1 krijg (ww), zakgeld (zn) 2 spaar (ww), nieuwe (bn) 3 zegt (ww)
4 kinderen (zn)
5 procent (zn), zakgeld (zn), het (lw)
6 het (lw), goede (bn), doel (zn) 1 d 2 f
3 b 4 a 5 c 6 e
1 werkt 2 woonde 3 vertelde 4 verzamelt 5 organiseren 6 ga
1 1 niet waar 2 waar 3 niet waar 4 waar
2 flexibel star Tim Berend Bianca Valerie 1 Tobias knaagt 2 Hij moet 3 Fernando is 4 Tobias denkt na 5 schrijf ik/ik schrijf 6 wil hij/hij wil 1 aandacht 2 geul 3 makreel 4 kick 5 algen
1 directe rede 2 directe rede 3 directe rede 4 indirecte rede 5 indirecte rede 6 directe rede 1 ervoor 2 erna 3 erna 4 ervoor 1 2e persoon 2 1e persoon 3 3e persoon 4 3e persoon 5 3e persoon 6 2e persoon 1 ingetogen 2 vermomt zich 3 uitbundig
4 carnavalskrakers 5 uit haar bol 6 volksfeest 1 formeel 2 informeel 3 formeel 4 formeel 5 informeel 6 formeel 1 de bevalling 2 de navelstreng 3 de vroedvrouw 4 goedkeurend 5 de kraamvrouw 1 haalt, tegenwerkt 2 loopt, verkopen 3 kwam, was
4 vertelt, schoonmaakt 5 heb, bof
6 is, zwemt
antwoorden instapspel taal groep 7
Taal actief • antwoorden instapspel taal • groep 7 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch
10
26 14
20
44
22
62 46
78
56
86
82
12
Taal actief • antwoorden instapspel taal • groep 7 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch
1 ver + wisselen 2 on + gelovige 3 bereik + baar 4 bescheiden + heid 5 ge + diplomeerd 6 persoon + lijk 1 een cadeau 2 een dik boek 3 een tam konijn 4 bloemen 5 een cadeau 1 beperkt 2 inspraak 3 volledig 4 stembus 5 stemrecht 1 hun keuken 2 zijn sprinkhanen 3 haar sauzen 4 Mijn sprinkhanen 5 jouw sausjes 6 ons restaurant 1 de cowboy 2 de mustang 3 de prairie 4 de rodeo 5 de minstreel 6 de ridder 7 de page 8 de nar
1 René – een werkpaard 2 Judith – een hoentje
3 Duco’s gebit – een fietsenrek 4 Tony’s computer – een slak 5 een stem – een nachtegaal
6 Soukaina – een smeulende vulkaan