WERKBLAD
Buigen of barsten
ANTWOORDEN
TEGEL 1: HET GERAAMTE VAN EEN MENS
Vraag 1: Waar of niet waar?
Zet een kruisje bij het goede antwoord.
Stelling Is het waar of niet?
Een ander woord voor ‘geraamte’ is
‘skelet’.
✔ waar ☐ niet waar Voorin je schouder zit het sleutelbeen. ✔ waar ☐ niet waar In de hand zitten veel grote botten. Zo
kun je je handen op allerlei manieren gebruiken.
☐ waar ✔ niet waar
Vraag 2: Waarom hebben we een geraamte?
Zet een kruisje bij het antwoord dat niet klopt.
Waarom hebben we een geraamte? Antwoord
Een geraamte beschermt de organen. A ☐
Een geraamte heeft geen specifieke functies. B ✔ In het binnenste van de botten wordt bloed gemaakt. C ☐
Vraag 3: Wat is het verschil tussen een scharnier-, rol- en kogelgewricht?
Schrijf het antwoord op.
Een scharniergewricht kan maar twee kanten op draaien. Een rolgewricht kan zich vrijer bewegen en een kogelgewricht beweegt het meest vrij.
WERKBLAD
Buigen of barsten
Vraag 4: Waar zitten de botten?
Pak je kleurpotloden of je viltstiften. Kleur de botten: schedel (rood), ruggenkolom (blauw), ribbenkast (lichtgroen), schouderblad (oranje), ellepijp (geel), bekken (paars), knieschijf (donkergroen). Kleuren maar!
WERKBLAD
Buigen of barsten
TEGEL 2: GEBROKEN BOTTEN
Vraag 1: Hoe zou jij het vinden om in een ambulance naar het ziekenhuis te moeten?
Schrijf het antwoord op.
eigen antwoord
Vraag 2: Wat voor foto kan van een voet gemaakt worden, om te kijken of er iets mis is?
Zet een kruisje bij het goede antwoord.
Wat voor foto kan van een voet gemaakt worden, om te kijken of er iets mis
is? Antwoord
MRI-scan A ☐
laserfoto B ☐
röntgenfoto C ✔
WERKBLAD
Buigen of barsten
TEGEL 3: ZIJN ALLE SKELETTEN HETZELFDE?
Vraag 1: Schrijf tenminste twee dieren op met een uitwendig skelet.
Schrijf het antwoord op.
kever, slak, kreeft, lieveheersbeestje, spin, mossel
Vraag 2: Hetzelfde of niet?
Deze skeletten zien er op het eerste gezicht heel verschillend uit: een mens en een paard.
Kijk goed naar de afbeelding van het skelet van de mens. Teken de overeenkomsten bij het paard, in de goede kleuren.
WERKBLAD
Buigen of barsten
Vraag 3: Wat is een ‘exoskelet’?
Schrijf het antwoord op.
Dat is een uitwendig harnas die de zachte delen van het lichaam te beschermt.
Vraag 4: Wat is waar over ongewervelde dieren?
Vul de woorden in op de goede plek in de zin.
Gebruik de woorden: ongewervelden - weekdieren - zee - neteldieren - kleiner - wormen - rugwervels.
Ongewervelden zijn dieren zonder rugwervels. Bekende groepen ongewervelden zijn de
weekdieren, wormen en ‘neteldieren’. Ongewervelde dieren kun je ook op het vaste land, maar ook in de zee vinden. Ongewervelde dieren zijn vaak een stuk kleiner dan
gewervelde dieren.
WERKBLAD
Buigen of barsten
TEGEL 4: HEFBOMEN
Vraag 1: Wat is een hefboom?
Zet een kruisje bij het goede antwoord.
Wat is een hefboom? Antwoord
Dat is een wip waarmee je veel kracht kunt zetten, zonder dat het veel
kracht kost. A ✔
Dat is een wip waarmee je veel kracht kunt zetten, maar het kost wel veel
kracht. B ☐
Dat is een tandem waarmee je veel kracht kunt zetten, zonder dat het kracht
kost. C ☐
Vraag 2: Bekijk het plaatje. Is dit een soort hefboom? Waarom wel of niet?
Schrijf je antwoord op.
Ja, dit is een soort hefboom. Je kunt met de
hefboombeweging meer kracht zetten om het gewicht op en neer te halen.
WERKBLAD
Buigen of barsten
TEGEL 5: KATROLLEN
Vraag 1: Wat is een katrol?
Zet een kruisje bij het goede antwoord.
Wat is een katrol? Antwoord
een wieltje waar een touw overheen loopt en waarmee je makkelijk dingen
kunt optillen A ✔
een heleboel tandwielen achter elkaar B ☐
een soort hefboom C ☐
Vraag 2: Hoe werkt een katrol?
Teken dit hieronder.
De kinderen kunnen hier een katrol tekenen, waarbij ze duidelijk aangeven in welke richting de touwen bewegen.
WERKBLAD
Buigen of barsten
TEGEL 6: TANDWIELEN
Vraag 1: Hoe werkt een tandwiel?
Omcirkel de goede woorden.
Een tandwiel is een wiel met allemaal tandjes aan de voorkant / zijkant. Vaak zijn
tandwielen verbonden met elkaar. Als het ene tandwiel gaat draaien, draait een ander tandwiel ook / brengt het ene tandwiel het andere tandwiel tot stilstand. Zo komt energie / kracht vrij.
Vraag 2: Op je fiets zitten twee tandwielen die ervoor zorgen dat je wielen gaan draaien en dat je vooruitkomt. Er zit een tandwiel bij je trappers en een tandwiel bij je
achterwiel. Welk tandwiel is het grootst bij een gewone fiets?
Schrijf je antwoord op en leg uit.
Bij een gewone fiets is het tandwiel bij je trappers groter dan het tandwiel bij je
achterwiel. Op die manier hoef je niet zo heel veel kracht op je trappers te zetten om je achterwiel toch hard te laten draaien.
WERKBLAD
Buigen of barsten
TEGEL 7: EEN LICHAMELIJKE BEPERKING
Vraag 1: Waar of niet waar?
Kruis het goede antwoord aan.
Stelling Waar of niet waar?
De tweede stelling vervangen door: Een meervoudige beperking is hetzelfde als een verstandelijke beperking.
☐ waar ✔ niet waar
Een verstandelijke beperking zit ook in het lichaam.
☐ waar ✔ niet waar
Vraag 2: Welke oorzaken zijn er voor een lichamelijke beperking?
Schrijf je antwoord op.
Dit kan door een ongeluk of een ziekte gebeuren. Je kunt ook direct bij je geboorte lichamelijk beperkt zijn.
WERKBLAD
Buigen of barsten
TEGEL 8: BLIND OF DOOF
Vraag 1: Leg het verschil uit tussen iemand die een bril draagt, een slechtziende en een blinde.
Schrijf je antwoord op.
Iemand die een bril draagt, ziet vaak met bril alles weer goed. Dat geldt niet voor een slechtziende: die zit met bril nog steeds niet zo goed. Een blinde ziet nog minder of helemaal niets.
Vraag 2: Hoe praten kinderen op een dovenschool met elkaar?
Zet een kruisje bij het beste antwoord.
Hoe praten kinderen op een dovenschool met elkaar? Antwoord
Ze praten in gebarentaal. A ☐
Ze praten met hun stem. B ☐
Ze praten met gebarentaal en hun stem. C ✔
WERKBLAD
Buigen of barsten
Vraag 3: Welke woorden kun jij vinden?
Zoek woorden die iets met blind of doof zijn te maken hebben. Ze kunnen alle kanten op staan!
Zoek de woorden: blind, doof, slechtziend, slechthorend, beperking, lichamelijk.
B L I N D H T E A C T P
N D N E I Z T H C E L S
H T D F J O I D V B R E
S R W E S D F O V B N L
S L E C H T H O R E N D
B N M C X Q IJ F X R T Y
F O B E P E R K I N G Z
H G K IJ L E M A C H I L
WERKBLAD
Buigen of barsten
TEGEL 9: EEN VERSTANDELIJKE BEPERKING
Vraag 1: Waar of niet waar?
Zet een kruisje bij het goede antwoord.
Stelling Is het waar of niet?
Het syndroom van Down is een verstandelijke handicap.
✔ waar ☐ niet waar Het syndroom van Down krijg je door een
ongeluk of ziekte.
☐ waar ✔ niet waar
Kinderen met het syndroom van Down kunnen niet leren.
✔ waar ☐ niet waar
Vraag 2: Welk woord hoort bij wat?
Trek lijnen. Let op: soms mag je bij een woord twee lijnen trekken.
Beperking of niet? Trek de lijn. Wat?
1. verstandelijk beperkt 1. Denken gaat
moeilijker 1 en 2. normale basisschool
2. niet verstandelijk beperkt 1. speciale basisschool
1. syndroom van Down
WERKBLAD
Buigen of barsten
Vraag 3: Denk jij dat het goed is dat kinderen met een beperking naar een ‘normale’
school gaan of juist niet?
Schrijf je antwoord op en leg het goed uit.
eigen antwoord
WERKBLAD
Buigen of barsten
TEGEL 10: HULPMIDDELEN VOOR SLECHTZIENDEN EN BLINDEN
Vraag 1: Welke woorden horen op de puntjes?
Vul de woorden in op de goede plek in de zin.
Als je naar de oogarts moet, kijk je of jouw oog nog wel goed werkt en niet ziek is. Bij de
opticien kun je een nieuwe bril uitkiezen en ook testen of jouw ogen nog wel goed werken.
Vraag 2: Wat is braille?
Zet een kruisje bij het goede antwoord.
Wat is braille? Antwoord
schrift met puntjes, waardoor slechtzienden en blinden kunnen lezen A ✔ schrift met streepjes, waardoor slechtzienden en blinden kunnen lezen B ☐
laptop waarop slechtzienden en blinden kunnen lezen C ☐
Vraag 3: Wat mag iemand die blind is van een blindengeleidehond verwachten?
Schrijf de antwoorden op.
Nummer Een blinde mag verwachten dat zijn blindengeleidehond...
1 ...de blinde om obstakels kan leiden.
2 ...stopt voor allerlei soorten afstapjes.
WERKBLAD
Buigen of barsten
Vraag 4: Stel: je kunt niet goed zien of je bent blind. Zou je dan een blindengeleidehond willen of liever een stok?
Schrijf je antwoord op en leg het goed uit.
eigen antwoord
WERKBLAD
Buigen of barsten
TEGEL 11: HULPMIDDELEN VOOR SLECHTHORENDEN EN DOVEN
Vraag 1: Schrijf zoveel mogelijk hulpmiddelen op die je kunt gebruiken als je (bijna) doof bent.
Schrijf het hieronder op.
Bijvoorbeeld:
- gehoorapparaat - cochleair implantaat - tolk
Vraag 2: Wat is een ‘cochleair implantaat’?
Zet een kruisje bij het beste antwoord.
Wat is een ‘cochleair implantaat’? Antwoord
een apparaat waarmee mensen die doof zijn, kunnen horen A ✔ een implantaat in het hoofd van iemand die doof is, maar dat niet te zien is B ☐
een hoortoestel aan de buitenkant van het oor C ☐
WERKBLAD
Buigen of barsten
TEGEL 12: DE PARALYMPICS
Vraag 1: Schrijf zoveel mogelijk hulpmiddelen op die je kunt gebruiken als je niet goed kunt lopen.
Schrijf het hieronder op.
Bijvoorbeeld:
- een prothese - rolstoel
Vraag 2: De sportster uit het filmpje heeft blades en kunstbenen. Wat is het verschil?
Wanneer gebruikt ze wat en waarom?
Schrijf het hieronder op.
De kunstbenen zien er uit als normale benen, die gebruikt ze als ze niet sport. Op die manier valt het niet zo op dat ze geen onderbenen heeft. De blades lijken niet op normale benen. Ze veren mee, waardoor ze heel geschikt zijn om er mee te hardlopen.