Zondag 07 mei 2017 4e zondag van de Paastijd
Voorganger: ds. T. Fossen, Amersfoort Gastvrouw: Jantie de Vries
Lector: Jantie de Vries Diaken: Wijny Braamskamp
Organist: Hugo de Graaff Koster: Theo Schaap Welkom en mededelingen
VOORBEREIDING Drempelgebed Lied 111: 1, 5 en 6
1 Van ganser harte loof ik Hem in ’t midden van Jeruzalem,
de Heer in ’t midden der getrouwen.
Groot zijn de daden van de Heer, Hij doet wie lust heeft aan zijn leer
de schoonheid van zijn heil aanschouwen.
5 Zijn volk heeft Hij voorgoed bevrijd en zijn verbond staat voor altijd, een licht hoog op de berg ontstoken.
Heilig en zeer te duchten is zijn naam in de geschiedenis.
Nooit wordt wat Hij belooft verbroken.
6 Van alle wijsheid het begin is: vrees de Heer met ziel en zin, aanbid zijn wil met vrees en beven.
Dit is het helderste verstand.
Loof Hem, zijn lof houdt eeuwig stand.
Wie Hem verhoogt zal met Hem leven.
Kyriegebed, beantwoord met Lied 299d
Heer, ontferm u over ons, Heer, ontferm u over ons, Christus, ontferm u over ons, Christus, ontferm u over ons, Heer, ontferm u over ons, Heer, ontferm u over ons.
Glorialied 652: 1 t/m 4
1 Zing jubilate voor de Heer, hemel en aarde, loof uw Vader, engelen, goden, mens en dier, sterren en stenen, jubilate!
2 Zing jubilate, dat is goed,
vogels en vissen, licht en water, bloemen en bomen, vlees en bloed, lichaam en ziel, zing jubilate!
3 Zing jubilate voor de Zoon, dat Hij de hemel heeft verlaten, dat Hij de zonden heeft verzoend, Jezus Messias, jubilate!
4 Zing jubilate voor de Geest, offer de vogel Geest uw adem, dat Hij uw hart met vuur geneest, wees God indachtig, jubilate!
DIENST VAN HET WOORD
Gebed bij de opening van de Schrift
Eerste lezing: Leviticus 19: 1-18 (eigen vertaling) Lied 119: 65, 66
65 Al uw geboden zijn gerechtigheid.
Ik prijs uw woord met juichende gezangen.
Uw rechterhand geleide mij altijd;
naar uw geboden richt ik al mijn gangen.
Het is uw wet, waarin ik mij verblijd, het is uw heil, waarnaar ik blijf verlangen.
66 Geef leven aan mijn ziel, wees Gij mijn lied, geef dat ik eeuwig U mag toebehoren.
Onthoud mij uw getuigenissen niet.
Ik was een schaap en had de weg verloren.
Zoek, Heer, uw knecht. Ik hoor wat Gij gebiedt.
Gij hebt mij immers tot uw dienst verkoren.
Tweede lezing: 1 Petrus 2:11-25
11Geliefde broeders en zusters, u bent als vreemdelingen die ver van huis zijn; ik vraag u dringend niet toe te geven aan zelfzuchtige verlangens, die uw ziel in
eer bewijzen op de dag waarop hij komt rechtspreken. 13Erken omwille van de Heer het gezag van de bestuurders die door de mensen zijn aangesteld: van de keizer, de hoogste autoriteit, 14en van de gouverneurs, die hij heeft afgevaardigd om
misdadigers te straffen en om te belonen wie het goede doen. 15God wil namelijk dat u door het goede te doen onwetende dwazen de mond snoert. 16Leef als vrije
mensen, en verschuil u niet achter uw vrijheid om u te misdragen, maar handel als dienaren van God. 17Houd iedereen in ere, heb uw broeders en zusters lief, heb ontzag voor God en eerbiedig de keizer. 18Slaven, erken het gezag van uw
meesters en heb ontzag voor hen, niet alleen voor de goede en rechtvaardige, maar ook voor de onrechtvaardige. 19Het is een blijk van genade als iemand, doordat zijn aandacht op God gericht is, in staat is onverdiend leed te verdragen. 20Immers, is er enige reden om trots te zijn wanneer u de slagen verdraagt die u als straf voor uw wangedrag krijgt? Het is echter een blijk van Gods genade wanneer u verdraagt wat u moet lijden voor uw goede daden. 21Dat is uw roeping; ook Christus heeft geleden, om uwentwil, en u daarmee een voorbeeld gegeven. Treed dus in de voetsporen van hem 22die geen enkele zonde beging en over wiens lippen geen leugen kwam.
23Hij werd gehoond en hoonde zelf niet, hij leed en dreigde niet, hij liet het oordeel over aan hem die rechtvaardig oordeelt. 24Hij heeft in zijn lichaam onze zonden het kruishout op gedragen, opdat wij, dood voor de zonde, rechtvaardig zouden leven.
Door zijn striemen bent u genezen. 25Eens dwaalde u als schapen, nu bent u teruggekeerd naar hem die de herder is, naar hem die uw ziel behoedt.
Lied 651: 1, 2 en 5
1 Christus heeft voor ons geleden als een beeld van ons bestaan, dat wij zover zouden gaan in zijn voetstappen te treden.
2 Die geen zonde heeft bedreven, uit wiens mond niet is gehoord enig onvertogen woord,
maar de adem van het leven.
5 Door wiens striemen gij genezen, door wiens dood gij levend zijt, levend in rechtvaardigheid, taal en teken van Gods wezen.
Verkondiging Lied 791: 1 t/m 6
1 Liefde, eenmaal uitgesproken als uw woord van het begin, Liefde, wil ons overkomen als geheim en zegening.
2 Liefde, die ons hebt geschapen, vonk waarmee Gij zelf ons raakt, alles overwinnend wapen,
laatste woord dat vrede maakt.
3 Liefde luidt de naam der namen waarmee Gij U kennen laat.
Liefde vraagt om ja en amen, ziel en zinnen metterdaad.
4 Liefde waagt zichzelf te geven, ademt op van goede trouw.
Liefde houdt ons in het leven, – daarop hebt Gij ons gebouwd.
5 Liefde laat zich voluit schenken als de allerbeste wijn.
Liefde blijft het feest gedenken waarop wij uw gasten zijn.
6 Liefde boven alle liefde, die zich als de hemel welft over ons: wil ons genezen, bron van liefde, liefde zelf!
Gebeden Collecte
Slotlied 23c: 1 t/m 5
1 Mijn God, mijn herder, zorgt voor mij, wijst mij een groene streek;
daar rust ik aan een stille stroom - en niets dat mij ontbreekt.
2 Hij geeft mijn ziel weer nieuwe kracht, doet mij zijn wegen gaan,
de paden van gerechtigheid, ter ere van zijn naam.
3 Al moet ik door het doodsravijn, U gaat steeds aan mijn zij.
Ik vrees geen kwaad, uw herdersstaf geeft steun en veiligheid.
4 Terwijl de vijand toe moet zien, maakt U mijn tafel klaar.
5 Uw trouw en goedheid volgen mij, uw liefde, dag aan dag;
en wonen zal ik in Gods huis zo lang ik leven mag.
Wegzending en zegen Lied 708: 1 en 6
1 Wilhelmus van Nassouwe ben ik van duitsen bloed, den vaderland getrouwe blijf ik tot in den dood.
Een prinse van Oranje ben ik vrij onverveerd, den koning van Hispanje heb ik altijd geëerd.
6 Mijn schild ende betrouwen zijt Gij, o God, mijn Heer!
Op U zo wil ik bouwen, verlaat mij nimmermeer!
Dat ik toch vroom mag blijven, uw dienaar t’aller stond,
de tirannie verdrijven
die mij mijn hart doorwondt.