• No results found

Hoogwaardig gebruik puingranulaten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Hoogwaardig gebruik puingranulaten"

Copied!
116
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Een hoogwaardig gebruik van puingranulaten stimuleren

Bijzonder bestek nr. : PA/AVP-AD/0702

Een studie uitgevoerd door het WTCB in opdracht van de OVAM Jeroen Vrijders, Onderzoeker, Labo Duurzame Ontwikkeling

Jan Desmyter (screening), Departementshoofd, Geotechniek, Structuren en Duurzame Ontwikkeling

September 2008

(2)

GEBRUIKTE AFKORTINGEN 4 DEFINITIES (VOLGENS HET NIEUWE VLAREA) 5

OPZET EN DOEL VAN DE STUDIE 6

WERKWIJZE 6

BESLUITEN UIT ONDERZOEK 7

AANBEVELINGEN 12

1 GEBRUIK VAN GERECYCLEERDE GRANULATEN IN

VLAANDEREN 19

1.1 DE MARKT VAN GERECYCLEERDE GRANULATEN 19

1.2 PUINGRANULATEN IN DE WEGENBOUW 21

1.2.1 HET STANDAARDBESTEK 250(V 2.1) 21 1.2.2 TECHNISCH MOGELIJKE TOEPASSINGEN NIET IN HET SB250 24 1.3 GERECYCLEERDE GRANULATEN IN GEBOUWEN EN STRUCTUREN 29

1.3.1 ALGEMEEN KADER - TYPEBESTEKKEN 29

1.3.2 NORMKADER EN PRAKTIJK - RECYCLAGE IN STORTBETON 30 1.3.3 NORMKADER EN PRAKTIJK - BETONPRODUCTEN 34 1.3.4 WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK ROND GEBRUIK VAN

PUINGRANULATEN IN BETON 35

1.3.5 ANDERE ASPECTEN EN ONTBREKENDE ELEMENTEN 41

1.3.6 VOORBEELDEN UIT DE PRAKTIJK 42

1.4 BUITENLANDSE VOORBEELDEN 45

1.5 BESLUIT 45

2 KNELPUNTENANALYSE: BETONPUINGRANULATEN IN BETON 46

2.1 TECHNISCHE KARAKTERISTIEKEN EN BEPERKINGEN 46 2.1.1 KENMERKEN VAN (BETON)PUINGRANULATEN 46 2.1.2 KENMERKEN BETON MET BETONPUINGRANULAAT 50

2.1.3 PRAKTIJK 51

2.2 NORMATIEVE & REGELGEVENDE BEPERKINGEN 52

2.2.1 NORMATIEF KADER 52

2.2.2 VERTEGENWOORDIGING VAN DE PUINGRANULAAT-SECTOR 53

2.2.3 STIMULANS VANUIT DE OVERHEID 54

2.3 ECONOMISCHE & MARKTBEPERKINGEN 54

2.3.1 INVESTEREN IN HOOGWAARDIGE KWALITEIT 54 2.3.2 ANDERE ECONOMISCHE FACTOREN DIE EEN ROL (KUNNEN) SPELEN 56

2.3.3 MARKTEN 57

2.4 BESLUIT 58

Inhoudsopgave

(3)

3 HOOGWAARDIGE RECYCLING IN ANDERE LANDEN 60

3.1 NEDERLAND 60

3.1.1 ALGEMENE SITUATIESCHETS 60

3.1.2 NORMEN EN REGELGEVING 63

3.1.3 PRAKTIJK: SUCCES EN KNELPUNTEN 66

3.1.4 BESLUITEN 67

3.2 DUITSLAND 68

3.2.1 ALGEMENE SITUATIESCHETS 68

3.2.2 NORMEN EN REGELGEVING 69

3.2.3 PRAKTIJK: SUCCES EN KNELPUNTEN 74

3.2.4 BESLUITEN 74

3.3 NOORWEGEN 75

3.3.1 ALGEMENE SITUATIESCHETS 75

3.3.2 NORMEN EN REGELGEVING 75

3.3.3 PRAKTIJK: SUCCES EN KNELPUNTEN 77

3.3.4 BESLUITEN 78

3.4 DENEMARKEN 79

3.4.1 ALGEMENE SITUATIESCHETS 79

3.4.2 NORMEN EN REGELGEVING 79

3.4.3 PRAKTIJK: SUCCES EN KNELPUNTEN 80

3.5 BESLUIT ANALYSE BUITENLANDSE PRAKTIJK 81 4 BESLUITEN STUDIEWERK AANBEVELINGEN BELEID 82

4.1 BESLUITEN UIT STUDIEWERK 82

4.1.1 STAND VAN ZAKEN ROND GEBRUIK VAN GERECYCLEERD

GRANULAAT IN VLAANDEREN 82

4.1.2 KNELPUNTEN VOOR HET GEBRUIK VAN BETONGRANULAAT IN

STRUCTUREEL BETON IN VLAANDEREN 84

4.1.3 VOORLOPERLANDEN : UITGEWERKT KADER VOOR RECYCLING IN

BETON EN PRAKTIJK 86

4.2 AANBEVELINGEN 88

4.2.1 NOODZAAK HOOGWAARDIGE INZET VAN GERECYCLEERDE

GRANULATEN 88

4.2.2 VERTROUWEN IN BETONGRANULAAT VERHOGEN 91 4.2.3 VERTROUWEN IN BETON MET GERECYCLEERD GRANULAAT

BESTENDIGEN 92

4.2.4 ONDERSTEUNING VAN DE PRAKTIJK 95

BIJLAGEN 115

(4)

Gebruikte afkortingen

ASR Alkali-Silica Reactie

BRBS Branchevereniging Recycling Breken en Sorteren (NL) BSA Bouw- en sloopafval

COPRO vzw COPRO – Onpartijdige instelling voor de controle van de bouwproducten

CRIC-OCCN Onderzoekscentrum voor de cementnijverheid

CROW Kenniscentrum voor verkeer, vervoer en infrastructuur (NL) CUR Civieltechnisch Centrum Uitvoering Research en Regelgeving

(NL)

FEBEM Federatie van Bedrijven voor Milieubeheer FSBP Federatie voor Stortklaar Beton

KHBO Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende LA Los Angeles-coëfficiënt – indicatie voor de

verbrijzelingsweerstand van granulaten

MDW Micro-Deval (in water)-coëfficiënt – indicatie voor de slijtvastheid van granulaten

MOW Vlaams Ministerie Mobiliteit en Openbare Werken (het vroegere departement Leefmilieu en Infrastructuur of LIN)

OCW Opzoekingscentrum voor de Wegenbouw

SB250 Standaardbestek 250 voor de wegenbouw (versie 2.1) TRA Toepassingsreglement

VMR Vaste en Mobiele Recycling

VVS vzw Vereniging van Verwerkers van Slooppuin

WTCB Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf

(5)

Definities (volgens het nieuwe VLAREA)

gerecycleerde granulaten: granulaten ontstaan door bewerking van anorganisch materiaal dat eerder in bouwkundige constructies werd gebruikt zoals

betongranulaat, niet-teerhoudend en teerhoudend asfaltgranulaat, menggranulaat, metselwerkgranulaat, gerecycleerde brokken, brekerzand brekerzeefzand,

sorteerzeefgranulaat en sorteerzeefzand;

gerecycleerde brokken: brokken afkomstig van afgebroken, al dan niet gewapende betonmassieven, of van herwonnen steen of herwonnen bewerkte breuksteen, of van afgebroken baksteenmassieven;

betongranulaat: granulaat afkomstig van het breken van beton;

metselwerkgranulaat: granulaat afkomstig van het breken van metselwerk;

menggranulaat: granulaat afkomstig van het breken van metselwerk en beton, zodanig dat het mengsel een minimaal gehalte aan beton bevat;

brekerzand: zand afkomstig van het breken en zeven van puin, na voorafzeving van brekerzeefzand;

brekerzeefzand: zand afkomstig van het zeven voorafgaand aan het breken van puin;

sorteerzeefgranulaat: verzamelterm voor stenen bekomen door het zeven van puin bekomen na voorafzeving en sorteren van bouw- en sloopafval, afkomstig van een vaste sorteerinrichting;

sorteerzeefzand: zand afkomstig van het zeven van puin voorafgaand aan het sorteren van bouw- en sloopafval, afkomstig van een vaste sorteerinrichting;

niet-teerhoudend asfaltgranulaat: granulaat afkomstig van de opbraak van niet- teerhoudende asfaltverhardingen;

niet-teerhoudend freesasfaltgranulaat: granulaat afkomstig van het frezen van niet-teerhoudende asfaltverhardingen;

teerhoudend asfaltgranulaat: granulaat afkomstig van de opbraak en het frezen van teerhoudende asfaltverhardingen; asfalt is teerhoudend bij overschrijden van de norm voor één PAK, zoals bepaald in bijlage 4.2.2.A van het VLAREA.

(6)

Opzet en doel van de studie

In 2006 startte de OVAM het project ‘Afzetmarkt voor gerecycleerde materialen bevorderen’. Dit project wenst te komen tot een globaal maatregelenpakket dat de afzetmarkt voor gerecycleerde materialen, waaronder gerecycleerde granulaten afkomstig van bouw- en sloopafval, vergroot.

Eén van de actiepunten binnen het thema puingranulaten is het opwaarderen van het gebruik van gerecycleerde granulaten in de bouwsector. De markt van

gerecycleerde granulaten in funderingen en onderfunderingen in de wegenbouw raakt stilaan verzadigd. Hoogwaardig materiaal (vnl. betonpuin) wordt nog vaak in laagwaardige toepassingen gebruikt, oa. door onduidelijkheid over de technische performantie en gebrek aan regelgevend kader. Een verschuiving naar gebruik van gerecycleerde granulaten in structureel beton wordt wenselijk geacht vanuit de

‘puinverwerkende sector’.

Voorliggende studie, uitgevoerd door WTCB in opdracht van de OVAM heeft als doel ‘de afzet van gerecycleerde granulaten in meer hoogwaardige toepassingen (zoals structureel beton) te stimuleren’. Naar het beleid toe worden voorstellen geformuleerd om de huidige praktijk te verbeteren. Dit gebeurt op basis van een

‘stand van zaken’ in binnen- en buitenland omtrent recyclage van gerecycleerde granulaten, met de klemtoon op recyclage in beton. In deze inventarisatie worden eventuele hiaten in de bestaande kennis en op te lossen knelpunten aangekaart.

Vanuit de binnenlandse en buitenlandse praktijk worden voorstellen naar voren geschoven om de afzetmarkt voor gerecycleerde granulaten te verbreden naar hoogwaardige toepassingen.

Werkwijze

Om tot aanbevelingen naar het beleid toe te komen, is gewerkt in een aantal fasen:

Stand van zaken rond het gebruik van gerecycleerde granulaten in Vlaanderen Deze eerste taak geeft een overzicht van de huidige marktsituatie van

gerecycleerde granulaten in Vlaanderen. In de eerste plaats wordt gekeken in welke toepassingen de gerecycleerde granulaten momenteel voornamelijk afzet vinden. Dit is uiteraard sterk gerelateerd met de toegelaten applicaties vanuit wettelijke hoek en de standaardbestekteksten die bestaan voor

(wegen)bouwtoepassingen.

Daarnaast worden ook, op basis van wetenschappelijk onderzoek en

praktijkervaringen, toepassingen geïdentificeerd waarin gerecycleerde granulaten ook kunnen worden gebruikt, maar waarin ze momenteel nog niet zijn toegelaten.

Deze inventarisatie moet ook toelaten om eventuele hiaten in de kennis die nog zouden bestaan te onderkennen.

Knelpunten rond het gebruik van gerecycleerde betongranulaten in beton De piste die momenteel wordt naar voren geschoven is het gebruik van

gerecycleerd betongranulaat voor hoogwaardige toepassingen zoals structureel beton. Dit is in de Belgische context geen vanzelfsprekendheid. Dit tweede werkpakket heeft tot doel de bestaande knelpunten voor hoogwaardig gebruik in kaart te brengen. Hiertoe is met een waaier aan vertegenwoordigers uit de betrokken sectoren overleg gepleegd.

Inleiding

(7)

Aanpak van recycling in beton in Nederland, Duitsland, Denemarken en Noorwegen

In een aantal zgn. ‘voorloperlanden’ zijn reeds een aantal jaren geleden initiatieven genomen rond het gebruik van gerecycleerde granulaten in hoogwaardigere toepassingen. Dit derde werkpakket stelt zich tot doel de aanpak van deze landen in kaart te brengen, alsook de huidige ‘state-of-the-art’. Er wordt gekeken naar succesfactoren en overblijvende knelpunten om hieruit lessen te trekken voor de richting die men in Vlaanderen de komende jaren uit kan.

Aanbevelingen voor het beleid

Op basis van de bevindingen uit de bovenstaande werkpakketten zullen aanbevelingen worden gedaan voor het beleid dat in Vlaanderen gevolgd kan worden. Ook eventuele hiaten in de kennis die door verder onderzoek dienen ingevuld te worden, zullen worden aangekaart.

Besluiten uit onderzoek

Stand van zaken rond gebruik van gerecycleerd granulaat in Vlaanderen

De afzetmarkt

Wat aanbod betreft, geven de cijfers van COPRO vzw aan dat in 2007 9.7 miljoen ton puingranulaat in Vlaanderen werd geproduceerd onder kwaliteitscertificaat.

Over de jaren heen ziet men een continue, sterke toename van de totale COPRO- cijfers. De oorzaak hiervan kan liggen in het feit dat de conformiteit met de

VLAREA-wetgeving een steeds belangrijker rol speelt in de sector. De invloed van de bouwconjunctuur of toename van sloopactiviteiten is niet duidelijk.

Doorgaans vindt puingranulaat in Vlaanderen afzet in de bouw en wegenbouw. Het Standaardbestek 250 voor de Wegenbouw laat reeds behoorlijk wat mogelijkheden toe voor gebruik van secundaire materialen. Voor het gebruik van puingranulaten (en andere secundaire materialen) in gebouwen en structuren bestaan geen specifieke technische voorschriften. In deze laatste sectoren wordt echter eveneens veelvuldig verwezen naar het SB 250, zodat de puingranulaten doorgaans in wegenisachtige toepassingen zoals aanleggen van werfwegen en – platformen en onderfunderingen terechtkomen. Gedetailleerde cijfers over de afzetmarkt zijn niet beschikbaar. Studies die in het verleden zijn uitgevoerd (voor het Grindfonds, voor ANRE/ALBON) geven wel indicaties van totaal verbruik aan granulaten en de toepassingsdomeinen, maar specifiek voor gerecycleerde granulaten zijn geen goede cijfers beschikbaar. Een grove schatting (binnen WTCB) stelt dat maximaal 10% van de puingranulaten afzet vindt in de sector van gebouwen en structuren.

Wetenschappelijk onderzoek: mogelijkheden en ontbrekende kennis Wat betreft de wegenbouw geeft onderzoek aan dat er nog een aantal ‘upgrade’- mogelijkheden zijn voor toepassing van gerecycleerde granulaten in de

wegenbouw:

 Zo kan zeefzand op termijn naar zandcementtoepassingen gaan.

(8)

 Een andere toepassing die voor de wegenbouw interessant blijkt, is het recycleren van betonverhardingslagen in zogenaamd tweelaagse

betonverhardingen. De onderlaag kan op die manier gerecycleerd granulaat bevatten. De toplaag, die aan verkeer en weersomstandigheden wordt blootgesteld, kan dan uit hoogwaardig beton zonder recyclinggranulaat worden vervaardigd.

Binnen de gebouwen- en structurensector wordt vooral constructiebeton (niet- structureel en structureel: ongewapend en gewapend beton voor kolommen, balken, vloerplaten, prefabelementen, …) door velen beschouwd als een mogelijke hoogwaardige toepassing. Wetenschappelijk onderzoek, demonstratieprojecten en praktijkvoorbeelden in binnen- en buitenland tonen inderdaad aan dat er weinig technische barrières bestaan om gerecycleerde granulaten in meer hoogwaardige betontoepassingen te gebruiken. Gerecycleerde granulaten hebben uiteraard hun beperkingen en eigenschappen (zoals verhoogde porositeit door aangehechte cementpasta), maar dat betekent niet noodzakelijk dat het onmogelijk of gevaarlijk zou zijn om ze hoogwaardiger toe te passen.

Onderzoek in binnen- en buitenland en technische normatieve voorschriften van ons naburige landen geven aan dat 100 % vervanging van het grove granulaat door puingranulaat mogelijk is. Bij lagere vervangingspercentages (tot 20% van het grove granulaat, en dit zowel voor beton- als mengpuingranulaten) blijken de eigenschappen van het beton zoals sterkte, verwerkbaarheid,

vervormingskarakteristieken en duurzaamheid nauwelijks beïnvloed te worden door het gebruik van gerecycleerd granulaat. Dat de complexiteit van de

betonproductie toeneemt met het percentage van vervanging, hoeft uiteraard niet te verwonderen.

Er worden nog steeds vragen gesteld rond de duurzaamheid van het beton met gerecycleerd granulaat. Op zich is ook dit niet verwonderlijk. Elke nieuwe grondstof die in beton aangewend wordt, dient tegenwoordig aan

duurzaamheidsonderzoeken onderworpen te worden. In het verleden zijn er immers te veel incidenten geweest met ondoordacht gebruik van bepaalde grondstoffen. Anderzijds moet erkend worden dat de potentiële risico’s

geassocieerd met puingranulaten (fysische en chemische verontreiniging) veelal met preventieve maatregelen te ondervangen zijn.

Een laatste punt van aandacht omtrent het gebruik van gerecycleerde granulaten in beton betreft het gebrek aan kennis over de relatie tussen de totale

water/cement-factor en de effectieve water/cement-factor. De water/cement-factor speelt immers een belangrijke rol in de betontechnologie. Kort samengevat kan men stellen hoe lager de verhouding, hoe sterker en duurzamer het beton. Er worden in de betontechnologie dan ook grenzen gesteld aan de water/cement- factor. Bij poreuze granulaten, en dat zijn puingranulaten meestal, is niet altijd eenduidig te bepalen wat de effectieve water/cement-factor is, op basis van de totale hoeveelheid water toegevoegd aan het mengsel.

Knelpunten voor het gebruik van betongranulaat in structureel beton in Vlaanderen

Onder structureel beton wordt in deze studie verstaan: beton dat wordt gebruikt in gebouwen en structuren of infrastructuurwerken en dus aan bepaalde eisen

(9)

betreffende sterkte en duurzaamheid (weerstand tegen aantastingsmechanismen) dient te voldoen.

In Duitsland en Nederland is het gebruik van betonpuin (meer dan 90% beton in het granulaat) en mengpuin (minstens 50% beton in het granulaat) in beton toegestaan in beperkte percentages (20% van het grof granulaat volgens de Nederlandse betonnorm NEN 8005, meer is mogelijk indien men de regels volgens CUR-Aanbeveling 80 en 112 volgt). Ook in de praktijk wordt een deel van de betonproductie gerealiseerd mits inzet van gerecycleerde granulaten. In België is men hier nog niet aan toe. Onderstaande geeft een overzicht van de knelpunten die op dit ogenblik in België spelen. De nadruk ligt op de toepassing van

betongranulaat (met een zeer beperkt aandeel metselwerk) maar ook wordt hier en daar de situatie betreffende mengpuin aangegeven.

Er is een gebrek aan vertrouwen in het betongranulaat zelf, voornamelijk vanuit de hoek van de ‘traditionele’ betonfabrikanten en de certificatieorganen voor beton.

Argumenten die hierbij aangehaald worden, zijn onder meer:

 De variabele eigenschappen. De oorsprong van gerecycleerde granulaten kan zeer divers zijn: afbraak van bruggen, opbreken van wegverhardingen, slopen van gebouwen en structuren, …. Gezien deze heterogene afkomst, kan ook het eindproduct een zekere variabiliteit in zijn eigenschappen (bv.

waterabsorptie, mechanische sterkte, …) bevatten. Deze variabiliteit treedt minder op bij de primaire granulaten, gezien deze meestal worden

gewonnen uit een uniforme bron, waardoor ook de eigenschappen constanter zijn. Professionele brekerinstallaties slagen er vrij goed in een constante kwaliteit van het puingranulaat te produceren.

 De lagere sterkte van de granulaten. Gerecycleerde (beton)granulaten bevatten altijd een fractie aangehechte gehydrateerde cementpasta. Deze cementpasta is minder sterk dan het oorspronkelijk gebruikte granulaat, waardoor de sterkte van het gerecycleerde granulaat iets lager ligt dan de sterkte van primaire granulaten (bv. bij LA- of MDW-proeven). Onderzoek heeft echter al aangetoond dat deze intrinsieke lagere sterkte niet

noodzakelijk resulteert in een lagere betonsterkte.

 Het gebrek aan zuiverheid. Volgens de huidige klassen gedefinieerd in de PTV 406 (die de eisen aan gerecycleerde granulaten vastlegt) mag er immers tot 1 %m/m organische + niet-steenachtige materialen aanwezig zijn in betonpuin. Op zich hoeft die hoeveelheid niet per se problematisch te zijn voor de betonproductie (zeker bij beperkte vervangingspercentages en granulaat van goede kwaliteit), maar bevorderlijk voor het imago is het allerminst. PTV 406 is echter tot stand gekomen in een tijd dat er nog geen sprake was van recyclage in beton. Ondertussen staan we al heel wat verder, ook op het vlak van normalisatie. De nieuwe Europese normen, zoals de NBN EN 12620:2008, laten alvast toe om op dit vlak strengere eisen te stellen.

 De aanwezigheid van bepaalde nadelige chemische componenten. Het betreft dan vooral de aanwezigheid van chloriden, sulfaten en potentiële alkali-silica reactiviteit. Via voorafgaand onderzoek van het granulaat (cfr.

NBN EN 12620) kunnen ook deze potentiële risico’s worden ondervangen, net zoals het voor de traditionele granulaten zou gebeuren. Aangezien puingranulaat per definitie een heterogeen materiaal is, dat verschillende

(10)

herkomsten kan hebben, dient het voorafgaand onderzoek wellicht wel anders georganiseerd te worden. Een doorgedreven acceptatiepolitiek moet echter toelaten een vrij constant en kwalitatief product te produceren. Deze vrij constante kwaliteit betekent ook dat de intrinsieke karakteristieken van het granulaat (mechanische sterkte, waterabsorptie, …) onder controle worden gehouden.

Het gebrek aan vertrouwen wordt mogelijks ook mede gevoed door de algemene toestand van de puinverwerkende sector in Vlaanderen. Er heerst zeer grote, soms oneerlijke, concurrentie tussen de bedrijven, waardoor er weinig ruimte is om te investeren in nieuwe, betere technologie die het imago van de gerecycleerde granulaten ten opzichte van de betonsector kan verbeteren.

Niet alleen is er weinig vertrouwen in het granulaat zelf, ook het beton dat met gerecycleerde granulaten is vervaardigd, wekt weinig vertrouwen op. De Belgische norm NBN B 15-001, die de Europese norm voor beton NBN-EN 206-1 aanvult, geeft bijvoorbeeld geen aanwijzingen over het gebruik van gerecycleerde granulaten in beton. Deze invulling is in Nederland wel gebeurd via de norm NEN 8005. Ook een soort ‘Code van goede praktijk’ die de mogelijkheden en eisen voor recyclagegranulaat in beton beschrijft, zoals in Nederland de CUR-Aanbevelingen en in Duitsland de DAfStB-Richtlijn, bestaat niet in België.

De verschillende BENOR-reglementen voor stortbeton (TRA 550) en betonproducten (bv. ATR100) laten wel in beperkte mate het gebruik van

gerecycleerde granulaten toe. Meer bepaald laat het TRA 550 voor stortbeton (van OCCN-CRIC) het gebruik van 20% BENOR-gekeurd betongranulaat toe in beton tot sterkteklasse C16/20, dat kan worden toegepast in omgevingsklassen E0 (niet schadelijk) en EI (binnenomgeving). In de praktijk zijn dit echter betonsoorten die weinig of niet gebruikt worden. Overige betonsoorten (bv. vanaf sterkte C20/25) kunnen geen BENOR-keurmerk krijgen indien ze gerecycleerd granulaat bevatten.

In de prefab-industrie is het zo dat de reglementen afwijkingen toelaten, bv. tot 10% vervanging van het grof granulaat door ofwel bedrijfseigen puin, ofwel extern betonpuin, maar dat dit in de praktijk weinig of niet gebeurt.

Naast beton is er de laatste tijd ook heel wat te doen rond de hydraulisch

gestabiliseerde mengsels. Dergelijke mengsels verschillen van beton, onder meer omdat ze onder een andere Europese normenreeks vallen, maar ook omwille van het toepassingsgebied en de technische eigenschappen. In 2008 werden door COPRO (TRA 21) en door CertiPro reglementen uitgewerkt om ook deze mengsels van een kwaliteitskeurmerk te kunnen voorzien.

In ieder geval is de markt voor structureel BENOR-beton met gerecycleerde granulaten zeer klein of zelfs onbestaande, vooral aangezien het BENOR- keurmerk door opdrachtgevers en architecten vaak wordt gevraagd als een soort kwaliteitsborging, zowel in overheidswerken als in privéwerken. Er is dus een beperkte markt beschikbaar, wat het niet economisch rendabel maakt voor puinverwerkende bedrijven om te investeren in meer hoogstaande kwaliteit. Dit is een vicieuze cirkel, aangezien het gebrek aan kwaliteit van het puingranulaat een van de grootste argumenten is om het niet toe te laten in beton.

De overheid neemt ook niet altijd haar voorbeeldfunctie op. Openbare opdrachtgevers laten vaak het gebruik van gerecycleerde granulaten in

hoogwaardige toepassingen niet toe. De toepassing van gerecycleerd granulaat in

(11)

beton beperkt zich dan ook tot een beperkt aantal piloot- en/of demonstratieprojecten.

Voorloperlanden: uitgewerkt kader voor recycling in beton en praktijk

Uit de analyse van de stand van zaken in zogenaamde ‘voorloperlanden’

Nederland, Duitsland, Denemarken en Noorwegen kan men een aantal lessen trekken:

 Elk van deze landen heeft een goed uitgewerkt normatief en regelgevend kader voor gebruik van gerecycleerde granulaten in structureel beton. De Europese normen voor granulaten (EN 12620) en beton (EN 206-1) zijn telkens aangevuld met nationale documenten waarin de voorwaarden voor het gebruik van gerecycleerde granulaten zijn beschreven. Voor Nederland wordt verwezen naar de NEN 8005 – Beton en NEN 5905 – Granulaten alsook naar CUR-Aanbevelingen 80 en 112 (resp. gebruik van

mengpuingranulaat en betonpuingranulaat in beton). Voor Duitsland bestaat het normatief kader uit DIN 1045-2 voor beton en DIN 4226-100, Deel 100:

Granulaten voor beton & mortel – gerecycleerde granulaten, aangevuld met de DAfStB-Richtlinie ‘Beton met gerecycleerde granulaten’, 2004.

Deze documenten staan meestal een bepaald vervangingspercentage toe (tot 20 – 50 %) zonder dat aan de overige regels voor betonsamenstelling of –berekening iets dient te veranderen.

 Ondanks het uitgewerkte normkader bestaan er grote verschillen tussen de landen onderling wat betreft de praktische implementatie van

recyclagebeton. In Noorwegen en Denemarken is het zo dat er relatief weinig bouw- en sloopafval (BSA) wordt geproduceerd, en dat deze ‘kleine’

hoeveelheid bij voorkeur naar toepassingen in de wegenbouw of

aanvullingen gaat. In Noorwegen wordt zelfs nog een hoeveelheid gestort. In deze landen is, net zoals in Duitsland, een grote voorraad aan primaire granulaten beschikbaar, die sowieso niet kan worden vervangen door secundaire materialen. Er is dus geen echte drijfveer om gerecycleerde granulaten hoogwaardig in te zetten.

In Duitsland wordt er echter wel jaarlijks 2.4 miljoen ton gerecycleerd granulaat voor beton geproduceerd*. Ook in Nederland wordt recycling van granulaten in beton meer en meer frequent toegepast. De 20%-

vervangingsregel (meng- en betonpuin, grove fractie, ≥ 4 mm) is reeds sinds 1990 via de NEN 6720 ‘Technische grondslagen voor bouwconstructies TGB – Voorschriften beton – Constructieve eisen en rekenmethoden (VBC 1190)’ in voege. Ook in de VBT (Voorschriften Betontechnologie NEN 5950) en de norm voor granulaten werden bepalingen opgenomen. Via de CUR- Aanbevelingen zijn meer dan 20% vervanging door menggranulaat (sinds 2001) en sinds 2007 is ook 50% vervanging door betongranulaat zonder aanpassing der rekenregels of een hoger vervangingspercentage door betongranulaat, mits aanpassen van regels voor krimp, kruip, etc.

toegestaan. In totaal zou meer dan 750.000 ton gerecycleerd granulaat naar betonproductie gaan. Dit komt omdat in Nederland hoogwaardig recycleren

* Het is niet volledig duidelijk of dit cijfer inclusief of exclusief ‘met cement gestabiliseerde mengsels en mager beton’ is.

(12)

meer noodzakelijk is door gebrek aan stortplaats en primaire materialen enerzijds en een verwachte verzadiging van de funderingsmarkt op basis van een scenarioanalyse anderzijds.

 Vlaanderen bevindt zich wat noodzaak voor recyclage betreft tussen Nederland en de andere bestudeerde landen in. Er is een grote productie van primaire granulaten voor de bouwsector (geschat op 30 miljoen ton, voornamelijk in Wallonië) aan de ene kant, maar aan de andere kant is Vlaanderen een dichtbevolkte regio waar storten van inert BSA niet kan of mag. Het BSA moet dus worden gerecycleerd. De Vlaamse sector van puinverwerkende bedrijven is wel vragende partij om een verschuiving teweeg te brengen naar andere toepassingen dan de klassieke funderingen in de wegenbouw, waarbij zij vooral de intrinsieke waarde van hun

granulaten (geschikt voor betonproductie) willen vertaald zien in een economische waarde. Of een verschuiving tot meer recyclage zal leiden, is niet zeker. Momenteel is er in België (of Vlaanderen) immers geen zicht op de toekomstige stromen of hoeveelheden die zich aandienen. Ook de huidige afzetmarkten zijn niet goed in kaart gebracht. Een verschuiving naar hoogwaardige toepassingen past dus in een optimalere recyclage en de realisatie van meerdere recyclingcycli en niet zozeer in meer recyclage.

 Ook in de zgn. voorloperlanden wordt nog een aantal barrières ervaren.

In Nederland geldt specifiek dat:

 Er nog een verschil is tussen praktijkervaring en een uitgewerkt

regelgevend, technisch kader. De CUR-Aanbeveling 112 voor toepassing van betongranulaat is gebaseerd op onderzoek, maar de praktische implementatie en het opdoen van ervaring zijn nog in volle gang.

 De betongranulaatmarkt wordt afgeroomd door voorschrijvers die liever dit materiaal in onder- en funderingen gebruiken in plaats van mengpuin.

Daarbij geldt ook dat extra investeren in productie van granulaat voor beton op dit moment niet interessant genoeg is wegens een

funderingsmarkt (‘puinhonger’) die nog te aantrekkelijk is.

In de andere onderzochte landen worden ook de meer klassieke barrières voor hoogwaardige inzet aangekaart, met name:

 Het prijsverschil tussen rijkelijk aanwezige primaire granulaten en arbeidsintensieve gerecycleerde granulaten voor beton

 Gebrek aan vertrouwen in gerecycleerde granulaten door de heterogeniteit van de afkomst van het materiaal.

Aanbevelingen

Onderstaande bevindingen en aanbevelingen komen voort uit het hier beschreven onderzoek en de interviews met de betrokken actoren uit de bouwsector. Deze aanbevelingen weerspiegelen niet noodzakelijk de mening van de OVAM. Er wordt ingegaan op een aantal elementen:

- de noodzaak om gerecycleerde granulaten hoogwaardig in te zetten - creëren van vertrouwen in gerecycleerde granulaten voor hoogwaardige

toepassing

- creëren van vertrouwen in beton geproduceerd met gerecycleerde granulaten

- ondersteuning van de praktijk via overheidsstimuli en andere maatregelen

(13)

Noodzaak hoogwaardige inzet van gerecycleerde granulaten

In eerste instantie dient een keuze gemaakt te worden over de noodzakelijkheid van het stimuleren van de hoogwaardige afzet. De vraag kan worden gesteld of het vanuit maatschappelijk oogpunt (met aandacht voor milieu, maatschappij en economie) noodzakelijk is dat in Vlaanderen betongranulaat in structureel beton wordt toegepast. Een aantal elementen kunnen in deze afweging een rol spelen:

 recycleren van betongranulaat in beton zorgt voor een cradle-to-cradle benadering. Het zogenaamde ‘down-cycling’ van beton naar granulaat voor de wegenbouw wordt stopgezet.

 zal de huidige afzetmarkt voor gerecycleerde granulaten, in casu de wegenbouwmarkt, verzadigd raken of niet? Duidelijke cijfers op dit vlak ontbreken. Zo is bijvoorbeeld ook niet bekend hoeveel primair granulaat nog wordt gebruikt in toepassingen waar even goed gerecycleerd granulaat kan worden gebruikt. In tweede instantie is er ook geen zicht op welke

puinfracties (hoeveelheid + samenstelling) in de toekomst zullen ontstaan.

Indien men een beleidskeuze gebaseerd op cijfers wil maken, dienen deze cijfers eerst te worden verzameld. De vraag kan worden gesteld of het wenselijk is dat puingranulaten worden toegepast in beton, terwijl primaire granulaten nog worden gebruikt in mager beton, funderingen of zelfs onderfunderingen. Eventueel verdient het aanbeveling om na te gaan of alternatieve toepassingen, zoals in de waterbouw (cfr ‘klimaatdijken’ – VMR) een oplossing kunnen bieden.

 Er dient mogelijkerwijze een keuze gemaakt betreffende het ambitieniveau van hoogwaardige recycling. Op basis van een scenario- en stromenanalyse kan eventueel worden bepaald waar de meeste ‘winsten’ kunnen worden behaald voor Vlaanderen. Binnen deze scenario’s dienen volgende

elementen aan bod te komen: on-site vs. off-site recycling (op werven en in de wegenbouw), focus op mengpuin of betonpuin en hun

toepassingsgebied, eventuele vervangingspercentages die moeten worden toegelaten in beton, opportuniteiten in markten die nog door primaire granulaten worden ingenomen, economische situatie puinverwerkende bedrijven, ….

Op dit moment zijn bovenstaande afwegingen moeilijk te maken bij gebrek aan duidelijke cijfers over het huidige en toekomstige aanbod en de mogelijke

afzetmarkten. Er bestaat geen algemeen monitoringsysteem waaruit cijfers kunnen worden gepuurd die bruikbaar zijn om het beleid bij te sturen. Een belangrijke aanbeveling voor elk beleid is dat het bij voorkeur dient gebaseerd te zijn op duidelijke maar ook voldoend gedetailleerde cijfers. De nodige gegevens dienen te worden verzameld bij de verschillende federaties of via een marktstudie, bij voorkeur onder bevoegdheid van de overheid. De keuzes wat betreft beleid en eventuele sturing zijn uiteraard ook te maken door de overheid in overleg met de betrokken actoren uit het bedrijvenveld.

Om een degelijk ‘stromenbeleid’ te voeren is het noodzakelijk dat goed cijfermateriaal omtrent huidige stromen (zowel productie als afzet) alsook toekomstige verwachtingen beschikbaar is. Dit laat toe om op beleidsniveau de juiste keuzes en afwegingen te maken.

Op basis van deze cijfers kunnen dan onderbouwde acties ondernomen worden om bepaalde stromen in bepaalde (toepassings)richtingen te

(14)

sturen. Deze ‘sturing’ kan dan zowel richting hoogwaardig, bestaande toepassingen of alternatieve circuits gebeuren.

Vertrouwen in betongranulaat verhogen

Om een goed beton te maken, zijn kwalitatieve granulaten vereist. Gezien er op dit moment in Vlaanderen geen echte kwaliteitsstandaard voor gerecycleerde

granulaten voor beton bestaat, kan ook het beton gemaakt met deze granulaten niet het nodige vertrouwen genieten.

De implementatie van NBN EN 12620:2008 kan op relatieve korte termijn hier verandering in brengen, aangezien deze norm specifieke regels betreffende gerecycleerde granulaten bevat. De aangeboden classificatie is evenwel uitermate complex en niet aangepast aan de lokale omstandigheden. Een mogelijke piste is dan ook dat er op deze basis een nieuwe classificatie voor puingranulaten wordt gedefinieerd, die vervolgens ook de basis vormt voor een kwaliteitscertificatie.

Hierbij dient in ieder geval te worden opgemerkt dat het aanbeveling verdient dit initiatief in alle eenheid op te starten en op te volgen. De betrokken partijen (puinbrekende bedrijven, verschillende certificatie-instellingen (CRIC, COPRO, CertiPro, …) alsook de betonproducerende bedrijven) dienen in overleg een algemeen aanvaarde situatie te creëren.

Een voorbeeld van deze aanpak kan men terugvinden in Nederland, waar de BRBS (Branchevereniging Recycling Breken en Sorteren) en de VOBN (brancheorganisatie van de betonmortelindustrie) samen een type-productblad hebben opgesteld waarin de eisen voor betongranulaat voor gebruik in beton (met 50%v vervangen grove fractie) zijn opgelijst.

De ‘granulaten voor beton’ kunnen worden bekomen op basis van doorgedreven acceptatie bij de breker, projectmatige recycling en/of voldoende

installatietechnische knowhow om het granulaat uit te zuiveren. Allicht zal een combinatie van de drie zich opwerpen. In ieder geval is het van groot belang dat doorgedreven selectief slopen en het maken van afspraken doorheen de keten (tussen sloper, breker en betonproducent) worden gestimuleerd. Indien immers de afkomst van het puingranulaat bekend is en deze stroom op te volgen blijft

doorheen het verwerkingsproces tot aan de betonproductie, zal het vertrouwen in het product stijgen.

De te nemen initiatieven zijn grotendeels de verantwoordelijkheid van de puinverwerkende sector zelf. Een belangrijk gegeven hierbij is de betrokkenheid van de verschillende actoren binnen deze keten. Afspraken zullen moeten worden gemaakt tussen slopers, brekers en eventueel ook betonproducenten. De hele keten moet zich inspannen om het kwalitatief betonpuin te verwerken tot granulaten voor beton (met de nodige kwaliteitsgaranties), die ook hun afzet moeten kunnen vinden. De piste van een ‘ketenbeheersysteem’, dat ook door de OVAM wordt ondersteund, dient verder uitgewerkt te worden. Ook het

‘eenheidsreglement’, specifiek voor de brekerbedrijven, is een belangrijke stap naar een betere praktijk in de sector.

De overheid heeft wel een belangrijke rol te spelen in het verplichten van de doorgedreven selectieve sloop en de naleving van deze eventuele verplichting, aangevuld met het eventuele bijsturen van bepaalde BSA-stromen (afleiding van

(15)

betonpuin voor onderfunderingen en funderingen naar hoogwaardiger toepassingen).

Er komt bij voorkeur een afdoende kwaliteitsstandaard en controlesysteem waardoor betongranulaat kan worden gecertificeerd als

‘geschikt voor beton’. Hiertoe moeten vooral de parameters ‘fysische verontreiniging’, ‘chemische verontreiniging’, en intrinsieke karakteristieken (‘waterabsorptie’, ‘volumieke massa’, ‘mechanische eigenschappen van het granulaat’) te voldoen aan vooropgestelde (strenge) waarden, naast de klassieke eisen voor granulaten voor beton (korrelverdeling etc.).

Het initiatief hiertoe ligt bij de puinverwerkende sector. Medewerking van de beton- en certificatiesector is zeker wenselijk. De manier waarop het kwaliteitsvolle betongranulaat kan worden bekomen is nog nader te bepalen: doorgedreven acceptatiepolitiek, projectmatig werken of investeren in verdergaande zuiveringstechnieken of een combinatie van deze benaderingen.

In ieder geval verdient ook het aspect selectieve sloop (met aandacht voor de betonkwaliteit) de nodige aandacht, ook vanuit overheidswege.

Vertrouwen in beton met gerecycleerd granulaat bestendigen

Een groot struikelblok voor het algemeen gebruik van gerecycleerde granulaten in beton is het gebrek aan vertrouwen in structureel recyclingbeton en daaraan gekoppeld het ontbreken van een degelijke kwaliteitsgarantie dat dit vertrouwen kan opkrikken.

Er wordt in de Belgische norm voor beton NBN B 15-001 niets expliciet over gebruik van gerecycleerde granulaten gezegd. In Nederland, Duitsland, Noorwegen en Denemarken zijn wel normen of normaanvullende documenten verschenen die het gebruik van gerecycleerde granulaten omschrijven. De

betonnorm bevat er een expliciete verwijzing naar gerecycleerde granulaten, en op granulaatniveau zijn eisen betreffende granulaat voor beton in de betreffende norm opgenomen. Aanvullend zijn er technische richtlijnen of aanbevelingen (bv. van CUR in Nederland en DAfStB in Duitsland die verdere vervangingspercentages en toepassingsdomeinen beschrijven).

Er is op BENOR-niveau een wel een invulling gebeurd van gebruik van gerecycleerde granulaten in beton (TRA 550 – Stortbeton, ATR’s voor

prefabproducten), maar vergeleken met buurlanden Duitsland en Nederland gaan deze richtlijnen niet ver. Er dient ook te worden opgemerkt dat het BENOR- gebeuren in wezen vrijwillig van aard is. In de Belgische bouwsector is het

voorschrijven van BENOR-producten echter zeer goed ingeburgerd, waardoor het marktbepalend is. Het normatieve en regelgevend kader dient dus verder

uitgewerkt te worden, eventueel naar buitenlands voorbeeld.

Naast het toelaten van een bepaald vervangingspercentage in ‘conventioneel beton’ kan men ook voor een aantal welomschreven applicaties (die nog nader te definiëren zijn, een mogelijk voorbeeld is funderingsbeton) de mogelijkheid uitwerken om tot een hoger vervangingspercentage te gaan.

(16)

De basis voor kwaliteitsborgingssystemen en toepassingsdocumenten wordt doorgaans gevormd door normen. Het is zo dat de Vlaamse recyclingsector en de Vlaamse overheid bevoegd voor afvalmateries niet of nauwelijks voeling hebben met het normatief gebeuren op nationaal en Europees niveau. Dit ligt mogelijk aan het KMO-gehalte van de bedrijven in Vlaanderen, die dikwijls de middelen

ontbreken om tijd en geld in dergelijke initiatieven te steken.

Daarnaast zijn er in België ook andere, regionale belangen die worden verdedigd op federaal niveau. Vlaanderen is een regio die veel bouw- en sloopafval

recycleert, terwijl in Wallonië veel natuurlijke granulaten worden ontgonnen, wat soms tot een andere visie kan leiden. Ook zijn er in Vlaanderen drie verschillende verenigingen/federaties actief die brekerbedrijven groeperen. Dit komt de eenheid in de sector vermoedelijk niet ten goede, waardoor ook eventuele lobbypogingen mogelijks niet voldoende gecoördineerd verlopen.

Acties die de OVAM in dit gebied kan ondernemen zijn:

- Stimuleren van de puinverwerkende sector om actief deel te nemen aan het normalisatieproces.

- Stimuleren van normalisatie via participatie van Vlaamse

overheidspersoneelsleden en –actoren in de normalisatieactiviteiten.

- Gezien productbeleid een federale materie is, kan de OVAM via contacten met de bevoegde overheid (Belgisch Instituut voor Normalisatie – FOD

Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu – Dienst productbeleid) kijken wat er mogelijk is op nationaal wetgevend niveau inzake gerecycleerde granulaten.

- Eventueel kan het initiatief worden genomen om op Vlaams of Belgisch niveau een technische richtlijn, die de bestaande normen en richtlijnen zou aanvullen, uit te werken om het gebruik van puingranulaten in beton (incl. voorwaarden, toepassingsgebieden, technische eisten, controle van de prestaties) te ondersteunen.

In ieder geval is naast een basisdocument/richtlijn ook nood aan een uitgewerkt kwaliteitsborgingssysteem voor recyclagebeton. Er wordt in het midden gelaten of dit systeem moet worden geïntegreerd in het huidige, bestaande systeem (BENOR) of dat er een apart systeem dient uitgewerkt te worden (eventueel op initiatief van de puinverwerkende sector). In ieder geval dienen alle betrokken partijen akkoord te zijn over de gang van zaken en het document. Dit

basisreglement kan dan dienen om via één of meerdere controle-instanties de kwaliteitsborging op het beton met gerecycleerde granulaten uit te voeren.

Er dient wel over te worden gewaakt dat de kwaliteitsborging effectief haalbaar blijft. De eisen en verplichtingen opgelegd door wetgeving, normalisatie en certificatie vereisen voor een complex materiaal als beton reeds een behoorlijke hoeveelheid kennis en investering bij de operationele bedrijfsvoering van de betonbedrijven. Werken met gerecycleerde granulaten laat de graad van complexiteit (en dus ook de controle daarop) enkel toenemen.

Een bijkomend element bij het ontbreken van normen en een kwaliteitsborgingskader is dat er te weinig goed gedocumenteerde voorbeeldprojecten zijn waarin wordt aangetoond (zowel in praktijk als via

proefresultaten) dat het mogelijk is om verder te gaan dan wat de huidige normen en reglementen in België op dit moment toelaten. Bouwprojecten waarin beton met

(17)

een hoger vervangingspercentage of met hogere sterkte en/of andere

omgevingsklassen wordt gebruikt, die bv. door WTCB, SECO en/of OCCN-CRIC worden opgevolgd kunnen als basis dienen om het vertrouwen in deze

betonsoorten op te krikken en vervolgens ook de reglementen breder te openen.

Eventueel kunnen dergelijke (ambitieuze) proefprojecten worden gestimuleerd/ondersteund vanuit de overheid.

De bestaande normatieve en regelgevende referenties dienen verder te worden uitgewerkt naar meer hoogwaardige toepassingen. Er dient een aanvullend document te komen waarin duidelijk wordt omschreven in welke toepassingen gerecycleerd granulaat kan worden gebruikt (omgevingsklassen, sterkteklassen, toepassingsdomein, vervangingspercentage) en welke eisen aan de granulaten worden gesteld. Ook in de praktijk kunnen de prestaties van recyclingbeton nog beter worden gedemonstreerd en gedocumenteerd, via pilootprojecten.

Meer algemeen dient ook de input van de recyclingsector in het normalisatiegebeuren te worden gestimuleerd.

Een normatief/regelgevend document kan ook de basis vormen voor kwaliteitscertificatie, die bij voorkeur gebeurt op basis van een eenheidsreglement dat door alle betrokken partijen wordt aanvaard.

Indien de kwaliteit van het beton met gerecycleerde granulaten kan worden gewaarborgd, kan ook in standaard- en typebestekken een opening worden gecreëerd.

Dit hele proces mag de overheid echter niet tegenhouden haar voorbeeldrol uit te spelen en nu al de stap naar recyclingbeton te zetten.

Ondersteuning van de praktijk

Bovenstaande elementen rond normalisatie en kwaliteitsborging moeten toelaten dat ook in overheidswerken gerecycleerd beton kan worden gebruikt. Indien de kwaliteit van zowel granulaten als het beton dat met de gerecycleerde granulaten wordt geproduceerd voldoende kan worden gewaarborgd, kunnen de bestaande type- en standaardbestekteksten worden aangepast of uitgebreid, waarna het vertrouwen van de markt zal volgen. Het verdient ook aanbeveling een typetekst rond gebruik van gerecycleerde granulaten op te stellen die bij aanbestedingen kan worden gebruikt.

De vraag stelt zich of het kwalitatief goede wegenbeton dat wordt opgebroken en doorgaans ter plaatse in de fundering/onderfundering wordt gerecycleerd met behulp van een mobiele breker niet beter kan worden afgevoerd naar een vaste breekinstallatie, ten einde er daar granulaten voor beton mee te maken. Dit verhoogt de verzekerde aanvoer van kwalitatief betonpuin. Daarentegen genereert deze gang van zaken extra transport, wat vanuit milieuoogpunt nadelig is. Dit werd al aangekaart in § 4.2.1. Hierbij dient ook te worden opgemerkt dat in Nederland ook mengpuin wordt toegelaten als grondstof voor beton en dat, bij gebrek aan voldoende goed betonpuin, ook mengpuin een kans verdient voor toepassing in beton.

(18)

Ook opleiding, opvolging van bestaande voorbeeldprojecten (onder meer in functie van de duurzaamheid in de tijd, kosten-batenanalyse, disseminatie van informatie) en het opstellen van typeteksten (bv. voor architecten) kunnen de praktijk

ondersteunen.

Eventueel kan met recyclingbeton op een aantal nichemarkten worden gemikt. Er kunnen dan een aantal typische toepassingen worden gedefinieerd voor beton met gerecycleerde granulaten (bv. funderingsbeton, …) waarvoor de betontechnische eisen iets lager liggen dan beton voor balken, kolommen etc.

De versnippering van bevoegdheden wordt door verschillende actoren in de sector als een knelpunt ervaren. Doordat verschillende overheidsdiensten enkel (moeten) denken vanuit hun eigen bevoegdheid, is het niet eenvoudig om tot een goede samenwerking en goed gedefinieerde gezamenlijke doelstellingen te komen.

Om bedrijven die gerecycleerde granulaten meer financiële ademruimte te geven, zodat ze kunnen investeren in zuiverings- en betontechnologie en knowhow, is het nog steeds noodzakelijk om de bestaande regelgeving afdoende te handhaven om oneerlijke concurrentie tegen te gaan. Dit is blijkbaar niet eenvoudig, gezien hiervoor niet voldoende middelen beschikbaar zijn of ter beschikking gesteld kunnen worden.

Opvolging van bestaande voorbeeldprojecten om de duurzaamheid in de tijd na te gaan van gerecycleerd beton. Eventueel kunnen nieuwe demonstratieprojecten worden aangewend om de praktijk aan te zwengelen (of meer zichtbaar & wetenschappelijk onderbouwd te maken).

De piste kan worden nagegaan of via wetgeving of typedocumenten bepaalde stromen kunnen worden bijgestuurd. Ook kunnen een aantal nichemarkten (zoals massabeton) worden geïdentificeerd waarin gerecycleerd beton een kans krijgt.

Streven naar een betere samenwerking tussen de verschillende overheidsinstanties die met de inzet van gerecycleerde granulaten te maken hebben, is aan te bevelen.

De algemene situatie op de puinbrekermarkt kan nog worden verbeterd via verhoogde handhaving.

(19)

Dit hoofdstuk geeft een stand van zaken rond het gebruik van gerecycleerde granulaten in Vlaanderen. Dit houdt enerzijds in dat een kort overzicht wordt gegeven van de productie en de typische aanwending van de gerecycleerde granulaten in Vlaanderen anno 2008. Daarnaast wordt ook aangegeven wat de mogelijkheden van de verschillende types gerecycleerde granulaten zijn op basis van hun technische karakteristieken, bestaand wetenschappelijk onderzoek en praktische voorbeelden (demonstratie- en proefprojecten in binnen- en buitenland), en dit zowel voor de wegenbouw als voor de bouwsector in het algemeen.

Deze stand van zaken wordt samengevat in een ‘matrix’ (zie Bijlage) voor de types gerecycleerde granulaten zoals ze zijn opgenomen in het VLAREA.

 Betongranulaat

 Menggranulaat

 Metselwerkgranulaat

 Niet-teerhoudend (frees)asfaltpuingranulaat en teerhoudend asfaltpuingranulaat

Waar mogelijk wordt ook onderscheid gemaakt tussen de zandfractie (zeefzand en brekerzand) en de grove fractie.

1.1 De markt van gerecycleerde granulaten

Om een beeld te krijgen van de hoeveelheid gerecycleerde granulaten die jaarlijks wordt geproduceerd, is men aangewezen op de cijfers afkomstig van COPRO vzw over de jaarlijkse hoeveelheid gecertificeerde granulaten. Gegevens over de productie gecertificeerd door CertiPro vzw zijn niet bekend. In 2007 werden in totaal 9.7 miljoen ton puingranulaten gecertificeerd door COPRO.

Vaste locatie Mobiele installatie

Betonpuin 2,725,089 t 1,735,929 t

Mengpuin 3,178,259 t 1,136,904 t

Metselwerkpuin 460,240 t 235,394 t

Asfaltpuin 452,724 t 200,616 t

Zeefzand (beton en mengpuin) 1,474,473 t 524,794 t

Zeefzand (asfaltpuin) 13,499 t 24,001 t

Overigen (mengelingen) 258,008 t 17,738 t

Totaal 8,562,292 t 3,875,376 t

[Cijfers Jaarverslag COPRO 2007]

Brekerzand wordt bij de respectievelijke puinsoorten gerekend. Er zijn geen aparte cijfers voor beschikbaar. Doorgaans wordt door de installaties immers een product met korrelmaten 0/D geproduceerd. Daarnaast wordt een deel van het puin op een vaste locatie gebroken door mobiele installaties (2.7 miljoen ton), wat een zekere overlapping veroorzaakt van de cijfers in beide kolommen. In totaal werd ongeveer 1.14 miljoen ton puin op bouw- en sloopwerven gebroken onder het COPRO- certificaat.

1 Gebruik van gerecycleerde granulaten

in Vlaanderen

(20)

Figuur: Hoeveelheid puingranulaat jaarlijks onder COPRO-certificaat geproduceerd [COPRO vzw, Jaarverslag 2007]

Wanneer men de cijfers van COPRO betreffende de totale hoeveelheid

puingranulaat die jaarlijks gecertificeerd wordt, bekijkt, valt een duidelijke stijgende trend op. Verklaringen voor deze trend zijn allicht:

 Een betere implementering van de regelgeving (VLAREA), waardoor almaar meer fracties en tonnages onder het COPRO-certificaat worden

geproduceerd.

 Een toegenomen bouwactiviteit (een stijgende conjunctuur in de laatste jaren)

Het is op dit moment niet duidelijk hoe groot de invloed van de conjunctuur is, en of er eventueel andere elementen zijn die ervoor zorgen dat de totale hoeveelheid puingranulaat blijft toenemen. Er zijn in Vlaanderen immers geen echte

scenariostudies beschikbaar waarin prognoses worden gemaakt omtrent stromen die in de toekomst zullen vrijkomen. Het is dan ook niet eenvoudig te voorspellen of er de komende jaren een toename zal zijn van de totale productie. Ook zijn er geen cijfers verzameld in het verleden die een gedetailleerd overzicht geven van de verschillende afzetmarkten van puingranulaten.

Gezien het merendeel van de gerecycleerde granulaten zijn weg vindt naar de wegenbouwsector (zie hieronder), kan bovenstaande grafiek aanleiding geven om te veronderstellen dat deze wegenbouwmarkt verzadigd zal geraken. Er komen schijnbaar almaar meer gerecycleerde granulaten op de markt, terwijl de activiteit op de wegenbouw- en infrastructuurmarkt misschien niet even hard stijgt of zal stijgen. Hierover bestaat evenwel geen duidelijkheid. Navraag bij de producenten van gerecycleerde granulaten leert immers dat al het puingranulaat voorlopig zonder problemen in de wegenbouw kan worden afgezet, en dat er zelfs een licht

‘puintekort’ is.

Wat betreft de toepassing van deze verschillende granulaattypes kan men stellen dat precieze afzetgegevens ontbreken. Noch de bedrijven die puin breken noch de overheid houden gegevens bij over de afzetmarkt van de producten. Er kan dus niet worden nagegaan hoeveel ton van een bepaalde soort puingranulaat in mager beton, fundering of onderfundering terecht komt. Een algemeen beeld kan wel worden gegeven op basis van informatie verkregen bij brekerbedrijven:

(21)

 Mengpuin wordt voor 100% in de wegenbouwachtige toepassingen gebruikt (funderingen, onderfunderingen, …) in bouw en wegenbouw. Een recente ontwikkeling is dat het mengpuin het betonpuin verdringt bij de toepassingen

‘Type IA en IIA gebonden funderingen’.

 Het merendeel van het betonpuin wordt ook in wegenbouwachtige toepassingen (mager beton, gebonden en ongebonden funderingen,

onderfunderingen) aangewend. Volgens een ruwe schatting wordt maximaal 5% van het betonpuin nu reeds in betontoepassingen aangewend.

 Metselwerkpuin is een kleine fractie (rond de 500.000 ton). Wegens gebrek aan goede afzetmarkt, trachten de breekbedrijven deze fractie te beperken, meestal wordt dit soort granulaten mee verwerkt in het mengpuin.

 Zeefzand wordt voornamelijk in ophoging en aanvulling toegepast. Volgens verschillende bronnen binnen de brekersector kan wel zandcement worden gemaakt van zeefzand, maar dit wordt tot op heden niet toegestaan in overheidwerken door het SB 250. De nieuwe toepassingsreglementen voor hydraulisch gebonden mengsels (van COPRO en CertiPro) zorgen ervoor dat zeefzand wel in zandcement kan worden gebruikt. Het is echter niet duidelijk hoe groot deze markt op dit moment is. Er is over het algemeen wel een overschot aan zeefzand.

 Het brekerzand gaat op dit moment naar wegenbouwtoepassingen en wordt als aanvulling of eventueel in grof zandcement gebruikt.

 Het asfaltpuin vindt op dit moment misschien wel het eenvoudigst afzet. Het asfalt van goede kwaliteit komt in aanmerking voor warm hergebruik

(ongeveer de helft van het beschikbare asfaltpuin). De andere helft wordt gebruikt in onderfunderingen en funderingen.

De volgende paragrafen 1.2 en 1.3 geven een overzicht van de

toepassingsmogelijkheden van gerecycleerde granulaten in respectievelijk de wegenbouw in het bijzonder en de bouwsector in het algemeen, waarbij vooral de toepassing in beton aan bod zal komen.

1.2 Puingranulaten in de wegenbouw

1.2.1 Het standaardbestek 250 (v 2.1)

Het standaardbestek 250 voor de wegenbouw is een van de weinige typebestekken in Vlaanderen waarin verschillende toepassingen voor

gerecycleerde granulaten zijn gedefinieerd. Het SB250 wordt ook in privéwerken vaak gebruikt als referentie om bestekken op te maken, ook voor gebouwen en structuren en is dus ook relevant binnen paragraaf 1.3 die over deze sectoren spreekt. Daarom wordt het SB250, laatste versie, hier als basis gebruikt om aan te geven wat anno 2008 de gangbare (en toegelaten) toepassingen zijn voor

gerecycleerde granulaten.

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen ‘zand’ en ‘granulaten’ in de

onderstaande tabellen. Het is zo dat een aantal ‘hoogwaardige toepassingen’, zoals het gebruik van gerecycleerde granulaten in toplagen en verhardingen niet toegelaten is, zoals blijkt uit onderstaande tabellen.

(22)

Toepassing in SB 250 Technische vereisten opgelegd

Zeefzand Breekzand

Be

tonbree k-zand

Aanvulling & ophoging Milieuhygiëne (dit geldt ook voor alle andere

toepassingen)

X X X

Zand voor draineringen Korrelverdeling,

(Methyleenblauw MBF), glauconiet

X X

Zand voor onderfunderingen Korrelverdeling, f16, MBF, X X Zand voor schraal beton voor

wegfunderingen & funderingen van gebouwen en kunstwerken

SC (kalkachtige stoffen), CC (Cl--ionen), korrelverdeling, f10, MBF

X X

Zand voor zandcement f22 X X

Zand voor bitumineuze mengsels Korrelverdeling, fijne deeltjes (f & MB), PSV

X X Zand voor drainerende funderingen

van zandcement

Vulstofgehalte <3%, fijnheidsmodulus CF

X X Zand voor cementbeton voor

wegenwerken

CA (Cl--ionen), korrelverdeling, f3, zandequivalent a, PSV

X

Zand als vulmateriaal voor steenslagfunderingen

Korrelverdeling,

methyleenblauwwaarde

X Zand voor straatlagen van

bestratingen van betonstraatstenen en betontegels

Korrelverdeling,

methyleenblauwwaarde

X

Zand voor voegvulling van bestratingen

Korrelverdeling & fijne deeltjes X Zand voor cementbeton voor

gebouwen en kunstwerken

Korrelverdeling, fijne deeltjes, [SB250 - Gerecycleerd zand en mogelijke toepassingen]

(23)

Toepassingsmogelijkheden van gerecycleerde granulaten in het SB 250:

Aanvulling

&

ophoging

Onderfundering Niet- continue fundering

Continue fundering

Schraal beton voor funderingen

Bitumineuze mengsels

Cementbeton voor wegverhardingen en lijnvormige elementen

Cementbeton voor kunstwerken

en gebouwen Eisen opgelegd

aan de granulaten Opm:

Milieuhygiëne is voor alle toepassingen vereist

Korrelverdeling, f4

f4, FI35, C50/10,

LA35

f4, FI35, C50/10, LA40 of LA50

f2, LA40 Natuursteenslag, GC85/20, f4 (2/4 en 4/6,3) en f1,5 (andere),

FI20, LA15 of LA35

(landbouwwegen), PSV50

Natuursteenslag

Metselwerkpuin X X

Mengpuin X X X

(gebonden) X

Betonpuin X X X X X

Asfaltbetonpuin X X

Niet-teerhoudend

asfaltpuin X (max. 30%) X(1) X(2)

Teerhoudend asfaltpuin

AGC-(3) fundering

(1) met cement als toevoegsel behandeld, toevoeging van 15-20% zand ter verbetering van de granulometrie

(2) maximaal 50% van de totale massa aan bindmiddel (oud+nieuw) is afkomstig van het gerecycleerde asfaltpuingranulaat.

(3) Asfaltgranulaatcementfundering

(24)

Naast het SB250 zijn er op normatief en certificatiegebied enkele recente ontwikkelingen, die allicht op termijn opgenomen zullen worden in het SB 250.

Vanaf 2008 is het mogelijk hydraulisch gebonden mengsels voor funderingen en onderfunderingen te laten certificeren. Zowel CertiPro als COPRO hebben hiervoor een reglement opgesteld, verwijzend naar de Europese normenreeks NBN EN 14227 – Hydraulisch gebonden mengsels (2004) (met als meest relevante onderdelen 1-Cementgebonden korrelige materialen, 2-Met slakken gebonden mengsels, 3-Met vliegas gebonden mengsels, 5-Met hydraulisch wegbindmiddelen gebonden mengsels):

 COPRO: TRA 21 – Toepassingsreglement voor hydraulisch gebonden mengsels van korrelige materialen, betreffende de toepassingen: met toevoegsels behandelde steenslagfundering, fundering van ternair mengsel, zandcementfundering, fundering van vliegas-kalkmengsels, fundering van vliegas-cementmengsels en fundering van schraal beton.

 CertiPro: Lastenboek gestabiliseerde mengsel op basis van gerecycleerde granulaten. De behandelde eindproducten in dit document zijn:

Soort Norm

Gestabiliseerd zand lastenboek

Schraal beton SB 250

28-C8/10 NBN EN 14227-1

28-C12/15 NBN EN 14227-1

28-C16/20 NBN EN 14227-1

steenslagfundering type IA en type IIA SB 250 v 2.1 hoofdstuk V pag. 17 [CertiPro: Lastenboek gestabiliseerde mengsels op basis van gerecycleerde granulaten, mei 2008]

COPRO heeft verklaard dat de toepassing van mager beton tot sterkte C16/20 op 28 dagen buiten het toepassingsdomein van de TRA 21 valt, gezien deze

betonsoort reeds wordt gedekt binnen het TRA 550 voor Beton, dat door het OCCN-CRIC wordt opgevolgd. De bovengrens verschilt dus bij COPRO &

CertiPro.

De link met deze nieuwe elementen is in het SB 250 nog niet gemaakt, maar dit zou op termijn in het standaardbestek worden opgenomen.

1.2.2 Technisch mogelijke toepassingen niet opgenomen in het SB 250

In bovenstaande tabellen worden de toepassingen aangeduid die op dit moment reeds zijn toegestaan binnen het SB 250 en de technische eisen die worden opgelegd. Hieruit mag blijken dat er al een groot aantal toepassingsmogelijkheden voor gerecycleerde granulaten in de wegenbouw bestaat. De praktijk bewijst ook dat het gebruik van secundaire producten in de wegenbouw intussen goed ingeburgerd is.

Onderstaande paragrafen geven een overzicht van eventuele bijkomende mogelijke toepassingen in de wegenbouw waarin gerecycleerde granulaten en zanden zouden kunnen worden toegepast (en onder welke omstandigheden en voorwaarden). Focus ligt hierbij op het ‘upgraden’ van gerecycleerde materialen, dus op mogelijkheden voor het gebruik in meer hoogwaardige toepassingen.

(25)

Dit overzicht is gebaseerd op een studie van het OCW in opdracht van de VVS vzw: ‘Literatuurstudie over de toepassingsmogelijkheden van puingranulaten in de wegenbouw’, april 2004. Het doel van deze studie was om de

mogelijkheden van puingranulaten in de verf te zetten bij mogelijke opdrachtgevers (zoals de overheid). De studie geeft de resultaten van een aantal onderzoeks- en voorbeeldprojecten weer en duidt ook op mogelijke beperkingen. In voorliggende studie zijn vooral de belangrijkste conclusies uit het studiewerk van het OCW overgenomen. Voor verdere details wordt naar de eigenlijke studie van OCW in opdracht van VVS vzw verwezen.

OCW en VVS zijn op dit moment bezig met een studie binnen het kader van het Onderzoekscomité van het Grindfonds Limburg, waarbij de literatuurstudie wordt geüpdatet en aangevuld met het aanleggen van proefvakken (in

recyclingbetonverharding voor fietspaden).

1.2.2.1 Zeefzand

Zeefzand gaat op dit moment naar aanvulling en ophoging. Er zijn een beperkt aantal ervaringen met brekerzeefzand als toepassing in zandcement die allen positief zijn: de vereiste druksterkte wordt gehaald (> 5.0 MPa na 28 dagen), maar over het algemeen met een hoger cementgehalte (9-11% voor zeefzand ipv 5-8%

voor zandcement met natuurlijk zand).*

Naast ‘brekerzeefzand’ bestaat er ook ‘sorteerzeefzand’, dat volgens onderzoek van de CROW (Nederland) in de meeste gevallen niet geschikt is voor toepassing in zandcement.*

L. De Bock van het OCW stelt in een interview dat gebruik van zeefzand voor zandcement technisch mogelijk is, maar dat de toepassing ervan vooral afhankelijk zal zijn van wat de eisen zijn op het eindproduct. Een perfect vlak afgewerkte laag vereist bv. zeer fijne granulaten (‘echt zand’), waar bij zeefzand een risico bestaat op grovere stukken (tot 15 mm). Het zeefzand zal dus kwalitatief goed genoeg moeten zijn, bv. door het fijner afzeven ervan of het afzeven in 2 fasen. Daarnaast zijn ook selectieve sloop en vooral de manier waarop het puin wordt opgeschept van de sloop- en opslagplaats belangrijke factoren die kunnen bijdragen tot een kwaliteitsvol zeefzand.

In een recente omzendbrief van COPRO vzw (23/09/08) wordt aangegeven dat zeefzand (puinzeefzand / sorteerzeefzand) kan worden gecertificeerd (COPRO, BENOR en CE) als ‘zeefzand overeenkomstig de granulaatnormen EN 12620 of 13242 voor hoogwaardiger gebruik in beton en andere hydraulisch gebonden mengsels volgens TRA 21’. Zeefzand dat enkel voldoet aan het VLAREA voor gebruik in of als bouwstof voor toepassingen in een werk, kan enkel onder COPRO-certificaat worden geleverd, niet onder BENOR- of CE-markering. In dit laatste geval wordt in feite enkel uitspraak gedaan over de milieuhygiënische kwaliteit van het zeefzand, wat maakt dat het enkel toepasbaar is in aanvullingen en ophogingen. De toepassing van het zeefzand dient duidelijk te worden vermeld op de afleveringsdocumenten.

* CROW publicatie 88 ‘Zeefzand’, Stichting Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, water- en wegenbouw en de verkeerstechniek, Ede, augustus 1994

(26)

1.2.2.2 Brekerzand

Puinbrekerzand (fractie 0/4) zou kunnen worden gebruikt als vervanger van natuurlijk zand in betonmengsels (indien het voldoet aan de eisen die worden gesteld aan granulaten voor beton, bv. NEN 5905 in Nederland). In Nederland, waar het gebruik wel is toegelaten, houdt dit in dat het zand moet gewassen zijn en voldoende materiaal afkomstig van gebroken beton is.*

Vervanging tot 50% van de fijne fractie is mogelijk zonder dat verwerkbaarheid van de betonspecie al te zeer in het gedrang komt. Door de variabele absorptie van water door het puinbrekerzand is de exacte W/C-factor niet duidelijk vast te stellen.

Bij hogere vervangingspercentages neemt krimp toe en nemen de sterkte- eigenschappen van het beton af.*

Brekerzand kan in principe nu al gebruikt worden in zandcement. Er moet bij gebruik van brekerzand in cementgebonden mengsels altijd rekening worden gehouden met de aanwezigheid van schadelijke bestanddelen (organische stoffen) die de binding met cement verstoren, alsook met een hoger gehalte cement om de vereiste druksterkte te bereiken. Daarnaast is er ook een grotere waterbehoefte bij toepassing van het materiaal in schraal beton.

1.2.2.3 Metselwerkpuin

Metselwerkpuin in de strikte zin van het woord vormt een beperkte fractie in Vlaanderen. Meestal proberen breekinstallaties metselwerkpuin mee te verwerken in het mengpuin. Door de lagere mechanische sterkte van het metselwerkpuin zijn de toepassingsmogelijkheden van het materiaal eerder beperkt. Zo heeft

metselwerkpuingranulaat bv. een LA-coëfficiënt die varieert rond 40-45% doorval.

Daarom wordt een deel van het metselwerkpuin, dat niet in het mengpuin kan worden verwerkt, mogelijk niet via de geëigende breekinstallaties verwerkt.

Hierover bestaan echter geen gegevens.

In Nederland gebruikt men metselwerkpuingranulaat als ongebonden funderingsmateriaal voor licht belaste terreinen (oa. parkeerplaatsen).

In Nederland kan door het gebruik van metselwerkpuin als funderingsmateriaal onder asfaltverhardingen in plaats van ‘zand in zandbed’ de asfaltdikte van de verhardingsconstructie worden verminderd. In Vlaanderen wordt het zandbed niet gebruikt als fundering, zodat dit ‘alternatief’ om asfaltdikte uit te sparen hier minder relevant is.

Uit Nederlands onderzoek blijkt dat puur metselwerkpuingranulaat wegens zijn geringe stijfheid weinig bijdraagt aan de constructieve waarde van een

asfaltverharding. Echter, men kan het metselwerkpuin wel als werkvloer onder een asfaltverharding bovenop het zandbed aanwenden, wegens betere

verdichtingsmogelijkheden en een constantere dikte van de eerste asfaltlaag.

Volgens de Nederlandse instellingen CUR en CROW is goed gegradeerd

metselwerkpuingranulaat 4/32 geschikt als grindvervanger in (wegenbouw-)beton (10-20 % v/v) (om beton van sterkteklasse B35 te bekomen). Voorwaarden

hiervoor zijn wel dat men het metselwerk niet aan het oppervlak toepast en het niet in contact met dooizouten laat komen.

* Cementgebonden secundaire materialen in de wegenbouw, CROW, Ede, September 1998. Deel 5:

Bouw- en sloopafvalzanden

Secundaire bouwstoffen voor de wegenbouw, CROW-publicatie 143, Ede, november 1999

[“Resten zijn geen afval (meer) – deel Puingranulaten, CROW-publicate 12, Ede, oktober 1988”]

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

(iii) to indicate the problems associated with the guidance process,with special emphasis on the integration of the different instruments used in the guidance

Om deze reden is het in het kader van bewezen sterkte interessant om na te gaan welke zware zuidwesterstormen er na 1976 in het Markermeer zijn geweest en de golfcondities van toen

Het onderzoek in de Deltagoot met ingegoten Noorse steen is enerzijds uitgevoerd voor het bepalen van de stabiliteit van de bekleding op de dijk Eemshaven - Delfzijl, maar

Onder deze regionale instellingen werden per provincie gezondheidsondernemingen Helseforetakene (Norwegian Health Enterprises) opgericht die de medische instellingen in hun

Trade (FIT) kan in die zin nooit verantwoordelijk gesteld worden voor gebeurlijke foutieve vermeldingen, weglatingen of onvolledigheden in deze publicatie. FIT

1) Oliebedrijven die operatoren en/of licenties hebben voor producerende olie- en gasvelden of voor velden onder ontwikkeling. Petroleum licenties worden door de Noorse

Door enorme druk van rivaal discounters zoals Kiwi (NorgesGruppen) en Rema 1000 (Reitangruppen) werden in maart 2008 alle Lidl-winkels overgenomen door Reitangruppen en

Voor het achtste achtereenvol- gende jaar geeft souvenirswin- kel Groeten uit IJmuiden deze prachtige fotokalender uit, met elke maand een foto van een herkenbaar en typisch