoer van suiker vanaf de Golf over hun eigen territorium te laten lopen. Dit leidde ertoe dat er nieuw afzetgebied ontstond in Teheran, Kerman, Yazd, Khorasan, Sind en Shiraz, aan de Kaspische Zee en in Irak, Arabië, Koerdistan en Anatolië. Dienovereenkomstig werden de routes Bandar Abbas-Yazd-Kerman, Bushire-Shiraz en Basra-Bagdad de
voornaamste aanvoerlinies vanaf de Golf, terwijl Maskate zich ontwikkelde tot belangrijk distributiecentrum van suiker voor de West-Aziatische markt. In deze nieuwe constellatie waren vooral de heersende elites en de stedelijke bevolking consumenten van suiker.
Bij deze aanhoudende relatie tussen politiek en economie speelde op de achtergrond een sterke drang om de aanzienlijke economische waarde die suiker in de handel
vertegenwoordigde niet onbenut te laten. De aanzienlijke daling in de verkoop van Javaanse suiker door de VOC na de val van de Safavieden-dynastie in 1722 was niet zozeer een gevolg van verzwakking van de relatie tussen handel en consumptie als wel van toenemende
concurrentie met andere suikerleveranciers om metalen voor de Indiase markt te leveren. Uit Nederlandse documentatie met betrekking tot concurrenten, met name Engelse en Franse handelaren die regelmatig in suiker uit Bengalen, China en zelfs Java handelden, blijkt dat deze rivalen zich heel snel aanpasten aan veranderende economische omstandigheden, zoals regimewisselingen, opkomende nieuwe handelskanalen, de toestroom van goud en zilver in de noordelijke golfregio voor de export, de toegenomen vraag naar koper, actieve
rondtrekkende groothandelaren en het levendige lokale en regionale Arabische handelsverkeer per schip en karavaan.
De cruciale samenhang tussen de handel in suiker en in goud, zilver en koper gedurende de achttiende eeuw laat duidelijk de spilfunctie zien van lokale tussenhandelaren. In de nadagen van de Safavieden waren het onder anderen de Benjaanse makelaars van de VOC die zich met deze specifieke handel inlieten. Historici beschouwen de willekeurige wijze waarop de bewindhebbers de handelaren exploiteerden als een van de voornaamste redenen van de inherente instabiliteit van de markt in het Iran van de Safavieden. Maar de dreiging van fiscale uitbuiting was ook een drijvende kracht van de politieke economie; zij zorgde voor
206
krachtiger vormen van handel. Dergelijke nieuwe samenwerkingsverbanden ontstonden onder andere in Isfahan en Bandar Abbas, waar respectievelijk de familie van Khemchand en de familie Rawal als makelaar voor de Compagnie optraden. Zij smeedden hechte banden met elkaar omwille van wederzijdse zekerheid, wat de import van Javaanse suiker op de Iraanse markt vergemakkelijkte, evenals de export van gouden en zilveren munten in omgekeerde richting naar India. Na de ondergang van de Safavieden gaven degenen die zich bezighielden met de ruilhandel van suiker en edelmetaal voor de VOC en de Engelsen in de Golf en het achterland daarvan, en wel vooral de Benjanen en de Armeniërs, eveneens blijk van de hoge mate van mobiliteit en flexibiliteit van de lokale handelsgemeenschappen te midden van de heersende politieke onzekerheden.
Aldus weerspiegelt de suikerhandel in de Perzische Golf in de achttiende eeuw de
onverminderde veerkracht van de handel in de Indische Oceaan in die tijd, waarbij heersers en handelaren hun actieve, onmisbare rol bleven spelen. Hun uiteenlopende belangen werden als altijd tegen elkaar afgewogen en op elkaar afgestemd, met als resultaat een dynamiek die maakte dat de handel geen moment stokte en zijn flexibiliteit behield.