Je zegt mij
drink niet drink niet want het maakt mij zwartgallig maar wanneer ik drink
breek ik open als wolken die wijken wanneer ik drink is het net alsof ik jou ben en ik ben honderd sterren
die duizend jaar zoeken naar een vreedzame plaats wanneer ik drink valt mijn ziel uit mij weg
en ik voel me opgetogen als een vogel zonder vleugels je zegt tegen mij
drink niet drink niet want het maakt mij zwartgallig maar wanneer ik drink
ben ik een opgejaagd hart en teken ik je als een vogel
een die de hemel en de hel aandoet
een die in mijn hoofd vliegt, mijn vogel, mijn passaat mijn cycloon en ik zal doodgaan en ik zal niet meer drinken le chef des guérilleros a été tué
de wind komt richtingloos mijn poriën binnen
terwijl ik je naam in de ruimte slinger, wordt mijn dood het heelal je zegt mij drink niet drink niet
omdat het mij zwartgallig maakt
maar als ik drink dekken bloemen mijn hart af kietelen vogels in mijn keel
en leert mijn hart hoe te sterven le vrai tombeau des morts c’est le coeur des vivants
Frederico Oduber, ‘Envirez-vous’, Kambio, 3-3(1967):4;
vertaling: Aart G. Broek.
86
Peregrinacion Zwerftocht
9.00 9.00
lo mi cuminza ik zal beginnen
manera toer net zoals alle
donj´i mundo heersers van de aarde
ku illusion na granél met een hoop illusie
ku boka dushi met mooie woorden
mimando vleiend
attakando skin´I shélo overal aanvallend
10.30 10.30
mi tin sigur ik ben zeker
ku mi wes´i lomba dat mijn ruggengraat
lo jora ausilio voor hulp zal wenen
ku mi frenta dat mijn voorhoofd
lo suda friw koud zal transpireren
11.00 11.00
dia dj’awe Dag van vandaag
garna mi den bo man vergruis me in je hand
plamá den bo skochi verspreid in je schoot
01.30 01.30
bin ranka tut’i mi weso trek de brij uit mijn beenderen
sacrifice mi cuero offer mijn huid
zoja mi laga mi wieg me in je armen
naufragá riba bo ansh´I morto schipbreuk lijden op je doodsangst riba nos morto anshá op onze angstige dood
02.00 02.00
lo mi biba menos ik zal minder leven
lo mi biba rondoná di paz ik zal leven omringd door vrede
I ku bo curpa en met je lichaam
manera un stigma den mi sintí als een stigma in mijn gedachte
Federico Oduber ‘Peregrinacion’ in: Kambio, vol. 3, nr. 5, blz. 9 (september 1967) Vertaling: G. de Windt (januari 2012 Curaçao)
87
Episoden
J.M. Eustatia I
Acht uur :
de hemel hangt aan een steen de lucht de straat = rook
geen oorlog ook vooral niet denken aan roem, want het is een doodgewone dag, niets bizonders
als vanouds de zon tapdanst over de kammen, de heuvels braden de straat, de man alleen met zijn schaduw
de adem hangt als zout tussen de bomen waar
88 III
Coïto ergo sum sprak de denker
op een avond toen de vlammen spatten uit zijn voorhoofdsaderen ontvouwde hij bij de
vrouw de sleutesbladeren zijn scharnieren, spitse raderen reden hete strepen in
het wit gebeente van de kaken een evenwicht tussen niets en het niets, was hij slechts dunne lucht uit ademgaten en de balg die de vlammen blaast.
IV
Nog hechten zich dromen (verweerde tuinen, lianen, zand oud als Egypte) aan dit ontbeend geraamte
Uit holle ogen, toverend andere dimensies, wanhopig bestormend het boegbeeld:
een obelisk van staal is de verveling Veraf………
vaag nog sidderen spieren, de mens strelend zijn vlammen
Zijn gebed steeg naar de bergen Als een zweepslag
woonde flitsend in hun stenen mond maar als een vlag
hing zijn stem over het land waar heel verstrooid een dunne regen begon
Die nacht nog toornden de bergen, valken streken uit de rotsen,
89 het vuur walmde
Het water bevlekte de stenen Als oud zaad
VI
Toen de vuren besloegen de sterren krampte zijn lach, zijn ogen tastten het wierook, geuren van fakkels, groen gras en vlammende bomen achteloos waaiend langs zijn slapen;
alleen was hij met zijn oneindig weten en met de aarde die hem riep
Grijs en verleefd waagde hij nog één laatste sprong naar de wolken, schepen dansend in hun leegte, onbevlagd, zinloos als een bevrijding,
maar even slechts beefde de aarde onder zijn wankelende stappen. en krijg een graat in mijn keel VIII
90
maar niemand die er zich over verbaasde dat de vrouwen hun broekjes en de reclame op het achterblad:
slechts kolen geven leefwarmte
met het bloed van zijn zoon
91 Zijn geslacht reeds stijf
voor het volgend ritueel rept hij zich weg van de steen XIII
voor mij smeedt tussen het nu (1983) en wat wás.
het weerbericht, zijn obligate buien, sneeuwend in de straten, alsof het 25 jaar geleden was;
maar het is wennen,
92 als men dan weer hoort:
een man op weg naar huis werd bij de kruising van de straat geraakt en zo verwond een vreemde rustpunt in de tijd
~ eenzelvig wellicht ~
93 ben ik wie ik nu ben (
genotype p x milieu q fenotype pq)
een spoor dat zijn schaduw vooruit werpt , maar geen weg terug .
zich reppen naar hun legersteden , mijmert verstrooid de oude vrouw (hoe lang is het geleden dat het écht zomer was?) en haar denken wordt weer de vreemdeling die (? Wellicht 100 jaar geleden) het beleg sloeg voor haar vesting en eindelijk sprakeloos maar hijgend de overwinningsvlam ontstak
in al haar ledematen.
XX
waaiende bomen en een verveloze bank :
een oude man in zijn Avondland . Luistert dit verkalkt brein slechts nog naar sprookjes en is reeds gestold het verlangen?
Welneen, luistert maar!
van de droom over een wolf
94 die hij in dit geheel
niet kan plaatsen . XXI
In het bos waar de bomen
ijverig hun hout sprokkelen loopt de man
en luistert vol vertrouwen naar zijn ademslag in fase met
de bonkende bomen ; veel later
in een ander jaargetij
loopt de oude man door het bos en ziet hoe wreed verstrooid de wind de bladeren verzamelt, en temidden van dit alzijdig verwelken
beseft hij dat nu in fase zijn ademslag slaat met het vergaan .
[Kambio 1e jaargang, nr. 5, blz. 3; jaargang 2, nr. 4, blz. 14; jaargang 2, nr. 8, blz. 5; jaargang 3, nr. 4, blz. 8; jaargang 3, nr. 8, blz. 12]
95