• No results found

"Maar je wilt ook een zo hoog mogelijk cijfer". De oriëntaties van studenten op professionele schrijftaken

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share ""Maar je wilt ook een zo hoog mogelijk cijfer". De oriëntaties van studenten op professionele schrijftaken"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Hajer, M. & T. Meestringa (2009). Handboek taalgericht vakonderwijs. Bussum:

Coutinho.

Hebbrecht, J. & W. van der Westen (2009). “Drie jaar Nederlands / Vlaams Platform Taalbeleid Hoger Onderwijs. Opbrengsten en toekomstdromen”. In: S. Vanhooren

& A. Mottart (red.). Drieëntwintigste conferentie Het Schoolvak Nederlands. Gent:

Academia Press, p. 152-157.

Horst, J. van der (2009). “De taal verloederd nu eenmaal. Taalproblemen en de wegen naar mogelijke oplossingen”. In: De Groene Amsterdammer (13 mei 2009). Online raadpleegbaar op: http://www.groene.nl/2009/20/de-taal-verloederd-nu-eenmaal.

Kennisplatform Taalontwikkelende leraar. Online raadpleegbaar op http://kennisplat- form.leoned.nl/welkom.htm.

Lievens, J. (2011). “Naar een taalbeleid dat het verschil maakt”. In: S. Vanhooren &

A. Mottart (red.). Vijfentwintigste conferentie Het Schoolvak Nederlands. Gent:

Academia Press, p. 142-146.

Westen, W. van der (2010). ‘Taalbeleid met het accent op taalleerstrategieën en een actieve leerhouding’. In: E. Peters & T. Van Houtven (red). Taalbeleid in het hoger onderwijs: de hype voorbij? Leuven: Acco, p. 177-190.

Website Taalgericht Vakonderwijs. Online raadpleegbaar op http://www.taalgericht- vakonderwijs.nl/platform/00001/.

Ronde 7

Jacqueline van Kruiningen Rijksuniversiteit Groningen Contact: j.f.van.kruiningen@rug.nl

“Maar je wilt ook een zo hoog mogelijk cijfer”.

De oriëntaties van studenten op professionele schrijftaken

1. Inleiding

Derdejaarsstudenten Communicatie- en Informatiewetenschappen aan de Rijksuniversiteit Groningen krijgen in het kader van een casestudy te maken met de schrijftaken ‘projectvoorstel’ en ‘adviesrapport’. In de rol van adviseurs analyseren ze een communicatieprobleem. Ze formuleren een projectvoorstel, voeren onderzoek uit en schrijven een adviesrapport voor een externe opdrachtgever. Dit soort praktijkge- richte opdrachten is in principe gericht op het creëren van een betekenisvolle context,

5

(2)

waarin studenten authentieke –real life – problemen op moeten lossen. Daarbij schrij- ven ze hun teksten voor concrete lezers. Hoe realistisch ook, toch kunnen dit soort

‘authentieke’ taken door studentschrijvers als hybride worden ervaren (Scheider &

Andre 2005). De studenten moeten zich immers niet alleen richten op een opdracht- gever die geïnteresseerd is in gefundeerde voorstellen voor de oplossing van een pro- bleem, maar ook op de opleidingsspecifieke eisen die docenten aan hen stellen. Dat kan leiden tot teksten met conflicterende opdrachteisen en – tot op bepaalde hoogte – tot conflicterende genrekenmerken (vgl. Russell & Cortes 2012: 6; Russell 1997:

231).

De exploratieve studie waarover ik rapporteer op de HSN-conferentie, vormt onder- deel van de zoektocht van de docenten van deze casestudy naar een optimaal cursus- en opdrachtontwerp1. In een kleinschalig kwalitatief onderzoek is gekeken naar de overwegingen, oriëntaties en activiteiten van twee studententeams die, gedurende een semester, in teamverband werkten aan het uitvoeren van bovengenoemde onderzoeks- en schrijftaken.

2. Achtergrond

Vanuit een genre-theoretisch perspectief kunnen we schrijven beschouwen als een sociale activiteit die onlosmakelijk verbonden is met de sociale context waarin dat schrijven plaatsvindt. Een schrijver vormt onderdeel van een specifieke discourse com- munity. In het geval van professionele schrijftaken in het onderwijs is er in feite spra- ke van twee verschillende communities, waarin schrijftaken verschillende (educatieve en professionele) functies vervullen. Dias e.a. (1999: 197) spreken in dit verband zelfs over worlds apart.

In een artikel over de transitie van de opleiding naar de werkplek spreekt Russell (1997) over de messy struggle van studenten met nieuwe genres op die werkplek (229).

Schneider & Andre (2005: 215) constateren dat die transitie beter verloopt als studen- ten in de opleiding:

• kennis hebben gemaakt met de formele kenmerken van relevante workplace genres;

• een stevige basis wordt geboden voor de procedurele vaardigheden voor onderzoek en analyse, verbonden met specifieke tekstgenres;

• in de gelegenheid worden gesteld om te oefenen in professionele genres;

• kunnen samenwerken in groepen.

Idealiter vindt die oefening plaats in een betekenisvolle context. Hyland (2009) en Lea

& Street (2006) benadrukken dat een betekenisvolle context voor schrijftaken kan worden gerealiseerd door literacy events te creëren, waarin schrijven secundair is aan

(3)

een ander doel (Hyland 2009: 51). Je kunt studenten dan stimuleren om te reflecte- ren op tekstfuncties en genrekenmerken en om rekening te houden met de behoeften van ‘echte lezers’ in een specifieke context (Lea & Street 2006). In dat verband con- cluderen Schneider & Andre dat begeleiding van studenten bij een constructieve tran- sitie van opleiding naar werkplek meer moet inhouden dan instructie van de formele kenmerken van professionele genres. Omdat opleidingsprogramma’s studenten nu eenmaal niet alle kennis en vaardigheden mee kunnen geven die ze nodig hebben voor toekomstige professionele schrijftaken, is het zaak om ze in elk geval ervaring te bie- den in gezamenlijke schrijftaken. Samenwerking kan studenten voorbereiden op schrijfprocessen zoals die in de professionele praktijk plaatsvinden: “in which multiple readers and writers shape a document” (Schneider & Andre 2005: 212).

Samenwerking stimuleert discussie over tekstconventies en reflectie op eigen en ander- mans benaderingen en helpt studenten “to develop the ‘vital skill’ of knowing when and how to elicit information from co-workers” (ibid.: 212). Dat alles moet bij de stu- denten leiden tot “an appreciation for the complex nature of genres and genre acqui- sition” (ibid.:196).

Om zicht te krijgen op de manieren waarop docenten studenten concreet kunnen ondersteunen bij de ontwikkeling van bovengenoemde reflectie- en schrijfvaardighe- den, is een analyse van de behoeften van studenten zinvol, aldus Russell & Cortes (2012: 7). Ze benadrukken dat een etnografische beschrijving van onderwijspraktijken ons kan helpen bij het verkrijgen van zicht op processen en ontwikkelingstrajecten van studenten bij het ontwerpen en evalueren van onderwijs dat gericht is op leren en schrijven (Russell & Cortes 2012: 17).

3. Analyse van het schrijfproces van twee studententeams

Precies zo’n etnografische beschrijving staat centraal in het onderzoek waarover we in deze bijdrage rapporteren. We volgden twee studententeams (vier studenten per team) die een ‘communicatieadviesbureau’ vormden en werkten aan een onderzoek naar (en de oplossing voor) een communicatievraagstuk van een concrete opdrachtgever. De genres ‘projectvoorstel’ en ‘adviesrapport’ waren voor deze derdejaarsstudenten relatief onbekende schrijftaken. Ook het schrijven voor een concrete opdrachtgever was eer- der in hun studie niet aan de orde. Door gastcolleges en workshops van professionals uit het werkveld over zowel inhoudelijke thema’s als over de schrijftaken ‘projectvoor- stel’ en ‘adviesrapport’ en door briefings, een excursie en een werkbezoek maakten de studenten in deze cursus kennis met de praktijk van communicatieadvies.

De docenten van de cursus streefden ernaar om heldere, maar tegelijkertijd niet al te strikte instructies te geven voor de schrijftaken ‘projectvoorstel’ en ‘adviesrapport’ en om daarbij ruimte te laten voor de studenten om zich zelfstandig te oriënteren en een

5

(4)

eigen en creatieve invulling te geven aan zowel de inhoudelijke kant van de opdracht als aan de tekstpresentatie. Een belangrijke eis daarbij was wel dat de studenten in hun uitwerkingen lieten zien dat hun inhoudelijke en strategische keuzes gefundeerd waren en dat ze daarbij gebruik konden maken van de theoretische en methodologische basis die in de eerdere bachelorjaren was gelegd.

De dataverzameling bestond uit (a) opnames van de teambesprekingen, de gastcolle- ges en de workshops, (b) een analyse van de werkdocumenten en procesverslagen van de teams, en (c) een eindinterview. Op basis van analyse van deze data is getracht een beeld te schetsen van het ontwikkelingstraject van het team en van de oriëntaties en overwegingen van de studenten met betrekking tot de te schrijven teksten. De uitkom- sten van deze studie bieden aanleiding tot reflectie op de functie en didactische orga- nisatie van dit soort praktijkgerichte opdrachten in de opleiding.

Uit de analyses komt vooral naar voren dat de studenten tijdens het traject sterk gericht waren op de inhoudelijke uitwerking van de opdrachten en veel minder op de mogelijke – strategische – keuzes bij de tekstuele uitwerking ervan. In die inhoudelij- ke uitwerking gingen ze initiatiefrijk en zelfstandig te werk en zochten ze naar creatie- ve en strategische oplossingen. De teambesprekingen waren ook grotendeels gericht op deze inhoudelijke kwesties. Waar het ging om de schriftelijke uitwerking van de opdrachten, toonden de studenten zich – ondanks de oproep van de docenten om zich ook op dit punt breed te oriënteren en creatief en vrij te werk te gaan – sterk afhanke- lijk van de opdrachtinstructies, van de aanwijzingen in de colleges en van de feedback van de docent. Aanwijzingen werden gedwee en tamelijk minimalistisch opgevolgd en in teambesprekingen werd weinig tijd voorzien voor oriëntatie en reflectie op tekstkeu- zes.

De teams leken de schrijfopdrachten – in de basis – niet te ervaren als complexe taken.

Schrijfvraagstukken ontstonden pas wanneer ze in de colleges of door de docent wer- den aangereikt. Naar aanleiding van opmerkingen van de docent werd de tekststruc- tuur aangepast en gingen de teams nadenken over meer of minder zakelijk of persoon- lijk schrijven. Ook de door de docenten vereiste theoretische onderbouwing en de methodologische verantwoording van de aanpak van de opdracht werd pas een kwes- tie wanneer deze als een kwestie door de docenten werd benoemd: hoe laat je aan de lezer zien dat je keuzes theoretisch gefundeerd zijn en dat je je analyses systematisch hebt aangepakt, zonder er een saai wetenschappelijk verslag van te maken? Wat is het verschil tussen een compact adviesrapport voor een opdrachtgever en een – vaak veel theoretischer en meer methodologisch onderbouwd – onderzoeksrapport dat vaak in de opleiding van je wordt gevraagd? Dat zijn vraagstukken die in de teams wel bespro- ken werden, maar sterk in het licht van hun gerichtheid op het voldoen aan de opdrachteisen. Oplossingen werden gezocht in relatief gemakkelijke, oppervlakkige aanpassingen, zoals wijzigingen in de lay-out en in aanspreekvorm. De grotere kwes- ties lieten ze liggen.

(5)

4. Conclusies en overwegingen

Het zijn in deze casestudy wellicht meer de docenten dan de studenten die worstelden met het hybride karakter van de schrijftaken ‘projectvoorstel’ en ‘adviesrapport’ in een educatieve setting. Dat ook de studenten meer substantiële aandacht hadden kunnen besteden aan deze complexe taken, blijkt wel uit de eindbeoordeling die ze ontvingen van zowel de opdrachtgever als van de docent: beiden waren onder de indruk van de inhoudelijke adviezen, maar constateerden ook dat de rapporten een gebrek aan focus en lezersgerichtheid toonden. En ondanks de aanwezigheid van een theoretische onderbouwing, ontbrak het aan een heldere en samenhangende motivatie van de gemaakte keuzes, zo luidde het oordeel van zowel de docent als van de opdrachtgever.

De resultaten van deze (kleinschalige en exploratieve) studie roepen de vraag op hoe je als opleiding een praktijkopdracht met een betekenisvolle context kunt ontwerpen, waarbij de studenten het niet alleen als een uitdaging zien om met de inhoud aan de slag te gaan, maar zich ook gericht gaan oriënteren op strategisch schrijven. Hoe maak je stu- denten (nog meer) context- en genregevoelig? Hoe zorg je ervoor dat ze niet alleen al het gevraagde op een rijtje zetten, maar ook werk maken van een ‘boodschap overbrengen’?

Een volledige inwijding in de praktijken en conventies van de professionele (schrijf )praktijk is in een opleidingssetting niet mogelijk en moet ook niet het streven zijn (vgl. Cornelis 2013). Wel moet het mogelijk zijn om studenten door praktijkcases aan te zetten tot het ontwikkelen van een groter tekstbewustzijn. Aan veel didactische vereisten was in de hier beschreven cursus voldaan: (a) heldere opdrachtinstructies, (b) ruime oriëntatiemogelijkheden voor de studenten door workshops, gastsprekers, werk- bezoeken aan communicatieadviesbureaus, briefings, een excursie, student- en docent- feedback en (c) samenwerking in teams. Een oplossing ligt wellicht in het bieden van (nog) meer sturing in de oriëntatiefase, bijvoorbeeld door het verplicht stellen van een genreanalyse (op basis van voorbeeldteksten uit de praktijk) en gerichtere genre gere- lateerde oriëntatieopdrachten bij de werkbezoeken en briefings.

Referenties

Cornelis, L. (2013). ‘Nogmaals het linker- en rechterrijtje’. Blog op de website van Louise Cornelis, Tekst en Communicatie, 23-01-2013. Online raadpleegbaar op http://www.lhcornelis.nl/schrijftips/nogmaals-het-linker-en-rechterrijtje/.

Dias, P., A. Freedman, P. Medway & A. Paré (1999). Worlds apart. Acting and writing in academic and workplace contexts. Mahwah, NJ: Lawrence Erlbaum.

Hyland, K. (2009). Teaching and researching writing. Harlow/London/New York:

Pearson.

5

(6)

Lea, M. & B. Street (2006). “The ‘academic literacies’ model: Theory and applicati- ons”. In: Theory into Practice, vol. 45, nr. 4, p. 368-377.

Russell, D. (1997). “Writing and genre in higher education and workplaces: A review of studies that use cultural-historical activity theory”. In: Mind, Culture & Activity, vol. 4, nr. 4, p. 224-237.

Russell, D. & V. Cortes (2012). ‘Academic and scientific texts: The same or different communities’. In: C. Donahue & M. Montserrat Castello Badia (red.). University writing: Selves and texts in academic societies. Bingly: Emerald Group, p. 3-18.

Schneider, B. & J. Andre (2005). “University preparation for workplace writing: An exploratory study of the perceptions of students in three disciplines”. In: Journal of Business Communication, vol. 42, nr. 2, p. 195-218.

Noten

1Deze studie is gebaseerd op materiaal uit het scriptieonderzoek van Lisanne Luning, master Nederlandse Taal & Cultuur, Rijksuniversiteit Groningen, 2012.

Ronde 8

Henriette Groot Antink & Pieter ’t Hart

Hogeschool Utrecht Faculteit Gezondheidszorg Contact: hgrootantink@gmail.com

p.hart@sobit.nl

Taalontwikkelend onderwijs in het hbo. Een voorbeeld van zelfregie

1. Inleiding

“Ik heb een vraag: heb jij misschien een paar handvatten of punten over hoe je nu presies een verslag maakt op hbo-niveau? Ik kom van het mbo en krijg op mijn stage nog wel eens cometaar op mijn verslagen dat ze niet op hbo-niveau zijn”.

Studenten in het hoger beroepsonderwijs (hbo) leren competentiegericht.

Gestructureerd onderwijs in schrijven wordt in het hbo over het algemeen nauwelijks aangeboden, maar wordt vaak wel op eindniveau getoetst. Docenten vinden dat stu- denten niet beschikken over de juiste schrijfvaardigheid om tot voldoende schriftelij-

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Mijn ervaringen met het schrijven van het een plan van aanpak en een adviesrapport zijn weinig tot geen, maar ik hoop tijdens het volgen van Case Study CIW hier meer mee te

Bedenk voor het gesprek waar u zelf als mantelzorger mee geholpen zou zijn.. Praat er eventueel vooraf over met iemand uit uw familie- of

De lof weerklinkt door het heelal Gods’ kind’ren zingen overal.. Gloria, Gloria voor de

The current study tried to shed light on intergenerational transmission of maltreatment using the social learning theory, attachment theory and the family stress model.. Three

Klaas beaamt dit en gaat even later door op het thema ‘liefde’, wat een brug blijkt naar vertellen over zijn relatie met zijn vrouw en, via het benoemen van de impact van

Omdat het meet volume van een eiwit, dat grofweg gegeven wordt door de grootte van de bindingsplaats voor de te-meten chemische stof op het eiwit, zo klein is en dus maar

We expected that this relation would be different for different ethnic composition levels in class, where adolescents in ethnically mixed classrooms where they are still the