HET MUZIKALE PERSPECTIEF
ORGANISATIEVERANDERING BEZIEN DOOR
EEN MUZIKALE BRIL
Onderzoeksverslag
Geerte van den Wildenberg
Rijksuniversiteit Groningen Faculteit Economie & Bedrijfskunde
Master of Science in Business Administration – General Management
(september 2010)
Dwarsstukkerweg 3 9661 TC Alteveer (Gn) 0599-481838 / 06-83334385
gvdwildenberg@hetnet.nl
Studentnummer: 1675311
Voor mijn ouders
Omslagillustraties:
Promenade Orkest (http://www.hetpromenadeorkest.nl/)
Thema uit Die Kunst der Fuge, BWV 1080, Johann Sebastian Bach
Marin Alsop (http://www.nrc.nl/multimedia/dynamic/00075/Vier_je_vrouwelijkh_75522e.jpg)
Er zit geometrie in het gezang van de snaren… Er zit muziek in de afstanden tussen de sferen (Pythagoras). De muziek brengt een soort genoegen teweeg, waar de menselijke natuur niet buiten kan (Confucius). Zonder muziek zou het leven een vergissing zijn (Nietzsche). Muziek is de melodie, waarvan de wereld de tekst vormt (Schopenhauer). Muziek drukt uit dat wat niet gezegd kan worden maar waarover men niet mag zwijgen (Hugo).
Voorwoord
Muziek is fenomeen (thema, studieonderwerp en/of activiteit) waar veel mensen affiniteit mee hebben. Hoewel muziek en werk zeker een vertrouwde combinatie zijn (denk aan arbeidsvitaminen), houdt de relatie daarmee voor de meeste mensen echter ook al snel op. Muziek is vooral iets, wat je doet en beleeft in de privésituatie, als vrijetijdsbesteding, voor je plezier en genoegen, als hobby of kunstuiting.
Mijn muzikale en bedrijfskundige achtergrond zijn de laatste jaren in toenemende mate gaan samenvallen, waardoor ik als manager als het ware ‘muzikaal denk’ en muzikale principes herken en/of toepas in het denken over organisaties. In het voorliggende onderzoek heb ik de focus gericht op muziek en organisatieverandering.
Mijn persoonlijke aannamen hieromtrent zijn aan een breder onderzoek onderworpen en ik heb getracht ze op wetenschappelijke wijze te onderbouwen.
Als afstudeeronderwerp voor de opleiding MScBA is het thema muziek en organisatieverandering geen conventionele keuze. Ik ben mijn afstudeerbegeleider drs. W.A. Prins dan ook zeer erkentelijk voor zijn bereidheid mij dit thema te laten onderzoeken en zijn constructieve en uitgebreide feedback gedurende dit onderzoek- en schrijfproces. Wout, heel veel dank daar voor!
Ik dank ook mijn ouders, die mij in alle gemaakte keuzes bleven steunen en vertrouwen, en dit resultaat uiteindelijk mede mogelijk maakten. Veel dank ben ik ook verschuldigd aan mijn levensmaatje Peggy Jansen, die met eindeloos geduld vele vrije uren en vrije dagen zag opgaan aan studie en onderzoek en desondanks met niet aflatend optimisme al mijn herziene versies van kritisch commentaar bleef voorzien. De leesbaarheid van dit verslag is in belangrijke mate aan haar te danken. Peg, dank je wel!
Alteveer, 30 september 2010
Muziek is een hogere openbaring dan alle wijsheid en filosofie (Beethoven). Muziek begint daar waar de macht
van het woord stopt (Wagner). Zonder muziek is het leven onnodig, vind ik (Bosmans). Muziek is de meest
abstracte van alle kunsten (Bomans). Muziek begint met stilte (Rostopovich). De kritiek heeft het eerste woord,
maar de muziek het laatste (Buddingh). (http://www.citaten.net/search.asp?citaat=Muziek)
Inhoud
SAMENVATTING
Blz.
6
1 INTRODUCTIE
1.1 Aanleiding, motivatie en verwachtingen met betrekking tot dit onderzoek 1.2 Probleemstelling
1.3 Onderzoeksmethode 1.4 Leeswijzer
7 7 10 11 18
2 METAFOREN EN ORGANISATIEVERANDERING
2.1 De metaforische benaderingswijze van Gareth Morgan 2.2 In aanvulling op Morgan
2.3 Het concept toegevoegde waarde
19 19 21 24
3 DE MUZIKALE METAFOOR
3.1 Het muzikale perspectief 3.2 Muziek en organisatie
3.3 De elementen van de muzikale metafoor 3.3.1 Ritme
3.3.2 Melodie 3.3.3 Harmonie 3.3.4 Timbre 3.3.5 Vorm
3.4 De orkestmetafoor
3.5 Kritische kanttekeningen bij de muzikale metafoor
3.6 Overzicht van bevindingen met betrekking tot de muzikale metafoor
25 25 26 28 30 32 34 35 36 38 39 41
4 DE MUZIKALE METAFOOR GECONFRONTEERD MET EEN ORGANISATIE- VERANDERING
4.1 Casus BOC – GGZ Noord-Drenthe 4.2 Illustratieve toetsing
4.3 Toegevoegde waarde, zoals gevonden in de casus BOC – GGZ Noord-Drenthe
43
43 44 52
5 DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN DE MUZIKALE METAFOOR EN HAAR
BIJDRAGE AAN HET VERANDERINGSPROCES 5.1 Recapitulatie
5.2 Conclusies 5.3 Aanbevelingen
5.4 Reflectie op het uitgevoerde onderzoek
54 54 54 58 59
BIJLAGEN 62
Bijlage 1 Pluriformiteit 63
Bijlage 2 Transformatie 70
Bijlage 3 Morgan revisited 74
Bijlage 4 Musicofilie 80
Bijlage 5 De Muzen 83
Bijlage 6 Wat is muziek? 85
Bijlage 7 De positie van de luisteraar 86
Bijlage 8 Muziekhistorische en muziekfilosofische context 88
Bijlage 9 Achtergronden en referenties bij het muzikale perspectief 101
Bijlage 10 Muzikale Gestalt 108
Bijlage 11 De gulden snede 116
Bijlage 12 De organisatie als orkest 119
Bijlage 13 De orkestmetafoor in de praktijk 124
Bijlage 14 Casus BOC 126
Bijlage 15 Overzicht van audiovisuele links (luistervoorbeelden) 135
Bijlage 16 Korte toelichting op een aantal veel gebruikte begrippen 137
GERAADPLEEGDE BRONNEN Literatuur
Websites
138
138
145
SAMENVATTING
Dit onderzoeksverslag beschrijft de mogelijkheden van een muzikaal perspectief, toegepast op het domein van de organisatieverandering. Naast de beschrijving en uitwerking van de muzikale metafoor, worden ook enkele uitstapjes gemaakt naar instrumentele gebruiksmogelijkheden en belevingsaspecten van muziek. Het zwaartepunt ligt echter bij de muzikale metafoor. In de metaforische benaderingswijze wordt gebruik gemaakt van het proces van imaginisatie, waarbij A wordt gezien als B (Morgan, 2006: 367-369). De muzikale metafoor beschouwt “de organisatie als muziek”. Aspecten van de organisatie / organisatieverandering worden bezien vanuit een muzikaal referentiekader, met het doel daarmee allereerst een beter begrip van organisatieverandering en ten tweede de kans op een succesvoller veranderingstraject te realiseren.
De hoofdvraag van het onderzoek richt zich op de muzikale metafoor: Wat is de toegevoegde waarde van de muzikale metafoor, toegespitst op veranderingsprocessen? Op basis van literatuurstudie op gebied van organisatieverandering en metaforen is geconcludeerd, dat de muzikale metafoor in slechts een beperkt aantal publicaties onderzocht en beschreven is. Tevens is gesignaleerd, dat de inzet van zowel de muzikale metafoor als muzikale middelen op gebied van organisatieverandering toeneemt. Dat wordt zichtbaar in het aanbod voor kleinschalige teamworkshops en kick-off bijeenkomsten, maar ook in grootser opgezette (internationale) seminars voor topmanagers. Bij deze praktijktoepassingen ontbreekt echter veelal een wetenschappelijke onderbouwing.
Naast veranderkundige literatuur is ook muziektheoretische en muziekwetenschappelijke literatuur bestudeerd, waarbij ik tevens mijn eigen muzikale achtergrond heb ingezet. De confrontatie van veranderliteratuur met theoretische concepten uit de muziekwetenschap en muzikale (ervarings) kennis, heeft geleid tot een verbinding tussen beide domeinen, toepassingsmogelijkheden blootgelegd en geresulteerd in een eerste onderbouwing van het muzikale perspectief. De muzikale metafoor heeft toegevoegde waarde en brengt elementen in, die niet door andere organisatiemetaforen belicht worden. Van de muzikale elementen ritme, melodie, harmonie, timbre en vorm komt ritme naar voren als de meest specifieke component, die concrete aanknopingspunten biedt voor veranderkundigen en verandermanagers, om veranderprocessen te doorgronden en adequaat in te spelen op het procesverloop en het uiteindelijke resultaat. Een afgeleide metafoor als ‘de organisatie als orkest’ vestigt de aandacht in het bijzonder op samenwerking en afstemming, leiderschapsprincipes en performance. Vanuit het muzikale perspectief c.q. de muzikale en orkestmetafoor worden concrete managementtools aangereikt, om veranderingsprocessen beter te doorgronden en de slaagkans van veranderingsprocessen te vergroten. In het veranderingsproces biedt het muzikale perspectief experimenteer- en ervaringsmogelijkheden, door instrumentele en belevingsaspecten toe te laten. Het muzikale perspectief doet daarmee een beroep op en komt tegemoet aan de
‘zachte kant’ van mensen en organisatieprocessen. Daarbij dient aangetekend te worden, dat met betrekking tot de generaliseerbaarheid van data en conclusies terughoudendheid geboden blijft, door het onvoldoende beschikbaar hebben van wetenschappelijke data. Vervolgonderzoek op dit specifieke terrein van muziek en organisatie- verandering is daarom noodzakelijk.
Sleutelwoorden: organisatieverandering, pluriformiteit, metafoor, muziek, muzikale metafoor
Onderzoeksbegeleiding en beoordeling: drs. W.A. Prins en dr. J.F.J. Vos
HOOFDSTUK 1: INTRODUCTIE
Organisatieverandering en verandermanagement zijn ‘hot’. Ingevoerd als zoekterm (Google, d.d. 27-12-2009), geven de termen organisatieverandering en verandermanagement 764.000 respectievelijk 238.000 hits.
Organisatieveranderingen volgen elkaar in hoog tempo op, in zowel de profit- als non-profitsector. In organisatie- literatuur wordt het kunnen omgaan met en reageren en/of anticiperen op veranderingen gezien als belangrijke voorwaarden om als organisatie te kunnen overleven. Maar zelfs dan: de gemiddelde levensduur van een organi- satie is volgens De Geus teruggelopen tot nog slechts 12,5 jaar (In: Ten Have, S., Ten Have, W. & Janssen, B., 2009: 18). Ondanks alle belangstelling voor organisatieverandering zijn de resultaten van een organisatie- verandering vaak teleurstellend: 70% van de veranderingstrajecten mislukt of wordt voortijdig afgebroken (Hustinx, 2009: 19; Ten Have et al, 2009: 18, 32).
1.1 Aanleiding, motivatie en verwachtingen met betrekking tot dit onderzoek
Mijn belangstelling voor organisatieverandering en verandermanagement is primair ontstaan uit eigen ervaringen daarmee. In 2008-2009 werd ik voor de tweede maal in een tijdsbestek van vijf jaar geconfronteerd met in- grijpende organisatieveranderingen. Zowel bij de Stichting Kinderopvang & Peuterspeelzaalwerk Hoogezand- Sappemeer (SKPW, 2004-2005) als bij GGZ Drenthe (2008-2009) werd het bedrijfsonderdeel waaraan ik leiding gaf gereorganiseerd. Bij SKPW kwam dit voort uit een bedrijfsovername, bij GGZ Drenthe leidde een interne structuurwijziging tot ontmanteling van mijn cluster. In beide veranderingstrajecten is veel weerstand opgetreden en was er veel onbegrip over de besluitvorming. Beide reorganisaties zijn traag, moeizaam en zonder veel draag- vlak bij betrokkenen verlopen. In beide gevallen is weinig aandacht uitgegaan naar het in kaart brengen van de problematiek en/of het ontwikkelen van alternatieven. Beide reorganisaties laten de indruk na, dat het anders en beter had gekund.
De opleiding Master of Science in Business Administration (MScBA) sluit ik af met dit afstudeerproject over organisatieverandering. De bedrijfskundige literatuur heeft veel te bieden op het gebied van verandermanagement.
Het domein van studie is breed en complex. Dat wordt mede veroorzaakt door het grote aantal aspecten, dat direct in verbinding staat met verandering. Organisatieverandering kan immers niet los gezien worden van leiderschap, structuur, cultuur, voorgeschiedenis, politieke context en/of boven- en onderstroom in een organisatie. In een verandering zijn doorgaans meerdere partijen en belanghebbenden betrokken. Algemeen kan gesteld worden: hoe groter het speelveld, des te complexer het systeem en de daaraan gelieerde relaties. Problemen, doelen en veranderstrategieën zijn altijd gerelateerd aan een specifieke context. Dat heeft zijn weerslag op de verandering en het veranderingsproces (Van Es, 2008; Ten Have et al., 2009; Hustinx, 2008; De Leeuw, 2003; Otto in:
Dubbeldam & Jagersma, 2007).
Mijn onderzoek start vanuit de stellingname, dat pluriformiteit in alle fases van veranderingsprocessen een
belangrijk instrument is, om de problematiek goed in beeld te kunnen brengen en hierop een passend antwoord te
geven. In de bedrijfskunde is dit een veel gebruikte benaderingswijze, daar pluriform kijken bijdraagt aan een
veelzijdige probleembenadering, waardoor de verschillende met de problematiek verbonden aspecten scherp naar
voren komen (Cummings & Worley, 2005; Van Es, 2008; De Leeuw, 2002, 2003). Ik veronderstel, dat de
veranderingsprocessen van zowel SKPW als GGZ Drenthe een ander verloop en resultaat zouden hebben gehad,
wanneer met een meer pluriforme blik naar de problematiek was gekeken en meer recht was gedaan aan
omstandigheden, eventuele alternatieven, informatiebehoefte en communicatie.
Vanuit het concept van pluriformiteit is het een kleine stap naar het gebruik van metaforen. Voor een toelichting op de concepten van pluriformiteit, pluriform kijken en metaforen verwijs ik naar bijlage 1.
Gareth Morgan heeft met zijn Images of Organization, voor het eerst gepubliceerd in 1986 en herzien in 2006, een belangrijke plaats verworven in de literatuur over organisaties. Morgan beschouwt organisaties vanuit (acht) verschillende metaforen en geeft op deze wijze vorm aan pluriformiteit. Sinds de eerste publicatie heeft Morgans werk veel navolging gekend. In de updated edition van 2006 geeft Morgan aan, dat nieuwe metaforen afgeleid zijn uit chaos en complexiteitstheorie, de wereld van jazz, improvisatietheater en film, vanuit rechten en accountancy, ecologie en duurzaamheid, cybernetica en wereldeconomie. Voor Morgan is dat desondanks geen aanleiding geweest zijn concept ingrijpend te herzien of deze nieuwe metaforen toe te voegen. Het gaat Morgan niet om een zo groot mogelijk aantal metaforen te creëren. Morgan stelt met zijn metaforen voldoende mogelijkheden te hebben om de verschillende perspectieven, mogelijkheden en beperkingen complementair te beschrijven. Precies dit standpunt is het aangrijpingspunt voor mijn onderzoek. Ik opteer voor een negende metafoor: de muzikale metafoor. De muzikale metafoor reikt mijns inziens een aantal onderscheidende en waardetoevoegende elementen aan (ritme, melodie, harmonie, timbre en vorm), die niet aanwezig zijn of onderbelicht worden in de andere metaforen. Voor mij zijn deze elementen niet alleen muzikale bouwstenen, maar bieden ze ook herkenbare en toepasbare mogelijkheden in organisatieveranderingsprocessen. In dit onderzoeksverslag wil ik de toegevoegde waarde van de muzikale metafoor en haar betekenis beschrijven en toegankelijk maken voor het management in organisatieveranderingsprocessen.
De belangstelling en keuze voor een muzikale metafoor vindt zijn oorsprong in mijn passie voor en verbondenheid met muziek. Deze verbondenheid loopt als een rode draad door mijn activiteiten en werkzaamheden, in zowel werk als privéleven. De opleiding MScBA is voor mij een boeiende en waardevolle vervolgstudie geweest op eerder gevolgde opleidingen en werkervaringen. In de praktijk heeft dat er toe geleid, dat ik aspecten van de bedrijfskunde heb kunnen integreren in een denk- en werkkader, wat sterk gedomineerd wordt door muziek, kunst en creativiteit
1. Deze integratie heeft mij persoonlijk een enorme meerwaarde opgeleverd. Ik ben er echter van overtuigd, dat muziek óók een rol van betekenis kan spelen in de bedrijfskunde. Daar waar het gaat om het functioneren en het veranderen van organisaties, dienen zich voor mij parallellen aan met muziek, muzikale processen en/of muzikaal gedrag en muzikale beleving. Door Zan (2004) wordt een soortgelijke relatie gelegd tussen accounting, management en muziek(geschiedenis).
In de therapeutische setting, een werkterrein waar ik als professional en manager vertrouwd mee ben
2, wordt bovendien veelvuldig gebruik gemaakt van (muzikale) metaforen. Muzikale processen worden gebruikt als beeldspraak voor psychische processen (Bruscia, 1987; Hegi, 1998; Bonde, 2002 in: Smeijsters, 2006; Bonde, 2007). Er zijn in het oog springende overeenkomsten aanwezig tussen therapeuten en veranderaars, alleen al vanwege het feit dat zij zich beiden richten op veranderingsprocessen en beiden werken met mensen, die meestal zowel subject als object van verandering zijn (De Caluwé, Que & Vermaak, 2001; De Caluwé & Vermaak, 2006;
1
Conservatorium voor muziek: schoolmuziek en muziektherapie (1982-1986); muziekdocent en muziektherapeut (1986-1995); docent vakgroep agogiek (1990-1993); manager dagbesteding en creatieve therapie in de sector verstandelijk gehandicapten (1995-1999); manager behandelondersteuning in de GGZ (2005-2009); secretaris / bestuurslid Centrum voor de Kunsten Zuid Groningen (2008-heden).
2
Ik was werkzaam als muziektherapeut bij Dennendal in Den Dolder van 1986 tot 1995 en KDV Onder Eén Dak in Amersfoort van 1990 tot
1993; docent vakgroep agogiek, muzische vakken bij Hooge Burch in Zwammerdam van 1993 tot 1995; manager dagbesteding en creatieve
therapie, specifieke en muzische activiteiten bij Sterrenberg/Abrona in Huis ter Heide van 1995 tot 1999 en manager behandelondersteuning,
vak- en activiteitentherapie bij GGZ Drenthe van 2005 tot medio 2009.
Moeskops, 2004). Het zijn immers altijd mensen zelf, die vorm geven aan veranderingsprocessen. Door dergelijke processen veranderen de betrokkenen en/of ook hun omgeving. Rondetafelgesprekken tussen therapeuten en veranderkundigen hebben sterke overeenkomsten tussen hun multiconceptuele respectievelijk multidisciplinaire werkwijze en hun beider gebruik van metaforen naar voren gebracht (De Caluwé et al., 2001, 2006; Moeskops, 2004). Natuurlijk zijn er ook verschillen tussen beiden. Een belangrijk verschil tussen therapeuten en verander- kundigen is, dat de aanleiding en aandacht in therapeutische processen zich vooral richt op de persoonlijke context van een patiënt. In veranderkundige processen is de focus primair gericht op een organisatie en de werkgerelateerde aspecten. Maar ook binnen organisaties geldt, dat het resultaat van verandertrajecten mede beïnvloed wordt door de mate waarin aandacht en ondersteuning wordt gegeven aan individuele en persoonlijke omstandigheden. Hoewel De Caluwé et al. (2001) uitgaan van de psychotherapie, kan de gedachtegang vrij eenvoudig vertaald worden naar muziek, daar muziektherapie ook te beschouwen is als een vorm van non-verbale psychotherapie (Schalkwijk, 1984; Smeijsters, 1991, 2006).
De gedachte dat er met muziek in metaforische zin iets te zeggen valt over de wereld, onze geschiedenis, de tijd en de structuur waarbinnen wij leven en de wijze waarop wij daar vorm aan geven, is niet nieuw (Spitzer, 2004).
Muziek heeft een aantal binnen- en buitenmuzikale eigenschappen, die zich hier goed voor lenen. “Bij binnenmuzikale betekenis verwijst de muziek niet naar iets buiten de muziek maar alleen naar zichzelf. De betekenis ligt besloten in de specifieke hoedanigheid van het muzikale materiaal en de muzikale vorm. Van buitenmuzikale betekenis is sprake wanneer muziek verwijst naar iets buiten de muziek. De muzikale klankvorm of een bepaald aspect ervan roept een associatie op met een bepaald object, een gebeurtenis, een gevoel of stemming, een eigenschap of een idee” (Koopman, 1999 in: Mak, 2006: 1). Beide aspecten hebben musici en kunstenaars steeds opnieuw geïnspireerd om aspecten uit de wereld te vertalen in muziek, of om muzikale composities en/of de muzikale boodschap te transformeren naar beeldende kunst, literatuur, dans en beweging, architectuur, film en/of mengvormen hiervan. Ik verwijs hiervoor naar voorbeelden uit verschillende disciplines:
De film Koyaanisqatsi van Godfrey Reggio met muziek van Philip Glass ( www.koyaanisqatsi.org);
Beethovens Kreutzersonate en de literaire en muzikale transformaties van Tolstoj, Janáček en De Moor (http://nl.wikipedia.org/wiki/De_Kreutzersonate; http://www.margrietdemoor.nl/);
De Goldbergvariaties van Bach, uitgevoerd door Glenn Gould, waren inspiratiebron voor bijvoorbeeld François Girard en diens Thirty-two Short Films About Glenn Gould (White, 2006). Uri Caine had een heel eigen muzikale interpretatie en bewerkte de compositie (http://www.uricaine.com/). Anna Enquist baseerde haar roman Contrapunt op hetzelfde werk, zowel voor de inhoudelijke verhaallijn als in de structuur van het boek (www.libris literatuurprijs.nl/2009/enquist);
De atonale muziek van Schönberg en de beeldende uitdrukking daarvan door Kandinsky (http://www.digischool.nl/ckv2/moderne/moderne/schonberg/ kandinsky.htm);
De kleur- en klankvlakcomposities van Ligeti (Van Slooten, 2003);
De ritmische architectuur van Alberti, Palladio en Le Corbusier (www.ottoos.com/agt1/Modern.htm);
De wisselwerking tussen kunst en ruimte is uitgebreid verkend en uitgewerkt door bijvoorbeeld De Groep (http://nl.wikipedia.org/wiki/ Groep_van_de_figuratieve_abstractie).
Ook in het dagelijks leven komen muzikale metaforen voor: Concertgebouw ‘de Vereeniging’ in Nijmegen; Stads- schouwburg ‘de Harmonie’ in Leeuwarden; organisatieadviesbureaus met namen als ‘Intakt’ en ‘Dal Segno’;
spreekwoorden en gezegden als: de valse noot, de juiste snaar raken, het hoogste lied zingen, eerste viool spelen,
de grote trom roeren, etc. In bijlage 2 wordt een aantal van de hierboven genoemde voorbeelden nader geïllustreerd en toegelicht.
1.2 Probleemstelling
Mijn onderzoek draait om de vraag of het muzikale perspectief en de muzikale metafoor daadwerkelijk bijdragen tot het doorgronden van veranderprocessen en een bruikbare en waardevolle toevoegingen zijn op wat er in de veranderliteratuur al beschreven is. Daarmee word ik ‘luis in eigen pels.’ Want klopt mijn aanname, dat een muzikaal perspectief tot nieuwe inzichten leidt met betrekking tot organisatieverandering? Wat is het effect van die nieuwe inzichten op het resultaat van het veranderingsproces? Hoe gaat dat in zijn werk? En wat voegt de muzikale metafoor toe, aan wat er op veranderkundig gebied ontwikkeld en beschreven is?
Doelstelling. Vanuit een academische context en het concept van pluriformiteit wil ik een nieuw perspectief – het muzikale perspectief – presenteren om naar organisaties en organisatieverandering te kijken. De muzikale metafoor heeft mijns inziens een toegevoegde waarde, die nog niet besloten ligt in de bestaande literatuur. Met behulp van de muzikale metafoor kan de werkelijkheid op een andere wijze gemodelleerd worden. Dit impliceert, dat de muzikale metafoor kan bijdragen aan het begrijpen van verandering en veranderingsprocessen door gebruik te maken van een mediumeigen muzikale taal en muzikale karakteristieken, en in te spelen op “het muzikale dier dat we allemaal zijn” (Honing, 2009: 9). De toegevoegde waarde van de muzikale metafoor wil ik in dit onderzoek expliciteren. Bovendien streef ik ernaar deze nieuwe metafoor dusdanig beschrijven, dat zij beschikbaar komt en toegankelijk is voor veranderaars en andere betrokkenen in veranderingstrajecten.
Vraagstelling. De hoofdvraag van dit onderzoek luidt als volgt:
Wat is de toegevoegde waarde van de muzikale metafoor, toegespitst op veranderingsprocessen?
De hoofdvraag impliceert, dat het niet voldoende is, om een nieuwe metafoor toe te voegen aan de al bestaande metaforen. Het (sec) ontwerpen van nieuwe metaforen is namelijk al eerder gedaan, maar levert niet zonder meer een toegevoegde waarde op (Morgan, 2006).
Deelvragen. De vraagstelling wordt geoperationaliseerd aan de hand van vier deelvragen, die samen leiden tot het antwoord op de hoofdvraag:
1. Wat betekent in deze context het begrip “toegevoegde waarde”?
2. Hoe zijn de onderscheidende karakteristieken van de muzikale metafoor te definiëren?
3. Wat is de betekenis hiervan voor het veranderingsproces?
4. Welke handelingsperspectieven ten behoeve van het management zijn daaruit af te leiden?
Afbakening / randvoorwaarden. Gedurende dit onderzoek is het probleem van afbakening van het
onderzoekonderwerp en het in toom houden van de eigen ambitie een ware worsteling geweest. De aanvankelijk
gekozen benadering, waarin werd toegewerkt naar een breed en holistisch onderzoek naar het muzikale perspectief
en waarin ook de meer instrumentele benadering en toepassing van muzikale werkvormen was geïntegreerd, is om
redenen van complexiteit, omvattendheid en – heel pragmatisch – ook tijd, in februari 2010 herzien en terug-
gebracht tot de huidige opzet en uitwerking. Dat wil zeggen, dat het zwaartepunt van het onderzoek nu ligt bij de
muzikale metafoor, afgezet tegen de bredere context van het muzikale perspectief.
De factor tijd is een dominant en slechts beperkt aanwezig gegeven, daar dit afstudeerproces gecombineerd wordt met een (meer dan) fulltime baan. Desalniettemin is het streven erop gericht om in 2010 af te studeren. Gezien de mogelijke relevantie van een onderzoek naar het muzikale perspectief in organisaties, mijn persoonlijke belang- stelling hiervoor en de nadrukkelijke wens om bij te dragen aan een wetenschappelijke onderbouwing van muzi- kale perspectieven ten behoeve van de bedrijfskunde, wordt de optie van vervolgonderzoek zeker niet uitgesloten.
1.3 Onderzoeksmethode
Het onderzoek is het best te beschrijven als een theorievormend onderzoek, waarin allereerst het bestaande kennisbestand op gebied van organisatieverandering, pluriformiteit en metaforen bestudeerd is. Ten behoeve van de muzikale metafoor is tevens muziekwetenschappelijke literatuur geraadpleegd. Het eigen muzikale referentiekader (kennis en ervaring) is daarbij eveneens ingezet. Vervolgens heb ik tussen beide vakgebieden een verbinding gelegd en onderzocht, of deze verbinding daadwerkelijk relevant en wenselijk is, dat wil zeggen een toegevoegde waarde heeft. De casus van de reorganisatie bij GGZ Drenthe (behandelondersteunend cluster (BOC)) is illustratief gebruikt, om mijn verwachtingen met betrekking tot de muzikale metafoor te concretiseren en in bescheiden mate te toetsen aan een reeds voltrokken veranderingsproces. De uitkomsten van de verschillende stappen zijn vervolgens weer teruggeleid naar het kennisbestand (figuur 1).
Figuur 1: wetenschappelijk onderzoek (vrij naar: De Leeuw, 2003: 72)
Theoretisch kader. Het onderzoek heeft een kwalitatief karakter. Bij kwalitatief onderzoek ligt er een sterke nadruk op de kwaliteitscriteria. Hoewel deugdelijkheid en relevantie net als bij kwantitatief onderzoek van belang zijn, gaat het expliciet om geloofwaardigheid, compleetheid, betrouwbaarheid, herleidbaarheid van resultaten, overdraagbaarheid en authenticiteit (Smeijsters, 2006). Bij dit onderzoek zijn er beperkingen in de literatuur- en datavoorziening. Er is nog relatief weinig onderzoek gedaan naar de inhoudelijke, cognitieve en emotionele aspecten van muziek (Honing, 2009; Sacks, 2007; Smeijsters 2008; Steffelaar, 1999). Muziekwetenschappelijk onderzoek is traditioneel hoofdzakelijk gericht op het muziekhistorische terrein en/of de muziektheorie. De laatste decennia komt daar met de ontwikkeling van onder andere de muziekcognitie langzaam verandering in. Binnen de cognitieve musicologie staan vragen naar de aard en eigenschappen van muziek als een akoestisch, psychologisch en cognitief verschijnsel centraal. In Nederland wordt door Honing baanbrekend onderzoek verricht (vooral op gebied van ritme), in het buitenland betreft het onderzoek en publicaties van bijvoorbeeld Hannon, Juslin &
Västfjäll, Levitin & Cook, Slater en Winkler (Honing, 2009; http://musiccognition.blogspot.com/). Ook over de door mij veronderstelde relatie tussen muziek en organisatiekunde is weinig specifieke en wetenschappelijke literatuur voor handen. Noodgedwongen hanteer ik daarom soms ook een bredere kunstbenadering en/of worden relaties naar andere kunstdisciplines gelegd (Baumeister, 1999; Dutton, 2009; Smeijsters, 2008). Het belang van
Onderzoeker GvdW
Bestaand kennisbestand op gebied van organisatieverandering, organisatiemetaforen en muziek Nieuw: De muzikale metafoor
Illustratieve toetsing:
Casus GGZ Drenthe (BOC) De muzikale
metafoor
kunst voor organisaties is beschreven door onder andere De Groot (2007), Koenen (2007) en Strati (1992, 1999).
De Leeuw (2003) stelt, dat een gemeenschappelijk kenmerk van bijdragen aan het kennisbestand van de bedrijfs- kunde per definitie algemeenheid betreft. Een kennisproduct moet de pretentie hebben op meer dan één geval gebaseerd te zijn. Dit aspect heeft ook zijn weerslag op het geldigheidsbereik. Op basis van het voorliggende verslag kan op voorhand gesteld worden, dat vervolgonderzoek op dit specifieke gebied nodig is, om het probleem van de generaliseerbaarheid te ondervangen. Om tegemoet te komen aan de kwaliteitscriteria, zijn verschillende bronnen geraadpleegd en wordt bij de analyse uitgegaan van meerdere theoretische perspectieven. Voor het bronnenonderzoek zijn doelstelling en begrenzing van het onderzoeksonderwerp van groot belang. Juist omdat er zo weinig specifieke literatuur en data voor handen zijn, is het gevaar aanwezig dat de zoekcriteria te ruim zijn, waardoor de theoretische relevantie afneemt. In mijn zoekstrategie heb ik verschillende methodes toegepast:
het raadplegen van handboeken en indexen van bibliografische tijdschriften en het doornemen van vaktijdschriften;
rondneuzen in bibliotheken en boekhandels;
inhoudelijke en bibliografische verkenning van de invalshoeken organisatieverandering en (muzikale) metaforen door gebruik te maken van encyclopedieën, artikelen en handboeken;
In bibliotheekcatalogi (RUG Combine, PurpleSearch, PiCarta, Business Source Premier) is vervolgens op trefwoord gezocht, op de zoektermen: organisatieverandering, metaforen, organisatieverandering en muziek, organisatieverandering en kunst, muzikale metaforen, beeldmetaforen, kunstmetaforen, in zowel het Nederlands als Engels.
De gevonden literatuur leidde vervolgens ook weer naar nieuwe bronnen, door verwijzingen te volgen en literatuurlijsten te raadplegen.
Met betrekking tot de veranderkundige literatuur zijn verschillende theoretische concepten bestudeerd. Daft (2001) en Cummings et al. (2005) zijn vertrekpunt geweest voor een meer gedetailleerde studie van organisatie- verandering, het begrip pluriformiteit en daarbinnen de betekenis van metaforen. Voor de selectie van literatuur is tevens gebruik gemaakt van in de MScBA aangereikte kaders met betrekking tot organisatieverandering. De visie van De Leeuw en diens benadering van organisatieverandering en modelvorming is hierin herkenbaar (2000, 2002, 2003). In de bedrijfskunde is pluriformiteit en pluriform kijken een zeer aanvaarde en aanbevolen benaderings- wijze, om veranderingsprocessen in organisaties te analyseren, te implementeren en te evalueren. Pluriformiteit is van belang om te kunnen komen tot een weloverwogen probleemstelling en een goede verander(kundige) diagnose (Cummings et al., 2005; Van Es, 2008; Ten Have et al., 2009; De Leeuw, 2002, 2003; Morgan, 2002; Van Peet et al., 2002). Ook het denken in veranderkleuren is hiervan een voorbeeld (De Caluwé et al., 2006). Mintzbergs indeling in tien strategische scholen (Mintzberg, Ahlstrand & Lampel, 2009) biedt eveneens een kader op verandermanagement (Ten Have et al., 2009). Modellen voor organisatieverandering en veranderdiagnostiek zoals het DOV-model (De Leeuw, 2002; De Leeuw, 1994, 2000 in: Van Peet et al., 2002), het model voor veranderdiagnose (Van Es, 2008) en het Promiic-model (Ten Have et al., 2009) maken zich allen sterk voor een pluriforme en/of creatieve benadering.
De metaforische benaderingswijze en haar toepassingsmogelijkheden in het domein van de organisatiekunde zijn beschreven en wetenschappelijk onderbouwd door Morgan (1986, 2006). In mijn onderzoek neemt Morgan een belangrijke plaats in. De expliciete relatie tussen organisatieverandering, pluriformiteit en het gebruik van metaforen is onderzocht aan de hand van publicaties van onder meer Van Es (2008) en De Leeuw (2002, 2003).
Beiden maken zich hard voor pluriformiteit, hebben zich laten inspireren door onder andere het werk van Morgan
en verwijzen hier naar.
De keuze voor het muzikale perspectief heeft als basis mijn eigen muzikale affiniteit, maar stoelt breder op de menselijke behoefte aan muziek en kunst (Dutton, 2009; De Groot, 2007; Smeijsters, 2008). Dutton beschouwt kunst, in navolging van Darwin, niet alleen als cultureel, maar ook als natuurlijk verschijnsel (2009: 22). De Groot motiveert de behoefte aan kunst onder andere vanuit de humanistische psychologie, met Maslow als belangrijke representant (2007: 11). Maslow publiceert in 1943 zijn Theory of Human Motivation, waarvan hij zijn behoeftepiramide heeft afgeleid. In de uitgebreide versie daarvan wordt de behoefte aan kunst en schoonheid expliciet benoemd (http://www.edpsycinteractive.org/topics/regsys/maslow.html). Voor Smeijsters is kunst een fenomeen dat in ons leven centraal staat en moet staan (2008: 7). De betekenis van kunst ligt in haar intrinsieke waarde, “by finding the thing that interests us for his own sake. (…) intrinsic value and the pursuit of it, are means of the highest human end; namely happiness” (Scruton, 1997). De muziekfilosofie is een tweede belangrijke invalshoek, van waaruit ik het onderwerp heb benaderd. Ook deze benadering heeft haar wortels ver terug in de geschiedenis: “The philosophy of Music is the oldest branch of aesthetics, and also the most influential, being responsible for the cosmology that came down from the Pythagoreans, via Plato, Ptolemy, St. Augustine, Plotinus and Boethius, to the poets and philosophers of the Middle Ages” (Scruton, 1997: VII).
Kunst heeft vele verschijningsvormen: muziek, beeldende kunst, fotografie, grafiek, dans, theater, moderne media, beeldhouwkunst, architectuur, literatuur, mengvormen (cross-over), etc. “Kunstwerken zijn de meest complexe en gevarieerde menselijke prestaties, scheppingen van de vrije menselijke wil en bewuste prestatie. (…) Kunstwerken neigen tot een persoonlijke expressie waardoor ze verbluffend van elkaar verschillen. (…) Kunsten brengen tradities, genres, de privé-ervaringen van een kunstenaar, fantasie en emotie bijeen, versmolten en getransformeerd tot esthetische verbeelding. Bovendien behoren artistieke werken en uitvoeringen vaak tot de meest bonte en flamboyante menselijke scheppingen terwijl ze, op het verfijnde niveau van de meest diepe en blijvende meesterwerken, een verheven spiritualiteit kunnen openbaren die in de menselijke ervaring zonder weerga is”
(Dutton, 2009: 9-10). Van alle kunstvormen richt ik mij in dit onderzoek in het bijzonder op muziek. Om de muzikale metafoor inhoud te geven, baseer ik mij op muziektheoretische en muziekfilosofische uitgangspunten (Copland, 1939/2009; Dresden, 1972; Lürsen, 1978; Schouten 1990; Scruton 1997; Spitzer, 2004). Wanneer het totaalconcept van muziek uiteengerafeld wordt, zijn er verschillende componenten te onderscheiden. Copland spreekt van vier essentiële elementen: ritme, melodie, harmonie en timbre, waarvan ritme door veel historici gezien wordt als de meest elementaire. “If music started anywhere, it started with the beating of a rhythm”
(1939/2009; 28-29). Aan deze elementen heb ik vorm als vijfde toegevoegd, daar bij het experimenteren en combineren van deze verschillende elementen een muzikale structuur ontstaat: de muzikale vorm of compositie, waarbij vorm zowel verwijst naar het stuk als geheel als naar de afzonderlijke, kleinere delen in datzelfde stuk. De muziektheorie onderscheidt een aantal fundamentele vormtypes, die ieder hun eigen kenmerken en karakteristieken kennen.
De filosofische benadering richt de aandacht op wat Scuton noemt “het akoesmatische luisteren
3” en “those willing to hear” (Scruton, 1997: 2) en verwijst naar zoals ook Schaeffer beschrijft naar het karakter van de klank als zo- danig, binnen de context van de muzikale ervaring (Schaeffer, 1966/2006).
3