• No results found

De roep om verandering van Antilliaanse studenten in Nederland, 1965-1968.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "De roep om verandering van Antilliaanse studenten in Nederland, 1965-1968. "

Copied!
99
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Kambio

De roep om verandering van Antilliaanse studenten in Nederland, 1965-1968.

Wendeline Flores

Studentnummer: 1702386 WJIFLores@gmail.com

Bachelorscriptie Studierichting geschiedenis Scriptiebegeleidster: Prof. Dr. S. Legêne Vrije Universiteit Amsterdam 1 april 2012

(2)

2

Voorwoord

Het idee voor deze scriptie is ontstaan tijdens het volgen van de cursus Buitenlanders in Nederland, gegeven door Ulbe Bosma aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Dit vak werd door mij gevolgd in de periode april-juni 2010. Elke student die het college volgde koos een migrantengroep om een essay over te schrijven. Wegens mijn eigen achtergrond en interesse zocht ik naar een onderwerp dat met de voormalige Nederlandse Antillen te maken had. Ik koos voor de Antilliaanse studenten in Nederland en hierbij heb ik de focus gelegd op het tijdschrift Kambio: Portabos Independiente Antiyano. In het essay beschreef ik voornamelijk de politieke-, economische- en sociale situatie op de Nederlandse Antillen, de essentie van het blad Kambio en de gebeurtenissen op 30 mei 1969, te Willemstad. Later besloot ik verder op dit onderwerp in te willen gaan in mijn bachelorscriptie. Er zou in tegenstelling tot mijn eerdere essay meer onderzoek gedaan moeten worden naar de voormalige redactieleden en hun achtergronden. Ook zou er behalve naar de politieke geschiedenis gekeken moeten worden naar de vergelijking met andere studentenbladen uit die tijd en meer inzicht worden verkregen in de organisaties van Antilliaanse studenten in Nederland in die periode.

Omdat er in deze scriptie veel nadruk op de voormalige redactie van Kambio wordt gelegd, was het schrijven er van niet mogelijk geweest zonder de intensieve lange afstand correspondentie via de e- mail met hen en anderen die mij met hen in contact gebracht hebben; bij deze bedank ik hen voor de hulp. Ik benaderde Artwell Cain in het beginstadium van mijn onderzoek. Hij heeft voor mij zijn netwerk ingezet om in contact te komen met de voormalige redactieleden van Kambio. Carel de Haseth, die door Cain benaderd werd, bracht mij al snel in contact met Harold Hollander, Harold Arends, Joe Eustatia en Adriaan Moen. Richenel Ansano bracht mij in contact met Henri Habibe.

Marco de Castro stuurde mij, nadat het bericht over mijn onderzoek ook hem had bereikt, zelf. Joe Maduro bereikte ik weer via Harold Arends. De gesprekken in Nederland, met Henri Habibe, in november 2011 en op Curaçao, met Harold Hollander, Marco de Castro, Adriaan Moen, Harold Arends en Joe Eustatia, in januari 2012 van groot belang voor de invulling van deze scriptie. Voor de begeleiding van deze scriptie wil ik Prof. Dr. Susan Legêne bedanken. Nadat ik haar met mijn idee benaderd heb, heeft zij mij geholpen met de eerste opzet voor dit onderzoek. Vervolgens heeft zij de eerste ruwe versie van commentaar voorzien. Ten slotte zal zij ook de beoordeling van deze scriptie verzorgen.

Deze scriptie vormt naar mijn mening de eerste stap van een onderzoek naar een stukje

onderbelichte geschiedenis van de voormalige Nederlandse Antillen en de migranten die vanuit daar naar Nederland kwamen. Gezien het feit dat het voornamelijk op primaire bronnen gebaseerd is, vormt het een belangrijke bijdrage aan het behoud van deze geschiedenis. Ik hoop dat alle

betrokkenen tevreden naar het eindresultaat kunnen kijken en dat dit onderzoek een stimulans is tot nader onderzoek.

Wendeline Flores Februari 2012

(3)

3

Inhoudsopgave

Voorwoord 2

Inleiding 5

- Methodologie 6

- Status Quaestionis 7

Hoofdstuk 1: Voorgeschiedenis 10

1.1 Sociale-, politieke- en economische situatie op de Nederlandse Antillen ( 1945-1960) 10

1.2 Antilliaanse studentenmigratie 13

1.3 Antilliaanse studenten verenigen zich 14

1.4 De voorgangers van Kambio 16

Hoofdstuk 2: Kambio: Portabos Independiente Antijano 17

2.1 De oprichting van Kambio 17

2.2 Doelgroep en doelstellingen 20

2.3 Inhoud en onderwerpen 22

2.4 Verspreiding en bereik 27

Hoofdstuk 3: De redactie 30

3.1 Harold Hollander 31

3.2 Harold Arends 34

3.3 Adriaan Moen 36

3.4 Joe Eustatia 38

3.5 Marco de Castro 40

3.6 Eric Kleinmoedig 42

3.7 Reno Pieters 43

3.8 Joe Maduro 44

3.9 Charles Romney 45

3.10 Federico Oduber 46

3.* Henri Habibe 47

Hoofdstuk 4: Kambio en de politieke actualiteit 48

4.1 Bezoek van koningin Juliana aan de Nederlandse Antillen (1965) 49

4.2 Kambio over de verkiezingen van 1966 50

4.3 Kambio en Vitó 52

4.4 Kambio en Trinta di Mei 1969 55

Hoofdstuk 5: De erfenis van Kambio 57

5.1 Het einde van het tijdschrift 57

5.2 De redactie na 1968 57

5.3 Nieuwe Antilliaanse studentenbladen (vanaf 1968) 58

Conclusie 60

Overzicht van geraadpleegde werken 62

Verantwoording illustraties 64

Register 66

(4)

4

Bijlagen 69

- De algemene vragenlijst gebruikt voor dit onderzoek 70

- Artikel geplaatst in de Haagsche Post: ‘Wij zijn grote fans van Fidel Castro’. 72

-Kaart van De Antillen 73

- Kaart van De Nederlandse Antillen 74

- Kaart van Willemstad 75

- De gedichten van Federico Oduber 76

- De gedichten van Joe Eustatia 87

- De gedichten van Henri Habibe 95

(5)

5

Inleiding

In de jaren ’60 nam de migratie vanuit de Nederlandse Antillen naar Nederland toe. Een groot deel van deze migranten was student. Doordat zij vanaf hun komst naar Nederland altijd van plan bleven weer terug te keren naar de Nederlandse Antillen, is het niet vreemd dat ze zich tijdens hun verblijf in Nederland nog bezighielden met de gebeurtenissen op hun geliefde eilanden. De studenten streefden zelfs naar nationale zelfstandigheid; een definitief einde van het koloniale beleid. Zij vormden eigenlijk een nationalistische beweging, die zich echter niet op de Nederlandse Antillen zelf ontwikkelde maar in Nederland: er was sprake van transnationalisme. Een goed voorbeeld van dit fenomeen is het studentenblad Kambio. Portabos Independiente Antijano, Papiaments voor

‘Verandering. Onafhankelijke Antilliaanse Spreekbuis’, die ik in het vervolg van deze scriptie kortweg aan zal duiden met Kambio. Kambio maakt onderdeel uit van een reeks tijdschriften van Antilliaanse studenten in de jaren ’50, ’60 en ’70, die alle een korte levensduur beschoren was. De eerste

aflevering van het blad Kambio verscheen in februari 1965 en het blad telt in totaal drie jaargangen van elk 8 afleveringen. Dit tijdschrift, met zowel bijdragen in het Nederlands als in het Papiaments, zal het hoofdonderwerp vormen van deze scriptie.

De probleemstelling die centraal stond bij het starten van dit onderzoek is de volgende: in hoeverre konden Antilliaanse studenten in Nederland, en in het bijzonder de makers van het tijdschrift Kambio, hun politieke ideeën overbrengen en een fundamentele verandering teweeg brengen in het politieke denken van ‘de Antilliaan’? Met het laatste wordt zowel de Antilliaanse gemeenschap in Nederland, in het bijzonder de groep studenten, als op de Nederlandse Antillen zelf bedoeld.

Om naar deze probleemstelling toe te werken zullen echter eerst andere vragen beantwoord moeten worden. Ten eerste is een nadere kennismaking met het blad zelf nodig. Hoe kwam het tijdschrift Kambio tot stand? Welke bladen gingen er aan vooraf? Wat wordt er in Kambio geschreven?

Vervolgens is het ook van belang een beter inzicht te krijgen in de redactieleden die achter het blad zaten. Wie waren de redactieleden van Kambio? Wat wilden zij met het tijdschrift teweeg brengen?

Het is moeilijk te bepalen door wie Kambio precies gelezen werd en nog moeilijker is het om te meten hoeveel invloed Kambio in Nederland en/of op de Nederlandse Antillen heeft gehad. Toch zal er in deze scriptie een poging gedaan worden om de invloed van Kambio te meten, waarbij ook de mening van de redactie betrokken zal worden. Naast de vraag wie er door Kambio geïnspireerd en beïnvloed werden, is het interessant de vraag te stellen: door wie werd de Kambio-groep zelf

geïnspireerd? Is dit duidelijk in het tijdschrift terug te lezen? Komt dit overeen met andere studenten in Nederland? Voelde Kambio zich eigenlijk verbonden met de Nederlandse protestgeneratie? Ten slotte zal er worden gekeken naar wat ik de ‘erfenis’ van Kambio noem. Deze ‘erfenis’ begint na 1968 en loopt door tot het heden en wordt zichtbaar door de in hoofdstuk drie geformuleerde

levensbeschrijvingen van de redactieleden. De opstand die op 30 mei 1969 in Willemstad plaatsvond is een belangrijke gebeurtenis die hier niet overgeslagen zal worden. Een hele interessante vraag is of Kambio hier een steentje aan bijgedragen heeft. Dit zegt namelijk iets over de omvang van de invloed van het blad. Daarnaast zal er op de langere termijn gekeken worden wat er na de Kambio-periode gebeurde. Was het einde van Kambio het einde van een periode en was het ook het einde van een politieke, sociaal-culturele en literaire beweging?

(6)

6 Methodologie

Om al deze vragen te kunnen beantwoorden heb ik ten eerste alle afleveringen van het tijdschrift Kambio bestudeerd. Alle exemplaren die van het tijdschrift zijn uitgegeven zijn bewaard gebleven in de bibliotheek van het Koninklijk Instituut voor de Tropen (KIT). Daarnaast beschikken in Nederland het Internationale Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) en het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV) over exemplaren van Kambio. In de bibliotheek in Punda, Curaçao, zijn helaas alleen de gedrukte, en niet de gestencilde exemplaren van Kambio bewaard gebleven. Ik heb in deze tijdschriften gekeken naar de onderwerpen die zij behandelden en waardoor zij zich lieten inspireren. Vervolgens heb ik contact gezocht met de redactieleden, wat inzicht heeft gegeven in de gedachte achter Kambio. Wie waren de redactieleden en wat wilden zij bereiken? Behoorden zij tot een bepaalde groep binnen de Antilliaanse gemeenschap? Via verschillende personen verkreeg ik contactadressen van de voormalige redactieleden. In eerste instantie heb ik via e-mail vragenlijsten verstuurd gezien het feit dat alle redactieleden waarmee ik contact heb gehad op Aruba of Curaçao wonen. De resultaten die zijn verkregen uit de vragenlijsten zijn voornamelijk gebruikt in hoofdstuk 2 Kambio. Portabos Independiente Antijano en 3 De Redactie. Later volgde er nog correspondentie naar aanleiding van de antwoorden. De heer Henry Habibe, woonachtig in Nederland, was bereid om door mij geïnterviewd te worden over de periode 1965-68, Kambio, Watapana en zichzelf. Dit interview is van grote invloed geweest op paragraaf 3.11 Henri Habibe en 5.3 Nieuwe Antilliaanse studentenbladen. In januari 2012 voerde ik op Curaçao gesprekken met vijf van de redactieleden van Kambio: Harold Hollander, Marco de Castro, Adriaan Moen, Harold Arends en Joe Eustatia. In deze vijf gesprekken heb ik genoemde personen beter leren kennen. Deze gesprekken hebben mij vooral veel informatie opgeleverd voor hoofdstuk 3. De Redactie, maar vormen een aanvulling op de gehele scriptie. Naast de redactieleden ben ik gedurende dit onderzoek veel bekende en zeker ook

onbekende namen tegengekomen. Voor alle in de scriptie genoemde persoonsnamen verwijs ik de lezer naar het Register op pagina’s 66-68 en voor de in de scriptie genoemde Curaçaose plaatsnamen verwijs ik naar de kaarten van de (voormalige Nederlandse) Antillen en Willemstad op pagina’s 73- 75.

Ik heb het blad in zijn tijd geplaatst met behulp van boeken die de geschiedenis van de Nederlandse Antillen en haar literatuur behandelen. Om duidelijk te krijgen wat Kambio anders maakte dan andere bladen die door Antilliaanse studenten uit werden gegeven, heb ik verschillende Antilliaanse tijdschriften bestudeerd voorafgaand, Kakiña. Maandblad voor Antilliaanse studenten en

studerenden in Nederland, tijdens, Vitó, en na, Watapana. Literair tijdschrift van de Nederlandse Antillen en Kontakto Antiyano. Menswal Independiente Antiyano, de uitgave van Kambio. Door deze vergelijking hoop ik een lijn te kunnen ontdekken in de ontwikkeling van deze beweging en ook een verklaring voor het einde ervan.

De Koninklijke Bibliotheek is momenteel bezig met een project om miljoenen krantenpagina’s te digitaliseren uit de periode 1618-1995. Dit grootschalige digitaliseringproject, Databank Digitale Dagbladen, moet acht miljoen krantenpagina’s gaan omvatten die voor iedereen gratis online toegankelijk zijn. Hierbij is een selectie gemaakt van landelijke, regionale, lokale, Nederlands- Indische, Surinaamse en Antilliaanse kranten.1 In deze verzameling krantenpagina’s ben ik gaan

1 http://kranten.kb.nl/

(7)

7 zoeken naar artikelen over Kambio, met als resultaat een groot aantal artikelen uit het dagblad Amigoe di Curaçao, weekblad voor de Curacaosche eilanden. Deze gebruik ik in mijn scriptie om informatie over Kambio te bevestigen en meer informatie te geven over de redactieleden.

Status Quaestionis

Over het onderwerp van deze scriptie is nog weinig geschreven; er is geen boek of artikel te vinden dat geheel aan Kambio gewijd is. Van een wetenschappelijk debat over Kambio is dan ook (nog) geen sprake. Daarom geef ik hieronder een weergave van de werken van drie auteurs, Peter Verton, Aart Broek en Wim Rutgers, die wel iets over Kambio geschreven hebben.

Peter Verton – Politieke dynamiek en dekolonisatie. De Nederlandse Antillen tussen autonomie en onafhankelijkheid (1977)

Peter Verton (1942-) is een socioloog die onderzoek heeft verricht op de voormalige Nederlandse Antillen. Hij bespreekt in zijn proefschrift de ontwikkeling van een kolonie op weg naar onafhankelijkheid. Hierin komen de rollen van nieuwe politieke partijen en vakbonden aan bod. Verton analyseert de relaties tussen elites en achterbannen en tussen Aruba en Curaçao. Hij heeft in zijn proefschrift de mogelijkheid getoetst om op de langere termijn een Antilliaanse eenheid te vormen.

In hoofdstuk 5 De dynamiek van de emancipatie komt Kambio kort aan bod in paragraaf 5.1 Optreden van een kritische intelligentsia. De subparagraaf over Kambio telt slechts twee halve bladzijden.2 Verton schaart de leden van de redactie van Kambio onder de groep hoger geschoolden, die zich nieuwe inzichten op het gebied van politiek en samenleving had eigen gemaakt tijdens hun studie. Zij gebruikten, aldus Verton, Kambio als spreekbuis voor felle protesten. In het studentenblad stelden zij de gang van zaken in de Antillen op politiek, economisch en sociaal gebied aan de kaak.

Volgens Verton bleef Kambio echter een blad voor geschoolden en werd de massa der Afro- Curaçaoënaars niet bereikt. Het protest van deze intelligentsia sloeg niet aan bij de onderlaag van arbeiders en werklozen. Dit lag anders bij het blad Vitó, dat door een groepje jonge Curaçaose onderwijzers werd geschreven en uitgegeven. Tot 1965 was het een blad dat op dezelfde lijn zat als Kambio. Daarna kwam het echter in handen van Stanley Brown, die het blad een ander karakter gaf. Vitó werd ook door de massa, de Afro-Curaçaose bevolking gelezen.3

Wim Rutgers – Beneden en boven de wind. Literatuur van de Nederlandse Antillen en Aruba (Amsterdam 1996)

Dit boek van Wim Rutgers (1941-) is een bewerking van zijn proefschrift Schrijven is zilver, spreken is goud. Oratuur, auratuur en literatuur van de Nederlandse Antillen en Aruba waarop hij in 1994 promoveerde. Rutgers geeft een breed overzicht van de Antilliaanse literatuur en bespreekt ook de koloniale literatuur van voor 1865. In verschillende paragrafen

2 Peter Verton, Politieke dynamiek en dekolonisatie. De Nederlandse Antillen tussen autonomie en onafhankelijkheid (Alphen a/d Rijn 1977) p. 76-77.

3 Verton, Politieke dynamiek en dekolonisatie (1977) p. 77.

(8)

8 van hoofdstuk V Steunend op eigen kracht komt Kambio voor. Ten eerste in de paragraaf 19.

Papiamentisashon, waarin Rutgers beschrijft hoe het toenemend taalbewustzijn hand in hand ging met een politiekkritische opstelling die verwoord werd in Vitó en Kambio. Hij koppelt hier deze kritische tijdschriften aan de opstand van 30 mei 1969 en de definitieve emancipatie van het Papiamento. ‘Op 30 mei 1969 culmineerde als een ongewenste eruptie wat al een heel decennium in literair opzicht te zien was geweest’4. Vervolgens komt hij terug op Kambio in de paragraaf 21. Tijdschriften als katalysator van literatuur, waarin Rutgers Kambio in een tijdschriftentraditie plaatst. Het door de studenten geredigeerde tijdschrift begint met Encuentro Antillano (eind jaren vijftig), Kakiña (begin jaren zestig) en vervolgens Kambio (halverwege jaren zestig). Kambio was zeer fel in haar protest tegen zowel

Nederlandse als Antilliaanse ‘wan’toestanden. De redactie streefde er volgens Rutgers naar om met het bourgeoiskarakter van de traditionele Antilliaanse student te breken.

Om aan te geven wat Kambio heeft bereikt, haalt Rutgers de conclusie van Verton aan dat Kambio als intellectueel blad nooit het Curaçaose volk bereikte. Rutgers voegt daar wel aan toe dat het de redactie vooral om een bewustmakingsproces bij in Nederland verblijvende Antilliaanse studenten te doen was.5 Hiermee suggereert hij dat het mogelijk ook niet

Kambio’s bedoeling was om het (Afro-)Curaçaose volk te bereiken. Bovendien ziet Rutgers de tijdschriften Kambio en Vitó wél als voorbereiders van ‘Dertig mei 1969’.6

Aart G. Broek – De kleur van mijn eiland. Ideologie en schrijven in het Papiamentu sinds 1863 (I Geschiedschrijving) (Leiden 2006)

De derde auteur die ik hier wil aanhalen, Aart Gideon Broek (1954-), bespreekt in zijn boek de Papiamentstalige literatuur in haar breedste vorm vanaf 1863, het jaar waarin de slavernij werd afgeschaft. In het laatste hoofdstuk, V. Gevestigden en buitenstaanders, van De Kleur van mijn eiland komt ook Kambio aan bod7. In de paragraaf Herijking vertelt Broek over de nieuwe generatie Antilliaanse jonge studenten in Nederland, die een uitlaatklep voor hun onvrede over politieke, economische en sociaal-culturele ontwikkelingen op de Antillen zocht. De uitgave van Kambio was een vorm van verzet en het blad was ‘het eerste Antilliaanse tijdschrift in Nederland dat in scherpe bewoordingen uitdrukking gaf aan

gevoelens van onvrede over politieke, economische en sociaal-culturele ontwikkelingen op de Antillen’8. Broek haalt een viertal in Kambio verschenen artikelen aan om te illustreren waar het blad voor stond. Het blad haalde uit naar de politieke status quo, de verdedigde

economische belangen en sociaal-culturele aangelegenheden. Daarnaast moesten

vertegenwoordigers van de oudere generatie auteurs (Boeli van Leeuwen, Jules de Palm) het

4 Wim Rutgers, Beneden en boven de wind. Literatuur van de Nederlandse Antillen en Aruba (Amsterdam 1996) p. 207.

5 Rutgers, Beneden en boven de wind (Amsterdam 1996) p. 240.

6 Ibidem, p. 239-240.

7 Aart G. Broek, De kleur van mijn eiland. Ideologie en schrijven in het Papiamentu sinds 1863 (Leiden 2006) p.

194-196, 258, 259, 279.

8 Broek, De kleur van mijn eiland (Leiden 2006) p. 194.

(9)

9 ontgelden. Hoewel het blad in het tweede jaar niet meer gestencild, maar gedrukt werd, kon de groep studenten de zwarte, sociaaleconomische onderste laag van de Afro-Antilliaanse bevolking niet bereiken; iets wat Vitó, voornamelijk onder Stanley Brown, wel lukte. Speciale aandacht heeft Broek in andere delen van het boek nog voor redactieleden Joe Eustatia en Federico Oduber vanwege hun bijdragen aan de Antilliaanse literatuur.9

Bovenstaande beschrijving van de literatuur over Kambio geeft al aan dat er nog onvoldoende onderzoek naar het tijdschrift gedaan is. In de dertig jaar dat er over Kambio is geschreven zijn er weinig details naar voren gekomen en de algemene strekking bij de verschillende schrijvers is

hetzelfde. Dit is niet verwonderlijk, aangezien zowel Aart Broek als Wim Rutgers zich deels op Verton baseren. Voor mijn onderzoek is het dan ook belangrijk geweest mij voornamelijk te richten op mijn eigen bevindingen en zo proberen meer argumenten te verzamelen om iets over de probleemstelling te kunnen zeggen. In mijn conclusie zal ik ook mijn kanttekeningen bij bovenstaande visies plaatsen.

Anderzijds is er natuurlijk wel meer geschreven over Antilliaanse studenten in Nederland,

Papiamentstalige literatuur, de jaren ’60 op de Nederlandse Antillen. De literatuur daarover zal ik dan ook aanhalen om het verhaal over Kambio meer context te geven en begrijpelijk te maken.

9 Ibidem, p 212, 218, 244, 252, 257-259, 279.

(10)

10

Hoofdstuk 1: Voorgeschiedenis

Aan het blad Kambio ging een hele geschiedenis vooraf. Het is niet mogelijk om daar in dit hoofdstuk een volledig beeld van te schetsen. Wel zal er op een aantal belangrijke punten worden ingegaan om het ontstaan van het tijdschrift context te geven. Belangrijke vragen daarbij zijn: In welke politieke en sociaaleconomische situatie bevonden de Nederlandse Antillen zich op het moment dat de destijds toekomstige redactieleden van Kambio in Nederland gingen studeren? Waarom migreerden er in die periode zoveel Antilliaanse studenten naar Nederland? Op welke manieren gingen deze studenten zich samen verenigen? Wanneer werden de eerste Antilliaanse studentenbladen opgericht?

1.1 Sociale, politieke en economische situatie op de Nederlandse Antillen tot 1960 Politiek

Hoewel ‘de Nederlandse Antillen’ sinds 10 oktober 2010 niet meer als zodanig bestaan, zal dit begrip in deze scriptie toch gehanteerd worden. In de periode 1965-1968 was er namelijk wel nog sprake van de Nederlandse Antillen, bestaande uit Aruba, Bonaire, Curaçao (de Benedenwindse eilanden) en Saba, Sint Maarten en Sint Eustatius (de Bovenwindse eilanden). In de 19e eeuw, vanaf 1854, had men het nog over ‘Curaçao en Onderhorigheden’. Voor een korte periode, 1936-1948, veranderde dit in ‘Gebiedsdeel Curaçao’ en in de periode daarna werden het de Nederlandse Antillen genoemd.

Deze naamsveranderingen hangen samen met de veranderende bestuursstructuur. In 1936 werd de Koloniale Raad van Curaçao vervangen door de Staten van Curaçao, later in 1948 de Staten van de Nederlandse Antillen genoemd. Deze Staten waren tot 10 oktober 2010 het parlement van de Nederlandse Antillen.

Het postkoloniale tijdperk start in 1948, wanneer het algemeen kiesrecht wordt ingevoerd. In 1950 kwam er een interim-regeling welke het begin was van een eigen Regering voor de Nederlandse Antillen en paste in de aanloop naar het Statuut. De Interim-regeling trad op 7 februari 1951 volledig in werking en veranderde de relatie met Nederland ingrijpend. Het algemeen bestuur zou niet meer worden uitgeoefend door de Gouverneur, maar door de Regering (Gouverneur en Regeringsraad) en de leden van de Regeringsraad zouden verantwoording schuldig zijn aan de Staten. De uiteindelijke verantwoordelijkheid voor wetgeving kwam bij de Nederlandse Antillen zelf te liggen. De eerste Regeringsraad heette nog geen kabinet, maar kan wel zo gezien worden. Op 7 februari 1951 trad de

‘Interimregeling’ volledig in werking. Vanaf dat moment zou het algemeen bestuur niet meer door de Gouverneur worden uitgeoefend, maar door de Regering. Deze zou bestaan uit een Gouverneur en een Regeringsraad. De leden van de Regeringsraad waren verantwoording verschuldigd aan de Staten. Moises Frumencio ‘Doktor’ da Costa Gomez (1907-1966), ‘de zwarte katholieke

emancipator’10, oprichter van de Nationale Volkspartij (NVP), werd voorzitter van de Regeringsraad.

Daarmee werd hij de eerste Antilliaanse Minister-president. De partij van da Costa Gomez bestaat nog steeds, de tegenwoordige Partido Nashonal di Pueblo (PNP). Da Costa Gomez streefde destijds

10 Ulbe Bosma, Terug uit de Koloniën. Zestig jaar postkoloniale migranten en hun organisaties (Amsterdam 2009) p. 111.

(11)

11 naar autonomie voor de gehele Nederlandse Antillen en had zich voorheen eveneens hard gemaakt voor het algemeen kiesrecht, dat in 1948 was ingevoerd. 11

Figuur 1

Het Statuut, waarover door de redactie van Kambio later veel geschreven zou worden, kwam tot stand in 1954, hetzelfde jaar waarin de Democratische Partij met Efrain Jonckheer als voorzitter de verkiezingen won. In 1954 werd er voor de Nederlandse Antillen tevens een Gevolmachtigde Minister te Den Haag aangesteld, de functionaris van de Nederlandse Antillen, die zitting had in de ministerraad van het Koninkrijk in. De eerste die deze functie vervulde was Nicolaas Debrot (1954- 1955). Hij werd hierin opgevolgd door Willem Frederik Meinhardt Lampe die tot 1967

Gevolmachtigde Minister werd.12

11 Alex Reinders, Politieke geschiedenis van de Nederlandse Antillen en Aruba: 1950-1993 (Zutphen 1993) p. 8- 14, 408.

Harry Hoetink red., Encyclopedie van de Nederlandse Antillen (Amsterdam 1969) p. 299.

http://www.pnp.an/?page_id=5

12 Hoetink, Encyclopedie van de Nederlandse Antillen, p. 258-259.

Reinders, Politieke geschiedenis van de Nederlandse Antillen en Aruba, p. 23-24.

(12)

12 Sociaal-economisch

De arbeidersklasse op de Nederlandse Antillen werd grotendeels gevormd door het donkergekleurde deel van de bevolking. Hun welvaart en sociale mobiliteit namen niet toe, waardoor zij het hardst geraakt werden door de economische neergang die na de tweede wereldoorlog optrad. De olieraffinaderijen hadden tot de jaren ’60 voor aanzienlijke welvaart op de Nederlandse Antillen gezorgd, waardoor veel mensen uit de Caraïben aan het werk konden in de olie-industrie. Shell zorgde voor werkgelegenheid en ruime salarissen. In de jaren ’50 lag het loonpeil zelfs hoger dan in Nederland. Begin jaren ’60 nam de werkloosheid op de Nederlandse Antillen echter toe, vooral door massale ontslagen bij Shell en Lago vanwege de automatisering. De Regering had dan ook het voornemen om in samenwerking met Nederland de economische ontwikkeling te stimuleren. Dit zou onder andere gedaan worden door de stimulering van het toerisme. Halverwege de jaren zestig kwamen er duizenden Antilliaanse arbeiders naar Nederland door deze economische neergang. Zij kwamen terecht bij bedrijven als Philips, Fokker en Werkspoor. Vrouwelijke Antilliaanse

arbeidsmigranten kwamen vooral in de gezondheidszorg terecht. 13

Figuur 2

13 Rene Römer, ‘Klasse, kleur en kansen’. In: Gert Oostindie, Dromen en littekens. Dertig jaar na de Curaçaose revolte, 30 mei 1969 (Amsterdam: Amsterdam University Press, 1999) p. 318-319.

Reinders, Politieke geschiedenis van de Nederlandse Antillen en Aruba, p. 54.

Bosma, Terug uit de koloniën, (2009) p. 109-110.

(13)

13 1.2 Antilliaanse studentenmigratie

Het boek In het Land van de Overheerser. II Antillianen en Surinamers in Nederland 1634/1667-1954 (1986) van Emy Maduro en Gert Oostindie beschrijft de geschiedenis van Antillianen en Surinamers in Nederland gedurende de koloniale periode (1634-1954). In 1954 veranderde de status van zowel Suriname als de Nederlandse Antillen doordat men voortaan als autonoom deel van het Koninkrijk der Nederlanden zou worden betiteld. Volgens Maduro was het pas na 1954 dat een groep

studenten, afkomstig van verschillende Antilliaanse eilanden en uit ongelijke milieus, zich verenigde onder één noemer, namelijk hun Antilliaanse afkomst. De zonen en, in veel mindere mate, de dochters van de blanke elite die al generaties lang op de Antillen woonde, worden door Maduro aangeduid als ‘Euro-Antillianen’ en waren de eersten die voor studie naar Nederland kwamen. In de twintigste eeuw volgden de kinderen uit de middenklasse, voornamelijk gekleurd of zwart. Tot de twintigste eeuw was het aantal Euro-Arubanen en Euro-Bonairianen zeer klein en de blanken op de Bovenwinden richtten zich vooral op Engeland, haar koloniën in het Caraibisch gebied en Noord- Amerika. De Sefardische Joden op Curaçao hadden een nauwe band met Amsterdam; veel van hun kinderen gingen echter in de Verenigde Staten studeren. In 1955 studeerden er ongeveer 402 Antillianen in Nederland; hiertoe werd iedereen gerekend die voor een opleiding in Nederland was.

Antillianen zochten een opleiding in Nederland, omdat er op de Antillen te weinig

onderwijsfaciliteiten waren. Bovendien hadden de ‘blanken’ op de Nederlandse Antillen de betere banen. Antillianen die de mogelijkheid hadden om te gaan studeren in Nederland, maakten bij terugkomst kans op hogere posities op de arbeidsmarkt.14

14 Emy Maduro en Gert Oostindie, In het Land van de Overheerser. II Antillianen en Surinamers in Nederland 1634/1667-1954 (Dordrecht 1986) p. 135, 165-171.

(14)

14 1.3 Antilliaanse studenten verenigen zich

Ulbe Bosma schrijft in zijn werk Terug uit de Koloniën. Zestig jaar postkoloniale migranten en hun organisaties (2009) over het vestigingsproces en het verenigingsleven van migranten uit de

voormalig Nederlandse koloniën. Migranten kwamen vaak met weinig naar Nederland. Zij moesten hun plaats vinden in de nieuwe samenleving; soms voor kortere duur, soms voor een onbekende periode en soms voor altijd. Al snel gingen ze op zoek naar lotgenoten, mensen die net als zij hun plek nog moesten vinden. Deze mensen vonden elkaar in de organisaties die zij in de loop der tijd oprichtten. Volgens Bosma zijn er in de zestig jaar na 1950 ongeveer 2600 organisaties in het leven geroepen door Indische Nederlanders, Surinamers, Antillianen/Arubanen en Molukkers.15

Vanaf 1945 begonnen Antilliaanse studenten in Nederland zich al te verenigen. In augustus van dat jaar werd de vereniging Jong Curaçao opgericht om de belangen van Antillianen te behartigen en de eigen cultuur te behouden. In 1948 volgde de Vereniging van Antilliaanse Studerenden in Nederland (V.A.S.I.N), welke eerst nog de naam Vereniging van Curaçaose Studenten in Nederland droeg. De V.A.S.I.N. had afdelingen in Amsterdam, Nijmegen en Delft. Surinaamse studenten richtten in 1951 de vereniging Wie Eegie Sanie (Onze Eigen Zaken), die ook Antilliaanse leden had, op. Wie Eegie Sanie was mede opgericht vanwege de weinige aandacht die de Stichting Culturele Samenwerking (StiCuSa) gaf aan de opkomst van het Papiaments en Sranantongo, de talen gesproken

respectievelijk op de Antillen en in Suriname.16

In 1954 werd de Antilliaanse Studentenvereniging CANOA opgericht in Nijmegen, een informele organisatie met een sociaal-culturele doelstelling, een organisatie van Antilliaanse studenten die nieuwkomers opving. In Amsterdam was er de Vereniging van Antilliaanse Studerenden te

Amsterdam en omstreken (U.A.S.A.). In Tilburg werd in 1963 door Viktor Bareño, Chio Boekhoudt en Marco de Castro de Tilburgse Antilliaanse Kring (TAK) opgericht, welke voor studenten van alle niveaus toegankelijk was. Zo hadden verschillende universiteitssteden hun eigen vereniging voor Antilliaanse studenten. Waar de meeste Antilliaanse migranten afkomstig waren uit Curaçao, werd ook het merendeel van de Antilliaanse organisaties door hen gedomineerd. Studenten van de andere eilanden, met name Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten, waren sterk ondervertegenwoordigd. Na Curaçao kwamen de meeste studenten uit Aruba.17

In 1962 werd de Antilliaanse studentenraad (ASR) opgericht te Leiden. Dit was in 1961 op een vergadering in het corpsgebouw te Nijmegen door besturen van de verschillende verenigingen van Antilliaanse studerenden in Delft, Nijmegen en Leiden besloten. De ASR zou een overkoepelend orgaan gaan vormen voor de verschillende bestaande organisaties en had tot taak de belangen van de Antilliaanse studenten te behartigen en de Antilliaanse student in Nederland te representeren.

15 Bosma, Terug uit de koloniën, p. 9.

16 Ibidem, p. 87.

Oostindie en Maduro, In het Land van de Overheerser, p. 206-207.

17 http://collab.iisg.nl Database Postkoloniale Migranten.

E-mailcorrespondentie met Marco de Castro op 17november 2011, collectie van de auteur.

(15)

15 Het eerste bestuur werd gevormd door P. A. Conradus, Edward Bakhuis, J.G. Kromhout en J.L.

Commencia. Van de groep Kambio zouden later nog Harold Hollander en Eric Kleinmoedig in het bestuur terecht komen. De ASR moest de belangen behartigen van Nederlands-Antilliaanse studenten, die aan een Nederlandse instelling voor wetenschappelijk onderwijs studeerden en lid waren van een door het algemeen bestuur der stichting erkende vereniging van Antilliaanse

studenten. Daartoe behoorden onder meer: Antilliaanse Studenten Vereniging ‘Omnia ad Societatem Antillianam (OASA), opgericht 1960 te Leiden; Vereniging van Antilliaanse Studenten Nijmegen (CANOA); Vereniging van Antilliaanse Studerenden te Delft (VASD); Union di Antiyano Studiando na Amsterdam (UASA), vereniging van Antilliaanse studerenden te Amsterdam, opgericht in 1964;

Tilburgse Antilliaanse Kring, Antilliaanse Studentenvereniging te Tilburg; Asociación Estudiantil Antillana Eindhoven, Antilliaanse studentenvereniging te Eindhoven; Cadushi, vereniging van Antilliaanse studerenden in Utrecht, opgericht in 1964.18

18 ‘Uit de Antillen’ in: Nieuw Suriname : Surinaams nieuws- en advertentieblad, jaargang 7, nr. 2023, (08-08- 1961) p. 2.

Hoetink, Encyclopedie van de Nederlandse Antillen, p. 539-540.

(16)

16 1.4 De bladen voor Kambio

De in de vorige paragraaf genoemde V.A.S.I.N. richtte in 1951 het blad Noticiero (nieuwsblad) op, dat helaas niet in de archieven terug te vinden is. De intentie van het blad was de toekomstige

coöperatie tussen de zes eilanden te bevorderen. Actieve leden waren Sylvius Gerard Marie ‘Boy’

Rozendal (1928-2003) en Henk Dennert die in Amsterdam studeerden. Zij richtten in 1951 ook de Círculo Patriótico (patriottische cirkel) op. Henk Dennert, op 29 september 1930 geboren op Curaçao, vormde van 1955 tot 1967 samen met Nicolaas ‘Cola’ Debrot, wie in 1954-55 Gevolmachtigd Minister was, ook de redactie van Antilliaanse Cahiers, een driemaandelijks letterkundig tijdschrift met het doel een forum te scheppen voor auteurs in de Nederlandse Antillen. In de eerste jaargang was ook Jules de Palm nog bij de redactie aangesloten. Boy Rozendal was in de periode 1971-1975

Gevolmachtigde Minister van de Nederlandse Antillen en in de periode 1977-1979 Minister President van de Nederlandse Antillen.19

Vanaf 1957 werd het blad Encuentro Antillano. Orgaan van Antilliaanse studerenden in Nederland uitgegeven. Dit blad is momenteel nauwelijks in de archieven terug te vinden. Hoeveel jaargangen er precies geweest zijn is dan ook niet geheel duidelijk. Het moeten er ten minste drie geweest zijn. De eerste twee jaargangen werd het eenvoudig gestencild, daarna werd het gedrukt. Het overwegend Nederlandstalige blad stond onder redactie van J.A. Abraham, G.F. Fraai, C.B. Römer en E.F. Martinus Arion.20

In 1963 werd Kakiña. Maandblad voor Antilliaanse studenten en studerenden in Nederland opgericht.

Kakiña werd uitgegeven door de ASR te Leiden en de redactie en directie werden gevormd door Mej.

N. Hermans (Leiden), Mej. M. Sammy (Leiden), Adriaan Moen (Amsterdam), R.E. Margarita (Delft), Federico Oduber (Nijmegen), A.J. Douglas (Leiden), Quirino B. Richardson (Delft), Th.S. Grob (Delft), R. Arvelo (Nijmegen), E. Rosario (Leiden) en C.J. Boekhoudt (Tilburg). Het maandblad bediscussieerde onder andere onderwerpen als discriminatie, het Papiaments, studeren in Nederland, de Antilliaanse identiteit, een Antilliaanse natie, tentoonstellingen, poëzie (in het Papiaments), onderwijs en

economie, waarbij de artikelen zowel in het Nederlands als in het Papiaments werden geschreven.

Deze onderwerpen werden behandeld in de vorm van artikelen, interviews, ingezonden brieven, redactionele stukken, opiniestukken en gedichten. Auteurs waren Eric N. Kleinmoedig, F. C. Croes, Harold Arends, Harold F. Hollander, Adriaan Moen, R. A. Vornis, F.H. Habibe, P.S.D. Bergen, O.R.

Wever, S.M. Sint Jago, Elly Arrindell, Pedro Ramón Velásquez en Julita María. Er werden echter ook stukken anoniem of onder een pseudoniem ingezonden.21

19 Hoetink, Encyclopedie van de Nederlandse Antillen, p. 24.

Oostindie en Maduro, In het Land van de Overheerser, p. 135, 207.

Reinders, Politieke geschiedenis van de Nederlandse Antillen en Aruba, p. 424.

Cola Debrot, Henk Dennert, red., Antilliaanse Cahiers jrg. V, nr. I (1962).

20 Wim Rutgers, Schrijven is zilver, spreken is goud. Oratuur, auratuur en literatuur van de Nederlandse Antillen en Aruba (Utrecht 1994) p. 211.

21 Kakiña. Maandblad voor Antilliaanse studenten en studerenden in Nederland, jrg. I, no. I-jrg II, no. VIII (1963- 1964).

(17)

17

Hoofdstuk 2: Kambio: Portabos Independiente Antijano

Figuur 3

2.1 De oprichting van Kambio

In februari 1965 verscheen het eerste nummer van Kambio. Portabos Independiente Antijano. Bij de oprichting van het blad wilde men uit iedere universitaire stad een vertegenwoordiger in de redactie.

Tevens moest deze uit mensen bestaan die actief wilden deelnemen aan discussies en publicaties over maatschappelijke ontwikkeling op de Nederlandse Antillen.22 De redactie van het eerste nummer bestond uit H. Arends (Den Haag), M. de Castro (Tilburg), J. Eustatia (Nijmegen), A. Moen (Amsterdam), R. Pieters (Delft) en C. Romney (Leiden). De directie was in handen van H. Hollander (Casa Academica 132, James Wattstraat 75, Amsterdam).23 Dit pand staat nu onder studenten beter bekend als ‘Casa 400’24. In de loop der tijd kwamen er nog andere redactieleden bij: G. Maduro (Nijmegen)25, E. Kleinmoedig (Amsterdam)26 en F. Oduber (Nijmegen)27. Kambio werd opgericht om

22 Interview met Harold Arends door Wendeline Flores, gehouden op 6 januari 2012 te Curaçao, collectie van de auteur.

23 Kambio. Portabos Independiente Antijano anja 1, no. 1 (februari 1965) p. 1.

24 Casa 400 werd in de jaren vijftig, in de jaren van naoorlogse wederopbouw, door een groep studenten opgezet. De reden voor het opzetten van Casa 400 was dat er onder studenten een groot tekort aan woningen was ontstaan en bovendien heerste er, door het toenemende toerisme in Amsterdam, een tekort aan

hotelcapaciteit in de stad. In 2007, als Stichting Casa Academica 50 jaar bestaat, wordt een begin gemaakt met het nieuwe concept van Casa 400. Het gebouw aan de James Wattstraat is verouderd enHotel Casa 400 Amsterdam bouwt een nieuw hotel op de Eerste Ringdijkstraat 4.

[bron: http://www.hotelcasa400.nl/achtergrond-hotel.html]

25 Kambio anja 3, no. 1 (maart 1967).

26 Kambio anja 2, no. 1 (april 1966).

(18)

18 Kakiña op te volgen en veel van de redactieleden en vaste auteurs van Kakiña (zie paragraaf 1.4) vormden dan ook de redactie van Kambio. Kakiña was voor de distributie en het stencillen

afhankelijk geweest van het Kabinet van de Gevolmachtigde Minister in Den Haag, in de volksmond Antillenhuis genoemd. Op dat moment was Willem Frederick Meinhardt Lampe de Gevolmachtigde Minister. Het Antillenhuis had, bij het sluiten van de overeenkomst waarin men haar steun aan het blad concreet maakte, bedongen dat Kakiña zich in haar artikelen niet mocht uitspreken over zaken van politieke aard. Dit leidde tot een conflict toen bleek dat de redactie een andere interpretatie van politiek had dan het Antillenhuis. Het Antillenhuis weigerde uiteindelijk zelfs een tweetal artikelen te plaatsen met een, volgens hen, politieke strekking. Een groep Antilliaanse studenten zag dit als censuur en heeft besloten een onafhankelijk blad op te richten: Kambio. Kambio is voor een deel dan ook doorgegaan waar Kakiña geëindigd is. Dezelfde onderwerpen keerden weer terug in dit nieuwe blad. Kambio had echter veel meer vrijheid om een eigen mening en vaak felle kritiek te uitten; voor haar voortbestaan was zij slechts afhankelijk van haar lezers.28

In 1967 verscheen er een interview met de in Nederland verblijvende redactieleden van Kambio in de Haagsche Post: ‘Wij zijn grote fans van Fidel Castro’. Het artikel is geschreven door Marius Aalders.

Aalders (1937-) was van 1962 tot 1977 journalist voor de o.a. de Haagse Post.29 De Amigoe di Curaçao plaatst het interview ook op 24 juni 1967. Hierin worden, naast de discussie met het Antillenhuis, twee andere factoren genoemd voor het ontstaan van Kambio:

“Kambio is ontstaan als reactie op de drastische en grootscheepse ontslagen door de oliemaatschappijen en de beperking van Antilliaanse studenten enkele jaren terug wegens tendensen tot censuur van de kant van het Antillenhuis in Den Haag.” 30

Hoewel de redactie zelf uit intellectuelen bestond, wilde Kambio zich duidelijk met de

arbeidersklasse engageren. Kambio wilde in de eerste plaats voor de rechten en belangen van de werknemers opkomen; de emancipatiestrijd van de arbeiders stond hoog op de agenda. In die tijd vonden de eerste ontslagen bij de Lago en Shell, vanwege de automatiseringsprojecten, plaats.

Tegelijkertijd zochten bedrijven als Fokker, Verolme en de Hoogovens arbeiders om in Nederland te komen werken. Dit had tot gevolg dat er in de jaren ’60 niet enkel studenten, maar ook arbeiders de overtocht naar Nederland maakten.31

“Een derde factor is het maatschappelijk engagement en politieke bewustwording en het stimuleren van stellingname op basis van sociaal-economische belangen en dus niet op basis van emoties en persoonlijke

27 Kambio anja 1, no. 6 (oktober 1965).

28 ‘Censuur van het Antillenhuis’ in: Kambio anja 2, no. 1 (april 1966) p. 5.

29 http://www1.jur.uva.nl/mil/Marius_Aalders.htm

30 ‘Kambio in Haagsche Post: Wij zijn grote fans van Fidel Castro’ in: Amigoe di Curacao: weekblad voor de Curacaosche eilanden, jaargang 84, nummer 143 (24 juni 1967 Willemstad) p. 7.

31 Ulbe Bosma, Terug uit de Koloniën. Zestig jaar postkoloniale migranten en hun organisaties (Amsterdam 2009) p. 115.

(19)

19 voorkeuren.” 32

Kambio is in het leven geroepen door een groep jonge kritische leden van de intelligentsia die leeftijd-, studie- en lotgenoten wilde enthousiasmeren om ook een kritische houding aan te nemen.

De redactie stoorde zich aan de onverschillige houding van de meerderheid van de Antilliaanse studenten en wilde zich uiten tegen het establishment.

32 ‘Kambio in Haagsche Post’, p.7.

(20)

20 2.2 Doelgroep en doelstelling

In het eerste artikel van de hand van de redactie Hier zijn we dan schrijven zij wat het blad Kambio voor ogen heeft.

KAMBIO wil zijn: een vrij en onafhankelijk opinieblad voor alle in Nederland verblijvende Antillianen. Enerzijds wil KAMBIO alle in Nederland verblijvende Antillianen op de hoogte houden van datgene wat er leeft onder zijn collega’s (studenten, studerenden of werknemers), anderzijds elke in Nederland verblijvende Antilliaan in de gelegenheid stellen om zijn mening of gevoelens via dit blad te uiten. Zowel uitingen in lyrische vorm als artikelen van polemische aard zijn de redaktie welkom. 33

Uit deze alinea blijkt dat de redactie zich in eerste instantie nadrukkelijk richt op de in Nederland verblijvende Antilliaan. Hiermee bedoelt zij niet louter de studenten die daaronder vallen, maar Kambio wil zeker ook de arbeiders, waar zij zo mee sympathiseert, bereiken. Kambio heeft het hier ook nog niet over de Antilliaanse bevolking die op de Antillen zelf verblijft. Hoewel het duidelijk is dat de redactie juist daar verandering zou willen zien, richt zij haar pijlen op de groep in Nederland die mogelijk weer terug naar het eiland keert om de ervaringen en kennis daar te delen.

KAMBIO wil aan de ene kant ageren tegen de opvatting van onze huidige regeerders, dat “die studenten daar in Nederland” zich niet met de Antilliaanse problematiek dienen bezig te houden; aan de andere kant tegen de houding van die in Nederland vertoevende Antillianen, die kwasi-diplomatiek elk gesprek over de politiek menen te moeten vermijden, uit vrees dat zij hun beurs verliezen.34

De redactie zet meteen de toon voor verdere publicaties. Zowel de regering als de passieve

Antilliaanse student kan felle kritiek van Kambio verwachten. Bij verschijnen van dit artikel was reeds het derde Kabinet Jonckheer aan de macht. Wanneer Kambio hier spreekt over ‘onze huidige

regeerders’ worden zeker ook de gevolmachtigde minister en het Antillenhuis bedoeld, welke van voorganger Kakiña verlangde dat zij zich niet met de politiek bezig zou houden. Dit had zijn weerslag op een deel van de Antilliaanse studenten die met een beurs naar Nederland waren gekomen. Zij waren bang dat zij, wanneer zij een kritische houding aannamen, hun beurs zouden verliezen en genoodzaakt zouden zijn hun studie te beëindigen.

KAMBIO wil bereiken: verandering van houding van de Antilliaanse studerenden ten aanzien van alle belangrijke aspekten van de problematiek van onze eilanden. Dit willen wij trachten te realiseren door een nonkonformistische, progressieve visie te propageren bij onze generatie, en de bij haar aanwezige tendenzen van modernisering op sociaal en cultureel terrein te stimuleren.

Door regelmatig artikelen te publiceren over alle mogelijke toestanden op de Antillen die om verandering vragen, door discussie en polemiek, willen wij trachten om gezamenlijk tot betere inzichten te komen in de veranderingen die er zullen moeten plaats vinden om onze eilanden voor de komende generaties leefbaar te houden. 35

33 ‘Hier zijn we dan.’ In: Kambio. Portabos Independiente Antijano, anja 1, no. 1 (februari 1965). p. 1.

34 idem p. 2.

35 Ibidem.

(21)

21 Kambio had niet tot primair doel om de politiek op Curaçao zelf te beïnvloeden. De redactie wilde Antilliaanse studenten ervan bewust maken dat zij maatschappelijk geëngageerd moesten zijn om echt iets voor de eigen gemeenschap te kunnen betekenen. Zij was de mening toebedeeld dat de Antilliaanse studenten meer aan de gemeenschap terug moesten geven dan alleen hun specialisme.

De redactie wilde een grotere maatschappelijke betrokkenheid verkrijgen onder de Antilliaanse student.36

36 Door Harold Arends beantwoorde vragenlijst (23 november 2011), collectie van de auteur.

(22)

22 2.3 Inhoud en onderwerpen

Met uitzondering van de gedichten, werd Kambio grotendeels in het Nederlands geschreven. Er was nog niet echt sprake van een emancipatie beweging voor de Papiamentse taal en haast

vanzelfsprekend schreven de in Nederland studerende Antilliaanse studenten dan ook de meeste artikelen in het Nederlands.37 De bijdragen in Kambio zijn onder te verdelen in een aantal vaste rubrieken: gedichten, opiniestukken, redactionele stukken, boekbesprekingen en mededelingen. In de een na laatste Kambio werd nog een nieuwe rubriek in het leven geroepen: ‘Wat niet in de schoolkranten mag. Vaste rubriek van ingezonden stukken van Antillianen tussen de 14 en 18 jaar.’

Gedichten

In Kambio verschenen in de loop der tijd verscheidene gedichten van uiteenlopende dichters.

Sommigen publiceerden onder hun eigen naam, anderen onder een pseudoniem. Sommigen dichtten in het Papiaments, anderen in het Nederlands. Sporadisch is er ook een gedicht in het Spaans38 of zelfs in het Frans39 in Kambio verschenen. De gedichten van de drie belangrijkste Kambio- dichters, Federico Oduber, Joe Eustatia en Henry Habibe, worden opgenomen in de bijlagen van deze scriptie. Bij deze wordt de lezer naar de bijlagen verwezen om de gedichten en hun Nederlandse vertaling na te lezen. Opvallend is dat het aantal gedichten in Kambio in de loop der tijd afneemt. Het aantal gedichten in de laatste twee jaargangen samen is zelfs minder dan het aantal in de eerste jaargang. Bovendien verschijnen er in de laatste anderhalf jaar van het bestaan van het blad alleen nog gedichten van redactieleden Federico Oduber en Joe Eustatia. Van de laatste verschijnen alle gedichten onder de naam Episoden40, geschreven in de Nederlandse taal. In 1977, wanneer hij al vijf jaar is teruggekeerd naar Curaçao, zal er onder dezelfde naam (Episoden) van de heer Eustatia een dichtbundel verschijnen. Federico Oduber wordt in de eerste jaargang van Kambio door Joe Eustatia geïntroduceerd.41 Van Federico verschijnen er gedichten in het Papiaments in Kambio: Cinco cantica di espada42, Identificashon43, Si nos tabata salud44, 445, 546, Cana conta47, Envirez-vous48,

37 Vragenlijst Joe Eustatia (7 december 2011) collectie van de auteur.

Vragenlijst Harold Arends (23 november 2011) collectie van de auteur.

38 Nicolás Guillén, ‘Maracas’ in: Kambio. Anja 1, no. 3 (mei 1965) p. 5.

Rafael Alberti, ‘Veinte minutos en la Martinique’ in: Kambio anja 1, no. 7 (December 1965) p. 9.

Vidal de Nicolas, ‘Cuando Más Amo La Libertad’ in: Kambio anja 1, no. 8 (januari 1966) p. 3.

Marcos Ana, ‘Norma’ in: Kambio anja 1, no. 8 (januari 1966) p. 3.

39 Le pompado ‘C&A’ in: Kambio. Anja 1, no. 3 (mei 1965) p. 6-7.

40 J.M. Eustatia, ‘Episoden’ in: Kambio. Portabos Independiente Antijano, anja 1, no. 5 (september 1965) p. 3.

idem, anja 2, no. 4 (juli 1966) p. 14.

idem, anja 2, no. 8 (februari 1967) p. 5.

idem, anja 3, no. 4 (augustus 1967) p.8.

idem, anja 3, no. 8 (1968) p. 12.

41 JE., ‘Cinco cantica di espada. Un siklo di poesía di Federico Oduber’ in: Kambio anja 1, no. 1 (februari 1965) p.

4.

42 ‘Cinco cantica di espada’ in: Kambio anja 1, no. 1 (februari 1965) p. 5.

43 Federico Oduber, ‘Identificashon’ in: Kambio anja 1, no. 5 (mei 1965) p. 19.

(23)

23 Peregrinacion49. Een derde belangrijke dichter voor Kambio is Henri Habibe. Van hem verschijnen er in totaal vier gedichten: Lay-off: Criminal sin compashón50, Quo Vadis?51, Bouquét di silencio52 en Nostalgia 53. De eerste drie worden gepubliceerd onder zijn pseudoniem Spartaco. Alleen onder het laatste gedicht wordt zijn eigen naam gezet.54

Artikelen

Het grootste deel van de artikelen in Kambio is niet met een naam ondertekend, maar de gedichten zijn hierop een uitzondering. Het is ook niet vreemd dat andere publicaties als redactionele stukken kunnen worden beschouwd. Deze hoeven niet per se aan een persoon toegeschreven te worden. Er zijn echter ook artikelen die ondertekend worden met een afkorting, waarbij o.a. de afkortingen ENK, M.J.(C.) en JE voorkomen. Naar alle waarschijnlijkheid staan deze afkortingen voor respectievelijk Eric N. Kleinmoedig, Marco J. de Castro en Joe Eustatia. In het volgende hoofdstuk zal verder worden ingegaan op deze artikelen, waarbij wordt aangenomen dat ze geschreven zijn door de afzonderlijke redactieleden. De meeste artikelen in Kambio zijn geschreven over Latijns Amerika(en de revolutie)55;

44 Federico Oduber, ‘Si nos tabata salud’ in: Kambio anja 1, no. 8 (januari 1966) p. 13.

45 Federico Oduber, ‘4’ in: Kambio anja 2, no. 3 (juni 1966) p. 10.

46 Federico Oduber, ‘5’ in: Kambio anja 2, no. 3 (juni 1966) p. 14.

47 Federico Oduber, ‘Cana conta’ in: Kambio, anja 2, no. 7 (december 1966) p. 7.

48 Federico Oduber, ‘Envirez-Vous’ in: Kambio anja 3, no. 3 (juni 1967) p. 4.

49 Federico Oduber, ‘Peregrinacion’ in: Kambio, anja 3, no. 5 (september 1967) p. 9.

50 Spártaco, ‘Lay-Off: Criminal sin compashón’ in: Kambio anja 1, no. 3 (mei 1965) p. 13.

51 Spartaco, ‘Quo Vadis?’ in: Kambio anja 1, no. 4 (juli 1965) p. 13.

52 Spartaco, ‘Bouquét di silencio’ in: Kambio anja 1, no. 5 (mei 1965) p. 23.

53 Henry Haibe, ‘Nostalgia’ in: Kambio anja 2, no. 1 (april 1966) p. 6.

54 Interview met Henry Habibe, door Wendeline Flores, gehouden op 9 november 2011 te Leidsenhage, collectie van de auteur.

55 ‘Latijns-Amerika en de Cubaanse Revolutie’ in: Kambio, anja 1, no. 1 (februari 1965) p. 7,8.

‘Santo Domingo April – Mei 1965’ in: Kambio, anja 1, no. 3 (mei 1965) p. 9-12.

‘Chili’ in: Kambio, anja 1, no. 5 (september 1965) p. 12-13.

‘Antillen en Venezuela’ in: Kambio, anja 1, no. 5 (september 1965) p. 13-14.

ENK., ‘Papa Doc est Empereur’ in: Kambio, anja 1, no. 5 (september 1965) p. 15-16.

‘Eskalatie in Zuid-Amerika’ in: Kambio, anja 1, no. 7 (december 1965) p. 5.

ENK., ‘Onafhankelijkheid of eenenvijftigste van de States?’ in: Kambio, anja 1, no. 7 (december 1965) p. 6-7.

‘Miljoenendans, Latijns-Amerikaanse cadans’ in: Kambio, anja 1, no. 8 (januari 1966) p. 8.

‘Revolutie, de enige weg?’ in: Kambio, anja 1, no. 8 (januari 1966) p. 9-12.

‘De schijnwerpers op Peru’ in: Kambio, anja 2, no. 4 (juli 1966) p. 17-19.

‘De A.L.A.L.C. (Asociation Latino Americana de Libre Comercio)’ in: Kambio, anja 2, no. 5 (september 1966) p. 6- 10.

‘Argentinië, flinke ruk naar rechts…..’ in: Kambio, anja 2, no. 5 (september 1966) p. 11-12.

‘Het Dominikaanse na- of voorspel?’ in Kambio, anja 2, no. 8 (februari 1967) p. 4.

(24)

24 circa twintig artikelen bespraken deze regio. Sommigen van de artikelen concentreerden zich op één land, anderen gingen over de regio in het algemeen. Helaas is slechts van twee van deze artikelen de auteur bekend: Eric N Kleinmoedig. De redactie vond dat er meer aandacht besteed moest worden aan dit gebied dat veel dichter bij de Nederlandse Antillen ligt dan het moederland. Politiek beleid en politieke participatie op de Nederlandse Antillen56 vormen het daarna meest besproken onderwerp.

Er werd felle kritiek geuit op de onveranderende politiek en het verloop van de verkiezingen. Op dit onderwerp zal uitgebreid worden ingegaan in hoofdstuk 4. Ook op het gebied van de Economie en Financiën57moest er volgens de redactie veel veranderen om tot een nieuwe bestaansbasis te komen.

Voor zover bekend werden economische artikelen door redactielid Marco de Castro geschreven. Een opvallend veel besproken onderwerp is Vietnam58. Kambio was zeer kritisch over Amerika’s

‘America Latina en Bruselas. Hay que cuidarse para no desviar’ in: Kambio, anja 2, no. 8 (februari 1967) p. 6,7.

‘Argentinië: drama in korte bedrijven’ in: Kambio, anja 3, no. 2 (mei 1967) p. 16.

‘Eksklusieve berichten uit Zuid-Amerika’ in: Kambio, anja, 3, no. 3 (juni 1967) p. 1-3.

‘Politieke partijen in Latijns Amerika’ in: Kambio, anja 3, no. 4 (augustus 1967) p. 15, 16.

‘Politieke partijen in Latijns Amerika (Deel II)’ in: Kambio, anja 3, no. 5 (september 1967) p. 14,15.

‘Che Guevara’ in: Kambio, anja 3, no. 6 (november 1967) p. 2.

‘Revolution dans la Revolution’ in: Kambio, anja 3, no. 6 (november 1967) p. 3,4.

56 ‘Overlopen spelen’ in: Kambio, anja 1, no. 5 (september 1965) p. 17,18.

‘Nieuwe partij op Curaçao’ in: Kambio, anja 1, no. 7 (december 1965) p. 1.

‘Omwenteling in het Antilliaanse politieke denken?’ in: Kambio, anja 1, no. 8 (januari 1966) p. 14-16.

‘”Wilt U even tekenen”’, in: Kambio, anja 2, no. 1 (april 1966) p. 14.

‘Geoliede Verkiezingsstunts’ in: Kambio, anja 2, no. 1 (april 1965) p. 15-16.

‘Konsekwentie’ in: Kambio, anja 2, no. 2 (mei 1966) p. 3-4.

‘URA, hoera? Het politieke fenomeen ‘christen demokratische’ beweging’, in: Kambio, anja 2, no. 3 (juni 1966) p. 1-5.

‘Demokraten en Demokratie. Antilliaanse verkiezingen’ in: Kambio, anja 2, no. 4 (juli 1966) p. 3-6.

‘Komentario. De rover en de aap (een Antilliaans sprookje)’ in: Kambio, anja 2, no. 4 (juli 1966) p. 6-7.

‘Uit het regerinsprogramma’ in: Kambio, anja 2, no. 7 (december 1966) p. 16.

‘Verkiezingen en Maatschappij-hervorming’ in: Kambio, anja 3, no. 1 (maart 1967) p. 1-3.

‘Politieke participatie op de Antillen’ in: Kambio, anja 3, no. 3 (juni 1967) p. 14, 15.

57 ‘Sterft, gij oude vormen en gedachten’ in: Kambio anja 1, no. 3 (mei 1965) p. 1-4.

M.J. ‘Naar een nieuwe bestaansbasis’ in: Kambio anja1, no. 4 (juli 1965) p. 9-12.

‘Voer voor economen’ in: Kambio anja 2, no. 1 (april 1966) p. 4-5.

‘De S.E.R. en de Status-Quo’ in: Kambio anja 2, no. 1 (april 1966) p. 7-14.

‘Begin van de dollar diplomacy in het Caraibisch gebied’ in: Kambio anja 2, no. 2 (mei 1966) p. 10-12.

‘Defensiepacten en Dollars’ in: Kambio anja 2, no. 2 (mei 1966) p. 12-14.

‘Verloren kansen’ in: Kambio anja 2 no. 3 (juni 1966) p. 15-19.

M.J.C., ‘Toeristenimport en kapitaalexport – een synthese?’ in: Kambio anja 2 no. 7 (december 1966) p. 15-16.

G.C.M. ‘De Wereldbank’ in: Kambio anja 2 no. 8 (februari 1967) p. 15.

‘Welvaartshandhaving; Welvaartsverdeling’ in: Kambio anja 3, no. 2 (mei 1967) p. 1-13.

‘Investment Guarantee Program’ in: Kambio anja 3. no. 2 (mei 1967) p. 14-15.

58 ‘Vietnam. Wij worden slecht voorgelicht’ in: Kambio, anja 1, no. 3 (mei 1965) p. 22-26.

‘Amerika’s doel in Azië’ in: Kambio, anja 1, no. 8 (januari 1966) p. 17-20.

‘In naam van de vrijheid………’ in: Kambio, anja 2, no. 2 (mei 1966) p. 22,23.

‘Imperialisme in aktie’ in: Kambio, anja 2, no. 6 (november 1966) p. 9, 10.

‘Vietnam. Rechtsverkrachting zonder weerga’ in: Kambio, anja 3, no. 3 (juni 1967) p. 8-11.

‘Cristianidad o Bestialidad?’ in: Kambio, anja 3, no. 3 (juni 1967) p. 16.

‘Amerika vermoordt een volk’ in: Kambio anja 3, no. 6 (november 1967) p. 4-11.

(25)

25 handelswijze in de Vietnam oorlog. Hoewel het niet gebruikelijk was om in het blad foto’s te plaatsen werd voor Vietnam een uitzondering gemaakt. Er verschenen twee schokkende foto’s van de

onschuldige burgerslachtoffers die in de oorlog gemaakt waren. Het Statuut59 van 1954 moest het in Kambio ook zeker ontgelden. Volgens de redactie was er sindsdien weinig vooruitgang geboekt. De bisschop en de Rooms Katholieke kerk60 ontvingen vooral kritiek met betrekking tot Anticonceptie en geboorteregeling61. Anticonceptie zou een verschil kunnen maken in de welvaart van de bevolking, maar de bisschop en de katholieke kerk stonden dit in de weg. Het opkomende Toerisme 62 werd aan de kaak gesteld, omdat het de eigen Antilliaanse cultuur en identiteit zou aantasten. De Antilliaanse arbeiders(in Nederland)63 werden zoals eerder aangegeven door de redactie gesteund. De

Antilliaanse student64 werd gewezen op zij passieve houding. Weinig artikelen bespreken dit onderwerp expliciet, maar Kambio had tot doel met al haar artikelen de Antilliaanse student te inspireren om een actievere en kritischere houding aan te nemen.

59 ENK., ‘Haken en Ogen’ in: Kambio anja 1, no. 1 (februari 1965) p. 10, 11.

‘Statuut voor de stilstand’ in: Kambio, anja 1, no. 2 (april 1965) p. 14,15.

‘Een hypocriete ophef’ in: Kambio, anja 1, no. 7 (december 1965) p. 11.

E.B., ‘Antilliaans perspektief’ in: Kambio, anja 2, no. 6 (november 1966) p. 12.

‘Statuut symboliek’ in: Kambio, anja 2, no. 7 (december 1966) p. 16.

‘Voorspel tot het Statuut, sanering van onze geschiedenis’ in: Kambio, anja 3, no. 3 (juni 1967) p. 12,13.

60 Een Katholieke Nederlander, ‘Open brief aan de bisschop van Willemstad’ in: Kambio anja 1, no. 2 (april 1965) p. 9,10.

‘Wachten op Rome’ in: Kambio, anja 1, no. 3 (mei 1965) p. 18-20.

‘Twee Hanen in het Antilliaanse Kippenhok: de bisschop en de welvaart’ in: Kambio, anja 1, no. 4 (juli 1965) p.

3-5.

‘Franse bisschoppen veroordelen het kapitalisme’ in: Kambio, anja 2, no. 1 (april 1966) p. 1-3.

‘Ironie der revolutie in Antilliaanse R.K. Kerk’ in: Kambio, anja 2, no. 3 (juni 1966) p. 9.

61 Kambio anja 1, no. 1 (februari 1965) p. 9.

Kambio, anja 1, no. 2 (april 1965) p. 11-13.

‘Wachten op Rome’ in: Kambio, anja 1, no. 3 (mei 1965) p. 18-20.

62 M.J.C., ‘Toeristenimport en kapitaalexport. Een synthese?’ in: Kambio, anja 2, no. 7 (december 1966) p. 15- 16.

V.M. Wiegers, ‘Antilliaanse cultuur waarheen?’ in: Kambio, anja 2, no. 8 (februari 1967) p. 11,12.

W.L. Geertsma, ‘Ingezonden kommentaar: Toeristenimport geen alternatief voor kapitaalexport’ in: Kambio, anja 2, no. 8 (februari 1967) p. 16.

‘Toerisme: panacee of doos van Pandora?’ in: Kambio, anja 3, no. 7 (december 1967) p. 6-10.

M., ‘Verliest Arubaan trots en zelfrespekt voor toerisme?’ in: Kambio, anja 3, no. 7 (december 1967) p. 15.

63 ‘Resettlement-plan’ in: Kambio, anja 1, no. 2 (april 1965) p. 13.

‘Antilliaanse arbeiders in Nederland. De Mythen van Mietes’ in: Kambio, anja 1, no. 5 (september 1965) p. 16- 17.

‘Arbeiders in Nederland. Export product: Made in the Antilles’ in: Kambio, anja 2, no. 2 (mei 1966) p. 14-15.

‘Werknemers en werkgevers. Scheve methoden en posities aan de onderhandeltafel’ in: Kambio, anja 2, no. 7 (december 1966) p. 4-6.

64 ‘De Antilliaanse student als a-politieke studiehengst’ in: Kambio, anja 1, no. 3 (mei 1965) p. 15-16.

‘De E.E.G. studiebeursbepalingen’ in: Kambio, anja 2, no. 2 (mei 1966) p. 16-21.

‘Plichten zonder rechten’ in: Kambio, anja 2, no. 6 (november 1966) p. 11.

(26)

26 Boekbesprekingen

Acht keer verschijnt er een boekbespreking in Kambio. Net als bij de gedichten werd meer dan de helft van de boekbesprekingen in de eerste jaargang van Kambio geplaatst. Wie de

boekbesprekingen schreef is niet duidelijk. Noch is het duidelijk of dit altijd door dezelfde auteur werd gedaan. De acht boekbesprekingen gingen over:

Goldenberg, Boris, Lateinamerika und die kubanische Revolution, (Köln-Berlin, Kiepenheuer- Witsch 1963)65

Carlos Fuentes e.a., Whither Latin America? (New York Monthly Review Press 1963)66

Sheila Patterson, Dark Strangers, a study of West Indians in London (Penguin Books 1965) 67

Hugh Thomas, The Spanish Civil War (Engeland 1965)68

Houben, Dr. P.H.J.M.: De associatie van Suriname en de Nederlandse Antillen met de Europese Economische Gemeenschap ( Leiden 1965) 69

Malcolm W. Browne, The New Face of War. A Report on a Communist Guerilla Campaign (Londen 1965).70

Mathews,, T.G., Latortue, G., Josha, M.s., Andic, V.F.M.S. and Thorne, A.P.: Politics and economics in the Caribbean a contemporary analysis of the Dutch, French and British Caribbean. (Institute of Caribbean Studies, University of Puerto Rico 1966)71

Jagan, Cheddi, The West on Trial, my fight for Guyana’s freedom (London 1966)72 Een ander boek waar meerdere keren op teruggekomen wordt in Kambio en wat een deel van de redactie zich desgevraagd herinnert als invloedrijk is The Great Fear in Latin America (1965) van John Gerassi. 73

65 Kambio anja 1, no. 1 (februari 1965) p. 8.

66 Kambio anja 1, no. 2 (april 1965) p. 15.

67 Kambio anja 1, no. 4 (juli 1965) p.. 23.

68 Kambio anja 1, no. 6 (oktober 1965) p. 21.

69 Kambio anja 1, no. 7 (december 1965) p. 21.

70 Kambio anja 2, no. 3 (juni 1966) p. 19.

71Kambio anja 2, no. 6 (november 1966) p. 6.

72 Kambio anja 3, no. 1 (maart 1967) p. 16.

73 ‘Revolutie, de enige weg?’ in: Kambio, anja 1, no. 8 (januari 1966) p. 9-12.

‘Che Guevara’ in: Kambio, anja 3, no. 6 (november 1967) p. 2.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

To examine how the complete to partial wetting transition in the interaction-based phase diagram (Fig. 1) changes upon varying the brush grafting density or melt chain length,

Toch komen er in deze klei- en veenbanken verschillende soorten bodemdieren voor, en waren er geen significante verschillen in soortenrijkdom, dichtheid en biomassa in

Biotransportbrandstoffen 36 Afval voor verbranding (biogene fractie) 38 Hout voor houtkachels bij huishoudens 38 Biomassa voor bij- en meestook 39 Biomassa voor de productie

To be included a study had to meet the following five cri- teria: (1) investigate at least one of the mentioned psy- chometric properties of an ADL instrument [reliability,

§ kan ideeën genereren met management, leidinggevenden en collega's over andere vormen dan fossiele energievoorziening § kan tegenover leidinggevenden en management de voor- en

 As to the argument that section 27(3) should be construed consistently with the right to life entrenched in section 11 of the Constitution and that everyone requiring

Mothers attending the high-risk antenatal clinic received counselling on post-partum contraception and their choice was document- ed in their maternity case record.

Principal component analysis bi-plot of the skin contact treatments on the sensory analysis of Chenin blanc wines Control: wines without pre-fermentative maceration; ScBF: skin