Reflectiekaart
3.2.1.2. Een explorerende en experimenterende aanpak tonen om meer te weten te komen over de natuur.
Omschrijf wat kinderen volgens jou moeten kennen en kunnen
Wat moeten ze kunnen/kennen:
de kinderen stellen gerichte vragen ifv de waarneming
de kinderen verkennen en kiezen materialen i.f.v. het experiment (vb : loeppotjes,meetmateriaal, identificatiekaarten,
fotomateriaal,..)
de kinderen bevragen elkaar, de leerkracht of een andere bron
de kinderen formuleren hypothesen
de kinderen kunnen materialen correct hanteren
de kinderen verwoorden de handelingen en de inzichten bekomen na het handelen
de kinderen toetsen de hypothesen af
de kinderen komen tot besluit en leggen het vast
Wat ga je evalueren?
1. het proces dat de kinderen doorlopen :- Het kind komt spontaan of via onderzoeksvraag tot handelen met de aangereikte materialen.
De leerkracht observeert of de kinderen een goede onderzoekshouding heeft: vb
* materialen op de juiste manier kunnen gebruiken.
* de houding van het kind bij het onderzoek
* dieren, planten, zwammen, gesteenten, weerselementen, lichaamsdelen, - organen, … juist
kunnen benoemen * elkaar durven bevragen
* zoekkaarten, bronnenkaarten,… correct hanteren
* informatie uit bronnen halen (vb natuurboekjes, zoekkaart, …) * voorspellen (mogelijke hypothesen)
* besluit dat geformuleerd of getekend wordt bij onderzoekjes 2.het product dat tot stand komt door de kinderen door vb:
- de kinderen tonen en vertellen wat ze hebben ontdekt aan de leerkracht of klasgenoot
-de kinderen tekenen wat het heeft ontdekt
Reflectiekaart
Hoe ga je evalueren?
Via een onderzoekskaart en observatie door de leerkracht : onderzoekskaart doorloopt 6 stappen1.wat is de onderzoeksvraag (deze wordt door de kinderen gesteld) vb Volgende onderzoeksvragen zouden kunnen komen van de kinderen : Heeft een slak poten of niet?, Heeft een plant water nodig/licht/aarde nodig? , Welke materialen drijven/zinken?, Op welke materialen kleeft een magneet?, Welke materialen zijn sterk/niet sterk?, Op welke materialen kan een kind staan?, Wat eten kippen/slakken/…wel of niet?, Welke
uitwerpselen zijn van welk dier?, Welke sporen/voetafdrukken zijn van welk dier?, Van welke plant is deze bloem?, Van welke boom is dit blad?, Wat zit er in het vruchtje van de boom?, Wat zit er in de boom/stam?...
2.Wat is er nodig? (de leerkracht of de kinderen kiezen materialen die de kinderen nodig hebben om te komen tot experimenteren en exploreren)
*planten : identificatiefiches, bronnenkaarten, loeppotjes, schopjes, fototoestel, meetlinten, meetmateriaal, tekengerief, krijtbordje,…
*dieren : identificatiekaarten, bronnenkaarten, loeppotjes, schopjes, fototoestel, verrekijker, tekengerief, krijtbordje, insektenzuiger, microscoop,…
*lichaamsdelen : hier is geen experiment mogelijk, wel identificatiekaarten, bronnenkaarten, fotomateriaal, een ineensteekbare pop, informatieve boeken,…
*hemellichamen : hier is geen experiment mogelijk, wel fotomateriaal, pictogrammen van de zon en de maan, bronnenkaarten, informatieve boeken,…
*natuurlijke verschijnselen : magneten, fotomateriaal, bronnenkaarten, identificatiekaarten, materiaal rond drijven en zinken, stollen en smelten,…
*hygiëne : hier is geen experiment mogelijk, wel bronnenkaarten, stappenplannen,…
*veiligheid : hier is geen experiment mogelijk, wel bronnenkaarten, identificatiekaarten, fotomateriaal, filmmateriaal,…
*omgaan met ziekten : hier is geen experiment mogelijk, identificatiefiches, fotomateriaal,…
3.formuleren van hypothesen : Wat is het antwoord op mijn vraag?, Welk is het mogelijk resultaat dat de kinderen verwachten? (visualiseren van de hypothese)
4.stappen die de kinderen doorlopen tijdens het experiment : De leerkracht bespreekt met de kinderen hoe het experiment kan worden uitgevoerd en visualiseert de stappen
5.de kinderen toetsen de hypothesen af (vergelijken wat ik heb ontdekt met stap drie na het experiment?)
6.wat hebben we ontdekt, de kinderen formuleren of tekenen een besluit (kleuters en eerste lj leggen het mondeling vast, vanaf het tweede leerjaar gebeurt dit schriftelijk)
vb:- een fotokader die ze zelf moeten invullen of tekenen -een fotoboek, seizoensboek aanvullen,..
-een dierenpaspoort invullen -een syntheseplaat aanvullen -een herbarium maken -…
Wat ga je hiervoor gebruiken?
Dit hangt af van de onderzoeksvraag. We hanteren zeker onderstaande onderzoekskaart
De leerkracht zoekt het nodige materiaal, ook materiaal dat niet bruikbaar is : leerkracht en/of kinderen maken hieruit een keuze.
vb Wat eet een mier? Kinderen hebben de keuze uit:
- concreet materiaal: spiegels, plexi-glas, vergrootglazen,loeppotjes, fotomateriaal …
-onderzoekskaarten - observatiekaarten
- een informatief boekje over mieren
Wie ga ik laten
evalueren?
De leerkracht.
Wanneer ga ik evalueren?
Na een periode van oefenen waarin we leren onderzoekskaarten te gebruiken, waarbij leerlingen hun explorerende en experimenterende aanpak kunnen tonen.
Welke leeftijdsgroep
ga ik evalueren?
Vastleggen van deze algemene vaardigheid gebeurt op het einde van de derde kleuterklas.In de eerste graad van de lagere school wordt deze vaardigheid herhaald
Opdracht 1
Onderzoekskaart:
experimenteren en exploreren Wat is onze vraag?Welk materiaal hebben we nodig?
Welk antwoord denken we op de vraag te bekomen?
(hypothese stellen)
Welke stappen zetten we? (met begeleiding van de leerkracht)
We tekenen onze verschillende stappen.
1
2
Wat ontdekten we? (hypothese aftoetsen)
Wat hebben we geleerd?
De magneet kleeft op de ijzeren kast,
…
Observatiekaart
: experimenteren en exploreren Welke leerlingen kennen welke problemen?Knelpunten bij…: Datum: Datum: Datum: Datum: Datum:
Kan de juiste materialen hanteren op de juiste manier.
Kan hypothese stellen voor experiment.
(vanaf 1elj, eventueel ook bij oudste kleuters) Volgt de stappen in het
stappenplan.
Kan hypothese aftoetsen na experiment.
(vanaf 1elj, eventueel ook bij oudste kleuters.) Kan tot resultaat komen.
Kan resultaat verwoorden.
Het experiment faalt bij het kind.