• No results found

Regels Bvo Ommel recreatiepark Prinsenmeer

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Regels Bvo Ommel recreatiepark Prinsenmeer"

Copied!
15
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Ommel recreatiepark (Prinsenmeer) 2013

(2)

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 Inleidende regels 3

Artikel 1 Begrippen 3

Artikel 2 Wijze van meten 7

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 8

Artikel 3 Recreatie 8

Hoofdstuk 3 Algemene regels 12

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel 12

Artikel 5 Algemene afwijkingsregels 13

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 14

Artikel 6 Overgangsrecht 14

Artikel 7 Slotregel 15

(3)

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 beheersverordening:

beheersverordening 'Ommel recreatiepark (Prinsenmeer) 2013' van de gemeente Asten, bestaande uit de geometrisch bepaalde objecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0743.BV02013001-VS01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.2 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of één of meer bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.3 bebouwingsvlak:

een als zodanig aangeduid oppervlak, waarbinnen krachtens deze regels bepaalde bebouwing mag worden gebouwd.

1.4 bevoegd gezag:

het bevoegd gezag in de zin van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Als hoofdregel is dit het college van burgemeester en wethouders van Asten.

1.5 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.6 bouwwerk:

elke bouwconstructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.7 caravan:

een al dan niet uitklapbare wagen, gebouwd, ingericht en bestemd tot kamperen, welke met een snelheid van tenminste 60 km/uur langs een vlakke weg achter een normale personenauto kan worden voortbewogen.

1.8 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.9 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw danwel op of bij een terrein, kennelijk slechts bestemd voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of het terrein in overeenstemming met de bestemming.

(4)

1.10 chalet:

een gebouw dat dient als een recreatiewoonverblijf, waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.11 gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.12 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of afleveren van goederen aan wederverkopers, instellingen dan wel aan die personen die deze goederen in een door hen gedreven onderneming of instelling bedrijfsmatig aanwenden.

1.13 horeca:

hieronder worden begrepen de navolgende categorieën:

1. restaurantbedrijf: een bedrijf dat is gericht op het bedrijfsmatig voor gebruik uitsluitend ter plaatse verstrekken van maaltijden en dranken, zoals een restaurant en een bistro;

2. cafetariabedrijf: een bedrijf dat is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van kleine eetwaren, al dan niet in combinatie met dranken. Hieronder worden mede begrepen een friteskraam en een ijssalon;

3. cafébedrijf: een bedrijf dat is gericht op het bedrijfsmatig voor gebruik ter plaatse verstrekken van dranken.

1.14 houtopstand:

hakhout, een houtwal of een of meer bomen.

1.15 kampeermiddel:

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover niet als bouwwerk aan te merken, waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen ervan vereist is; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zinn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, met uitzondering van:

 woonwagens in de zin van de Huisvestingswet;

 tenten in gebruik voor het houden van bijeenkomsten, tentoonstellingen of voorstellingen;

 voertuigen in gebruik als directiekeet;

 vaartuigen.

1.16 kampeerterrein:

terrein of plaats geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

(5)

1.17 kamperen:

het recreatief buiten verblijven, indien dit omvat overnachting anders dan met gebruikmaking van een hotel, pension of woning.

1.18 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.

1.19 onderkomens

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.

1.20 peil:

1. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.21 pleisterplaats:

plaats waar men kortstondig een reis onderbreekt om er te rusten of te eten.

1.22 stacaravan:

een caravan of enig ander kampeermiddel dat is aan te merken als bouwwerk, door de afmetingen en door de plaatsing op een vaste standplaats.

1.23 tent:

een in hoofdzaak uit textiel of uit daarmee vergelijkbare materialen vervaardigd onderkomen voor dag- en/of nachtverblijf, dat gemakkelijk is op te bouwen en in te pakken.

1.24 toeristisch kampeermiddel:

een kampeermiddel geen stacaravan zijnde.

1.25 toeristische standplaats:

kamperen gedurende maximaal 6 weken aaneengesloten in een toeristisch kampeermiddel.

1.26 vaste standplaats:

kamperen dan wel het op een standplaats plaatsen van kampeermiddelen gedurende het gehele jaar of vrijwel het gehele jaar.

(6)

1.27 vellen:

vellen en rooien, met inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand tot gevolg kunnen hebben.

1.28 verkoopvloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief etalageruimte en de ruimte achter de toonbank.

1.29 volumineuze goederen:

auto's, boten, caravans, grove bouwmaterialen of landbouwmachines.

(7)

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.

2.2 het bebouwingspercentage:

het door bouwwerken bebouwde oppervlak, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

verticaal vanaf de bovenkant goot, boeiboord, druiplijn of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan peil.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

verticaal vanuit het hoogste punt van een bouwwerk tot aan peil, met dien verstande dat schoorstelen, lichtkoepels, antennes en soortgelijke ondergeschikte onderdelen van een bouwwerk buiten beschouwing blijven.

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren en dakvlakken, zulks met inbegrip van erkers en dakkapellen en boven peil, met dien verstande dat bij woonruimten in gebouwen, die niet uitsluitend voor bewoning zijn bestemd, de inhoud van de woning wordt gemeten boven de afgewerkte vloer van de woonlaag c.q. woonlagen.

2.6 de lengte, breedte c.q. diepte van bouwwerken:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de (buitenste verticale projecties van) de buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren en wel 1 m boven peil, danwel indien het bouwwerk uit meerdere bouwlagen bestaat, over de laag met het grootste oppervlak.

(8)

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Recreatie

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. verblijfsrecreatieve voorzieningen met een niet permanent karakter ten behoeve van maximaal 1460 toeristische, vaste standplaatsen en chalets ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie', met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'toeristisch kamperen' uitsluitend toeristische kampeermiddelen zijn toegestaan en dat er in totaal maximaal 1000 vaste standplaatsen en/of chalets aanwezig mogen zijn.

b. (dag)recreatieve voorzieningen waarbij de volgende functies zijn toegelaten:

1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsvlak 1' en 'bebouwingsvlak 2':

 centrale functies zoals een receptie, zwembad, sauna, fitness en horeca, met een maximale oppervlakte van 1.200 m2;

 een discotheek met een maximale oppervlakte van 300 m2;

 een supermarkt/detailhandel met een maximale verkoopvloeroppervlakte van 300 m2;

 een crèche

 een wasserette

 centrale bedrijfsvoorzieningen ten behoeve van technisch onderhoud van het park (o.a. een loods);

2. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding bebouwingsvlak 1: twee bedrijfswoningen;

3. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding bebouwingsvlak 3: één bedrijfswoning;

4. water en daarbij passende voorzieningen zoals aanlegsteigers, speeltoestellen, eilanden, bruggen e.d.;

5. decentrale voorzieningen zoals speeltoestellen, toiletten, sportvelden, kiosken en parkeerplaatsen;

c. (hoofd)ontsluiting van het park ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';

d. interne ontsluitingswegen;

e. behoud en herstel van de houtopstand ter plaatse van de aanduiding 'houtopstand';

f. een geluidwal met een hoogte van maximaal 3,5 m ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal';

g. visuele afscherming van het gebied door middel van een afschermende groenvoorziening (met dichte en groenblijvende beplanting) ter plaatse van de aanduiding 'groen'.

(9)

3.2 Bouwregels

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden mogen worden bebouwd met gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitsluitend ten dienste van deze bestemming, met dien verstande dat:

a. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen, geen stacaravans en chalets zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' niet meer dan 1.000 m2 mag bedragen en de goothoogte niet meer dan 3 m;

b. stacaravans en chalets uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' en hiervoor de volgende eisen gelden:

1. de hoogte bedraagt maximaal 3,5 m;

2. de oppervlakte bedraagt maximaal 50 m2;

c. ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsvlak 1' de volgende eisen gelden:

1. de goothoogte bedraagt maximaal 5 m, met uitzondering van gebouwen met een oppervlakte van maximaal 1.250 m2 waarvoor een goothoogte van maximaal 6 m geldt;

2. de dakhelling bedraagt maximaal 15o;

3. het bebouwingspercentrage bedraagt maximaal 35%;

d. ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsvlak 2' de volgende eisen gelden:

1. de goothoogte bedraagt maximaal 6 m;

2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 15 m;

3. de dakhelling bedraagt maximaal 45o;

4. het bebouwingspercentrage bedraagt maximaal 50%;

e. ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsvlak 3' uitsluitend een bedrijfswoning mag worden opgericht met:

1. een goothoogte van maximaal 6 m;

2. een oppervlakte van maximaal 200 m2; 3. een inhoud van maximaal 750 m3;

f. ter plaatse van de aanduiding 'groen' geen gebouwen mogen worden gebouwd;

g. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 5 m mag bedragen, met uitzondering van terreinafscheidingen waarvan de hoogte maximaal 2 m mag bedragen.

3.3 Specifieke gebruiksregels

3.3.1 Verboden gebruik van gronden

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden, voor zover dit niet rechtstreeks op de bestemming gericht is:

a. voor de verkoop van volumineuze goederen;

b. als terrein voor het beproeven van en/of racen en crossen met motorvoertuigen en bromfietsen;

c. kamperen ter plaatse van de aanduidingen 'water', 'groen', 'bebouwingsvlak 1', 'bebouwingsvlak 2' en 'bebouwingsvlak 3';

(10)

d. als opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte voorwerpen of producten;

e. voor de uitoefening van enige tak van discotheek, horeca, detailhandel/supermarkt anders dan ter plaatse van de aanduidingen 'bebouwingsvlak 1' en 'bebouwingsvlak 2';

f. voor groothandel;

g. voor permanent wonen buiten de toegestane bedrijfswoningen;

h. als sportveld ter plaatse van de aanduiding 'houtopstand'.

3.3.2 Verboden gebruik van opstallen

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van opstallen, voor zover dit niet rechtstreeks op de bestemming gericht is:

a. voor de verkoop van volumineuze goederen;

b. voor de uitoefening van enige tak van detailhandel of van enige horeca-activiteit anders dan ter plaatse van de aanduidingen 'bebouwingsvlak 1' en 'bebouwingsvlak 2';

c. als permanente woning buiten de toegestane bedrijfswoningen;

d. voor een pleisterplaats;

e. voor ander gebruik dan als bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsvlak 3'.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op de voor 'Recreatie' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen of te laten uitvoeren:

a. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen ter plaatse van de aanduiding 'houtopstand';

b. het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren;

c. het vellen van houtopstand ter plaatse van de aanduidingen 'houtopstand' en 'groen';

d. het aanleggen van leidingen en de daarmee verband houdende constructies.

3.4.2 Uitzonderingen

Het in artikel 3.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden:

a. die normaal beheer of onderhoud betreffen en/of noodzakelijk zijn in het kader van de normale bedrijfsexploitatie;

b. die van zodanig geringe omvang en ondergeschikte betekenis zijn dat daardoor geen aantasting van de beoogde doeleinden of aanwezige waarden plaatsvindt.

(11)

3.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de landschappelijke waarden van deze gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

(12)

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

(13)

Artikel 5 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de regels ten behoeve van:

a. het afwijken van de voorgeschreven minimum- en maximummaten met niet meer dan 10%, mits dit noodzakelijk is voor de bouwkundige dan wel architectonische inpassing en met uitzondering van de inhoudsmaat van de bedrijfswoningen;

b. het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bebouwingsvlakgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie mits daardoor belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;

c. het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van doeleinden van openbaar nut, zoals gemaalgebouwtjes, transformatorhuisjes, reduceerstations, met dien verstande dat:

1. de bebouwde oppervlakte maximaal 10 m2 bedraagt;

2. de goothoogte van gebouwen maximaal 3 m bedraagt;

3. de hoogte van gebouwen maximaal 6 m bedraagt;

4. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 10 m bedraagt.

(14)

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 6 Overgangsrecht

6.1 Overgangsrecht bouwwerken

1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van de beheersverordening, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

2. Het bevoegd gezag kan in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

6.2 Overgangsrecht gebruik

1. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

2. Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met de beheersverordening strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

(15)

Artikel 7 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van de beheersverordening "Ommel recreatiepark (Prinsenmeer) 2013".

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan -niet zijnde een stacaravan- dan wel enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover

een tent, tentwagen, kampeerauto of (sta)caravan dan wel enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde

Mobiel kampeeronderkomen: tent, vouwwagen, kampeerauto, caravan dan wel enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk

b De oppervlakte van gebouwen ten behoeve van centrale voorzieningen mag ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen - 1’ niet

[r]

Na de behandeling van het ontwerpbestemmingsplan in de commissie Ruimte van 6 juni 2017 is het bestemmingsplan nog op enkele punten gewijzigd.. werd het ontwerpbestemmingsplan

werd het ontwerpbestemmingsplan 'Ommel Recreatiepark Prinsenmeer 2017' behandeld in de commissie Ruimte.. Hierna is het bestemmingsplan nog op verschillende

kampeermiddel: tent, tentwagen, kampeerauto, caravan dan wel enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk