• No results found

LAWAAI IN DE BOUWNIJVERHEID BIJLAGEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "LAWAAI IN DE BOUWNIJVERHEID BIJLAGEN"

Copied!
12
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

LAWAAI IN DE BOUWNIJVERHEID BIJLAGEN

Auteurs:

Ir. T. Onos Dr. T. Spee

Juli 2002

(2)

2

Het is geoorloofd gegevens uit deze brochure te gebruiken mits daarbij de bron wordt vermeld.

Hoewel bij de samenstelling van deze uitgave de uiterste zorg is nagestreefd, kunnen fouten en onvolledigheden niet worden uitgesloten. Arbouw aanvaardt geen aansprakelijkheid, ook niet voor directe of indirecte schade ontstaan door of verband houdende met toepassing van door Arbouw gepubliceerde uitgaven.

(3)

3 INHOUDSOPGAVE:

BIJLAGE 1: STARTNOTITIE GELUID VAN ARBOUW

BIJLAGE 2: BLOOTSTELLINGSMETINGEN AAN GELUID BIJ

MACHINAAL HOUTBEWERKERS, WEGMARKEERDERS, SLOPERS EN MACHINISTEN GWW

BIJLAGE 3: LAWAAIBESTRIJDING IN DE BOUW

BIJLAGE 4: INVENTARISATIE LAWAAI IN DE BOUWNIJVERHEID BIJLAGE 5: OVERZICHT BEBOETBARE FEITEN MET BETREKKING

TOT GELUID

BIJLAGE 6: MATERIEEL GENOEMD IN ARTIKEL 12 VAN RICHTLIJN 2000/14/EG

BIJLAGE 7: MATERIEEL GENOEMD IN ARTIKEL 13 VAN RICHTLIJN 2000/14/EG

BIJLAGE 8: MAXIMALE GELUIDEMISSIENIVEAUS BEHORENDE BIJ ARTIKEL 12 RICHTLIJN 2000/14/EG

BIJLAGE 9: INNOVATIES MET EEN POSITIEF EFFECT OP DE

GELUIDBLOOTSTELLING UIT HET COBOUWARCHIEF 1993 TOT EN MET 2001

BIJLAGE 10: MILIEULIJST 2001, COMPARTIMENT GELUID BIJLAGE 11: ARBOLIJST 2001, INVESTERINGEN TER

VOORKOMING/VERMINDERING VAN DE BLOOTSTELLING AAN LAWAAI

BIJLAGE 12 AANTAL MELDINGEN IN HET COMPARTIMENT GELUID MIA/VAMIL JAARVERSLAG 2000

BIJLAGE 13: AANTAL MELDINGEN FARBO REGELING MET BETREKKING TOT GELUID IN 1998, 1999 EN 2000

(4)

4

(5)

BIJLAGE 1

STARTNOTITIE GELUID VAN ARBOUW

(6)

2

(7)

3 1. INLEIDING

Lawaai in komt de bouwnijverheid op grote schaal voor. Van het bouwplaatspersoneel heeft 16% klachten over het gehoor. Dat is significant meer dan in de industrie, waar dit percentage op 12 ligt. Verder klaagt 37% van het CAO-personeel in de

bouwnijverheid over lawaai in de werkomgeving versus 45% in de industrie (Bron:

Arbouw bedrijfstakatlas, 1993/94).

Lawaaidoofheid op zich draagt weinig bij aan arbeidsongeschiktheid. Echter, lawaaidoofheid zorgt wel voor een sociaal isolement en is in die zin een sociale handicap. De overheid heeft lawaai op de arbeidsplaats dan ook tot een van de

prioritaire aandachtsgebieden benoemd (Ministerie van SZW: nota arboconvenanten, ARBO/ATB/98/39096, 15 januari 1999).

In Duitsland, waar beroepsziekten in het kader van de sociale verzekeringen worden geregistreerd, is lawaaidoofheid de meest voorkomende erkende beroepsziekte. In 1995 betrof voor de bouwnijverheid 49% van alle nieuwe gevallen van beroepsziekte lawaaidoofheid. Voor de Duitse industrie als geheel bedroeg dit percentage 37.

2. DOELSTELLING

De doelstelling van het project ‘aanpak lawaai in de bouwnijverheid’ is: Reductie van blootstelling aan schadelijk lawaai bij 10% van de heiers, wegmarkeerders, slopers, machinaal houtbewerkers en machinisten GWW. Het project loopt van 2000 t/m 2002.

3. RISICOPOPULATIE

Tabel 1 bevat een overzicht van de beroepen waarbij significant meer klachten over lawaai dan gemiddeld voor het bouwplaatspersoneel zijn gerapporteerd. Deze

beroepsgroepen zijn overigens reeds genoemd in de nota ‘project arboconvenanten in de bouwnijverheid’. Tevens wordt, voor zover bekend, het uit het gehoorverlies berekende lawaainiveau vermeld.

Op basis van de gegevens in tabel 1 komt de risicopopulatie in de bouwnijverheid uit op ongeveer 126 000 personen.

Uit de Arbobalans 1998 van het ministerie van SZW is gebleken dat 70% van de hoog blootgestelden aan lawaai geen gehoorbeschermingsmiddelen draagt of dan niet consequent doet. Dit cijfer geldt voor de gehele Nederlandse nijverheid, maar er is op voorhand geen reden om voor de bouwnijverheid een afwijkend getal aan te nemen.

Dit zou betekenen dat bijna 90 000 personen in de bouwnijverheid een reële kans op gehoorbeschadiging lopen.

(8)

4 Tabel 1:

Overzicht van de beroepsgrootte, het klachtenpercentage, en het berekende lawaainiveau.

____________________________________________________________________________

Beroep Beroepsgrootte klachten over berekende lawaai-

(*1000) lawaai (%) blootstelling (dBA)

heier 1 - 1,1 87 96 sloper 2,1 69

metaalbewerker ? 68 96 spoorlegger 2 68

machinaal houtbewerker 4,5 - 5 67 93 natuursteenbewerker 1,1 66 97 wegmarkeerder 0,3 66

betonwerker 1,7 - 1,8 57 91 wegenbouwer ? 56 machinist GWW 3 - 3,5 55

steigerbouwer 1 52 vloerenlegger 3,3 - 3,6 52

machinist mobiele kraan 4 - 5 51 92 monteur afbouw 0,2 - 0,4 51

elektricien ? 50 betontimmerman 3 48 timmerman/metselaar 80(1) 48 monteur onderhoud machines? 47

straatmaker 10 46

timmerman 80(1) 46 91 betonstaalvlechter 3,4 45

grondwerker 5 - 6 43 91

______________________________________________________________________

4. WETTELIJK KADER

De regelgeving voor geluid, zoals die is opgenomen in het

Arbeidsomstandighedenbesluit, kent een getrapt systeem van wettelijke

verplichtingen. Tot 26 mei 2000 werden bij drie oplopende niveaus van geluidssterkte in toenemende mate maatregelen geëist, waarbij de volgende grenzen werden

onderscheiden.

• Een gezondheidsgrens van 80 dB(A), waarboven de werkgever verplicht is het geluid via metingen in kaart te brengen, gehoorbeschermingsmiddelen

beschikbaar te stellen, werknemers voor te lichten over de risico’s van schadelijk geluid en hen te instrueren over het gebruik van risicobeperkende maatregelen. De werknemers moeten periodiek in de gelegenheid worden gesteld hun gehoor te laten onderzoeken.

(9)

5

• Een actiegrens van 85 dB(A), waarboven lawaai moet worden bestreden, bij voorkeur door maatregelen aan de bron.

• Een gevarengrens van 90 dB(A), waarboven de werkgever plaatsen waar dit niveau wordt overschreden moet afbakenen en markeren. De werknemer is verplicht gehoorbescherming te gebruiken.

Inmiddels zijn de actiegrens en de gevarengrens in elkaar geschoven. De grens van 90 dB(A) is vervallen en de verplichtingen die vanaf dat niveau golden, gelden nu vanaf 85 dB(A).

5. OVERHEIDSBELEID

De overheid heeft lawaai tot een prioritair aandachtsgebied verklaard. Dit heeft geresulteerd in een aantal beleidsvoornemens, onder meer:

• de reeds genoemde verlaging van de grens waarboven gehoorbescherming verplicht is,

• verscherpt toezicht van de Arbeidsinspectie op de naleving van de bepalingen inzake schadelijk geluid,

• fiscale faciliëring van stille technologie door het opnemen van geluidsarme arbeidsmiddelen in de FARBO-regeling.

6. BESTRIJDING VAN LAWAAI

Voor het bestrijden van lawaai komt, conform de regelgeving op basis van de Arbowet, allereerst stille(re) technologie in aanmerking. Daarbij valt te denken aan:

• stiller (hand)gereedschap, bijvoorbeeld zaagmachines met geluidarme zaagbladen,

• geluiddemping, bijvoorbeeld het dempen van afblaasgeluid van persluchtgereedschap,

• geluiddempende omkasting, voor (semi)vast opgestelde apparatuur zoals compressoren.

Als met bronmaatregelen geen voldoende verlaging van de blootstelling kan worden gerealiseerd, komen maatregelen ter beperking van de geluidsoverdracht van de bron naar de persoon aan de orde. Dat kan bijvoorbeeld worden bereikt door

geluidsisolerende cabines beschikbaar te stellen en/of het aantal blootgestelden tot het strikt noodzakelijke te beperken.

Als laatste optie komen gehoorbeschermingsmiddelen in aanmerking. Deze moeten een demping bieden tot 80 dB(A) of lager, tenzij dat technisch niet mogelijk is. In dat geval moeten zij een demping bieden tot 85 dB(A) of lager.

(10)

6 7. WERKWIJZE

Om de doelstellingen te bereiken wordt een werkwijze aangehouden die de volgende stappen omvat:

• vooronderzoek: het vaststellen van de belangrijkste risico’s,

• inventarisatie belangrijkste knelpunten,

• inventarisatie oplossingen,

• presentatie en promotie,

• implementatie oplossingen.

Verder worden periodiek resultaatmetingen uitgevoerd.

Fase 1: vooronderzoek: het vaststellen van de belangrijkste risico’s

Het doel van fase 1 is het vaststellen van de belangrijkste bronnen van lawaai voor de betrokken beroepsgroepen en het vaststellen van de hoogte van de blootstelling.

Arbouw heeft ongeveer tien jaar geleden veel onderzoek naar lawaaiexposities in de bouwnijverheid uitgevoerd. Tevens zijn in die periode de belangrijkste bronnen van lawaai onderzocht. Allereerst dient dus te worden nagegaan welke machines en

apparaten uit het eerder uitgevoerde onderzoek nog worden gebruikt. Van deze eerder onderzochte machines en apparaten moet worden bepaald in hoeverre de oude

onderzoeksresultaten representatief zijn. Indien de gegevens niet representatief zijn zullen deze moeten worden geactualiseerd aan de hand van reeds bekende specificaties of uit te voeren metingen. Aan de hand van literatuuronderzoek, werkplekobservaties en interviews met sleutelinformanten zal verder moeten worden nagegaan of er, en zo ja welke nieuwe bronnen van lawaai sindsdien zijn ontstaan. Indien van de

lawaaibronnen onvoldoende gegevens bekend zijn, zal aan de hand van specificaties of door metingen de hoogte van de lawaaiblootstelling moeten worden vastgesteld.

Fase 2: Inventarisatie van de belangrijkste knelpunten

In de gehele keten bron – overdracht – mens, zijn oplossingen bedacht om

blootstelling aan lawaai te verminderen. Toch blijken deze oplossingen niet algemeen geaccepteerd te worden. Ten aanzien van het beheersen van het risico van

lawaaidoofheid stelt de staatssecretaris van SZW in zijn aanbiedingsbrief bij de nota Arboconvenanten in de bouwnijverheid: "Voor de beheersing van deze risico's geldt in principe heldere wettelijke normering van de arbeidsomstandighedenwet. Tegelijk kan worden geconstateerd dat de bronaanpak in de vorm van het gebruik van geluidarme technieken en apparatuur achterblijft, met name als gevolg van trage ontwikkeling van de stand der techniek en de kosten van doorvoering van nieuwe technieken".

Onderzocht zal moeten worden waar nu precies de belemmeringen liggen om lawaaiarme technologie te ontwikkelen en de ontwikkelde technologie te implementeren.

(11)

7 Fase 3: Inventarisatie oplossingen

Fabrikanten hebben in de loop der jaren diverse geluidreducerende maatregelen toegepast op niet specifiek op de bouw gerichte machines en apparaten.

Geïnventariseerd moet worden welke maatregelen functioneel kunnen worden toegepast op machines en apparaten die zowel binnen als buiten de bouw worden gebruikt. Hierbij kan gedacht worden aan:

• Toepassen van stille afzuiginstallaties: op het gebied van ventilatie zijn in de afgelopen jaren ontwikkelingen doorgevoerd die hebben geleid tot stillere apparaten: bijvoorbeeld afzuigkappen in keukens en airconditioning in gebouwen. Deze ontwikkelingen kunnen mogelijk worden toegepast op machines die in de bouw worden gebruikt;

• Toepassen van stille zaagbladen: in de hout- en steenindustrie worden stille zaagbladen gebruikt. Mogelijke toepassing in bijvoorbeeld cirkelzagen dient onderzocht te worden.

• Innovatieve oplossingen

Aanvullend op bestaande maatregelconcepten dient onderzocht te worden of nieuwe oplossing kunnen worden bedacht. Als eerste dient te worden onderzocht welke machines en apparaten relevant zijn, dat wil zeggen veel lawaai produceren. Hierbij is het tevens van belang hoeveel personen aan het lawaai van dergelijke machines en apparaten worden blootgesteld. Om te komen tot maatregelen is het nodig metingen te verrichten om te analyseren welke onderdelen verantwoordelijk zijn voor het geproduceerde geluid.

Derhalve is het gewenst dat fabrikanten van dergelijke machines en apparaten bereid zijn om aan een dergelijk onderzoek mee te werken en dat ze deze apparatuur beschikbaar willen stellen. Indien fabrikanten niet wensen mee te werken zullen de metingen in praktijk situaties moeten plaatsvinden.

In overleg met de fabrikant dient te worden onderzocht welke maatregelen bedacht kunnen worden die leiden tot een doelmatige reductie van het geproduceerde geluid. Aan de hand van metingen wordt de doelmatigheid van de maatregel getoetst. Vervolgens zal moeten worden nagegaan of de bedachte maatregel op meerdere machines of apparaten kan worden toegepast.

Mogelijke nieuwe concepten zijn:

• Anti-geluid (geluidarm construeren);

• Toepassen van nieuwe productieprocessen: voor het afvangen van stof gebruik maken van statische stofvangers in plaats van afzuigkappen, in plaats van zagen met een zaagblad zagen met een waterstraal, etc.

Fase 4: Baten-analyse

Hoewel lawaaidoofheid niet altijd tot arbeidsongeschiktheid hoeft te leiden, constateert de overheid in de toelichting op de verlaging van de gevarengrens voor lawaai: “Er zijn duidelijke aanwijzingen dat het ziekteverzuim in ongunstige zin wordt beïnvloed door blootstelling aan lawaai tijdens het werk. Voorts is het niet denkbeeldig dat

(12)

8

(ex-)werknemers die door hun werk gehoorschade hebben opgelopen, hun

(voormalige) werkgever hiervoor aansprakelijk zullen stellen. Ondernemingen hebben dus een aanmerkelijk financieel belang bij het voorkomen van gehoorschade bij

werknemers door het voeren van een doelgericht preventiebeleid”.

Reductie van lawaaiblootstelling lijkt dus wel degelijk baten op te leveren, maar kwantitatieve gegevens hierover ontbreken momenteel.

Fase 5: Nulmeting naar de lawaaiblootstelling en het optreden van klachten De cijfers die in het kader van het PAGO worden verzameld leveren informatie over de mate van ervaren hinder door lawaai. Ook kan hieruit een indicatie van de

prevalentie van klachten worden verkregen, hoewel deze gegevens met de nodige voorzichtigheid moeten worden geïnterpreteerd. Immers, er zijn ook andere oorzaken dan lawaai op de werkplek van klachten aan het gehoor. Aan de hand van

gehoorverlies en onderzoek naar de duur van de blootstelling kunnen, als voldoende bekend is over de geluidsemissie van diverse machines, daggemiddelde

lawaaiblootstellingen worden berekend.

Fase 6: Opstellen implementatieplan 6.1 expertmeetings

In samenwerking met vertegenwoordigers uit de prioritaire branches worden

expertmeetings gehouden om tot een optimaal implementatieplan te komen. Daarbij dienen de resultaten van fase 1 t/m 4 als input.

6.2 implementatieplan

Op basis van de kennis en ervaring uit fase 1 t/m 4 en de resultaten van de expertmeeting wordt in overleg met de brancheorganisaties per branche een

implementatieplan opgesteld. In dit implementatieplan is een belangrijke rol voor de betrokken brancheorganisaties weggelegd, met name in de communicatie naar de branches.

6.3. Voorbeeldprojecten

Op basis van de uitkomsten van de eerdere fasen kan, in overleg met de

brancheorganisaties besloten worden één of meerdere voorbeeldprojecten uit te voeren.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De Commissie Governance heeft de boodschap ‘Van buiten naar binnen’ verstaan als een appèl van zowel het maat- schappelijk verkeer in brede zin als van het veelzijdige

Tot slot dient in het dossier expliciet te worden vast- gelegd wat de gevolgen voor de jaarrekening zijn van het aanvullend onderzoek van de accountant en wat zijn overwegingen

kennis te nemen van het actieplan betaalbaar en bereikbaar Bergen 2020 en hiervoor de separaat aangeleverde raadsbesluiten voor de Doelgroepenverordening gemeente Bergen 2020 en

Bij 3,0 procent van de gedetineerden vormen drie leefgebieden een probleem en ten slotte heeft 0,1 procent van de gedetineerden in het onderzoek op alle vier de

In short, that aftercare procedure aims to screen detainees while they are still inside the penal institution (PI), for possible problems in relation to four basic areas of

[r]

5) In de Reisproef heeft het inleveren van de parkeervergunning voor twee jaar tegengewerkt bij een aantal mensen om hun auto via de bonusregeling in te leveren. Als deze regeling

Er moet ook voldoende tijd zijn om de ruimte en alle apparatuur die door u, uw medewerkers of uw klanten wordt gebruikt te reinigen (printers, kabels, stylo’s en tablets voor