• No results found

Fluitenberg, Begraafplaats Zevenberg (Dr.) Steentijd- en IJzertijdbewoning in Fluitenberg. Steekproef-rapport /02

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Fluitenberg, Begraafplaats Zevenberg (Dr.) Steentijd- en IJzertijdbewoning in Fluitenberg. Steekproef-rapport /02"

Copied!
48
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Fluitenberg,

Begraafplaats Zevenberg (Dr.)

Steentijd- en IJzertijdbewoning in Fluitenberg

Deel1: Het inventariserende onderzoek

Steekproef-rapport 2007-02/02

(2)

Fluitenberg, Begraafplaats Zevenberg (Dr.) Steentijd- en IJzertijdbewoning in Fluitenberg Deel 1: Het inventariserende onderzoek Een onderzoek in opdracht van de Gemeente Hoogeveen

Steekproefrapport 2007-02/02 ISSN 1871-269X

Auteurs: drs. E. Schrijer, drs. W. de Neef &

drs. A. Vissinga

Seniorarcheoloog: drs. E. Schrijer

Foto’s en tekeningen zijn gemaakt door de Steekproef bv, tenzij anders vermeld.

© De Steekproef bv, Zuidhorn, oktober 2007 Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt zonder bronvermelding.

De Steekproef bv aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek.

De Steekproef bv

Archeologisch Onderzoeks- en Adviesbureau Hogeweg 3

9801 TG Zuidhorn

telefoon 050 - 5779784

fax 050 - 5779786

internet www.desteekproef.nl

e-mail info@desteekproef.nl

kvk 02067214

(3)

Inhoud Samenvatting

Het bureau- en booronderzoek 3

1. Inleiding 4

1.1 Aanleiding en doel 4

1.2 Locatie en administratieve gegevens 5

2. Bureauonderzoek 6

2.1 Bronnen 6

2.2 Resultaten bureauonderzoek 7

2.3 Archeologisch verwachtingsmodel en advies 16

3. Veldonderzoek 18

3.1 Doel van het veldonderzoek 18

3.2 Plan van aanpak 18

3.3 Resultaten veldonderzoek IVO-Overig 21

3.3.1 Resultaten van het zuidelijk deelgebied 21

3.3.2 Resultaten van het noordwestelijk deelgebied 23 3.3.3 Resultaten van het noordoostelijk deelgebied 23

4. Waardering en selectie na het booronderzoek 26

5. Conclusie en advies van het bureau- en booronderzoek 29

Het proefsleuvenonderzoek 31

6. Doel en onderzoeksvragen 32

7. Plan van Aanpak 32

8. Resultaten 35

8.1 Sporen en structuren 35

8.2 Profielen 39

8.3 Vondsten 40

9 Waardering en selectie na het proefsleuvenonderzoek 41 10 Conclusies en advies van het proefsleuvenonderzoek 43 Bijlage 1: boorstaten en beschrijvingen volgens NEN 5104

Bijlage 2: PvE IVO-P

(4)

Samenvatting

In opdracht van de Gemeente Hoogeveen zijn voor plangebied Begraafplaats Zevenberg, ten noordoosten van het dorp Fluitenberg, een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek middels boringen, gevolgd door proefsleuven uitgevoerd. Deze onderzoeken hebben geleid tot het uitvoeren van een opgraving en een archeologische begeleiding. Aanleiding van het onderzoek vormt de voorgenomen aanleg van een begraafplaats in het plangebied.

Tijdens het bureau- en booronderzoek kwam vast te staan dat de bewonings- geschiedenis van Fluitenberg in ieder geval terug gaat tot in de ijzertijd.

Aansluitend is een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd waarin werd aangetoond dat zich duidelijk herkenbare sporen in de C-horizont aftekenden. Uit de definitieve opgraving bleek dat er in het gebied ten tijde van het Mesolithicum jagers en verzamelaars verbleven binnen het plangebied. In de midden-ijzertijd is hetzelfde gebied nogmaals bewoond geweest, getuige de vondst van een aantal huisplattegronden, een waterkuil en spiekers. Tot slot is de ontgraving van het terrein voor de aanleg van de Begraafplaats Zevenberg archeologisch begeleid.

Tijdens deze begeleiding kwam nog een aantal structuren en haardkuilen aan het licht. In totaal hebben de onderzoeken zes huisplattegronden, circa 50 spiekers, een waterkuil, een uitgebreid karrenspoor en 64 haardkuilen opgeleverd.

Het voorliggende rapport - deel 1 - behandelt de resultaten van de eerste drie onderzoeken: het Bureauonderzoek, het Booronderzoek en het

Proefsleuvenonderzoek. De Opgraving en de Archeologische Begeleiding worden in het volgende rapport - deel 2 - behandeld. In deel 2 komen de sporen en

structuren, materiaalcategorieën en de synthese van het totale onderzoek

uitgebreid aan de orde. In het voorliggende deel wordt daarom minder uitgebreid aandacht besteed aan deze onderdelen.

(5)

Figuur 1. Fluitenberg, Begraafplaats Zevenberg. Het onderzoeksterrein is zwart omlijnd. Eén kaartbladvak is gelijk aan 1 km² (Bron: ANWB, 2004. Topografische Atlas Drenthe 1:25000.

ANWB bv, Den Haag). De aanleg van de begraafplaats Zevenberg zal in twee fasen plaatsvinden. Het voorliggende rapport behandelt de eerste fase, het zuidelijke deel van de begraafplaats Zevenberg.

(6)

3

Het bureau- en booronderzoek

(7)

4 1. Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

In opdracht van Gemeente Hoogeveen, vertegenwoordigd door

dhr. H. van der Velde, is eind februari 2007 gestart met een archeologisch

bureauonderzoek voor het plangebied Begraafplaats Zevenberg, ten noordoosten van het dorp Fluitenberg, gemeente Hoogeveen (Figuur 1). De aanleiding voor het onderzoek is de geplande aanleg van de begraafplaats Zevenberg. Om de grond geschikt te maken voor begravingen zal de onderliggende keileemlaag moeten worden verwijderd. Door de graafwerkzaamheden die hiermee gepaard gaan zullen eventueel aanwezige archeologische waarden vernietigd worden. De aanleg van de begraafplaats zal in twee fasen worden uitgevoerd. Fase 1 behelst het zuidelijke deelgebied, Fase 2 de twee noordelijke deelgebieden. Het bureauonderzoek is uitgevoerd voor beide fasen van de aanleg van de begraafplaats.

Het doel van het bureauonderzoek is het opstellen van een archeologisch verwachtingsmodel van het gebied aan de hand van beschikbare fysisch

geografische, archeologische en historisch-geografische informatie. Op basis van het archeologisch verwachtingsmodel is een beslissing genomen ten aanzien van archeologisch vervolgonderzoek in het veld.

(8)

1 Vissinga, A., 2007. Fluitenberg, Pesse & Noordscheschut (Dr.). Een Archeologisch Bureauonderzoek.

Steekproefrapport 2006-10/03A, Zuidhorn.

5 1.2 Locatie en administratieve gegevens

Het plangebied Begraafplaats Zevenberg ligt ten noorden van Fluitenberg en heeft een oppervlakte van ongeveer 10,5 hectare (Figuur 1). Een groot deel van het terrein is ten behoeve van een eerder verschenen rapport al bestudeerd.1 De overeenkomstige gegevens zijn uit het eerdere rapport overgenomen en

aangevuld.

Het huidige plangebied is in gebruik als akkerland en ligt op een hoogte tussen 11,5 en 13,5 m boven het NAP. Op het noordoostelijke perceel staat bos.

Tabel 1. Fluitenberg, Begraafplaats Zevenberg. Administratieve gegevens van het plangebied.

Provincie Drenthe

Gemeente Hoogeveen

Plaats Fluitenberg

Toponiem Begraafplaats Zevenberg

Kaartblad 17

Coördinaten hoekpunten 227,270/528,535; 227,457/528,483; 226,953/529,064; 227,154/529,244 Bevoegd gezag Provincie Drenthe, vertegenwoordigd door W.A.B. van der Sanden Opdrachtgever Gemeente Hoogeveen, vertegenwoordigd door dhr. H. van der Velde

ARCHIS CIS-code 21227

ISSNnr. 1871 - 269X

Steekproef projectcode 2007-02/02 Geomorfologische context dekzandrug

NAP hoogte maaiveld tussen 11,5 en 13,5 m +NAP

Beheer en plaats documentatie De Steekproef bv / Noord-Nederlands Archeologisch Depot Nuis / RACM

(9)

6 2. Bureauonderzoek

2.1 Bronnen

Voor het bureauonderzoek is de bestaande relevante kennis van de onderzoeks- locatie verzameld. Daartoe zijn de onderstaande bronnen geraadpleegd.

Tabel 2: Fluitenberg, Begraafplaats Zevenberg. Geraadpleegde bronnen.

Adviesdienst Geo-Informatie. Actueel Hoogtebestand Nederland. [www.ahn.nl]

ARCHIS Informatiesysteem: Centraal Archeologisch Archief (CAA) en het Centraal Monumenten Archief (CMA) van de Rijksdienst voor Archeologie Cultuurlandschap en Monumenten (RACM)

ANWB, 2004. Topografische Atlas Drenthe 1:25000. ANWB bv, Den Haag.

Brunsting, H. 1943. Brandheuvels bij Fluitenberg, gem. Ruinen. Nieuwe Drentse Volksalmanak 61. pp. 98-100.

Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) (ROB).

Nijland, G., R.J. de Lange en J.C. Smittenberg 1982. Milieukartering Drenthe 1974-1978. III Fysische Geografie. Bijlage II:

Fysisch Geografische Kaart van Drenthe schaal 1:50000. Rapport Provinciale Planologische Dienst van Drenthe, Assen.

Sanden, W.A.B. van der, 1992. Resten van een lorica hamata uit de Fluitenberg, gem. Ruinen. Nieuwe Drentse Volksalmanak 109. pp. 156-166.

Sanden, W.A.B. van der, 2003. Terug naar Fluitenberg - over een Maliënkolder uit de IJzertijd. Palaeohistoria 45/46, pp. 363- 375.

Spek, Th., 1998. Typologie van Historische Nederzettingen in Drenthe. Ongepubliceerd manuscript.

Stichting voor Bodemkartering, 1983. Geomorfologische Kaart van Nederland 1:50000. Blad 17-18. StiBoKa, Wageningen.

Stichting voor Bodemkartering, 1991. Bodemkaart van Nederland 1:50000. Blad 17. StiBoKa, Wageningen.

Topografische Dienst 1995. Grote Provincie Atlas Drenthe 1:25000. Tweede editie. Groningen, Wolters-Noordhoff Atlasprodukties.

Uitgeverij Nieuwland, 2006. Grote Historische Topografische Atlas ±1898-1928. Drenthe 1 : 25.000. Uitgeverij Nieuwland, Tilburg.

Uitgeverij 12 Provinciën, 2006/2007. Atlas van Topografische Kaarten, Nederland 1955-1965. Uitgeverij 12 Provinciën, Landsmeer.

Versfelt, H.J. & M. Schoot, 2001. De Franse kaarten van Drenthe en de Noordelijke Kust 1811-1813. Heveskes Uitgevers, Groningen.

Versfelt, H.J. & M. Schroor, 2005. De Atlas van Huguenin: Militair-topografische kaarten van Noord-Nederland 1819-1829.

Heveskes Uitgevers, Groningen/Veendam.

Vissinga, A., 2007. Fluitenberg, Pesse & Noordscheschut (Dr.). Een Archeologisch Bureauonderzoek. Steekproefrapport 2006- 10/03A, Zuidhorn.

Wit, M.J.M. de (red.), 2002. 3.8 Hoogeveen, Fluitenberg. ARC-Rapporten 2001. ARC, Groningen. pp 81-84.

Wolters-Noordhoff Atlasprodukties, 1990.Grote Historische Atlas van Nederland deel 2: Noord-Nederland 1851-1855, schaal 1:50000. Wolters-Noordhoff, Groningen.

www.watwaswaar.nl - Oude Kadasterkaarten

(10)

2 Stichting voor Bodemkartering, 1991. Bodemkaart van Nederland 1:50000. Blad 17.

3 Stichting voor Bodemkartering, 1983. Geomorfologische Kaart van Nederland 1:50000. Blad 17-18.

4 Nijland, G., R.J. de Lange en J.C. Smittenberg 1982. Milieukartering Drenthe 1974-1978. III Fysische Geografie. Bijlage II: Fysisch Geografische Kaart van Drenthe schaal 1:50000.

5 Versfelt, H.J. & M. Schoot, 2001. De Franse kaarten van Drenthe en de noordelijke kust 1811-1813.

6 Sanden, W.A.B. van der, 2003/2004. Palaeohistoria 45/46, pp. 363-375.

7 2.2 Resultaten bureauonderzoek

Sedimentologie en bodem

Op de Bodemkaart van Nederland 1:50.000 (blad 17) is de bodem in en rondom Fluitenberg deels gekarteerd als een veldpodzolgrond met lemig fijn zand.2 De keileem begint tussen 40 en 120 cm beneden het maaiveld en is ten minste 20 cm dik (classificatie Hn23x). Het grondwater bereikt een gemiddeld hoogste stand van minder dan 40 cm en een gemiddeld laagste stand van meer dan 120 cm beneden het maaiveld (grondwatertrap V). Het andere deel bestaat uit leemarm en zwak lemig fijn zand (classificatie Hn21). Hier bereikt het grondwater een gemiddeld hoogste stand tussen 40 en 80 cm en gemiddeld laagste stand van meer dan 120 cm beneden het maaiveld (grondwatertrap VI).

Volgens de Geomorfologische Kaart van Nederland 1:50.000 (blad 17-18) ligt Fluitenberg op een relatief hooggelegen, zwak golvende grondmorene bedekt met dekzand, al dan niet met welvingen (classificatie 3L2a).3 Tevens bevindt zich in het plangebied een dekzandrug, al dan niet bedekt met een oud bouwlanddek (classificatie 3K14). In het oosten van het plangebied is een niet moerassige laagte zonder randwal aanwezig, inclusief uitblazingsbekken (classificatie 3N5).

De Fysisch Geografische Kaart van Drenthe geeft aan dat de ondergrond rondom Fluitenberg is ontstaan als een rug binnen een niveo-eolische

dekzandafzetting zonder grondmorene of premorenaal binnen 120 cm onder het maaiveld (classificatie Nr1).4

Historische Geografie

Op de Franse kaarten van Drenthe is Fluitenberg aangegeven als ‘Fleutenberg’.5 De bebouwing in deze periode (1811-1813) concentreert zich met name ten zuidwesten van het huidige dorp. Ten noorden van Fluitenberg bestaat het land uit heide en gras en is nog niet in ontwikkeling gebracht (Figuur 2).

Op Figuur 2 A is te zien dat in het plangebied heuvels liggen die worden aangegeven met de naam “Meeig Goldenberg”. Het is niet duidelijk waar deze naam vandaan komt. Dr. W.A.B. van der Sanden, provinciaal archeoloog van Drenthe, suggereert dat het een door de Duitse cartograaf Pestrup verhaspelde Drentse naam is.6 Ten noordoosten van het plangebied ligt nog een groep heuvels, aangeduid met “Dreberge”.

(11)

8

Figuur 2. Fluitenberg, Begraafplaats Zevenberg op historisch kaartmateriaal.

A. Het plangebied met rood aangegeven op uitsneden van de Franse kaarten van Drenthe uit 1811-1813 (Bron: H.J. Versfelt en M. Schroor 2001, De Franse Kaarten van Drenthe en de Noordelijke Kust 1811-1813, kaart 16. Heveskes Uitgeverij, Groningen). In het plangebied liggen heuvels - de grafheuvels - die worden aangeduid met “Meeig Goldenberg”.

B. Het plangebied op een uitsnede van de Grote Historische Atlas van Nederland uit 1851-1855 (Bron:

Wolters Noordhoff Atlasproducties 1990, Grote Historische Atlas van Nederland 1:50.000, Noord- Nederland, kaart 94. Wolters Noordhoff, Groningen).

In het plangebied zijn geen (graf)heuvels

weergegeven. Wel is het pad van Fluitenberg naar het noordoosten over het Pesser Veld getekend. Dit pad loopt door de noordelijke delen van het

plangebied.

C. Het plangebied op een uitsnede van de Grote Historische Topografische Atlas uit 1898-1928 (Bron:

Uitgeverij Nieuwland, 2006. Grote Historische Topografische Atlas ±1898-1928. Drenthe 1 : 25.000 kaart 239. Uitgeverij Nieuwland, Tilburg; verkenning 1900, kaart uit 1902). De zone bij de (graf)heuvels wordt aangeduid met “Zevenberg”.

(12)

7 Versfelt, H.J. & J.M. Schoor, 2005. De Atlas van Huguenin, Militair-topografische kaarten van Noord- Nederland.

8 Bron: www.watwaswaar.nl

9 Wolters-Noordhoff Atlasprodukties, 1990.Grote Historische Atlas van Nederland deel 2: Noord-Nederland 1851- 1855, schaal 1:50000.

Tegenwoordig liggen er nog drie grafheuvels in het noordoostelijke deelgebied.

Volgens bronnen hoorden deze in een grotere groep van ca. twintig grafheuvels.

De heuvels die weergegeven worden op de historische kaarten zijn waarschijnlijk onderdeel van deze groep. Op de historische kaarten worden de heuvels echter geen enkele maal grafheuvels genoemd. De grafheuvels worden verderop in dit rapport uitgebreid behandeld.

Op de kaarten in de Atlas van Huguenin (periode 1819-1829) is weinig

verandering te zien in de bebouwing van Fluitenberg.7 In de tussenliggende jaren (ten opzichte van de Franse kaarten) is er geen nieuwe bebouwing bijgekomen.

Figuur 3. Fluitenberg, Begraafplaats Zevenberg. Uitsnede van de kadastrale minuut van Ruinen uit 1832. Het plangebied is met rood aangegeven. (Bron: www.watwaswaar.nl).

Op de kadastrale kaarten uit 1832 staat Fluitenberg aangegeven als een klein dorp met slechts een gering aantal huizen (Figuur 3).8

Ook op de kaarten in de Grote Historische Atlas (1851-1855) is geen toename te zien van de bebouwing van Fluitenberg. Het stratenpatroon met de Schuinestraat en de Vijfhoek is al wel herkenbaar.9 De grafheuvels staan niet aangegeven op deze kaart, maar er wordt wel een pad van Fluitenberg over het Pesser Veld naar het noordoosten weergegeven.

(13)

10 Uitgeverij Nieuwland, 2006. Grote Historische Topografische Atlas ±1898-1928. Drenthe 1 : 25.000.

10

Dit pad loopt over de twee noordelijke delen - Fase 2 - van het plangebied en loopt ten noorden van de grafheuvels.

Op de Grote Historische Topografische Atlas van Drenthe (rond 1900) is te zien dat de historische bebouwing van Fluitenberg ook destijds buiten het huidige plangebied ligt.10 De huizen liggen aan de Vijfhoek en de Blikweg, op een afstand van ongeveer 70 tot 100 m ten zuiden van de kruising Schuinedijk - Vijfhoek (Figuur 2C). Het pad van Fluitenberg over het Pesser Veld richting het

noordoosten is nog aanwezig. De zone rond de grafheuvels heet op deze kaart

“Zevenberg”. Het zuidelijke gedeelte van het plangebied is weergegeven als verkavelde landbouwgrond.

Op kaart 90 van de Atlas van Topografische Kaarten Nederland, 1955-1965 (niet afgebeeld), heet de zone rond de grafheuvels “Zevenheuveltjes”. Het pad over het Pesser Veld vanaf Fluitenberg is nog aanwezig en loopt over de noordelijke delen van het huidige plangebied.

Uit de geraadpleegde historische kaarten kan geconcludeerd worden dat het huidige plangebied, voor zover bekend, niet bebouwd is geweest. Het pad over het Pesser Veld dat door de noordelijke delen van het plangebied liep, is in ieder geval tot in de tweede helft van de 20e eeuw in gebruik geweest. Tegenwoordig is alleen het noordoostelijke gedeelte van dit pad, ten noordoosten van de drie overgebleven grafheuvels, nog aanwezig.

De grafheuvels worden op geen van de historische kaarten als zodanig weergegeven. Opgravingen van een aantal van deze heuvels in de 19e en 20e eeuw hebben aannemelijk gemaakt dat het hier wel om grafheuvels gaat.

Actueel Hoogtebestand Nederland

Het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) is een gedetailleerde

hoogtebeschrijving van het maaiveldoppervlak, ingewonnen met behulp van

“remote sensing” technieken. Op de hoogtekaart (Figuur 4) is duidelijk te zien dat er binnen het plangebied grote verschillen zijn in de hoogten van het maaiveld.

Door deze informatie te combineren met bekende historische gegevens en archeologische waarnemingen kan een gespecificeerde verwachting opgesteld en bijgesteld worden.

In het plangebied Begraafplaats Zevenberg ligt een dekzandrug, al dan niet met oud bouwlanddek. Op de hoogtekaart (Figuur 4) is deze in het gehele plangebied als een rode hooggelegen zone te herkennen. In het noordwestelijke perceel is een noord-zuid georiënteerde verhoging in het landschap te zien die halverwege afbuigt naar het zuidoosten. Een deel van deze zandrug ligt hier buiten het plangebied, maar buigt verder naar het noorden terug en opnieuw het plangebied in.

(14)

11

Het pad dat is aangegeven op Figuur 2B volgt de zandrug door het noordelijke delen van het plangebied. Dit pad is nog terug te vinden in het noordoostelijke deel, in het noordwestelijke deel is het verdwenen.

Het valt op dat het zuidelijke deel van de dekzandrug een halve meter hoger ligt dan het noordelijke deel van de rug (13,29 m ten opzichte van 12,79m+NAP).

Daarnaast bestaat ook de indruk dat een gedeelte van de zandrug is vergraven. In het noordwestelijke perceel wordt de loop van de rug naar het zuiden toe

‘onderbroken’ en neemt de hoogte van 12,79m af tot 12,25m+NAP.

Dit is te zien aan de verkleuring van rood naar donker groen. In het noord- oostelijke perceel is de maximale hoogte van de zandrug 13,72 m+NAP. Hier ligt de zandrug in een bosrijk gebied. Het grote verschil in de hoogtes van de zandrug in de verschillende percelen is waarschijnlijk het resultaat van in het verleden uitgevoerde landbouwactiviteiten binnen deze agrarische percelen. Door het herhaaldelijk ploegen van de bodem is de kans groot dat de top van de zandrug afgevlakt wordt en verspreid raakt over het perceel.

Figuur 4. Fluitenberg, Begraafplaats Zevenberg. Actueel Hoogtebestand Nederland van het plangebied.

(15)

Figuur 5.

(16)

11 Brunsting, H. 1943. Nieuwe Drentse Volksalmanak. pp. 98-100.

Archeologie

Op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) heeft het plangebied een middelhoge trefkans op archeologische waarden (Figuur 5). Binnen het plangebied zijn twee terreinen met een zeer hoge archeologische waarde bekend in het Centraal Monumenten Archief (CMA) van de Rijksdienst voor

Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM). Deze terreinen bevatten de twee in de 20e eeuw gerestaureerde grafheuvels die in het noordoostelijke perceel liggen. De derde nog aanwezige grafheuvel is niet gerestaureerd en heeft geen monumentenstatus. Deze grafheuvel is slecht te herkennen in het veld.

Deze drie grafheuvels maakten deel uit van een grotere groep grafheuvels - allen brandheuvels - waarvan de overige deels door opgravingen, maar

voornamelijk door ontginningen zijn verdwenen. Een deel van deze groep grafheuvels is wel op verschillende historische kaarten terug te vinden. Deze kaarten worden eerder in dit hoofdstuk besproken.

Binnen het plangebied Begraafplaats Zevenberg zijn twee archeologische vondstmeldingen bekend in het Centraal Archeologisch Archief (CAA) van de RACM (Figuur 5). Het gaat ook hier om de melding van de restauratie van de twee van de drie brandheuvels uit de ijzertijd. Verder is in de omgeving één melding bekend. Dit betreft de vondst van een vuurstenen pijlpunt ten westen van het plangebied. Een overzicht van de bekende vondsten en terreinen in de omgeving van Fluitenberg is te vinden in Tabel 3.

Tabel 3. Fluitenberg, Begraafplaats Zevenberg. In ARCHIS vermelde vondsten in de omgeving van het plangebied (Figuur 5).

CMA/CAA-nrs. Datering Omschrijving RD-coördinaten

CMA

9571 (17C-014) 9572 (17C-015)

CAA

38376 (17CZ-21) 12181 (17CZ-1) 300068 (17CZ-12)

ijzertijd - Romeinse tijd 800 vC - 450 nC ijzertijd - Romeinse tijd 800 vC - 450 nC

ijzertijd 800 - 12 vC onbekend

Neolithicum laat - bronstijd vroeg:

2850 - 1800 vC

Grafheuvel (brandheuvel) onderdeel van 7 heuvels Grafheuvel (brandheuvel) onderdeel van 7 heuvels

Restauratie van brandheuvels

Zeven brandgrafheuvels Vuurstenen pijlpunt met weerhaken

227,190/529,070 227,180/529,030

227,100/529,025 227,200/529,000 228,000/529,000

Uit de beschikbare literatuur is duidelijk geworden dat de drie overgebleven grafheuvels deel uitmaakten van een grotere groep (gesproken wordt van

minimaal 20), verspreid over verschillende percelen in de directe omgeving11. In een krantenbericht uit 1875 valt te lezen dat tijdens graafwerkzaamheden in in ieder geval één van de heuvels gebroken urnen zijn aangetroffen met as en bot- resten als inhoud. Omschreven wordt dat de urnen rustten op een vloer van

(17)

12 Sanden, W.A.B. van der, 1992. Nieuwe Drentse Volksalmanak p. 157

13 Sanden, W.A.B. van der, 1992. Nieuwe Drentse Volksalmanak 109. pp. 156-166 &

Sanden, W.A.B. van der, 2003. Palaeohistoria 45/46, pp. 363-375.

14

keien. Verdere vondsten buiten de urnen, bot- en asresten zijn destijds - voor zover bekend - niet gedaan.

De in 1875 gevonden scherven werden in 1883 door W. Pleyte, toen conservator van de afdeling Nederlandse archeologie van het Rijksmuseum voor Oudheden te Leiden, onderzocht. Hij meldt dat er één urn gereconstrueerd werd.

Deze urn heeft een decoratie van kruisende strepen en is in het bezit van het Drents Museum te Assen. Van der Sanden dateert deze urn in de 2e/3e eeuw n.

Chr.12

Pleyte schrijft in 1883 dat in het jaarverslag van het Drents Museum uit 1875 vermeld staat dat bestuursleden van het Museum een opgraving van “20

heuvelen” bij Fluitenberg uitgevoerd hebben, maar daarbij slechts “verbrande menschen-beenderen en asch” gevonden hebben.

Prof. A.E. van Giffen van het Biologisch Archaeologisch Instituut (BAI) te Groningen liet in 1913 een proefsleuf graven door één van de heuvels, die hij

“heuvel II” noemde. De resultaten van het onderzoek zijn niet gepubliceerd.

In 1941 werd in opdracht van Van Giffen onderzoek gedaan naar nog eens zeven grafheuvels bij Fluitenberg, omdat ze door ontginningswerkzaamheden zouden verdwijnen. Onder leiding van H. Brunsting van het BAI werden zeven grafheuvels, genummerd I t/m VII, opgegraven. Van Giffen maakte een situatieschets van de grafheuvels bij Fluitenberg, waarop twaalf heuvels aangegeven staan.

In heuvel III werd een bijzetting opgegraven met aardewerk uit de Romeinse periode en in heuvel I werd een rechthoekige kuil gevonden met daarin resten ijzer. Deze 25 fragmenten ijzer werden in 1990 nader onderzocht door het Drents Museum. Na schoonmaken bleken ze te bestaan uit met elkaar verbonden

ringetjes - in sommige gevallen met klinknageltjes - en een gesp. Aan sommige fragmenten zaten stukjes verbrand bot. Van der Sanden concludeerde in eerste instantie dat het hier moest gaan om de resten van een lorica hamata, een Romeinse maliënkolder.

Na een tweetal C14-dateringen van aan de maliënkolder aangekoekt botmateriaal blijkt de datering van het graf niet in de Romeinse tijd, maar in de ijzertijd te liggen. De gekalibreerde datering van de crematieresten ligt tussen de 355 en 95 v. Chr (dubbele standaard-afwijking).13

In 1949 werd ook grafheuvel VIII opgegraven door het BAI. Heuvel VIII lag ongeveer 100 meter ten oosten van de in 1941 onderzochte zeven heuvels. De heuvel bleek sterk vergraven. Behalve de resten van een kringgreppel werden geen vondsten gedaan.

Bij de artikelen van Van der Sanden uit de Nieuwe Drentse Volksalmanak 109 (1992) en Palaeohistoria 45/46 (2003/2004) werd een kaartje gepubliceerd

(18)

14 Wit, de, M.J.M. (red.). 2002. 3.8 Hoogeveen, Fluitenberg. ARC-Rapporten 2001. ARC, Groningen. pp 81-84.

Figuur 6. Fluitenberg, Begraafplaats Zevenberg. Een uitsnede van de

ongepubliceerde situatieschets van prof. A.E. van Giffen van de grafheuvels uit 1941, met daarop het plangebied geprojecteerd. De tekening is overgenomen van W.A.B.

van der Sanden (2003/2004), Palaeohistoria 45/46 pp. 364.

van de grafheuvels bij Fluitenberg (Figuur 6). Dit kaartje is gebaseerd op de ongepubli-ceerde tekening van Van Giffen uit 1941.

Op de tekening is de groep grafheuvels I-VII te zien in het westen. Heuvel VIII ligt ten oosten hiervan. Tussen heuvels I-VII en VIII ligt een groep van drie ongenummerde heuvels. Volgens Van der Sanden zijn deze drie heuvels de enige nu nog overgebleven heuvels. Deze liggen in het noordoostelijke bosperceel dat deel uitmaakt van het huidige plangebied.

Ten oosten van heuvel VIII is nog een vierde ongenummerde grafheuvel weergegeven. Deze heuvel is niet meer te herkennen in het huidige landschap.

In het verleden is op de percelen direct naast het plangebied een archeologisch booronderzoek uitgevoerd door het ARC te Groningen.14 Onderzocht zijn de percelen direct ten westen van het plangebied en het tussenliggende perceel in het noorden van het plangebied. Uit de resultaten van het veldwerk is geconcludeerd dat de archeologisch interessante laag in het plangebied vrijwel geheel verstoord is.

Er zijn zes megaboringen uitgevoerd op de plaatsen waar de bodem het minst verstoord was. Megaboring 6 werd geplaatst op de locatie waar op het oppervlak een aardewerkfragment gevonden werd. Deze locatie ligt ten westen van het bos- perceel dat grenst aan het huidige plangebied. De scherf lag op het maaiveld tussen boringen 38 en 39, en werd door de aardewerkspecialist van het

(19)

16

ARC gedateerd rond 500 v. Chr. In megaboring 6 werden geen archeologische indicatoren gevonden, net als in de andere vijf megaboringen.

Het ARC concludeerde dat op de onderzochte percelen geen sprake is van archeologische vindplaatsen en/of sporen.

2.3 Archeologisch verwachtingsmodel en advies

Op basis van het uitgevoerde bureauonderzoek is het slechts mogelijk een globale verwachting aan te geven van wat er aan sporen en structuren verwacht kan worden in het plangebied Fluitenberg, Begraafplaats Zevenberg.

Een deel van de bodem in het plangebied is gekarteerd als een podzolbodem. In een intacte podzolbodem is de kans op het aantreffen van gave archeologische grondsporen het grootst. Ook in een deels intacte bodem met alleen een restant B- horizont of de top van de C- horizont zijn dieper ingegraven grondsporen nog herkenbaar. Bij een dergelijk deels intact bodemprofiel ontbreekt het vroegere loopvlak - de zogeheten vondstlaag - en zullen ondiepe archeologische sporen tevens verdwenen zijn.

Binnen het plangebied is een hoogteverschil aanwezig van ca. 2 m. Op de intacte delen van de zandrug kunnen archeologische sporen aanwezig zijn. De zandrug, aanwezig in de westelijke helft van het plangebied Fase 1 en in het midden van de noordelijke deelgebieden, lijkt gedeeltelijk te zijn vergraven, mogelijk in het kader van zandwinning of egalisatie.

Indien er archeologische indicatoren binnen het vergraven gedeelte aanwezig waren, is de kans groot dat deze niet meer intact of volledig verdwenen zijn. Er zijn geen documenten of verklaringen bekend, waaruit blijkt dat er in het plangebied sterk bodemverstorende werkzaamheden hebben plaatsgevonden.

Op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW, Figuur 5) wordt voor het plangebied een middelhoge trefkans op archeologische waarden aangegeven.

Binnen het plangebied liggen nog drie grafheuvels, waarvan er twee zijn

gerestaureerd, die deel uitmaakten van een groep van minimaal twaalf en mogelijk zelfs twintig. Een aantal heuvels is opgegraven door het BAI, de rest is verdwenen door grondverzet en uitvlakking.

Op de historische kaarten worden meer grafheuvels weergeven dan de drie nog resterende heuvels. Ook is het pad aangegeven dat mogelijk een oudere oorsprong heeft en dat de noordelijke deelgebieden kruist. De aanwezigheid van deze structuren wijst op bewoning en gebruik van het landschap rond Fluitenberg en mogelijk ook binnen het plangebied.

Uitgaande van de resultaten van het bureauonderzoek moet daarom in het

plangebied rekening gehouden worden met de mogelijke aanwezigheid van sporen uit de periode ijzertijd - de periode van de grafheuvels - tot en met de

Middeleeuwen. Bewoning in het gebied na de Middeleeuwen had hoogstwaar- schijnlijk op de historische kaarten gestaan.

(20)

17

Indien vondsten gedaan worden uit bovengenoemde perioden kunnen deze bestaan uit anorganische artefacten van bijvoorbeeld bewerkt en/of verbrand vuursteen of natuursteen, (geglazuurd) keramiek, aardewerk en bouwmaterialen zoals baksteen. Organische en metalen objecten blijven in zandbodems veel minder goed bewaard en worden daarom alleen verwacht in diepere, zuurstofarme context, bijvoorbeeld onder de grondwaterspiegel. Aan te treffen sporen kunnen bijvoorbeeld bestaan uit: paalsporen, water- of afvalkuilen, haardkuilen of

waterputten. Vondsten en sporen die geassocieerd kunnen worden met eventuele brandheuvels zullen bestaan uit botresten, houtskool, metaal, natuursteen en aardewerk.

Op de intacte delen van het plangebied is de kans op vondsten en sporen het grootst.

Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek is er geen aanleiding om de verwachting van de IKAW aan te passen. Voor het plangebied blijft de op de IKAW aangegeven middelhoge trefkans op archeologische grondsporen gehandhaafd. Gebaseerd op de bodemkwaliteit, zoals aangegeven op de

Bodemkaart, bestaat er een grote kans dat eventuele in het plangebied aanwezige archeologische grondsporen in goede staat verkeren. Op basis van deze gegevens is daarom geadviseerd om voorafgaand aan geplande graafwerkzaamheden archeologisch vervolgonderzoek uit te laten voeren in de vorm van een inventariserend archeologisch veldonderzoek middels boringen.

(21)

18 3. Veldonderzoek IVO-overig

Het inventariserend veldonderzoek middels boringen vond in de eerste twee weken van maart 2007 plaats en werd onder leiding van drs. A. Vissinga uitgevoerd. De boringen zijn gezet conform de richtlijnen van de provincie Drenthe. Het onderzoek is samen met het bureauonderzoek onder CIS-code 21227 gemeld in Archis II.

3.1 Doel van het veldonderzoek

Het doel van het Inventariserend Veldonderzoek - Overig was in de eerste plaats het lokaliseren van eventuele archeologische indicatoren, zoals bewerkt en verbrand vuursteen, bot, aardewerk en houtskool. In de tweede plaats had het veldonderzoek tot doel de mate van gaafheid van het bodemprofiel vast te stellen om te bepalen of onverstoorde archeologische grondsporen nog aanwezig zouden kunnen zijn.

Met behulp van deze gegevens wordt gekeken of mogelijke vindplaatsen en archeologisch ‘lege’ ruimtes in het landschap te begrenzen zijn. Op basis van eventueel aanwezige archeologische indicatoren en de mate van gaafheid van het bodemprofiel kan een uitspraak gedaan worden over de kans op archeologische sporen. Deze zouden geassocieerd kunnen worden met de grafheuvels in het noorden, maar ook met bijvoorbeeld sporen van bewoning of verblijf in het plangebied in het verleden.

3.2 Plan van aanpak

In totaal zijn in de drie delen van het plangebied 97 boringen uitgevoerd. Dit komt neer op ruim 10 boringen per hectare. In het noordwestelijke deel zijn dertien boringen uitgevoerd (boringen 50 t/m 62; Figuur 7) en in het noordoostelijke gedeelte, in het bos rond de grafheuvels, zijn 35 boringen geplaatst (boringen 63 t/m 97; Figuur 7). In het zuidelijk deel van het plangebied Fluitenberg,

Begraafplaats Zevenberg zijn in totaal 49 grondboringen gezet (boringen 1 t/m 49; Figuur 8).

De boringen zijn zo gelijkmatig mogelijk over het te onderzoeken terrein verdeeld. Allereerst zijn de boringen uitgezet in een systematisch en verspringend driehoeksgrid waarbij de boorraaien een tussenliggende afstand van 40 meter hebben en de afstand tussen de boringen op een raai 50 meter bedraagt. Hiermee wordt een boordichtheid van 5 boringen per hectare bereikt. Indien tijdens het veldwerk bleek dat de bodem intact was, zijn rondom de locatie met een intact bodemprofiel verdichtende boringen gezet. Deze liggen op de raai op een afstand van 25 meter en de afstand tussen de raaien bedraagt 20 meter. Hiermee is in de zones met een gaaf of grotendeels intact bodemprofiel een dichtheid bereikt van 20 boringen per hectare. Voor de precieze locaties van de boringen wordt verwezen naar Figuren 7 en 8.

Alle boringen zijn uitgevoerd met een 10 cm edelmanboor. Hiermee is de opbouw van de bodem bepaald. De boringen zijn tot een minimale diepte van 25 cm in de C-horizont doorgezet om de opbouw van de bodem goed te kunnen

(22)

Figuur 7. Fluitenberg, Begraafplaats Zevenberg. Boorpuntenkaart van het

noordwestelijke en noordoostelijke deel van het plangebied, geprojecteerd op een luchtfoto van Google Earth.

bestuderen. Opgeboord zand werd met een zeef met een maaswijdte van 4 millimeter onderzocht op de aanwezigheid van archeologische indicatoren zoals houtskool, aardewerk en bewerkt of verbrand vuursteen. De hoogten van de boorlocaties zijn gerelateerd aan het NAP; deze zijn te vinden in de boorstaten (Bijlage 1). Voor het overzetten van de NAP-hoogte is gebruik gemaakt van het NAP-punt op het viaduct over de A28 bij afslag 27, Fluitenberg.

In het noordwestelijke en zuidelijke deel van het plangebied is een veldkartering uitgevoerd door maaiveld, molshopen en slootkanten te

onderzoeken op aanwezigheid van archeologische indicatoren, voorzover de begroeiing dit toeliet. Het zicht was in deze delen redelijk. In het noordoostelijke deel, het bos rond de grafheuvels, was geen veldkartering mogelijk omdat de bodem te dicht begroeid was of volledig bedekt met bladeren.

(23)

20

Figuur 8. Fluitenberg, Begraafplaats Zevenberg. Boorpuntenkaart van het zuidelijke deel van het plangebied, geprojecteerd op een luchtfoto van Google Earth.

(24)

21 3.3 Resultaten veldonderzoek IVO-Overig

De aanleg van de begraafplaats zal in twee fasen worden uitgevoerd. Fase 1 beslaat het zuidelijke deelgebied, Fase 2 de twee noordelijke deelgebieden. In het

zuidelijke deelgebied is in 2007 gestart met de graafwerkzaamheden, in de

noordelijke delen wordt de start van de werkzaamheden pas over acht tot tien jaar verwacht. De resultaten van het booronderzoek zijn daarom per deelgebied beschreven.

3.3.1 Resultaten van het zuidelijk deelgebied

Het zuidelijke deelgebied valt in Fase 1 van de ontwikkeling van Begraafplaats Zevenberg. De graafwerkzaamheden voor Fase 1 zijn gestart in september 2007, direct na afronding van het archeologisch onderzoek.

In dit deel van het plangebied zijn in totaal 49 grondboringen gezet (boringen 1 t/m 49). Het veldwerk vond plaats op 1 en 2 maart 2007. De

beschrijving van de boringen zijn weergegeven in de boorstaten, terug te vinden in Bijlage 1. In Figuur 8 worden de boorlocaties weergegeven.

Bodem

De uitgevoerde boringen laten alle een vrijwel gelijke bodemopbouw zien. De bodem in het plangebied is op de Bodemkaart van Nederland gekarteerd als een veldpodzolgrond met lemig fijn zand en keileem beginnend tussen 40 en 120 cm beneden het maaiveld (classificatie Hn23x). Uit de boringen blijkt dat de

podzolbodem in het grootste gedeelte van het plangebied tot op de B/C-horizont en C-horizont verstoord is. Zeer waarschijnlijk is een deel de zandrug in dit deel van het plangebied geëgaliseerd of frequent geploegd, waardoor het

oorspronkelijke bodemprofiel tot in de top van de C-horizont is verstoord.

In acht boringen is een (deels) intacte B-horizont aangetroffen. In Tabel 4 is een overzicht te zien van de kwaliteit van het bodemprofiel per boorlocatie.

Archeologie

De bodem is onderzocht op archeologische indicatoren door de boorkernen te zeven en een veldkartering op het maaiveld uit te voeren.

In acht boringen was sprake van een deels intact podzolprofiel met een B- horizont. In 22 boringen was een BC-horizont aanwezig. De overige boringen lieten een bouwvoor op een C-horizont zien.

In een intacte podzolbodem is de kans op archeologische grondsporen het grootst. Een podzol begint met een E-horizont (uitspoelingshorizont) waaronder een B-horizont (inspoelingshorizont) volgt. Ook als de E-horizont verdwenen is en de B-horizont slechts deels aanwezig, zouden archeologische grondsporen aanwezig kunnen zijn. Dit is ook het geval bij de aanwezigheid van alleen de C- horizont. In deze horizont kunnen - voornamelijk de diepere - delen van archeologische grondsporen aanwezig zijn.

Tijdens het veldwerk zijn in geen van de boringen archeologische indicatoren, zoals sporen en vondsten, aangetroffen.

(25)

15 mondelinge mededeling dr. E. Taayke

22

Na het archeologisch booronderzoek is op het onderzochte terrein een veld- kartering uitgevoerd. Het maaiveld is in banen met een onderlinge afstand van ongeveer 10 meter onderzocht op de aanwezigheid van archeologische

indicatoren. Als er archeologische waarden aanwezig zijn op het maaiveld van het terrein, zal een ooit aanwezige vondstlaag zijn opgenomen in de bouwvoor, zodat een veldkartering bij goede bodemzichtbaarheid vondsten kan opleveren.

De zichtbaarheid van de bodem was redelijk tot matig. Ten tijde van het onderzoek stond er dungezaaid gras, waartussen de bodem nog enigszins zichtbaar was. Het lage deel van het terrein stond grotendeels onder water waardoor een veldkartering hier niet mogelijk was.

Tijdens de veldkartering zijn twintig vondsten gedaan, waaronder dertien aardewerkfragmenten. De vondstlocaties zijn weergegeven in Figuur 9. De

aardewerkscherven zijn bekeken door dr. E. Taayke. Alle fragmenten werden door hem gedetermineerd als daterend uit de ijzertijd.15 De overige negen vondsten bestonden uit onbewerkt natuursteen en zijn vervallen.

Aan de vondsten zal uitvoerig aandacht worden besteed in deel 2 van dit rapport.

Figuur 9. Fluitenberg, Begraafplaats Zevenberg - Het zuidelijke deelgebied. De genummerde punten geven de locaties aan van de tijdens de veldkartering verzamelde vondsten.

(26)

23

3.3.2 Resultaten van het noordwestelijk deelgebied

In het noordwestelijke perceel van het plangebied zijn dertien boringen gezet (boringen 50 t/m 62). Het veldwerk vond plaats op 8 maart 2007, onder leiding van drs. A. Vissinga. De beschrijvingen van de boringen zijn weergegeven in de boorstaten. Deze zijn bijgevoegd (Bijlage 1). In Figuur 7 zijn de boorlocaties weergegeven. Dit deelgebied valt binnen Fase 2 van de ontwikkeling van

Begraafplaats Zevenberg. De graafwerkzaamheden voor Fase 2 worden pas over enkele jaren gestart.

Bodem

De bodem in het plangebied is op de Bodemkaart van Nederland gekarteerd als een veldpodzolgrond met lemig fijn zand en keileem beginnend tussen 40 en 120 cm beneden het maaiveld (classificatie Hn23x). In geen van de boringen is deze veldpodzolbodem intact aangetroffen. In vier van de uitgevoerde dertien boringen is een B/C-horizont waargenomen. In boring 52 was de B/C-horizont vermengd met resten van de B-horizont. De bodemopbouw in de overige negen boringen is tot op de C-horizont verstoord. In boring 51 en 55 waren ook de bovenste 15 cm van de C-horizont vermengd.

In Tabel 4 is een overzicht te zien van de kwaliteit van het bodemprofiel per boorlocatie.

Archeologie

In geen van de boringen is een intact podzolprofiel gevonden, waardoor aangenomen kan worden dat er geen vondstlaag meer aanwezig is binnen het deelgebied. Er zijn geen archeologische indicatoren waargenomen in de opgeboorde grond en tijdens de uitgevoerde veldkartering zijn geen vondsten gedaan. De bodemzichtbaarheid voor de veldkarting was goed. De akker lag braak ten tijde van het onderzoek. Er zijn geen resten of aanwijzingen voor grafheuvels gevonden, bijvoorbeeld in de vorm van kleine verhogingen in het landschap.

Op de AHN is te zien dat het zuidoostelijke gedeelte van dit perceel hoger gelegen is (Figuur 4). Mogelijk is de zandrug in dit deelgebied geëgaliseerd of afgegraven bij ontginningswerkzaamheden.

3.3.3 Resultaten van het noordoostelijk deelgebied

In het noordoostelijke perceel van het plangebied zijn 35 boringen uitgevoerd (boringen 63 t/m 97). Het veldwerk vond plaats begin maart 2007. De

beschrijving van de boringen zijn weergegeven in de boorstaten, die zijn opgenomen in Bijlage 1. In Figuur 7 zijn de boorlocaties weergegeven.

Het noordoostelijke deelgebied vormt samen met het noordwestelijke deel Fase 2 van de ontwikkeling van Begraafplaats Zevenberg, waarvoor de

graafwerkzaamheden pas over enkele jaren starten.

(27)

24 Bodem

Op driekwart van het noordoostelijke deelgebied groeit bos. De noordoostelijke hoek van het perceel, en de zone rond de twee gerestaureerde grafheuvels, is open en begroeid met gras. In de open zone rond de grafheuvels is niet geboord. De grafheuvels zijn opgenomen in een terrein van zeer hoge archeologische waarde, waar niet kan worden gegraven bij de aanleg van de Begraafplaats Zevenberg.

Op de AHN is te zien dat het hoogste gedeelte van het perceel rond de grafheuvels ligt (Figuur 4). Naar het noorden toe loopt de dekzandrug af.

De bodem in het plangebied is op de Bodemkaart van Nederland gekarteerd als een veldpodzolgrond met lemig fijn zand en keileem beginnend tussen 40 en 120 cm beneden het maaiveld (classificatie Hn21). Deze podzolbodem is in het met bos begroeide deel van dit gebied grotendeels intact. In de met gras begroeide noordoosthoek van het terrein is de bodem sterk verstoord tot ver in de C-

horizont. Volgens omwonenden heeft hier een gasboortoren gestaan van de NAM. Deze verklaring sluit aan bij de bodemverstoring.

Bij het aantreffen van een intacte B-horizont in zes boringen in de eerste boorraai (boringen 63 t/m 74) is het boorgrid verdicht. Uiteindelijk is in 18 van de in totaal 35 uitgevoerde boringen een intacte B-horizont waargenomen. In drie boringen was de B-horizont aanwezig, maar vermengd (boringen 70, 78 en 88). In tien andere boringen werd een intacte B/C-horizont waargenomen, waarvan tweemaal onder een vermengde B-horizont (boring 78 en 88). In boring 71 zaten resten van de B/C-horizont in de bouwvoor; in boring 64 was de B/C-horizont vermengd. In acht boringen was de oorspronkelijke bodemopbouw verstoord en werd de bouwvoor direct op de C-horizont waargenomen.

De verstoringen van het bodemprofiel in het met bos begroeide deel zijn hoogstwaarschijnlijk veroorzaakt door bioturbatie van boomwortels en fauna.

De boorlocaties waar een intacte B-horizont werd waargenomen bevinden zich in het zuidelijke gedeelte van het perceel, in de oostelijke boorraai en direct ten noorden van de grafheuvels (Figuur 7). In het meest noordelijke gedeelte van het perceel werden geen intacte bodemprofielen ontdekt.

Archeologie

In dit deelgebied liggen twee onverstoorde, gerestaureerde grafheuvels met een archeologische monumentenstatus van zeer hoge waarde (Figuur 5). Bekend is dat deze deel uitmaakten van een grotere groep grafheuvels die deels door

opgravingen en bij ontginningswerkzaamheden verloren zijn gegaan. Er zijn in de boringen geen aanwijzingen gevonden die duiden op restanten van deze voor het oog verdwenen grafheuvels. Dit hangt mogelijk samen met de dichtheid van het boorgrid. In het veld zijn geen verhogingen in het landschap vastgesteld die duiden op restanten van grafheuvels.

Met name in het zuidelijke en oostelijke gedeelte van het perceel is in een aantal boringen een intacte bodemopbouw waargenomen.

(28)

25

De kans op archeologische sporen is hier hoog en het prehistorische loopvlak is hier mogelijk nog deels intact. Er is geen duidelijke vondstlaag aangeboord.

Archeologische indicatoren zijn - ondanks het zeven van alle boorkernen - niet gevonden in de opgeboorde grond. Een veldkartering was niet mogelijk doordat het perceel begroeid is met bos en de bodem grotendeels bedekt was met

afgevallen bladeren en struikgewas.

Tabel 4. Fluitenberg, Begraafplaats Zevenberg. Overzicht van alle in het plangebied uitgevoerde boringen, ingedeeld naar het bodemprofiel. Voor locaties van de boringen wordt verwezen naar Figuren 7 en 8.

Beschrijving Boringen

Boring met (deels) intact

bodemprofiel, beginnend met B- horizont

Zuidelijk deelgebied: 4, 7, 12, 25, 33, 36, 37, 43 Noordwestelijk deelgebied: geen

Noordoostelijk deelgebied: 63, 65, 66, 67, 68, 69, 75, 76, 80, 81, 83, 84, 85, 86, 92, 95, 96

Boring met B/C-horizont Zuidelijk deelgebied: 1, 2, 8, 9, 10, 11, 13, 16, 17, 18, 19, 22, 24, 26, 30, 31, 32, 34, 41, 46, 47

Noordwestelijk deelgebied: 52, 56, 57, 60

Noordoostelijk deelgebied: 64, 73, 74, 78, 79, 82, 88, 91, 94, 97

Boring met (deels) verstoord bodemprofiel (verstoord tot in C)

Zuidelijk deelgebied: 3, 5, 6, 14, 15, 20, 21, 23, 27, 28, 29, 35, 38, 39, 40, 42, 45, 48, 49

Noordwestelijk deelgebied: 50, 51, 53, 54, 55, 58, 59, 61, 62

Noordoostelijk deelgebied: 70, 71, 72, 77, 89, 90, 93

(29)

26

4. Waardering en selectie na het booronderzoek Waardering en selectie van het zuidelijk deelgebied

Tijdens het archeologisch veldonderzoek is duidelijk geworden dat in het zuidelijk deel van het plangebied Fluitenberg, Begraafplaats Zevenberg archeologische indicatoren aanwezig zijn. De aardewerkscherven dateren alle uit de ijzertijd en zijn gevonden tijdens de uitgevoerde veldkartering. De aardewerkscherven wijzen op bewoning of gebruik van het terrein rond 500 tot 100 v. Chr. De kans dat het materiaal geassocieerd kan worden met de grafheuvels in het noordoostelijke perceel is klein, vanwege de grote afstand tussen beide locaties.

Uit de interpretatie van de boringen komt naar voren dat het bodemprofiel matig verstoord is. Op delen van het terrein werd nog een deel van de B- of B/C- horizont aangetroffen.

De oppervlaktevondsten zijn voornamelijk gedaan op het hogere deel van het terrein. Ervan uitgaand dat deze vondsten niet van elders zijn aangevoerd, zullen bijbehorende sporen zich ook op de hogere delen van het landschap concentreren. Ondanks het matige bewaarde bodemprofiel moet rekening gehouden worden met aanwezigheid van delen van diepe grondsporen.

Een veldkartering kon in het lagere deel van het plangebied niet worden gedaan, omdat het veld onder water stond ten tijde van het onderzoek. Aanwezig- heid van archeologische waarden in deze delen van het terrein kan daarom niet worden uitgesloten.

Tabel 5. Fluitenberg, Begraafplaats Zevenberg - Zuidelijke deelgebied. Scoretabel waardestelling vindplaats (naar Kwaliteitsnorm Archeologie (KNA) 3.1, 2007)

Waarden Criteria Scores

hoog middel laag totale score

Beleving Schoonheid wordt niet gescoord

Herinneringswaarde wordt niet gescoord

Fysieke kwaliteit Gaafheid $5 behoudenswaardig

Conservering

Inhoudelijke kwaliteit Zeldzaamheid 2 $7 behoudenswaardig

Informatiewaarde 3 Ensemblewaarde 3

Representativiteit wordt niet gescoord

(30)

27

Aan de hand van de ingevulde scoretabel uit de KNA 3.1 is het zuidelijke

deelgebied behoudenswaardig verklaard op basis van de inhoudelijke kwaliteit. De oppervlaktevondsten dateren uit de ijzertijd, net als de grafheuvels in het

noordoostelijke deelgebied. De oppervlaktevondsten liggen tussen 400 en 500 m ten zuiden van de grafheuvels. De grote afstand tussen deze locaties wijst erop dat de aardewerkscherven eerder afkomstig zijn van mogelijke bewoningssporen op de zandrug en niet bestaan uit verspreid geraakte vondsten afkomstig van de grafheuvelcluster. Indien er daadwerkelijk bewoningssporen zijn op het terrein, dan scoren deze samen met de grafheuvels hoog op zowel informatie- als ensemblewaarde in de tabel.

Op “fysieke kwaliteit” wordt niet gescoord, omdat eerst uit een

vervolgonderzoek moet blijken of er grondsporen aanwezig zijn op het terrein en wat de conserveringstoestand van deze sporen en vondsten in situ is.

De waarde “beleving” is alleen van toepassing op bovengrondse archeologische waarden.

Waardering en selectie van het noordoostelijk deelgebied

In het noordoostelijke deelgebied bevinden zich twee grafheuvels met een

monumentenstatus. Bij het booronderzoek in het gebied zijn geen archeologische indicatoren gevonden en een veldkartering was door de dichte begroeiing niet mogelijk. Van de 35 in dit gebied uitgevoerde boringen bevatten er 18 een intact bodemprofiel. De kans op aanwezigheid van archeologische sporen is hier zeer groot, zeker gezien de directe nabijheid van de drie resterende grafheuvels. Voor dit deel van het terrein is de scoretabel ingevuld.

Tabel 6. Fluitenberg, Begraafplaats Zevenberg - Noordoostelijk deelgebied, de grafheuvels.

Scoretabel waardestelling vindplaats. (naar KNA 3.1, 2007)

Waarden Criteria Scores

hoog middel laag totale score

Beleving Schoonheid 3

Herinneringswaarde 3

Fysieke kwaliteit Gaafheid 3 $5 behoudenswaardig

Conservering 3

Inhoudelijke kwaliteit Zeldzaamheid 2 $7 behoudenswaardig

Informatiewaarde 3 Ensemblewaarde 3

Representativiteit wordt niet gescoord

(31)

28

Bij het invullen van de scoretabel voor het noordoostelijke deelgebied is

voornamelijk gekeken naar de waarden van de aanwezige grafheuvels. Het feit dat er in een groot deel van dit terrein een (deels) intacte B-horizont is waargenomen, maakt mogelijk aanwezige archeologische waarden behoudenswaardig zullen zijn.

De boringen in het meest noordelijke gedeelte van het terrein lieten een verstoord bodemprofiel zien. De verstoring heeft mogelijk plaatsgevonden bij de bouw en sloop van een boortoren voor gaswinning van de NAM, die er volgens

omwonenden heeft gestaan. In deze zone is de kans op archeologische sporen dan ook klein.

Waardering en selectie van het noordwestelijk deelgebied

De bodem in het noordwestelijke deelgebied bleek grotendeels verstoord tot de top van de C-horizont. In vier van de dertien boringen werd een B/C-horizont waargenomen. Er was sprake van een goede zichtbaarheid tijdens het

veldkarteren, maar desondanks zijn er geen oppervlaktevondsten gedaan. De kans op het aantreffen van archeologische sporen door middel van boringen is hier klein, vanwege het ontbreken van een vondstlaag of prehistorisch loopvlak.

Op basis van de aanwezigheid van de grafheuvels in het noordoostelijke perceel kan in het noordwestelijke deelgebied de aanwezigheid van archeologische resten niet uitgesloten worden. Daarom is de scoretabel voor dit deelgebied ingevuld. Uit Tabel 7 blijkt dat dit deelgebied behoudenswaardig is.

Tabel 7. Fluitenberg, Begraafplaats Zevenberg - Noordwestelijk deelgebied. Scoretabel waardestelling vindplaats (naar KNA 3.1, 2007)

Waarden Criteria Scores

hoog middel laag totale score

Beleving Schoonheid wordt niet gescoord

Herinneringswaarde wordt niet gescoord

Fysieke kwaliteit Gaafheid 1 $5 behoudenswaardig

Conservering 1

Inhoudelijke kwaliteit Zeldzaamheid 2 $7 behoudenswaardig

Informatiewaarde 2

Ensemblewaarde 3

Representativiteit wordt niet gescoord

(32)

29

5. Conclusie en Advies Bureau- en Booronderzoek Conclusie zuidelijk deelgebied

Het plangebied Fluitenberg, Begraafplaats Zevenberg ligt op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) in een zone met een middelhoge trefkans op archeologische waarden. Tijdens de veldkartering zijn in dit deelgebied

archeologische indicatoren gevonden, voornamelijk aardewerk dat met zekerheid te dateren is in de ijzertijd, tussen 500 en 100 v. Chr. De vondsten zijn

voornamelijk gedaan op de hoger gelegen delen van het terrein en vormen een aanwijzing voor de aanwezigheid van grondsporen in dit deelgebied. Het bodemprofiel is hier matig bewaard gebleven. Dit houdt in dat alleen diepe grondsporen nog aanwezig zullen zijn in de bodem.

Om vast te kunnen stellen of er grondsporen en vondsten in situ aanwezig zijn in het plangebied zal een proefsleuvenonderzoek moeten worden uitgevoerd. Het proefsleuvenonderzoek moet duidelijk maken of diepe archeologische

grondsporen in situ aanwezig zijn en wat de fysieke kwaliteit van deze sporen is.

De proefsleuven zullen zowel in de hoge als de lage delen moeten worden aangelegd. Op de hoge delen worden sporen verwacht. Deze verwachting moet worden getoetst. In de lage delen kon geen veldkartering plaatsvinden waardoor niet uit te sluiten is dat zich hier grondsporen en vondsten in situ bevinden. Een proefsleuf moet uitwijzen of zich hier inderdaad een ‘leeg’ gebied bevindt.

Conclusies noordoostelijk en noordwestelijk deelgebied

In het noordoostelijke deelgebied liggen drie grafheuvels, waarvan twee een monumentenstatus hebben. Deze maakten deel uit van een grotere groep

grafheuvels, waarvan kort voor het midden van de 20e eeuw nog twaalf zichtbaar waren. Een aantal van de grafheuvels is opgegraven en de rest is verloren gegaan bij ontginningswerkzaamheden. De behouden vondsten uit deze heuvels dateren uit de ijzertijd en Romeinse tijd.

De bodemopbouw in het noordoostelijk deelgebied, rond de twee

grafheuvels, was grotendeels intact. Alleen in het noordelijke deel van dit perceel was het bodemprofiel verstoord.

In de directe omgeving van de grafheuvels kunnen zich allerlei archeologische sporen bevinden die te maken hebben met begravingen en rituelen rond

begravingen. De mensen die zijn begraven in deze heuvels en degenen die er later in zijn bijgezet hebben hoogstwaarschijnlijk gewoond in de omgeving van deze heuvels. Deze bewoningssporen kunnen daarom in een ruime boog - en dus in alle in dit rapport genoemde deelgebieden - rond deze grafheuvels worden verwacht.

Twee van de laatste drie grafheuvels hebben al een monumentenstatus en dringend geadviseerd wordt om ook het resterende, beboste gebied niet aan te tasten in de toekomst.

(33)

30

Alleen in het noordelijke deel van dit perceel is de bodem dusdanig verstoord dat de kans op archeologische waarden uiterst klein is.

Het noordwestelijke deelgebied heeft geen aanwijzingen voor archeologische waarden opgeleverd tijdens het veldonderzoek. In het gebied moet echter wel rekening gehouden worden met bewoningssporen die horen bij de grafheuvels of bij de bijbehorende nederzetting. Omdat het bodemprofiel in dit terreindeel tot in de B/C- en C-horizont is verstoord zullen alleen nog vondsten aanwezig zijn in diep ingegraven sporen.

Zowel de sporen als de kleine vondstdichtheid zijn moeilijk detecteerbaar bij een onderzoek middels boringen. Daarom geldt voor dit terreindeel dat het

middels proefsleuven moet worden onderzocht op het voorkomen van

grondsporen en vondsten in situ. Als er grondsporen worden aangetroffen zal de fysieke kwaliteit hiervan moeten uitmaken of een uitgebreider onderzoek nodig is.

Tijdens de tussen 4 april en 11 mei 2007 uitgevoerde opgraving op het zuidelijke deelgebied is onder andere een karrenspoor gevonden dat door lijkt te lopen richting het noordwesten en het hier besproken deelgebied lijkt te

doorkruisen.

(34)

31

Het proefsleuvenonderzoek

(35)

32 6. Doel en onderzoeksvragen

In de periode 19 tot en met 26 maart 2007 is het proefsleuvenonderzoek uitgevoerd in het zuidelijk deel van het plangebied Fluitenberg begraafplaats Zevenberg, gemeente Hoogeveen. Tijdens dit veldonderzoek zijn acht sleuven aangelegd met een totale oppervlakte van 2700 m². Het onderzoek is

overeenkomstig het Programma van Eisen d.d. 15 maart 2007 uitgevoerd (Bijlage 2).

Het veldteam bestond uit drs. W. de Neef, drs. A. Vissinga,

drs. J. Vosselmans, dhr. M. Schepers, dhr. E. Hensbroek en anderen. De leiding was in handen van drs. E. Schrijer. Tijdens het onderzoek hebben diverse leden van de amateurvereniging Red Arrow meegewerkt. De graafmachine werd geleverd door de firma Vos, de machinist was dhr. H. ten Hoeve.

De onderzoeksvragen in het Programma van Eisen (PvE) van 15 maart 2007 luiden:

1. Zijn er in het plangebied archeologische waarden aanwezig?

2. Wat is de gaafheid van de sporen?

3. Wat is de begrenzing van deze vindplaats(en)?

4. Wat is de aard van de sporen; zijn er structuren te herkennen?

5. Wat is de datering van de structuren en artefacten?

Het doel van dit proefsleuvenonderzoek (IVO-P) is vast te stellen of er in het plangebied daadwerkelijk archeologische waarden aanwezig zijn en waar deze zich bevinden. Van de aangetroffen sporen en artefacten zal worden bepaald wat hun aard, ouderdom en gaafheid is. Daarnaast zal worden vastgesteld of de

archeologische resten behoudenswaardig zijn.

7. Plan van aanpak

Er is gewerkt conform de Kwaliteitsnorm Archeologie 3.1 (KNA) en het PvE van 15 maart 2007. Conform KNA 3.1 is ca. 6% van het totale oppervlak van het plangebied onderzocht door middel van proefsleuven. Dit komt neer op 2700 m² en in totaal acht sleuven (Figuur 10). Zes van de sleuven zijn noord - zuid

georiënteerd, waarvan er drie 5 bij 100 meter en drie 5 bij 50 meter lang zijn. Er is voor deze richting gekozen omdat de verwachte huisplattegronden doorgaans een oostwestelijke oriëntatie hebben, waardoor zo de grootst mogelijke trefkans ontstaat.

De overige twee sleuven hebben een lengte van 5 bij 50 meter en zijn oost- west aangelegd. Deze sleuven snijden de flank van de zandrug aan, op een locatie waar het bodemprofiel het meest intact leek tijdens het voorgaande

booronderzoek. Van alle sleuven zijn kolomopnames gedocumenteerd. Aan de hand van deze kolomopnames en de gegevens uit het booronderzoek wordt het

(36)

33

bodemprofiel vastgelegd. De documentatie van de profielen is gericht op het krijgen van inzicht in de landschappelijke en bodemkundige context van de vindplaats.

De sleuven zijn gegraven met een graafmachine met een gladde bak en vlakken zijn afgewerkt met een schaafbak. De graafwerkzaamheden zijn in laagjes van maximaal vijf centimeter uitgevoerd en per sleuf is - zo dicht mogelijk onder de bouwvoor - één goed leesbaar vlak aangelegd.

De aangelegde vlakken zijn op schaal (1:50) getekend en alle archeologische sporen zijn gefotografeerd en ingemeten ten opzichte van het NAP. Maximaal 10

% van de sporen is doorsneden en gedocumenteerd. Vanwege de destructieve aard van het couperen en afwerken van sporen zijn sporen alleen gecoupeerd als dit bijdroeg tot beantwoording de onderzoeksvragen. Sporen die duidelijk behoren tot structuren zijn sporadisch gecoupeerd. De coupes zijn getekend op schaal 1:20 en beschreven. De interpretatie van deze sporen moet duidelijkheid verschaffen over de kwaliteit van de archeologische resten. Alle gecoupeerde sporen zijn ook afgewerkt in verband met het vollopen van de coupes met regen- en grondwater.

Uit alle gecoupeerde sporen is tevens een zeefmonster genomen, zodat ook microartefacten konden worden verzameld. De totale inhoud van elk spoor tot een maximum van 10 liter is gezeefd over een maaswijdte van 2 of 4 mm, afhankelijk van de inhoud. Op basis van de conserveringsomstandigheden in de bodem waren de verwachtingen voor organische artefacten en paleo-ecologische resten laag. Indien in diepe grondsporen, onder of nabij de grondwaterspiegel, toch paleo-ecologische resten werden aangetroffen, zijn deze verzameld en naar behoren verpakt en opgeslagen.

Vondsten zijn per spoor of in vakken van 5 x 5 meter verzameld. Bijzondere vondsten zijn gedocumenteerd als puntvondsten (x, y, z) en gefotografeerd.

Er is tijdens het onderzoek systematisch gebruik gemaakt van een metaaldetector. Daarnaast heeft detector-amateur dhr. D. Sanders op gezette tijden de vlakken en stort onderzocht.

De punten van het hoofdmeetsysteem zijn ingemeten door de Gemeente Hoogeveen onder leiding van dhr. D. Kapenga.

(37)

34

Figuur 10.

(38)

16 Een spieker is een kleine vier- tot zespalige van een dak voorziene structuur, die werd gebruikt voor de opslag van gewassen.

8. Resultaten

8.1 Sporen en structuren

Tijdens het veldwerk dat heeft plaats gevonden van 19 tot en met 26 maart 2007, zijn acht sleuven aangelegd en is in totaal ca. 2700 m² onderzocht (Figuur 10 en Tabel 8).

Tabel 8. Fluitenberg, Zevenberg. Kort overzicht van de onderzoeksgegevens.

Type onderzoek Proefsleuvenonderzoek in acht sleuven

Datum onderzoek 19 tot en met 26 maart 2007

CIScode 21726

Aantal putten 1 t/m 8

Aantal sporen 1 t/m 165

Aantal vondsten en monsters 1 t/m 16

Aantal foto's 1 t/m 22

Op het hele terrein zijn recente ploegsporen aangetroffen. Deze ploegsporen waren in de regel niet veel dieper dan de bouwvoor. In de proefsleuven waren de onderkanten van deze ploegsporen nog zichtbaar in het aangelegde vlak, maar het zicht werd niet extreem belemmerd en archeologische sporen konden zonder problemen worden herkend.

In het proefsleuvenonderzoek zijn een haardkuil, een spieker en mogelijk een deel van een huis aangetroffen.16 Op Figuur 11 zijn alle sleuven met de belangrijkste archeologische waarden daarin aangegeven. Hieronder wordt een overzicht per proefsleuf gegeven.

Proefsleuf 1:

Sleuf 1 heeft een noord - zuid oriëntatie, meet 5 bij 100 meter en is aangelegd in het laagste deel van het terrein. De sleuf is van zuid naar noord aangelegd.

De eerste dertig meter in de zuidelijke helft van sleuf 1 was sterk vergraven.

Hier is ook een deel van de C-horizont afgetopt. Vermoedelijk gaat het hier om sporen van zandwinning. Na dertig meter komt de sleuf in het natuurlijke lage deel van het landschap te liggen en is een groot deel van de B-horizont nog intact.

In dit deel van de sleuf zijn twee gedempte sloten en drie recente paalsporen aangetroffen, waarschijnlijk houden de paalsporen verband met een afrastering. In de sleuf werden in totaal dertien sporen aangetroffen (sporen 96 t/m 108). Twee van de sporen zijn gecoupeerd en bleken een natuurlijke oorsprong te hebben. Er zijn geen vondsten in deze sleuf gedaan.

Er zijn vier profielkolommen gedocumenteerd.

(39)

36 Proefsleuf 2:

Sleuf 2 heeft een noord - zuid oriëntatie, is 5 bij 50 meter en is aangelegd in het lage deel van het terrein. De sleuf is van zuid naar noord aangelegd.

In de sleuf werd een vierpalige spieker aangetroffen, waarvan de palen op ca.

1,5 meter van elkaar staan (Figuur 11). De vulling van de sporen was stevig en egaal donkergrijs van kleur. Twee van de sporen zijn gecoupeerd, gedocumenteerd en gezeefd. Er zijn helaas geen vondsten gedaan die een datering van de spieker mogelijk maken. In de sleuf werd verder alleen een gedempte sloot aangetroffen.

Ter hoogte van de spieker is een profielkolom gedocumenteerd.

Proefsleuf 3:

Sleuf 3 heeft een noord - zuid oriëntatie, heeft een lengte van 5 bij 50 meter en is aangelegd in het lage deel van het terrein. De sleuf is van zuid naar noord

aangelegd.

Het vlak in deze sleuf was verstoord door recent ploegen. Er werden twee paalsporen gevonden naast een gedempte sloot en natuurlijke verkleuringen. In deze sleuf werden geen vondsten gedaan.

Er zijn twee profielkolommen gedocumenteerd, waarvan één ter hoogte van de paalsporen.

Proefsleuf 4:

Sleuf 4 heeft een noord - zuid oriëntatie, was 5 bij 50 meter lang en is aangelegd in het lage deel van het terrein. De sleuf is van zuid naar noord aangelegd.

In het midden van de sleuf werd het vlak in een restant B-horizont aangelegd die aan de uiteinden van het vlak ontbrak. Daar werd het vlak in de B/C- en C- horizont aangelegd. In de sleuf werden zes sporen aangetroffen (sporen 144 t/m 149). Twee van de sporen zijn gecoupeerd en gedocumenteerd. Er zijn geen vondsten gedaan, maar de donkere, sterk gevlekte vullingen van de sporen doen als recente verstoringen aan. Verder naar het noorden werden steeds meer stenen en keien aangetroffen in het vlak, wat erop wijst dat de keileem hier dicht onder het oppervlak ligt.

Ter hoogte van het restant B-horizont is een profielkolom gedocumenteerd.

Proefsleuf 5:

Sleuf 5 heeft een oost - west oriëntatie, is 5 bij 50 meter lang en is aangelegd in het lage deel van het terrein. De sleuf is van west naar oost aangelegd.

In de sleuf werden drie gedempte sloten en vier recente paalkuilen aangetroffen. Uit één van de paalsporen stak nog een stevige houten paal. Het vlak is aangelegd in de C-horizont. In de sleuf zijn geen vondsten gedaan.

Er zijn twee profielkolommen gedocumenteerd.

Proefsleuf 6:

Sleuf 6 heeft een noord - zuid oriëntatie, is 5 bij 100 meter en is aangelegd in het lage deel van het terrein. De sleuf is van zuid naar noord aangelegd.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

(a) bestaande graven zonder rechthebbenden opnieuw uit te geven, waarbij het behoud van de aanwezige grafbedekking een voorwaarde is voor hergebruik (en dus geen

Een structurele oplossing is nodig om te voorkomen dat er in de toekomst op deze locatie nog asbesthoudend materiaal of menselijke overblijfselen aan de oppervlakte komt.. De

10.4 We hebben al een aantal malen gevraagd waarom er niet eerst ten noorden van Fluitenberg aan de Fluitenbergseweg (sloopwoningen van Actuim) gebouwd zou kunnen worden en als

Een overweging om te kiezen voor begraven kan zijn dat het nabestaanden een plek biedt om naar toe te gaan, om te rouwen of om de overledene te

Verkoper is de landbouwer Louwerens Quinten uit Eersel en koper is Jacob Benjamin Weener, koopman, wonend te Bergeijk die mede optreedt namens Jonas Samuel Goudsmets wonende te

Voor eventueel blijkende onvolledigheden of onjuistheden wordt door de gemeente Valkenswaard geen enkele aansprakelijkheid of verantwoordelijkheid

Tijdens het onderzoek zijn 109 graven aangetroffen. Alle aangetroffen graven hebben, zoals te verwachten is bij een christelijke begraafplaats, een west – oost oriëntatie, met

Hoewel de begraafplaats aan de Prins Henrikstraat nog niet klaar was, werd er vanaf eind 1831 al begraven vanwege een choleraepidemie.. Bij de officiële opening van de