• No results found

Radboud me

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Radboud me"

Copied!
21
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Radboud me

Bloktoets Datum Aanvang

50201 Circulatie 2 30 januari 2015 13.00 uur

Deze tentamenset kunt u na afloop meenemen ALGEMENE AANWIJZINGEN EN INSTRUCTIE:

Faculteit_ der Medische Wetenschappen

Dit tentamen bestaat uit 45 meerkeuzevragen en 26 extended matching vragen.

Controleer of uw tentamenset compleet is.

De beschikbare tijd voor het gehele tentamen is 2 uur.

Het gebruik van alle audiovisuele en technische hulpmiddelen is niet toegestaan. Mocht u dergelijke apparatuur toch gebruiken, dan zal dit als fraude worden aangemerkt.

Op uw tafel mogen uw studenten- en registratiekaart en los schrijfmateriaal liggen. Etui's moeten van tafel

Op de meerkeuzevragen en extended matching vragen zijn verschillende richtlijnen en instructies van toepassing.

U krijgt twee antwoordformulieren uitgereikt, één ten behoeve van het meerkeuzedeel en één ten behoeve van het extended matching deel.

Vermeld op beide antwoordformulieren duidelijk uw naam en studentnummer.

Gebruik een HB-pot/ood voor beide antwoordformulieren.

Op het antwoordformulier geeft u uw antwoord door het vakje onder de letter of het cijfer dat hoort bij het betreffende alternatief helemaal te vullen.

Corrigeer fouten met gum. Verwijder gumresten zorgvuldig van uw antwoordformulieren.

Schrijf niet buiten de invulvelden van het antwoordformulier.

Wanneer een antwoord op het antwoordformulier slecht leesbaar is, zal het als blanco worden geïnterpreteerd.

Als u uw antwoordformulier vlekt, vouwt, beschadigt of de invulinstructies negeert kan het niet correct worden verwerkt. Vraag de surveillant in dergelijke gevallen om een nieuw blanco antwoordformulier! Indien u dit verzuimt zijn de gevolgen daarvan voor uw rekening.

De op het antwoordformulier ingevulde antwoorden worden beschouwd als uw definitieve antwoorden, ongeacht uw omcirkelingen/gegeven antwoorden in uw toetsboekje.

Lever na afloop de antwoordformulieren in. Indien u commentaar heeft op de vragen, verwijzen we u naar de hyperlink die is opgenomen bij uw toetsindeling in uw webdossier t.b.v. het digitaal studentcommentaarfonnulier voor deze toets.

AANWIJZINGEN EN INSTRUCTIE MEERKEUZEDEEL:

Bij iedere vraag is slechts één alternatief het juiste of het beste.

U geeft het naar uw mening juiste antwoord aan door het ~ voor het betreffende alternatief te omcirkelen.

Vragen waar u door tijdnood niet aan toekomt, laat u onbeantwoord. Acht u alle alternatieven, na zorgvuldige bestudering, even juist, dan moet u de vraag niet beantwoorden. Kunt u één of meerdere alternatieven elimineren, dan moet u de vraag wel beantwoorden.

U dient uw antwoorden (dus de omcirkelde CIJFERS) zorgvuldig over te brengen op het antwoordformulier,

Als u een vraag wilt open laten vult u het hokje boven het vraagteken "?" in.

Als u bij een vraag meer dan één antwoord invult, wordt de vraag als blanco geïnterpreteerd.

De vragen worden als volgt gescoord:

an tw oor en: d G oe d F OU t open

2 keuze-vraag 1 -1 0 Punten

3 keuze-vraag 1 -% 0 Punten

4 keuze-vraag 1 -1/3 0 Punten

5 keuze-vraag 1 -Y. 0 Punten

Voorb/od_MC.doc/12-1-2015

(2)

AANWIJZINGEN EN INSTRUCTIE EXTENDED MATCHINGDEEL:

Voor elk juist antwoord is 1 punt te behalen.

Bij iedere vraag is het aantal gevraagde antwoorden aangegeven, zowel op uw tentamenset als op het antwoordformulier (tussen haakjes). Het is mogelijk dat er meer antwoordopties juist zijn dan aangegeven, geef in dit geval niet meer op dan het gevraagde aantal.

Antwoordopties kunnen meer dan één keer gebruikt worden en niet alle antwoordopties hoeven gebruikt te worden.

Zorg er voor dat u als u klaar bent, uw antwoorden op het antwoordformulier staan.

De vragen worden als volgt gescoord:

Goed antwoord Fout antwoord

i

1 0 Punten

Vul niet teveel antwoorden in:

Draag er zorg voor dat het aantal aangekruiste antwoorden het aangegeven maximum aantal antwoorden NIET overschrijdt.

Indien het aantal aangekruiste antwoorden het aangegeven maximum aantal antwoorden overschrijdt, wordt het extra aantal antwoorden genegeerd, te beginnen bij het antwoord het meest achteraan in het alfabet.

Vul niet te weinig antwoorden in:

Er is geen sprake van 'correction for guessing' (= punten aftrek voor foute antwoorden). Kruis daarom altijd het gevraagde aantal alternatieven aan.

LET OP!!

ZET EERST UW NAAM EN STUDENTNUMMER OP BEIDE ANTWOORDFORMULIEREN!

VEEL SUCCES!

Voorblad MC.doc/12-1-2015

(3)

VRAAG 1

Bloeddrukmeten is een kunst. Wat is het effect van een te lange bloeddrukmanchet bij een dunne arm?

1. De bloeddruk wordt onderschat 2. De polsdruk wordt overschat

3. Fase V van de Korotkofftonen verdwijnt

VRAAG 2

Bij een patiënt wordt lege artis enkele malen de bloeddruk gemeten. Bij welke van onderstaande gemiddelde bloeddrukken is er sprake van geïsoleerde systolische hypertensie?

1. 134/92 2. 138/88 3. 146/92 4. 158/86

VRAAG 3

Patiënt De Boer is 64 jaar en heeft een CVA doorgemaakt in 2010. In verband met een primaire hypertensie en lichte angineuze klachten wordt hij behandeld met metoprolol en lisinopril. Zijn bloeddruk is 148/94 mmHg met een polsfrequentie van 62 slagen per minuut en hij heeft geen angineuze klachten meer. Welke van

onderstaande middelen kan de arts nu het beste toevoegen aan zijn medicatie? Dat is een

1. angiotensine 11 receptorantagonist 2. dihydropyridine-type calciumantagonist 3. hartglycoside

4. mineralocorticoïd receptorantagonist

VRAAG4

Patiënten met een feochromocytoom hebben vaak kenmerkende klachten. Welke klacht is niet gebruikelijk bij deze patiënten?

1. Hoofdpijn 2. Palpitaties 3. Rood gelaat 4. Transpiratie

Bloktoets 50201 Circulatie 2 * Meerkeuze 30-01-2015 * Pagina 1 van 12

(4)

VRAAG 5

Patiënte de Jong heeft sinds enkele dagen forse dyspnoe en orthopnoe. Welk

aanvullend onderzoek heeft de hoogste sensitiviteit om hartfalen aan te tonen? Dat is 1. coronaire angiografie

2. ECG

3. echocardiografie 4. X-Thorax

VRAAG 6

Bij patiënten met linkerhartfalen treden er veranderingen op in de activiteit van het renine-angiotensine-aldosteronsysteem (RAAS) en het sympathische zenuwstelsel.

Hoe veranderen deze systemen in linkerhartfalen?

1. RAAS wordt geactiveerd en sympathisch zenuwstelsel wordt geactiveerd

2. RAAS wordt geactiveerd en sympathisch zenuwstelsel wordt onderdrukt

3. RAAS wordt onderdrukt en sympathisch zenuwstelsel wordt geactiveerd

4. RAAS wordt onderdrukt en sympathisch zenuwstelsel wordt onderdrukt

VRAAG 7

Welke structurele afwijking wordt niet bij een coarctatio aortae en wel bij een tetralogie van Fallot gezien? Dat is

1. ductusweefsel in de vaatwand van de aorta ascendens 2. een bicuspide aortaklep

3. een pulmonalisstenose

4. een stenose ter hoogte van de aortaboog

VRAAG8

Hartafwijkingen kunnen bij de geboorte al aanwezig zijn, maar ontstaan soms ook in de loop van het leven. Welk hartprobleem is meestal verworven en niet aangeboren?

Dat is een

1 . atriumseptumdefect 2. coarctatio aortae 3. pericardeffusie 4. pulmonalisstenose

Bloktoets 50201 Circulatie 2 * Meerkeuze 30-01-2015 * Pagina 2 van 12

(5)

VRAAG 9

Welke marker in het serum is het meest geschikt om het risico van hart- en vaatziekten bij patiënten met type 2 diabetes mellitus te bepalen?

1. ApoA 2. ApoB

3. HOL-cholesterol 4. Triglyceriden

VRAAG10

Een patiënt heeft totaal cholesterol 6 mmol/1, triglyceriden 25 mmoi/I en heeft recent een pancreatitis doorgemaakt. Welk medicament dient nu te worden

voorgeschreven?

1. Cholestagel 2. Ezetimibe 3. Fibraat

4. PCSK-9 remmer 5. Statine

VRAAG 11

Een arts merkt bij lichamelijk onderzoek van een patiënt een afwijking op die haar doet besluiten om een lipidenprofiel in het bloed te laten bepalen. Dit lipidenprofiel blijkt geheel normaal te zijn. Welke afwijking had zij bij deze patiënt gezien?

1. Eruptief xanthoom 2. Handlijnxanthoom 3. Peesxanthoom 4. Xanthelasma

INLEIDING BIJ VRAAG 12-14

De anamnese is cruciaal bij de inschatting van de voorafkans op significant coronairlijden en het vervolgens bepalen van eventuele verdere diagnostiek en behandeling.

Benoem in vraag 12 Urn 14 hieronder voor elke klachtenomschrijving de juiste klassificering van de pijn op de borst: aspecifiek, atypisch of typisch.

VRAAG12

Een patiënt met stekende retrosternale pijn die continu aanwezig is zowel in rust als bij inspanning, en die kortdurend verdwijnt na nitroglycerine sublinguaaL Deze pijn op de borstklachten zijn:

1 . Aspecifiek 2. Atypisch 3. Typisch

Bloktoets 50201 Circulatie 2 * Meerkeuze 30-01-2015 * Pagina 3 van 12

(6)

VRAAG13

Een patiënt met drukkende retrosternale pijn op de borst die ontstaat bij een hevige ruzie met zijn echtgenote en afzakt als patiënt weer bedaart. Deze pijn op de

borstklachten zijn:

1 . Aspecifiek 2. Atypisch 3. Typisch

VRAAG14

Een patiënt met stekende thoracale pijn die ontstaat bij snel de trap op rennen en na enkele minuten verdwijnt bij uitrusten boven aan de trap. Deze pijn op de

borstklachten zijn:

1 . Aspecifiek 2. Atypisch 3. Typisch

VRAAG15

Een patiënt van 42 jaar heeft atypische pijn op de borst met significante ST -segment veranderingen ten opzichte van een eerder ECG. Het troponine T is verhoogd. Hier is meest waarschijnlijk sprake van een

1. instabiele angina pectoris acuut coronair syndroom 2. non ST-elevatie acuut coronair syndroom

3. overige diagnose, niet acuut coronair syndroom 4. ST-elevatie acuut coronair syndroom

VRAAG16

Een patiënt heeft typische pijn op de borst met 0,5mm horizontale ST -segment

depressie in V5-V6 en afleiding I en aVL. Het troponine T, bij herhaling gemeten tot 6 uur na het ontstaan van de klachten, is niet verhoogd. Hier is meest waarschijnlijk sprake van een

1. Instabiele angina pectoris acuut coronair syndroom 2. Non ST-elevatie acuut coronair syndroom

3. Overige diagnose, niet acuut coronair syndroom 4. ST-elevatie acuut coronair syndroom

Bloktoets 50201 Circulatie 2 * Meerkeuze 30-01-2015 * Pagina 4 van 12

(7)

VRAAG17

Een patiënt heeft atypische pijn op de borst zonder significante ST-segment

veranderingen en een verhoogd troponine T 3 uur na het ontstaan van de klachten.

Hier is meest waarschijnlijk sprake van een

1. Instabiele angina pectoris acuut coronair syndroom 2. Non ST-elevatie acuut coronair syndroom

3. Overige diagnose, niet acuut coronair syndroom 4. ST -elevatie acuut coronair syndroom

VRAAG18

In onderstaande figuur is een druk-volume curve van een linkerventrikel getekend.

De stippellijn geeft een normale curve aan, dat is de linkercurve, de doorgetrokken donkerder lijn de curve na een verandering van een parameter van het linkerventrikel (rechtercurve) .

...

::I:

~ 120· - -

-

L.

.,

:J

"'

; 80

L.

D..

40----~-

o" 40

I

L_1..,_----..!. _ _ _ _ _ _ _ ...

80 120

Volume[ml]

Welke parameter is veranderd? Dat is de 1. arteriële bloeddruk.

2. cardiac output.

3. contractiliteit.

4. veneuze return.

VRAAG19

Aan patiënten met linkszijdig hartfalen wordt altijd een zout- en vochtbeperking geadviseerd. Op welke klacht zal dit het meest een gunstige invloed hebben? Dat is op:

(\

1. anorexie 2. dyspnoe 3. moeheid 4. oedeem

Bloktoets 50201 Circulatie 2 * Meerkeuze 30-01-2015 * Pagina 5 van 12

(8)

VRAAG 20

De centraal veneuze druk (CVD) is nog altijd een belangrijke maat voor de hartfunctie. De CVD geeft vooral informatie over:

1. intrathoracale druk 2. linkeratriumdruk 3. pulmonaaldruk 4. rechteratriumdruk

VRAAG 21

De ernst van linkszijdig hartfalen kan onder andere worden afgelezen aan 1. de hoeveelheid pleuravocht op de thoraxfoto

2. de hoogte van de CVD 3. het electracardiogram 4. het plasma natrium

VRAAG 22

Bij hartfalen wordt ook de term diastolische disfunctie gebruikt. Hierbij is meestal sprake van een afname van de

1. linkeratriumdruk.

2. polsdruk.

3. veneuze return.

4. ventrikelcompliantie.

VRAAG 23

Voor de meeste bevindingen die bij lichamelijk onderzoek van een patiënt met hartfalen ·gedaan kunnen worden, geldt dat de positief voorspellende waarde ervan:

1. laag is.

2. hoog is.

VRAAG 24

In de dagelijkse praktijk wordt gebruik gemaakt van verschillende manieren van bloeddrukmeting zoals spreekkamermeting, ambulante 24 uursmeting (ABPM) en thuismetingen. Welke van deze resultaten voorspelt het beste het optreden van hart- en vaatziekten? Dat is de

1. bloeddruk 's nachts, gemeten met de ABPM.

2. bloeddruk overdag, gemeten door patiënt.

3. bloeddruk overdag, gemeten met de ABPM.

4. spreekkamerbloeddruk mits door een arts gemeten.

Bloktoets 50201 Circulatie 2 * Meerkeuze 30-01-2015 * Pagina 6 van 12

(9)

VRAAG 25

Zogenaamde geïsoleerde systolische hypertensie is minder onschuldig dan men vroeger dacht. Wat is meestal de oorzaak van deze vorm van hypertensie?

1. Hyperactiviteit van het renine-angiotensine systeem.

2. Insufficiëntie van de aortaklep.

3. Overmatig zoutgebruik.

4. Toegenomen vaatwandstijfheid.

VRAAG 26

Voor de behandeling van hoge bloeddruk is het belangrijk om een gezonde leefstijl erop na te houden. Onderdeel daarvan is de beperking van het gebruik van natrium in de vorm van keukenzout. Wat is het huidige advies ten aanzien van het dagelijkse gebruik van keukenzout? Dat is niet meer dan

1. 10 mmol 2. 50 mmol 3. 100 mmol 4. 200 mmol

VRAAG 27

Bij secundaire vormen van hypertensie spelen vaak hormonen een rol. Welk hormoon veroorzaakt de hypertensie bij een zogenaamde drophypertensie? Dat is

1. aldosteron 2. cortisol 3. progesteron 4. spironolacton

VRAAG 28

Een kortademige patiënt die vroeger astma heeft gehad, blijkt een verhoogde CVD te hebben, en een bloeddruk die sterk varieert met de ademhaling. Opvallend genoeg zijn er verder geen duidelijke afwijkingen bij lichamelijk onderzoek. De thoraxfoto laat een kleine hartfiguur zien en verder geen afwijkingen. De meest waarschijnlijke diagnose is:

1.

2.

3. 4.

cor pulmonale linkszijdig hartfalen pericarditis constrictiva rechtszijdig hartfalen

Bloktoets 50201 Circulatie 2 * Meerkeuze

i )

30-01-2015 * Pagina 7 van 12

(10)

VRAAG 29

Een 73-jarige patiënt heeft een orthostatische hypotensie als gevolg van autonoom falen. Zijn klachten kunnen bestreden worden met behulp van een:

1. alfa-adrenoceptor antagonist 2. bèta1-adrenocepter agonist 3. ventriculaire pacemaker 4. zoutverrijkt dieet

VRAAG 30

Een 19-jarige studente geneeskunde valt om de haverklap flauw bij het zien van bloed. Zij komt altijd binnen een paar seconden bij. Als zij een arts consulteert hiervoor, diagnosticeert deze reflexsyncopes. Typisch voor een reflexsyncope is

1. een rood gelaat 2. een snelle pols

3. een snelle terugkeer van het bewustzijn 4. transpireren

VRAAG 31

Pulmonale hypertensie na correctie van een gecorrigeerde aangeboren hartafwijking is een gevolg van een verhoogde:

1.

2. 3. 4.

linkeratriumdruk.

longflow.

longvaatweerstand.

rechteratri u md ruk

Bloktoets 50201 Circulatie 2 * Meerkeuze

")

30-01-2015 * Pagina 8 van 12

(11)

VRAAG 32

· Op het spreekuur van de huisarts rijst regelmatig de vraag of endocarditisprofylaxe noodzakelijk is. In welk van de onderstaande situaties is endocarditisprofylaxe geïndiceerd?

1. Een 26-jarige vrouw, die bij een sportkeuring een systolisch geruis had berustend op een prolaps van de mitralisklep en matige

mitralisklepinsufficiëntie. Zij gaat binnenkort bevallen van haar eerste kind.

2. Een 39-jarige jongeman met een gecorrigeerde tetralogie van Fallot met eveneens implantatie van een pulmonalishomograft. Hij heeft een peri-apicaal abces, waarvoor een wortelkanaalbehandeling

noodzakelijk is

3. Een 39-jarige patiënte met een bicuspide aortaklep en status na resectie van een coarctatio aortae op de kinderleeftijd. Zij krijgt een mammabiopsie, omdat er een verdenking is op een mammacarcinoom.

4. Een 63-jarige vrouw, die enkele jaren geleden een ingreep kreeg, waarbij een atrium septurn defect met een parapluutje werd gesloten.

Zij ondergaat binnenkort een operatie, waarbij osteosynthese materiaal (metalen plaat om een botfractuur te behandelen) uit het onderbeen moet worden verwijderd.

5. Een 73-jarige patiënt met een mechanische mitraliskunstklep die een hartkatheterisatie moet ondergaan vanwege de verdenking op

coronairlijden.

VRAAG 33

Een absolute operatie-indicatie bij een patiënt met mitralisklepinsufficiëntieontstaat wanneer:

1. de patiënt symptomatisch is met een linkerventrikelejectiefractie (LVEF) :s; 60%.

2. de patiënt symptomatisch is en een slechte linkerventrikelfunctie heeft (LVEF 20%).

3. de patiënt recent atriumfibrilleren heeft ontwikkeld.

4. de patiënt pulmonale hypertensie (80 mmHg) heeft ontwikkeld.

VRAAG 34

Welk ziektebeeld geeft een volumebelasting van de linker ventrikel?

1. Ernstige mitralisklepstenose.

2. Ernstige pulmonalisklepinsufficiëntie. 3. Matige aortaklepinsufficiëntie.

4. Subvalvulaire aortaklepstenose.

Bloktoets 50201 Circulatie 2 * Meerkeuze 30-01-2015 * Pagina 9 van 12

(12)

VRAAG 35

De dosering van rivaroxaban, één van de "Directe Orale- AntiCoagulantia" (DOAC), moet worden aangepast bij

1. een body mass index boven de 30 kg/m2.

2. een matig ernstige nierfunctiestoornis.

3. het bestaan van een levercirrose.

4. het gelijktijdig gebruik van digoxine.

VRAAG 36

Een arts doet lichamelijk onderzoek bij een 70-jarige man met atriumfibrilleren. Welke bevinding naast een irregulaire pols is het meest specifiek bij atriumfibrilleren?

1. 'Cannon waves' in de vena jugularis.

2. erepitaties over de basale longvelden. 3. Een polsdeficit

4. Een vierde toon bij hartauscultatie.

VRAAG 37

Cardiale resynchronisatietherapie (CRT) is geïndiceerd bij patiënten met hartfalen.

Bij welke patiëntengroep is het effect van CRT het grootst? Hartfalenpatiënten met functionele NYHA-klasse

1. 111 met een LVEF <35% en atriumfibrilleren.

2. 111 met een LVEF <35% en een QRS-duur <120 msec.

3. 111 met een LVEF <35%, een LBTB en een non-ischemische cardiomyopathie.

4. IV bij wie de inotropica niet afgebouwd kunnen worden.

VRAAG 38

Een bètablokker kan veilig worden voorgeschreven aan een patiënt met 1. astma bronchiale

2. chronotrope incompetentie

3. COPD

4. hartfrequentie van 48/min.

VRAAG 39

De behandeling van een AV nodale re-entry tachycardie is 1. medicamenteus.

2. RF-ablatie van de longvenen.

3. RF-ablatie van het snelle pad. 4. sinus carotis massage.

Bloktoets 50201 Circulatie 2 * Meerkeuze 30-01-2015 * Pagina 10 van 12

(13)

VRAAG40

Naar Vaughan Williams worden de anti-a ritmica ingedeeld in vier klassen op grond van in vitra-effecten op de ionenstromen over de celmembraan van de Purkinje- cellen tijdens depolarisatie en repolarisatie. De classificatie in verschillende groepen is voornamelijk een theoretische, om inzicht in het werkingsmechanisme te krijgen en te weten welke middelen een zelfde werkingsmechanisme hebben. Welke van de onderstaande beweringen is juist?

1. Klasse I bevat de membraanstabiliserende middelen.

2. Klasse 11 bevat de ~-receptorblokkerende sympathicomimetica.

3. Klasse 111 bevat de middelen die de duur van de actiepotentiaal verkorten.

4. Klasse IV bevat middelen die de langzame natriuminstroom remmen.

VRAAG 41

"Rate-control"-behandeling bij atriumfibrilleren bestaat uit 1. adenosine.

2. amiodaron.

3. digoxine.

4. flecaïnide.

VRAAG42

Bij een gezonde asymptomatische man van 65 jaar die veel gerookt heeft kan er sprake zijn van enige vernauwingen in de coronairvaten. De meest correcte beschrijving van deze situatie is:

1 . coronaire atherosclerose 2. coronaire hartziekte 3. ischemische hartziekte 4. stabiele angina pectoris

VRAAG43

Een patiënt met pijn op de borst meldt zich op de Spoedeisende Hulp afdeling. Het ECG zou kunnen passen bij een non-STEMI infarct. De arts laat een troponine in het bloed bepalen. De a priori kans op een infarct bij deze patiënt is 30% en de

sensitiviteit en specificiteit van de troponine bepaling is 80%. Hoe groot is ongeveer de kans dat bij een normale (niet verhoogde) troponine concentratie de patiënt

inderdaad geen infarct heeft?

V

1.

2.

3.

4'.

,10%

37%

63%

90%

Bloktoets 50201 Circulatie 2 * Meerkeuze

s

-t'

J'\

30-01-2015 * Pagina 11 van 12

(14)

VRAAG 44

Op het ECG van een patiënt met pijn op de borst is ST elevatie te zien in de

afleidingen V2 tot en met V4 en ST depressie in 11, 111 en aVF. Dit ECG past het beste bij een:

1. onderwandinfarct 2. onderwandischemie 3. voorwandinfarct 4. voorwandischemie

VRAAG 45

Een 42-jarige man, roker, ontwikkelt om 6 uur 's ochtends hevige retrosternale pijn met uitstraling naar de kaken en gepaard gaand met braken. Zijn vrouw belt om 6.30u het alarmnummer 112. Wat bedreigt de patiënt het meest tussen het telefoontje en de komst van de ambulancedienst? Dit is:

1. bradycardie en atriaventriculair blok 2. hartfalen

3. hartruptuur 4. ventrikelfibrilleren

Bloktoets 50201 Circulatie 2 * Meerkeuze 30-01-2015 * Pagina 12 van 12

(15)

INLEIDING

Beantwoord de onderstaande vragen met behulp van de corresponderende letters uit de bij de vraag gegeven lijst met antwoordopties. De getallen tussen haakjes geven het maximale aantal antwoorden aan. Antwoordopties kunnen meer dan één keer gebruikt worden en niet alle antwoordopties hoeven gebruikt te worden.

ANTWOORDOPTIES vraag 1 t/m 3 A. Ascites

B. erepitaties over de longen C. Dyspnée d'effort

D. Lage bloeddruk E. Orthopneu

F. Paroxysmaal nachtelijke dyspnoe G. Perifeer oedeem

H. Pleuravocht I. Slechte eetlust

J. Verhoogde centraal veneuze druk K. Vermoeidheid/Inspanningsintolerantie

Vraag 1 Patiënt De Vries heeft na een groot voorwandinfarct (2) een verminderde linkerventrikelfunctie. Welke van

bovenstaande symptomen/bevindingen worden veroorzaakt door forward failure bij deze patiënt?

Vraag 2 Welke van bovenstaande symptomen/bevindingen (4) worden veroorzaakt door toegenomen stugheid van

de linkerventrikel?

Vraag 3 Patiënte Rutten heeft hartfalen ontwikkeld ten (6) gevolge van een chronische longziekte. Welke

symptomen en bevindingen passen bij deze vorm van hartfalen?

Bloktoets 50201 Circulatie 2 * Extended Matching 30-01-2015 * Pagina 1 van 7

(16)

ANTWOORDOPTIES vraag 4 tlm 8 A. ACE-remmers

B. Alfa-adrenerge receptorantagonisten C. AT 11 receptorantagonisten

D. Bèta-adrenerge receptoragonisten E. Bèta-adrenerge receptorantagonisten F. Calciumkanaalblokkers

G. Digoxine H. Lisdiuretica

I. Mineralocorticoïd receptorantagonisten J. Thiazidediuretica

Vraag 4 Welke van bovenstaande medicijnen verbeteren de (3) overleving van patiënten met hartfalen?

Vraag 5 Van welke van bovenstaande medicijnen is

(4)

hyperkaliëmie een bekende bijwerking?

Vraag 6 Van welke van bovenstaande medicijnen is (1) kriebelhoest een bekende bijwerking?

Vraag 7 Patiënte Ten Brink, 70 jaar, wordt's nachts wakker (1) met acute benauwdheid door een astma cardiale.

Welk van bovenstaande medicijnen geeft in de acute situatie het snelst verlichting van de dyspnoe?

Vraag 8 Welke van bovenstaande medicijnen verminderen (4) door een direct effect de afterload van het hart?

Bloktoets 50201 Circulatie 2 * Extended Matching 30-01-2015 * Pagina 2 van 7

(17)

ANTWOORDOPTIES vraag 9 t/m 15·

A. C02 angiografie 8. CT-angiografie (CTA)

C. Digitale substractie angiografie (DSA) D. Duplexonderzoek (echo-doppler) E. Echografie

F. Enkel-arm indexmeting (EAI) G. Er is geen diagnostiek nodig H. MR-angiografie (MRA) I. Teendrukmeting

J. X-BOZ (Röntgen buikoverzichtsfoto) K. X-thorax (Röntgen thoraxfoto)

Inleiding

Geef voor elke patiënt in de vragen 9 t/m 15 aan welke diagnostiek is geïndiceerd op grond van effectiviteit, veiligheid, geschiktheid en kosten. Het gaat hierbij om

onderzoek, dat in dagelijkse routine op een vaatchirurgische polikliniek gebruikelijk is.

Vraag 9 Een 55-jarige man heeft een broer met een (1) aneurysma van de abdominale aorta.

Vraag 10 Een 69-jarige vrouw met lang bestaande diabetes (2) mellitus en chronische nierinsufficiëntie. Zij heeft

sedert 3 weken nachtelijke pijn in de rechter voorvoet.

Vraag 11 Een 66-jarige man heeft een asymptomatisch (1) aneurysma van de abdominale aorta met een

diameter van 6 cm. lnvasieve behandeling wordt overwogen.

Vraag 12 Bij een 59-jarige vrouw met invaliderende heup- en (1) bilclaudicatio, niet reagerend op looptraining, wordt

een invasieve behandeling overwogen.

Vraag 13 Een 7 4-jarige man heeft 2 jaar geleden een endo- (3) vasculaire behandeling van een aneurysma van de

abdominale aorta (EVAR) ondergaan en komt voor routinecontrole.

Bloktoets 50201 Circulatie 2 * Extended Matching 30-01-2015 * Pagina 3 van 7

(18)

Vraag 14 Bij een 84-jarige vrouw met Fontaine IV ischemie (1) van de rechter voet op basis van een obstructie van de arteria temaralis superficialis (AFS) is een

percutane angioplastiek (PTA, dotterbehandeling) geïndiceerd. Ze heeft recent een levensbedreigende allergische reactie vertoond na toediening van een röntgencontrastmiddel.

Vraag 15 Een 51-jarige vrouw klaagt over duizeligheid en is (1) 'licht in het hoofd' bij omhoogkijken en intensief

gebruik van de linker arm. Ze heeft een souffle supraclaviculair.

ANTWOORDOPTIES vraag 16 t/m 18 A. Diabetes mellitus type 2

B. Familiaire dysbetalipoproteïnemie C. Familiaire gecombineerde dyslipidemie D. Familiaire hypercholesterolemie

E. Familiaire hypertriglyceridemie F. Hyperchylomicronemie

G. Hyperthyreoïdie H. Hypothyreoïdie I. Nefrotisch syndroom

Vraag 16 Bij welke aandoeningen moet een arts op zoek gaan (3) naar eruptieve xanthomen?

Vraag 17 Voor welke dyslipidemie zijn handlijnxanthomen (1) pathognomisch?

Vraag 18 Een patiënt heeft een totaal cholesterol van (3) 10 mmol/1, triglyceriden van 1,0 mmol/1. Welke

aandoeningen staan bij deze patiënt in de differentiaal diagnose?

Bloktoets 50201 Circulatie 2 * Extended Matching 30-01-2015 * Pagina 4 van 7

(19)

.

ANTWOORDOPTIES vraag 19 en 20 A. apoB defect

B. apoGil deficiëntie C. apoE2/E2 genotype D. LOL-receptordefect E. LPL deficiëntie

F. verhoogde apoB-productie in de lever

G. verhoogde toevoer van vrije vetzuren naar de lever

Vraag 19 Een patiënt heeft een triglyceridengehalte van (2) 25 mmoi/I en een totaal cholesterol van 5 mmol/1.

Welke afwijkingen kunnen meest waarschijnlijk ten grondslag liggen aan dit lipidenprofiel?

Vraag 20 Wat is de onderliggende oorzaak van dyslipidemie (2) bij patiënten met diabetes mellitus type 2?

ANTWOORDOPTIES vraag 21 t/m 23 A. Midsystolisch

B. Holosystolisch C. Eindsystolisch

D. Niet holosystolisch (ruim eindigend voor de tweede harttoon) E. Vroeg diastolisch

F. Holadiastolisch G. Einddiastolisch

H. Systolisch en diastolisch (continu) I. Geen hartgeruis

Inleiding

Het geruis van een klepafwijking of aangeboren hartafwijking vindt typisch plaats in een bepaald deel van de hartcyclus. Hierboven staan de verschillende fasen van de hartcyclus benoemd. Benoem bij vraag 21 t/m 23 de fase van de hartcyclus waarin het hartgeruis van de genoemde afwijking optreedt.

Vraag 21 Het geruis van een matige pulmonalisklep- (1) insufficiëntie.

Bloktoets 50201 Circulatie 2 * Extended Matching 30-01-2015 * Pagina 5 van 7

(20)

Vraag 22 Het geruis van een matige aortaklepstenose. (1)

Vraag 23 Het geruis van een chronische, matige mitralisklep- (1) insufficiëntie.

ANTWOORDOPTIES vraag 24 t/m 26 A. 1 s!e graads AV-block

B. 2de graads AV-block type I (type Wenkebach) C. 2de graads AV-block type 11 (type Mobitz 11) D. 3de graads AV-block (totaal AV-block) E. Prematuur atriaal complex (PAC) F. prematuur ventriculair complex (PVC) G. sinusaritmie

H. sinusritme

Inleiding

Geleidings- en ritmestoornissen kunnen worden herkend op een 12-kanaals ECG of ritmestrook. Benoem voor ieder ECG de juiste beschrijving:

Vraag 24 Welke van bovenstaande alternatieven past het beste bij ECG 1?

IJ JaVlo

I

v•• !\ ~ '/,

-J J . . . . . 1

l 't ' . I I ' U ;1 ° ~ ( '

I ~ -"' f .. ''-...r--.--....~:" I ... f\....-... l• _".... ... _... ... -.-1/1 ' ._~.; -....r

I .,

1 I .. ~-.I

.-...,

11

' 1 .I I I'

,I ,!

11 .•

11 'I l./\ 1 .. , - .... _ r

'f 11{

~ I

!1[

ECG 1

Bloktoets 50201 Circulatie 2 * Extended Matching

I ~G

jl J"--- 1

(1)

30-01-2015 * Pagina 6 van 7

(21)

Vraag 25 Welke van bovenstaande alternatieven past het (1) beste bij ECG 2?

ECG2

Vraag 26 Welke ritme- of geleidingsstoornis is te zien (1) op ritmestrook 3?

Ritmestrook 3

Bloktoets 50201 Circulatie 2 * Extended Matching 30-01-2015 * Pagina 7 van 7

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

3p 28 Geef in de figuur op de uitwerkbijlage de verwerkers, instellingen en verbindingen aan die nodig zijn voor

De eerste voorzichtige plannen voor de Regionale Infrastructuur Werk &amp; Inkomen Rivierenland zijn gemaakt in 2011, als voorbereiding op de komst van wat toen nog de Wet

a één vlak van punt die niet bekapt of bewerkt is, naast het aantal bekapte vlakken aa twee vlakken van punt die niet bewerkt zijn, naast het aantal bekapte vlakken aaa drie

5p 12 Bereken welk percentage van de in die 9,0 s toegevoerde elektrische energie nodig is voor het verwarmen van de ring

De cijfers zijn indrukwekkend. Op de website van het Natio- naal Archief staan 325.000 vrij te gebruiken Anefo-foto’s. Daar- van zijn er 17.000 door liefheb- bers overgebracht

Antwoordopties kunnen vaker gebruikt worden en niet alle antwoordopties hoeven gebruikt te worden.. Het getal tussen haakjes geeft het aantal

Antwoordopties kunnen vaker gebruikt worden en niet alle antwoordopties hoeven gebruikt te worden.. Het getal tussen haakjes geeft het maximale aantal

Een ander deel van het gebruikte frituurvet wordt gebruikt als biobrandstof voor energieopwekking!. Meer informatie vindt u ook