• No results found

kennisuitwisseling. In de kenniseconomie het gebied bij uitstek dat mijns inziens in

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "kennisuitwisseling. In de kenniseconomie het gebied bij uitstek dat mijns inziens in "

Copied!
85
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Voorwoord

Het afsluitende wapenfeit van mijn studie Bedrijfskunde. U hebt het nu in handen. Acht maanden van inlezen, plannen, interviewen, nog meer lezen en soms helemaal opnieuw beginnen. Een avontuur waarbij je jezelf aardig leert kennen...

Mijn interessegebied had ik al vroeg in de orientatie op een afstudeeronderzoek vastgesteld:

kennisuitwisseling. In de kenniseconomie het gebied bij uitstek dat mijns inziens in

toenemende mate het verschil zal gaan maken tussen het slagen en falen van ondernemingen.

Maar kennisuitwisseling is er in vele vormen en waar zou ik een aansprekend onderzoeksgebied vinden om de toepassing van de theorie eens te gaan bestuderen?

Ik belandde in maart 2003 bij Syntens, naar aanleiding van een door hen geplaatste

advertentie. Na een paar gesprekken boden zij mij het onderzoeksgebied dat ik wilde met een ruime overlap met mijn interessegebied. En een voor mij, nieuwe insteek: midden- en

kleinbedrijf (MKB).

Hoewel ik tijdens mijn studie geen bijzondere expertise op dit gebied had opgebouwd werd ik gegrepen door de problematiek van ondernemers. Mijn studie Bedrijfskunde had zich

afgespeeld rond managementvoorbeelden van grote, gerenommeerde ondernemingen en de aanraking met het MKB bracht vele zaken ineens dichtbij.

Kennisuitwisseling dus, als thema binnen het onderwerp van clustervorming. Daar gaat mijn onderzoek over: regionale clustervorming binnen het midden- en kleinbedrijf.

Tijdens het schrijven van mijn scriptie heeft het onderwerp van clustervorming op een groeiende aandacht kunnen rekenen binnen Syntens. Als werkvorm en instrument voor adviseurs krijgt het onderwerp binnen Syntens in 2004 zelfs een hoofdrol. Het maakt het schrijven van mijn scriptie over dit onderwerp des te interessanter.

Het zit erop. Ik ben veel dank verschuldigd aan Bert de Weme, Jannes Postma, Richard Veldkamp en Janika Horváth. De dagen in het ‘stagehok’ kenden gelukkig een wisselende productiviteit en daarvoor dank ik dan ook mijn collega-afstudeerders. Het was niet altijd hard werken... Dank aan mijn familie voor hun steun en geduld en aan Eva voor haar wijze

woorden en hulp.

"Kennis is trots dat zij zo veel heeft geleerd;

wijsheid is bescheiden dat zij zo weinig weet."

- W. Cowper

(2)

Samenvatting

Door ingrijpende veranderingen in de omgeving van de bedrijven krijgen zij te maken met drastische wijzigingen in de manier waarop en de plaats waar zaken gedaan wordt. Daardoor ontstaat de behoefte aan nieuwe organisatievormen. Een van de trends die hierbij is te herkennen is toenemende intensiteit van samenwerking. Veel organisaties ondervinden grote moeilijkheden bij het zoeken naar de juiste partners en bij het opbouwen en managen van de juiste samenwerkingsstructuren.

Netwerken, als samenwerkingsvorm, zijn vooral gericht op de samenwerking van verschillende bedrijven die specifieke sterkten, competenties en kennis combineren tot oplossingen. Veel kleine ondernemingen kunnen samen een netwerk vormen om te kunnen concurreren met de voordelen van resources en marktkracht.

Er is aandacht besteed aan de eigenschappen die het ontstaan van clusters bevorderen. Vanuit het perspectief van kennisclustering zijn de belangrijkste factoren: kennis, informatie of technologische ‘spillovers’, het ontwikkelen of toepassen van innovaties en samenwerking tussen bedrijven (bijvoorbeeld voor het ontwikkelen van innovaties of tussen leveranciers en afnemers).

Het begrip kenniscluster duidt op een samenwerkingsvorm, een netwerk, waarbij bedrijven en kennisinstellingen een regionaal samenwerkingsverband aangaan met het doel kennis uit te wisselen. In de context van dit rapport: met het specifieke doel innovatie te bevorderen.

Innovatie is discontinu van karakter, een sprongsgewijze ontwikkeling. Syntens definieert innovatie als het succesvol toepassen van nieuwe kennis en kunde in producten en diensten.

Het directe verband tussen innovatie en de vorming van clusters wordt in dit rapport aangetoond. Het creëren van spillovers staat hierbij centraal. Door samen te werken kunnen ondernemingen van elkaars innovatie en kennis spillovers profiteren.

Vanuit kennismanagement is belangrijk dat kennis binnen de gehanteerde visie niet objectief overdraagbaar is en altijd een subjectieve component heeft. Kennis is opgebouwd uit persoonlijke bekwaamheden en expliciete kennis is informatie over de bekwaamheden van anderen. Er is bij radicale innovaties een beslissende rol weggelegd voor impliciete kennis, ingebed in individuele ervaring. De tools die geschikt zijn voor de diffusie van kennis zijn instrumenten om de interpersoonlijke overdracht van kennis te stimuleren.

Bij de praktische vormgeving van een toekomstig cluster dient gekeken te worden naar de

bestaande clusters en hun bruikbaarheid als ‘blauwdruk’ voor het RVS-cluster. In dit rapport

zal ik daar een voorzet toe geven.

(3)

Inhoudsopgave

HOOFDSTUK 1: INLEIDING ONDERZOEK...6

1.1 O

PDRACHTGEVER

S

YNTENS

...6

1.2 H

ET PROJECT

M

ARKTGERICHT

I

NNOVEREN

...7

1.3 P

ROBLEEMSTELLING

...8

Achtergrond van het probleem...9

Aanleiding van het probleem ...9

Probleemhebbersanalyse ...10

Doelstelling...11

Randvoorwaarden ...12

Vraagstelling...12

Deelvragen...13

1.4 C

ONTEXTUEEL MODEL

...14

1.5 C

ONCEPTUEEL MODEL

...14

1.6 G

EGEVENSVERZAMELING

...15

1.7 P

LANNING VAN DE ONDERZOEKSACTIVITEITEN

...15

Plan van aanpak en onderzoeksmethoden ...15

Rapportstructuur...16

1.8 I

NDELING VAN HET RAPPORT

...17

HOOFDSTUK 2: KENNIS EN SAMENWERKINGSVORMEN ...19

2.1 K

ENNISMANAGEMENT

...19

Definitie Kennis ...19

Kennisstroom binnen de organisatie ...22

Kennisdiffusie...23

Kennis en het innovatieproces ...24

Kennismanagement bij Syntens...26

Kennismanagement in het MKB...27

Samenvattend...28

2.2 S

AMENWERKEN

...29

Algemeen ...29

Organisatiegrenzen ...30

Samenwerkingsvormen ...31

Succes- en Faalfactoren bij samenwerking...33

Samenvattend...35

2.3 C

LUSTERVORMING

...36

Algemeen ...36

Kennisclusters...38

Samenvattend...42

(4)

HOOFDSTUK 3: HET MKB EN INNOVATIE ...43

3.1 T

RENDS IN HET

MKB ...43

Algemene trends...43

Trends die samenwerking stimuleren ...44

Samenvattend...47

3.2 H

ET BEGRIP INNOVATIE

...48

3.3 I

NNOVATIE IN HET NOORDELIJKE

MKB...50

Ministerie van Economische Zaken ...50

Samenwerkingsverband Noord-Nederland ...51

3.4 D

E ROL VAN CLUSTERVORMING BIJ INNOVATIE

...52

Samenvattend...53

HOOFDSTUK 4: CLUSTERVORMING IN DE PRAKTIJK ...55

4.1 S

YNTENS EN CLUSTERVORMING

...55

4.2 H

ET CLUSTER

H

YDRAULIEK

...59

4.3 H

ET

C

ARE

-P

RO CLUSTER

...61

4.4 H

ET

A

LUMINIUMCENTRUM

...63

4.5 C

ONCLUSIE

...65

Samenvattend...66

HOOFDSTUK 5: CASE-ONDERZOEK: RVS-BEDRIJVEN ...68

5.1 H

ET

M

ETAAL

-MKB...68

5.2 D

E GROEP

RVS-

BEDRIJVEN

...70

5.3 T

OEKOMST ALS CLUSTER

...71

5.4 S

AMENVATTEND

...71

HOOFDSTUK 6: CONCLUSIES ...73

6.1 S

AMENVATTING VAN DE AANBEVELINGEN VANUIT

K

ENNISMANAGEMENT

...73

6.2 S

AMENVATTING VAN DE AANBEVELINGEN VANUIT

S

AMENWERKEN

...73

6.3 S

AMENVATTING VAN DE AANBEVELINGEN VANUIT

C

LUSTERVORMING

...74

6.4 S

AMENVATTING VAN DE AANBEVELINGEN VANUIT

T

RENDS

...75

6.5 S

AMENVATTING VAN DE AANBEVELINGEN VANUIT

I

NNOVATIE

...76

6.6 B

ENCHMARKS CLUSTERVORMING

...77

6.7 S

AMENVATTING VAN HET

C

ASE

-

ONDERZOEK

RVS-

BEDRIJVEN

...78

6.8 S

YNTHESE

...79

BIJLAGE 1...ERROR! BOOKMARK NOT DEFINED.

BIJLAGE 2...ERROR! BOOKMARK NOT DEFINED.

BIJLAGE 3...ERROR! BOOKMARK NOT DEFINED.

BIJLAGE 4...ERROR! BOOKMARK NOT DEFINED.

(5)

BIJLAGE 5...ERROR! BOOKMARK NOT DEFINED.

LITERATUURLIJST ...81

Websites...85

(6)

Hoofdstuk 1: Inleiding Onderzoek

1.1 Opdrachtgever Syntens

De opdrachtgever voor dit onderzoek is Syntens. Syntens is in het begin van 1998 opgericht uit een fusie van “Innovatie Centra Netwerk Nederland” en een deel van het “Instituut Midden- en Kleinbedrijf”. De organisaties gaven voorlichting aan het Midden- en

Kleinbedrijf, respectievelijk op het gebied van technologische innovaties en organisatorische vraagstukken. Na de fusie ontstond Syntens als stichting. Kort gezegd is Syntens een non- profit adviesorganisatie, gericht op het verhogen van het innovatievermogen van het MKB.

De opdrachtgever en financier van Syntens is het Ministerie van Economische Zaken (EZ).

Syntens kan dan ook worden gezien als het instrument van EZ om, door het leggen van nadruk op innovatie, invloed uit te oefenen op het verhogen van het concurrentievermogen van het Nederlandse MKB en daardoor werkgelegenheid te creëren. Om dit te bereiken streeft Syntens de volgende missie na: het versterken van het innoverend vermogen van het MKB door het actief bemiddelen in praktisch toepasbare kennis.

Om deze missie uit te voeren is Syntens, in termen van Mintzberg

1

, ingericht als een

professionele divisiestructuur. Het overgrote deel van de in totaal 450 werknemers, bestaat uit professionals: de adviseurs. Adviseurs van Syntens hebben kennis van innovatieprocessen en koppelen via hun uitgebreide kennisnetwerk van bedrijven en instellingen de ondernemer aan de juiste (markt)partijen. Deze partijen kunnen kennisinstituten zijn of onderwijsinstellingen, maar ook andere bedrijven, koepel- en brancheorganisaties, overheidsinstellingen en

1 Mintzberg, 1978.

Dit eerste hoofdstuk is bedoeld om een inleiding te geven op het onderzoek. Allereerst zal een beschrijving worden gegeven van de opdrachtgever voor dit onderzoek.

Daarna zal de probleemstelling gegeven worden, de context van het onderzoek en de

onderzoeksmethoden.

(7)

commerciële adviesbureaus. Zo komt Syntens in Noord-Nederland niet alleen bij bedrijven, maar ook bij belangenorganisaties als VNO/NCW- Noord en MKB-Noord,

overheidsbedrijven als de Noord-Nederlandse Ontwikkelingsmaatschappij (NOM), Kamer van Koophandel, gemeenten, provincies (Groningen, Friesland, Drenthe) en

kennisinstellingen als de Rijsuniversiteit Groningen (RuG), Hanze Hogeschool en TNO.

Via 15 regiokantoren verspreid over heel Nederland, wordt getracht uitvoering te geven aan de missie. De regiokantoren richten zich op het opbouwen van een netwerk op regionaal niveau tussen midden- en kleinbedrijven, lokale overheden en andere belanghebbende instanties. Het hoofdkantoor onderhoudt voornamelijk de relaties met de landelijke overheid en andere overkoepelende instanties.

De financiering van EZ en belanghebbende marktpartijen leidt ertoe dat Syntens de diensten tegen een zeer lage prijs kan aanbieden. Dit is één van de manieren waarop wordt geprobeerd de drempel om Syntens te benaderen voor het MKB zo laag mogelijk te houden.

Het primaire proces, voorlichting en advisering aan het MKB, was tot voor kort opgedeeld in een zestal thema’s, te weten: Nieuw Ondernemerschap, Informatie- en

Communicatietechnologie, Personeel en Organisatie, Product- en Procesontwikkeling, Samenwerken, en Marketing en Strategie. Daarnaast werden specifieke aandachtgebieden behandeld in projecten. De doelgroep werd gevormd door de industrie en de ‘stuwende’

dienstverlening.

Recentelijk zijn er echter enkele organisationele veranderingen doorgevoerd. De zes thema’s zijn als leidraad losgelaten en nu wordt advies steeds vaker gegeven op basis van specifieke vragen van ondernemers. Daarnaast is de doelgroep uitgebreid van industrie en stuwende dienstverlening tot het gehele MKB, met uitzondering van de horeca, detailhandel en de landbouw.

1.2 Het project Marktgericht Innoveren

In april 2003 is het project ‘Marktgericht Innoveren’ (MI) in Noord-Nederland van start

gegaan. Doelstelling van het project is het stimuleren van bewustwording van ondernemers in

het MKB en het ondersteunen van innovatieve activiteiten en vernieuwing bij individuele

bedrijven en samenwerkingsverbanden. Het is gericht op de vragen en behoeften van de

bedrijven; vragen over innovatie en vernieuwing in alle aspecten van de bedrijfsvoering. Dus

(8)

niet alleen techniek en technologie, maar ook strategievorming, producten, markten, export, vernieuwend ondernemen etc.

Naast de individuele ondersteuning van de bedrijven bij hun vernieuwingstrajecten wordt duidelijk het belang van samenwerking onderkend. Er wordt gestreefd naar kleinschalige samenwerkingsverbanden die tot een gezamenlijke vernieuwingsactiviteit leiden. Bedrijven kunnen elkaar onderling versterken en gezamenlijk externe expertise inhuren etc. Hierbij wordt gewerkt in kleine groepen van twee tot vier bedrijven met een gezamenlijke doelstelling.

Een van de doelstellingen van het project Marktgericht Innoveren is het initiëren van Kompas projecten bij groepen ondernemers (zie §1.3). Doel van dit deel is het voorbereiden van grotere clusters en samenwerkingsverbanden. Dit vergt een geheel andere aanpak dan de individuele projecten en kleinschalige clusters. De adviseur speelt een initiërende en coördinerende rol tussen MKB, intermediaire organisaties en het Samenwerkingverband Noord-Nederland (zie § 3.3). Dit voorbereiden van grotere clusters is het aandachtgebied van dit afstudeeronderzoek.

De doelgroep van het project MI bestaat uit het kleine MKB in Noord-Nederland. Dit betreft bedrijven tot ca. 20 personen. Hierbij wordt niet alleen gedacht aan de bedrijven binnen de Syntens definitie van industrie en stuwende dienstverlening, maar aan het gehele MKB met uitzondering van horeca, detailhandel en de landbouw. Het project is gericht op het stimuleren en ondersteunen van vernieuwing bij de meer kansrijke bedrijven. Dat de term ‘kansrijk’ een zeer relatieve indicatie is moet daarbij ook door Syntens onderkend worden.

1.3 Probleemstelling

Hierboven heb ik het onderzoeksgebied beschreven. Nu zal ik binnen dit onderzoeksgebied het onderwerp van mijn afstudeeronderzoek uiteenzetten.

De probleemstelling vormt de rode draad van elk onderzoek. In deze paragraaf wordt het

probleem besproken waarop het onderzoek is gebaseerd en hoe het onderzoek is ingericht om

(9)

dat probleem op te lossen. De probleemstelling is opgebouwd uit een doelstelling en een vraagstelling, onderverdeeld in deelvragen en randvoorwaarden

2

.

Achtergrond van het probleem

Syntens is een initiatief van Economische Zaken dat erop gericht is innovatie te bevorderen bij het MKB. Op dit moment is er in Nederland sprake van een achterstand m.b.t. innovatie ten opzichte van de andere EU-landen

3

. Zo blijkt bijvoorbeeld dat Nederlandse industriële bedrijven minder omzet behalen uit nieuwe producten dan het EU-gemiddelde (25% voor Nederland t.o.v. een EU-gemiddelde van 31%). Het Ministerie van EZ wil dit gat zien te dichten en Syntens is één van de instrumenten waarmee dit bereikt moet worden.

Aanleiding van het probleem

Zoals eerder gezegd wordt in het kader van het project Marktgericht Innoveren toegewerkt naar het creëren van grotere clusters binnen het MKB. De doelstellingen van het project zijn hierboven al beschreven. De grotere clusters moeten uiteindelijk de aanzet vormen voor enkele “Kompasprojecten”. De basis voor deze Kompasprojecten vormt het Europese beleid voor de ontwikkeling van werkgelegenheid door het bevorderen van inzetbaarheid,

ondernemerschap, aanpasbaarheid en gelijke kansen, en door het investeren in menselijke hulpbronnen. De nota 'Kompas voor het Noorden' is de uitwerking van de financiële afspraken die in april 1998 met het kabinet zijn gemaakt. In februari 2000 hebben de Provinciale Staten van Groningen, Friesland en Drenthe het Kompas voor het Noorden vastgesteld

4

.

De drie hoofdlijnen van het Kompas zijn:

• De ontwikkeling van economische kernzones en de versterking van de marktsector.

• Het investeren in de stedelijke centra van Noord-Nederland.

• Het behoud en de ontwikkeling van een aantrekkelijk en leefbaar landelijk gebied.

De eerste hoofdlijn is de basis voor de financiering van het project MI. Het vormen van clusters moet de economische kernzones ontwikkelen en marktsectoren in Noord-Nederland versterken.

2 De Leeuw 1996.

3 EIM, 2003.

(10)

Syntens is dus op zoek naar clusters die in Noord-Nederland gevormd kunnen worden op basis van een sterke aanwezigheid van een bepaalde industrie, zodat haar positie versterkt kan worden en innovatie binnen deze industrie gestimuleerd wordt.

Een cluster dat Syntens bij uitstek voor ogen heeft is dat van RVS-verwerkende MKB- ondernemingen in de Noordelijke drie provincies. Syntens heeft een sterke aanwezigheid van deze industrie gesignaleerd en is nu op zoek naar een ‘frame-work’ om deze industrie te stimuleren. De aangewezen organisatie om dit met Syntens op te pakken is de Metaalunie, die alle MKB-ondernemingen in de metaalindustrie vertegenwoordigt. Binnen de overlap tussen het klantenbestand van Syntens en het ledenbestand van de Metaalunie wordt al gewerkt aan het stimuleren van kennisuitwisseling, om innovatie te bevorderen.

Probleemhebbersanalyse

Hieronder wil ik de verschillende ‘stakeholders’ binnen het onderzoeksgebied op een rij zetten. Elke stakeholder wordt hier benaderd als een probleemhebber. De geformuleerde problemen vormen de motivatie om op een of andere wijze deel te nemen aan de stimulering van het genoemde cluster van roestvaststaal-verwerkende bedrijven.

4 http://www.snnonline.nl/

(11)

Probleemhebber Probleem

Ministerie van Economische Zaken

Laag % van innoverende ondernemingen. Weinig innovatie t.o.v. rest EU. MKB als motor van innovatie.

Samenwerkingsverband Noord-Nederland

Stagnerende economische groei in Noord-Nederland. Eisen aan versterking marktsector van Kompas voor het Noorden.

Syntens Weinig clustering. Eisen vanuit het Samenwerkingsverband Noord-Nederland aan het project Marktgericht Innoveren.

Metaalunie Geen specifieke aandacht voor het cluster van hoogwaardige staalverwerkende bedrijven in Noord-Nederland.

RVS-bedrijven Schaalnadelen van MKB-ondernemingen. Veranderende eisen vanuit de markt. Verhoogde concurrentie.

Rijksuniversiteit Groningen

Beperkte aansluiting tussen MKB en universiteit. Stagnerend derde geldstroom universiteit. Onvoldoende toepasbaarheid van kennis op het MKB.

Doelstelling

De doelstelling van het onderzoek is om aanbevelingen te doen voor het te vormen cluster van RVS-bedrijven. De aanbevelingen hebben betrekking op de aanloopfase van het te vormen cluster. De aanbevelingen moeten een veralgemeniseerbaar karakter hebben, zodat de conclusies ook bruikbaar zijn bij toekomstige clusters. De praktische uitwerking van de aanbevelingen valt daarmee buiten de ‘scope’ van dit onderzoek. De doelgroep, het beoogde publiek, van dit onderzoek is allereerst de opdrachtgever Syntens, daarnaast de RuG en geïnteresseerde lezers met enige voorkennis op het gebied van de Bedrijfskunde.

De aanbevelingen die volgen uit het onderzoek zullen het resultaat zijn van een

literatuurstudie over clustervorming als samenwerkingvorm. Omdat de doelstelling van het cluster een sterke kenniscomponent vertoont (het stimuleren van innovatie) dient bovendien een literatuurstudie te volgen m.b.t. kennis en de uitwisseling daarvan.

Tegen de achtergrond van deze literatuurstudie zal ik bovendien aandacht besteden aan het

‘benchmarken’ van regionale clusters. Deze fase van het onderzoek moet een serie ‘best- practices’ opleveren als basis voor de uiteindelijke aanbevelingen.

Het stappenplan dat vervolgens geformuleerd moet worden op basis van de aanbevelingen zal

ik in mijn onderzoek buiten beschouwing laten.

(12)

Samenvattend is de primaire doelstelling van het onderzoek:

Het doen van aanbevelingen voor de Definitiefase van een RVS-cluster.

Dit cluster moet vormgeven worden binnen het MKB van de metaalindustrie in Noord- Nederland, rekening houdend met inzichten vanuit kennismanagement en samenwerkings- en innovatietheorie, om kennisuitwisseling te stimuleren teneinde innovatieactiviteiten te ondersteunen.

Randvoorwaarden

• Bij mijn onderzoek probeer ik een uitwerking te geven van een ‘kenniscluster’ in een specifieke situatie. Daardoor is het risico van een smalle scope van mijn onderzoek aanwezig. Er zal duidelijk geprobeerd worden de aanbevelingen een veralgemeniseerbaar karakter te geven.

• Voor mijn onderzoek is zes maanden beschikbaar. Contractueel is van deze zes maanden 60% gereserveerd voor het doen van onderzoek voor Syntens en het uitvoeren van ongerelateerde taken bij Syntens. De resterende 40% is bedoeld voor het doen van mijn afstudeeronderzoek en het schrijven van mijn scriptie.

Vraagstelling

De vraagstelling vormt de basis voor mijn onderzoek. Om te komen tot een evenwichtige opbouw van mijn vraagstelling hou ik de structurering aan van Baarda en De Goede

5

. Hierbij is een vraagstelling opgebouwd uit een domein, een vast deel, een variabel deel en een conditie. Het domein geeft de grenzen aan van het onderzoek. Het vaste deel is het

(deel)systeem waarvoor de vraag wordt beantwoord. Het variabele deel is het (deel)systeem waarvoor de verandering ontworpen wordt. Het stellen van een conditie is een facultatief onderdeel van een vraagstelling en geeft aan aan welke voorwaarden moet worden voldaan bij het ontwerpen van het variabele deel.

Wordt de hierboven besproken structurering toegepast op dit onderzoek, dan ziet de vraagstelling er als volgt uit:

5 Baarda en de Goede, 1997, p. 38 e.v..

(13)

Hoe kan bij een groep van RVS-ondernemingen, die klant zijn van Syntens Marktgericht Innoveren, de Definitiefase van een kenniscluster worden vormgegeven, zodanig dat innovatie gestimuleerd en ondersteund wordt?

waarbij:

Domein Klanten van Syntens Noord-Nederland, project M.I.

Vaste deel Groep van RVS-ondernemingen

Variabele deel Vormgegeven Definitiefase van een kenniscluster Conditie Innovatie stimuleren en ondersteunen

Deelvragen De vraagstelling is:

Hoe kan bij een groep van RVS-ondernemingen, die klant zijn van Syntens Marktgericht Innoveren, de Definitiefase van een kenniscluster worden vormgegeven vanuit

kennismanagement, samenwerkingsvormen, innovatie en MKB, zodat innovatie gestimuleerd en ondersteund wordt?

De vraagstelling is als volgt opgedeeld in deelvragen:

Wat moet in de Definitiefase van clustervorming bereikt worden?

Hoe is een cluster als samenwerkingsvorm te typeren?

Hoe kan vanuit kennismanagement deze samenwerking geoptimaliseerd worden?

Welke eisen stellen innovatieactiviteiten aan samenwerking?

Wat zijn de bijzondere overwegingen voor een kenniscluster vanuit eigenschappen en trends in het MKB, en specifiek het metaal-MKB?

Welke andere clusters kunnen als praktijkvoorbeelden dienen en in welke mate vertonen zij

overeenkomsten met het te vormen cluster?

(14)

1.4 Contextueel model

In het contextuele model hieronder worden de belangrijkste actoren weergeven in het onderzoeksveld. Het conceptuele model dat in de volgende paragraaf wordt behandeld geeft de onderlinge verbanden aan tussen de gebruikte begrippen.

Figuur 1: Contextueel Model

1.5 Conceptueel model

Figuur 2: Conceptueel Model Onderzoeksgebied

Ministerie van Economische Zaken

Syntens

Project Marktgericht Innoveren Onderzoek

Kennismanagement

MKB

MKB Noord-Nederland Metaalbedrijven

RVS-cluster

Doelstellingen Marktgericht Innoveren Samenwerkingsvormen

Clusters

Kennismanagement

(15)

1.6 Gegevensverzameling

Met het formuleren van de deelvragen (in paragraaf 1.2) is een informatiebehoefte ontstaan.

Om aan deze behoefte te voldoen zijn op verschillende manieren gegevens verzameld en geanalyseerd. De verschillende manieren zijn hieronder beschreven:

• Literatuuronderzoek. De basis van het onderzoek wordt gevormd door het doen van literatuuronderzoek. Allereerst zijn rapporten bestudeerd die eerder binnen Syntens zijn verschenen en dan met name die betrekking hebben op kennismanagement. Dit dient twee doelen. Allereerst het verzamelen van aanknopingspunten en literatuurverwijzingen.

Daarnaast wordt met het bestuderen van voorgaande onderzoeken voorkomen dat er dubbel werk wordt verricht. Vervolgens zijn de verzamelde literatuurverwijzingen aangevuld met eigen gevonden literatuur en zijn deze bestudeerd.

• Deskresearch en Enquêtes. Deze fase is begonnen met een inventarisatie van de bedrijven die zich in de RVS-sector begeven. Er was tot voorheen geen duidelijk beeld van deze groep bedrijven. In overleg met ervaren adviseurs zijn enkele van deze ondernemingen uitgezocht en verzocht deel te nemen aan een samenwerkings-enquête.

• Benchmarken. Een vorm van deskresearch, gecombineerd met interviews. Door het bestuderen van bestaande clusters volgt een lijst met ‘best-practices’ als leidraad voor de aanbevelingen.

• Interviews met adviseurs en ondernemers. Doel van deze interviews is om de antwoorden die gegeven zijn door de ondernemers te vergelijken met de ervaringen van adviseurs. Op deze manier wordt een gewogen oordeel gevormd over de stand van zaken m.b.t.

samenwerking en kennisuitwisseling, met name binnen het RVS-cluster.

1.7 Planning van de onderzoeksactiviteiten

Plan van aanpak en onderzoeksmethoden

Met de deelvragen als leidraad zal ik hieronder iets meer duidelijkheid geven over de activiteiten waaruit mijn onderzoek is opgebouwd.

De eerste fase is er een van verkenning. Syntens moet als organisatie beschreven worden en ik

moet inzicht verkrijgen in de doelstellingen van de organisatie als geheel en het project MI in

het bijzonder. Vanuit de informatie die ik opdoe in deze fase volgt mijn probleemstelling en

onderzoeksplanning.

(16)

Als de eerste fase is afgerond, begint er een periode van literatuuronderzoek. In het kader van het onderzoek zal ik eerst formuleren welke definities en beelden ik hanteer van kennis en kennismanagement. Daarnaast zal ik literatuuronderzoek doen naar samenwerkingsvormen en welke plaats clustervorming daarbinnen vervult. Vervolgens moet duidelijk worden wat de resultaten zijn van eerdere onderzoeken op het gebied van clusters en kennisnetwerken (met name in industriële omgevingen).

Als hier genoeg duidelijkheid over is, zal ik een aantal interviews houden om te inventariseren wat de stand van zaken is omtrent clustervorming, zowel binnen Syntens als binnen de

ondernemingen van het RVS-cluster.

Aan de hand van het literatuuronderzoek en de interviews zal ik een aantal eigenschappen formuleren waaraan een kenniscluster moet voldoen in de beoogde industriële MKB- omgeving. Hierin zit een balans van de ideaalsituatie die volgt uit de literatuur en de

beperkingen en wensen die volgen uit de interviews met de functionarissen van Syntens en de Metaalunie.

In de laatste fase zal ik de voorzet geven voor een stappenplan dat mijns inziens vooraf moet gaan aan het vormen van het uiteindelijke cluster.

Rapportstructuur

Hieronder is schematisch weergegeven hoe mijn afstudeerverslag opgebouwd zal zijn. Vanuit de probleemstelling volgen deelvragen met een verschillend karakter, respectievelijk

beschrijvend, analyserend en ontwerpend. Deze structuur komt terug in de deelvragen zoals

geformuleerd in § 1.3.

(17)

Figuur 1.1: Generieke structuur afstudeerverslag

1.8 Indeling van het rapport

Op de volgende pagina heb ik een schematische weergave gegeven van de structuur van mijn rapport. Hierin wordt de hoofdstuk indeling duidelijk en de manier waarop de verschillende hoofdstukken zich tot elkaar verhouden.

Het schema heeft gestileerd de volgende vorm:

Aan het begin van elk hoofdstuk zal in een weergave van dit schema aangegeven worden welke rol het hoofdstuk vervult in de opbouw van de scriptie. Dit alles om het onderlinge verband van de hoofdstukken te benadrukken en verduidelijken.

Probleemstelling

Theorie

Synthese Analyse

Theorie

(18)

Hoofdstuk 6 Aanbevelingen voor Vorming Cluster Hoofdstuk 4 & 5 Case-onderzoek

Hoofdstuk 2 Kennis en Samenwerking

Vervolgonderzoek Samenwerkingsplan

Hoofdstuk 3 MKB en Innovatie

Literatuurstudie over de rol van kennis in samenwerkingsverban- den, m.n. clusters.

Een analyse van trends in het MKB en de rol van innovatie, nu en in de toekomst.

Een onderzoek naar bestaande clusters en naar de RVS- bedrijven in Noord-Nederland d.m.v. desk-research en interviews

Samenvatting en synthese van aanbevelingen volgend uit het voorgaande onderzoek

Desk- research

Literatuur- en veld- onderzoek

Praktische uitwerking samenwerkingsplan

Aanleiding en omgeving Probleemhebbersanalyse

Probleemstelling, randvoorwaarden, afbakeningen, onderzoeksopzet

Hoofdstuk 1

Onderzoek en Omgeving

Diagnose

Herontwerp

Resultaat Aanbevelingen Onderzoeks- opzet

(19)

Hoofdstuk 2: Kennis en Samenwerkingsvormen

2.1 Kennismanagement

Definitie Kennis

Van der Spek en Spijkervet maken bij kennis een onderscheid in gegevens of data, informatie en kennis. Data vormen de elementaire eenheden, informatie in dit verband is data waaraan betekenis is toegekend. Kennis is datgene wat mensen in staat stelt betekenis toe te kennen aan gegevens en dus informatie te genereren

6

. Nooteboom voegt daaraan toe dat kennis samenhangt met de vaardigheid : ”informatie te begrijpen en de mogelijkheid het te transformeren naar acties/vaardigheden die de prestatie verbeteren”

7

.

Binnen het vakgebied van kennismanagement is het werk van Nonaka (1991) en Nonaka &

Takeuchi (1995) van grote invloed gebleken. Het werk is gebaseerd op het onderscheid tussen impliciete (of persoonsgebonden) en expliciete kennis. Expliciete kennis kan bijvoorbeeld uitgedrukt worden in formele taal en wiskundige vergelijkingen. De kennis die opgeslagen is in handboeken is hier een passend voorbeeld van. Impliciete kennis daarentegen kan moeilijk in formele taal worden uitgedrukt. Het is persoonlijke kennis, ingebed in individuele

ervaring

8

.

Kessels stelt dat dit onderscheid niet langer toereikend is. Hij stelt dat expliciete kennis, in de vorm van gecodificeerde, gedocumenteerde kennis in feite niet meer en niet minder is dan informatie over de bekwaamheid van een ander. Kennis van echte waarde bestaat uit

6 Van der Spek en Spijkervet, 1996.

7 Nooteboom, 1998.

8 Nonaka en Takeuchi, 1995.

Dit tweede hoofdstuk is bedoeld om het onderzoek het eerste deel van de theoretische basis te geven. Er zal daarom hieronder een literatuurstudie volgen over kennis en kennismanagement en over samenwerkingsvormen in het algemeen en

(kennis)clusters in het bijzonder. Het tweede deel van de theoretische basis volgt in

hoofdstuk 3.

(20)

persoonlijke bekwaamheid. De waarde ligt in het vermogen om vernieuwingen en verbeteringen te genereren, niet in de vernieuwing zelf

9

.

Ook Jorna heeft een kritische beschouwing geschreven op het werk van Nonaka en Takeuchi.

Zijn voornaamste kritiek is de afwezigheid van een duidelijk conceptueel kader om met de inhoud en vorm van kennis om te gaan. Jorna maakt een vierdeling met betrekking tot de betekenissen van kennismanagement. Die vier betekenissen zijn respectievelijk: KM als veredeld informatiemanagement, als geavanceerd personeelsbeleid, als de inhoud van aanwezige kennis of over de vorm van die kennis. Bovendien maakt Jorna het punt dat organisaties niet leren, maar dat alleen mensen leren in de letterlijke zin. Kenniscreatie begint vanuit dit perspectief dan ook bij individuen

10

.

Een onderscheid dat de stelling van Kessels verder kan verduidelijken is dat tussen de stock- benadering van kennis en de flow-benadering. Weggeman beschrijft de stock-benadering, die in West-Europa het meest populair is, als gericht op het opslaan van informatie in systemen en databases. IT speelt in deze benadering dan ook een dominante rol. Er wordt voortdurend getracht impliciete kennis te eliciteren en persoons-onafhankelijk voor iedereen beschikbaar te maken. De flow-benadering daarentegen stelt dat kennis niet objectief overdraagbaar is, omdat geen enkele actor in het transferproces er aan ontkomt tijdens het disseminatieproces subjectieve waarde toe te voegen, bewust of onbewust

11

.

Ook Bertrams maakt het onderscheid tussen de subjectieve en objectieve methode van kennisoverdracht. De subjectieve methode stelt dat kennis als objectieve grootheid niet bestaat en dat bij overdracht gestuurd moet worden op mensen en niet op objectieve kennis.

Bij kennisdeling betekent dit dat overdracht niet plaats vindt via een medium, maar rechtstreeks, door direct contact

12

.

Als aanvulling hierop wil ik hieronder een deel van de oratie van Kessels citeren. Zijn visie op de onderlinge verhouding tussen expliciete kennis en persoonlijke bekwaamheden wil ik

9 Kessels, 2001.

10 Jorna, 1998.

11 Weggeman, 2001.

12 Bertrams, 1999, p. 90.

(21)

namelijk opnemen in mijn visie op kennis. Om die reden vormen zijn inzichten een belangrijke schakel in mijn onderzoek.

“Expliciete kennis, in de vorm van gecodificeerde, vastgelegde, beschreven, gedocumenteerde kennis is in feite .... niet meer en niet minder dan de informatie over de bekwaamheid van een ander. Het toegang krijgen tot expliciete kennis, bijvoorbeeld door middel van ICT-systemen, stelt mij in staat om mij te informeren over de bekwaamheid van een ander. Door het lezen van een boek of een entry in Lotus Notes kom ik echter niet in het bezit van de bekwaamheid van de ander; die moet ik zelf verwerven en ontwikkelen. (....)

Die bekwaamheid kunnen we zichtbaar maken in de vorm van stapsgewijze verbeteringen en radicale vernieuwingen van werkprocessen, producten en diensten. De verbetering en de vernieuwing zelf zijn echter niet de kennis waar het om gaat. De kern ligt bij het vermogen om dergelijke verbeteringen en vernieuwingen te realiseren. Een specifieke vernieuwing,

verbetering, uitvinding, misschien wel vastgelegd en beschermd in een octrooi of patent, mag dan wel een grote economische waarde vertegenwoordigen, de echte waarde ligt in het vermogen om dergelijke vernieuwingen en verbeteringen te genereren en niet in de vernieuwing zelf.

Een dergelijke opvatting over kennis -kennis als een persoonlijke bekwaamheid- maakt het noodzakelijk om een aantal vertrouwde ideeën opnieuw kritisch te onderzoeken. Eén daarvan is dat je kennis zou kunnen overdragen. Een bekwaamheid kun je echter niet overdragen.

Ieder zal die zelf opnieuw moeten verwerven en ontwikkelen.

13

Kennis is volgens Kessels opgebouwd uit persoonlijke bekwaamheden. Daarnaast is kennis volgens Bertrams niet objectief overdraagbaar en heeft altijd een subjectieve component. De bekwaamheden (volgens Kessels) zijn ook niet overdraagbaar, maar moeten die door een ieder individueel ontwikkeld worden. De visie op kennis die hieruit voortvloeit wordt in dit onderzoek overgenomen.

De consequentie van een dergelijke visie op kennis is het volgende: kennis wordt hier duidelijk onderscheiden van bijvoorbeeld data of informatie. Door het persoonlijke karakter dat hier wordt toegekend aan kennis zullen ook de besproken vormen van overdracht en

13 Kessels, 2001, p. 7.

(22)

deling van kennis dit karakter hebben. Zowel bij het bespreken van kennis als van de diffusie daarvan gebeurt dat tegen de achtergrond van het persoonlijke karakter van kennis en de noodzaak tot een interpersoonlijk instumentarium voor de deling en overdacht ervan.

Van Baalen (2002) voegt aan het onderscheid tussen objectivistisch en personalistisch, een derde perspectief toe, namelijk sociaal-contextueel. Zich baserend op een artikel van McLure Wasko en Faraj stelt hij dat binnen kennismanagement een verschuiving heeft plaats

gevonden van objectivistisch, via personalistisch naar sociaal-contextueel. Binnen dit laatste perspectief wordt gesteld dat kennis, leren en innovatie nauw samenhangende sociale activiteiten zijn en onlosmakelijk zijn verbonden met de praktijk waarin zij plaatsvinden.

Vanuit dit perspectief ‘ontwortelt’ de personalistische opvatting kennis onterecht uit de complexiteit van sociale praktijken. Expliciete en impliciete kennis worden in dit perspectief niet als wederzijds uitsluitend ervaren. Impliciete kennis is een noodzakelijke component van alle kennis

14

.

Kennisstroom binnen de organisatie

Het primaire onderwerp van mijn onderzoek zal zijn het delen van kennis en specifiek het delen en verspreiden van kennis binnen een netwerk van organisaties.

Sprenger beschrijft vier aspecten van een kennisstroom binnen een organisatie. Als men een netwerk van organisaties beschouwt als een organisatie op zich dan levert dat aanvullende inzichten op. De vier aspecten van de kennisstroom zijn absorptievermogen,

diffusiecapaciteit, generatievermogen en exploitatiegraad. Absorptievermogen is het vermogen om nieuwe kennis in een organisatie op te nemen, diffusie om aanwezige kennis onder de leden van de organisatie te verspreiden, generatie om nieuwe kennis te ontwikkelen en exploitatie om aanwezige kennis toe te passen.

Het hergebruik van kennis vindt plaats in de exploitatiefase. Mijn onderzoek zal gericht zijn op het mogelijk maken van de kennisdeling. Om die reden concentreer ik me op de

absorptiefase en op de diffusiefase.

Sprenger formuleert bovendien managementtools die hij geschikt acht bij elk aspect.

Management heeft volgens Sprenger onder meer de volgende tools tot zijn beschikking om de diffusie te vergroten: meester-gezel relaties, mentorensysteem, intercollegiale toetsing en het

14 Van Baalen, 2002.

(23)

bevorderen van een informeel netwerk. Echter, een aantal andere tools die Sprenger voorstelt komen niet overeen met de visie van kennis die ik hier voorsta, omdat ze kennis hanteren volgens de stockbenadering van Weggeman. Voorbeelden hiervan zijn: beschikbaarheid van regels en procedures, het benutten van handleidingen, kennis informatiesystemen en het formuleren van ‘best practices’

15

.

Ik maak dus een onderscheid tussen de definitie van kennis die mijns inziens het object is van kennisclusters en de kennis die de theoretische basis vormt voor de vormgeving van diezelfde samenwerking.

Aan de hand van de inzichten die Jorna en Kessels verschaffen, namelijk de persoongebonden benadering van kennis, is het naar mijn mening zinvol ook te kijken naar de implicaties die die inzichten hebben voor de inrichting van de genoemde tools.

Tijdens dit onderzoek zal ik de begrippen kennisdeling en kennisuitwisseling als synoniemen gebruiken voor een kennisstroom in beide richtingen. Voor het eenzijdig overdragen van kennis zal ik de term kennisoverdracht hanteren.

Kennisdiffusie

Door bovenstaande literatuur te gebruiken wil ik een poging doen de vraagstukken rondom kennisdeling te specificeren. Het mogelijk maken van kennisdeling gaat allereerst over de diffusiecapaciteit van een organisatie in de terminologie van Sprenger. De capaciteit staat voor het vermogen aanwezige kennis onder de leden van de organisatie te verspreiden.

Hiermee vormt de diffusiefase de schakel tussen het verwerven van kennis en de toepassing ervan.

Voortbouwend hierop is het van belang te bepalen welke vorm (zie het onderscheid van Jorna) van kennis onder de leden van de organisatie verspreid dient te worden.

Het inzicht van Kessels dat vaardigheden niet overdraagbaar zijn werpt een heel nieuw licht op kennisoverdracht in de klassieke zin. In de termen waar Weggeman zich van bedient, gaat de stockbenadering van kennismanagement daarmee een kleinere rol spelen, omdat

persoonlijke kennisoverdracht minder belang hecht aan objectieve overdraagbare kennis.

Een van de doelen van mijn onderzoek is om, in het kader van een toekomstige

samenwerking, aanbevelingen te doen teneinde de diffusiecapaciteit op kennisgebied te

15 Sprenger e.a. , 1995.

(24)

vergroten. Een uitgangspunt van de kenniseconomie is dat de toepassing van kennis meer waarde toevoegt dan de toepassing van de traditionele factoren kapitaal, grond en arbeid. Het accent moet daarom binnen organisatie ook verschoven worden van waardering van fysieke arbeid en vermogen tot coördineren naar het waarderen van iemands vermogen om kennis te genereren en toe te passen

16

. Een ander inzicht dat ten grondslag ligt aan de vlucht die de kenniseconomie genomen heeft

17

, is dat kennis als productiefactor de unieke eigenschap bezit dat gebruik ervan door de een de waarde ervan niet verminderd voor een ander, Arrow noemt deze eigenschap van kennis ‘non-rivalry’

18

.

Als men bij samenwerking kennisdiffusie wil blijven vergroten dan dient een centrale rol weggelegd te zijn voor de evaluatiecyclus na het afronden van een individueel project. Deze evaluatie moet allereerst voorkomen dat in de toekomst ‘het wiel opnieuw wordt uitgevonden’

en dat toekomstige vraagstukken gerichter te lijf gegaan kunnen worden. De gedachte dat kennis voor een belangrijk deel bestaat uit niet-overdraagbare vaardigheden kan grote implicaties hebben voor het evaluatieproces van een project. Evaluatietrajecten zouden dan bijvoorbeeld af moeten stappen van de doelstelling universele, geëxpliciteerde kennis te produceren. Deze vorm van kennis zou zelfs onmogelijk zijn in de ogen van Van Baalen, als impliciete kennis een onderdeel is van alle kennis. Hierop voortbouwend zou evaluatie tot doel moeten hebben te investeren in human resource en ervaring op te bouwen bij de leden van de organisatie. Het accent verschuift dan van de productie van handboeken naar het geven van trainingen en simulaties. Een waardevolle aanbeveling voor een toekomstig

samenwerkingsverband.

Kennis en het innovatieproces

Brouwer e.a. hebben de inventarisatie gemaakt van de kennisbehoeften in verschillende fases van een innovatieproces. Deze verbanden tussen kennis en fases van innovatie hebben vanzelfsprekend implicaties voor een cluster dat innovatie wil stimuleren.

In het innovatieproces kunnen vijf fasen onderscheiden worden, waarbij kennisinteractie tussen de verschillende fasen van innovatie plaatsvindt. In tabel 1 zijn de ontwikkelingsfasen en de bijbehorende kennisrelaties weergegeven.

16 Drucker, 1993.

17 Muizer, 2001, p. 32.

18 Arrow, 1962.

(25)

Fase in innovatieproces Typering van kennis(relaties) 1 exploratie basiskennis

2 strategie kennis gericht op het behalen van concurrentievoordeel

3 ontwikkeling specifieke product-, productie- en marktkennis 4 constructie kennisuitwisseling tussen eventuele partners 5 productie geen of nauwelijks kennisrelaties

Bron: Brouwer, Van Ophem en Zijderveld, 2001. Tabel 1 Innovatieproces en kennis(relaties)

De aanwezige basiskennis binnen een bedrijf beïnvloedt de kennisabsorptie. Naast deze basiskennis spelen nog andere interne en externe factoren een rol bij de absorptie van kennis.

Onder meer de organisatiestructuur en de omgevingsrelaties. Voorts bepalen efficiëntie, reikwijdte en flexibiliteit de mate waarin kennisabsorptie binnen bedrijven plaatsvindt. In dit kader wordt met efficiëntie het gebruik van kennis met het oog op de kosten- en

schaalvoordelen bedoeld. De reikwijdte verwijst naar de mogelijkheid om verschillende soorten kennis op te nemen en de flexibiliteit verwijst naar de opname van nieuwe kennis en de combinatie met de reeds bestaande kennis.

In feite wordt ook kennisoverdracht door het marktmechanisme beïnvloed. De vraag naar kennis wordt bepaald door onder andere: de kenmerken van de innovatie, de kenmerken van het bedrijf, de aanwezigheid, omvang en aard van netwerkparticipatie, de concurrentieomgeving en de informatiestromen. Het aanbod van kennis wordt bepaald door onder andere: marktpositie van de innovatie, risicobeperking voor early

adopters, snelle verspreiding van innovatie door succesvolle ondersteuning (= de

marketingstrategie van de innovatieaanbieder) én door de mogelijkheid om een uniek product aan te bieden dat inspeelt op de latente behoefte van bedrijven (= de ontwikkelactiviteiten van de innovatieaanbieder)

19

.

De vraag naar kennis wordt door ondernemingen in het MKB weinig expliciet gemaakt.

De vraag zit dikwijls verscholen in de problemen en uitdagingen die de ondernemers tegenkomen in de praktijk. Het niet expliciet kunnen maken van de behoefte aan kennis verhindert een effectieve kennisoverdracht.

19 Frambach, Barkem a, Nooteboom en Wedel, 1998.

(26)

Het accent bij de oriëntatie op de rol van kennis ligt hier op technologische kennis die nieuw is voor ondernemingen in het MKB. Die kennis zal de concurrentiepositie van de

ondernemingen verbeteren als gevolg van efficiënter geworden productie- of bedrijfsprocessen.

Het doel van kennismanagement is om de opbrengst van de productiefactor ‘kennis’ te vergroten

20

. Omdat het onderwerp zo omvangrijk is en er -zeker recentelijk- zo veel over is geschreven zal ik mijn visie op kennis verwoorden. Om een inleiding te geven op het thema, zal ik hieronder de meest invloedrijke denkbeelden op het gebied van kennismanagement behandelen.

Kennismanagement bij Syntens

Kennismanagement heeft bij Syntens voor het eerst vorm gekregen binnen het Project

“Kennismanagement” dat van start is gegaan in 1999. Binnen Syntens was nog relatief weinig expertise aanwezig op dit gebied. Voor het project werden dan ook adviseurs geselecteerd uit aangrenzende vakgebieden en op cursus gestuurd. Bovendien werd een interne KM-expert aangewezen die onder meer moest dienen als vraagbaak voor de betrokken adviseurs. Het doel van het project KM was: het belang van kennismanagement voor het MKB aantonen ter verbetering van haar bestaande bedrijfsvoering en strategische positie en het stimuleren van bedrijven tot toepassing van kennismanagement

21

.

Het project Kennismanagement bestond voornamelijk uit het organiseren van

voorlichtingsbijeenkomsten op het gebied van kennismanagement en het uitvoeren van adviestrajecten op het gebied van KM. In het kader van de adviestrajecten ontwikkelde Syntens bovendien enkele tools. De vaste methode van het traject heette de Kennis Analyse Methode (KAM). Deze methode werd ontwikkeld door Syntens en was opgezet om MKB- en veranderingsgericht te zijn. De KAM hielp adviseurs op een kennisgeoriënteerde manier met de problematiek van de ondernemer om te gaan. Een verkenning vormde de basis voor een analyse die door kon lopen in een traject.

Het karakter van de KM-activiteiten van Syntens op dit moment is meer geïntegreerd.

Kennismanagement wordt gezien als een instrument binnen bredere projecten, zoals het project Marktgericht Innoveren. Het diepgaandere karakter van de adviestrajecten leent zich voor adviezen gericht op een kwalitatief betere omgang met kennis binnen de ondernemingen.

20 Weggeman, 1997, p.28.

(27)

Ook wordt binnen dit project het belang benadrukt van aansluiting met de kennisinstellingen.

Er wordt samenwerking gezocht met Universiteit en Hogescholen om de ondernemingen van oplossingen te voorzien.

Kennismanagement in het MKB

Muizer (2000) heeft in zijn studie naar regionale, industriële clusters bijzondere aandacht besteed aan de rol van ICT-ontwikkelingen en van de ‘kenniseconomie’. Muizer stelt dat het belang van en de uitwisseling van stilzwijgende kennis hand in hand gaan met de mate van innovatie en met het voorkomen van “knowledge spillovers”

22

. Hij voegt daaraan toe dat bij regionale industrie, clusters met een hoge mate van uitwisseling van impliciete kennis,

‘vertrouwen’ het belangrijkste element is.

In een onderzoek van het Economisch Instituut voor Midden- en Kleinbedrijf (EIM) wordt een duidelijke beeld geschetst van de manier waarop ondernemers in het MKB omgaan met kennis. De termen die hierbij geïntroduceerd worden zijn die van de persoonlijk en sociale marketing. Sociale marketing is een strategie om gedragsveranderingen te bewerkstelligen.

Marketingprincipes en praktijken vanuit het bedrijfsleven hebben de sociale marketing vormgegeven.Het wordt gebruikt om een bepaald bewustzijn bij de doelgroep te creëren dat tot het gewenste effect moet leiden. Het wordt vooral toegepast in situaties met een lage betrokkenheid en een lage behoefteherkenning bij de doelgroep. Dergelijke situaties doen zich vaak voor bij kennisoverdracht ten behoeve van innovaties

23

. Met persoonlijke marketing kan een kleine groep van sleutelfiguren binnen een bedrijf bereikt worden en vervolgens beïnvloed worden om de behoefte aan en het gebruik van nieuwe kennis bij andere personen binnen het bedrijf te stimuleren

24

.

Ondernemers in het MKB zijn doorgaans meer bezig met zaken waarvan het rendement op korte termijn zichtbaar is, dan met zaken waarvan het rendement pas over een aantal jaren zichtbaar zal zijn. Het oplossen van knelpunten in de dagelijkse werkzaamheden heeft prioriteit boven het uitdenken van een strategie om het bedrijf te laten groeien in een bepaald marktsegment dat wellicht een ander is dan waarin men nu actief is.

21 Sibma, 2002, p. 16.

22 Muizer, 2000, p. 38.

23 EIM, 2001, p. 20.

24 EIM, 2001, p. 18.

(28)

De vraag naar kennis wordt gevormd door de dagelijkse gang van zaken rondom het bedrijf.

Die vraag wordt niet expliciet gemaakt, maar vaak vertaald in de knelpunten die de ondernemers tegenkomen. Hierdoor is het voor hen, maar ook voor de kennisaanbieders, moeilijk om tot een effectieve kennisoverdracht te komen.

De ondernemers zijn zich niet voldoende bewust van het belang van technologische kennis, namelijk om voorsprong te houden op de concurrentie of deze bij te blijven, om

bedrijfsprocessen effectiever en efficiënter te laten verlopen, om een kwaliteitsverbetering te bewerkstelligen en om meer winst te maken.

Elementen uit de sociale marketing zijn bruikbaar om het MKB het belang van kennis te laten inzien. Het EIM benadrukt dat daarbij het accent moet liggen op de kosten en baten van de kennisoverdracht

25

.

Met andere woorden: Wat moet het bedrijf doen om de benodigde kennis in huis te brengen, toe te passen en te behouden? Wat levert dit op in termen van omzet, kostenbesparing, winst en dergelijke? Het laten zien van de kosten en baten is ook door de MKB-ondernemers aangegeven als effectieve methode voor het overdragen van technologische kennis.

Zoals gezegd, is het voor MKB-ondernemers moeilijk om de vraag naar kennis expliciet te maken. De vraag zit verscholen in de dagelijkse beslommeringen. Een vergroot bewustzijn van het belang van kennis voor het bedrijf zal leiden tot een betere formulering van de vraag.

Dit zal echter niet voldoende zijn om de vraagkant helder te krijgen.

Daarvoor kunnen elementen uit de persoonlijke marketing gebruikt worden. De ‘verscholen’

vraag van het MKB is veelal bedrijfsgebonden en vraagt om een benadering op maat. Het MKB werkt bovendien dikwijls op lokaal of regionaal niveau en heeft hechte relaties met bestaande leveranciers en dienstverleners. Kennisaanbieders en intermediairs kunnen via een persoonlijke benadering het MKB ondersteunen om de vraag expliciet te maken en hun aanbod daarop laten aansluiten. De ondernemer is daarbij de sleutelfiguur

26

.

Samenvattend

Als basis voor het verdere verloop van het onderzoek en de manier waarop kennisclusters worden bekeken, is het belangrijk deze paragraaf af te sluiten met een werkbare visie op kennis.

25 EIM, 2001.

26 EIM, 2001. p. 21 e.v.

(29)

Uit het voorgaande kwam al naar voren dat kennis allereerst niet objectief overdraagbaar is en altijd een subjectieve component heeft. Kennis is bovendien opgebouwd uit persoonlijke bekwaamheden. Daarnaast is (zoals ook verder zal worden uitgewerkt in § 3.4) er bij niet- incrementele (of radicale) innovaties een beslissende rol weggelegd voor impliciete kennis.

Deze kennisvorm bestaat uit persoonlijke kennis, ingebed in individuele ervaring. De tools die geschikt zijn voor de diffusie van kennis binnen deze definitie zijn: meester-gezel relaties, mentorensysteem, intercollegiale toetsing en het bevorderen van een informeel netwerk.

Allemaal instrumenten om de interpersoonlijke overdracht van kennis te stimuleren. Deze manier van kennisdiffusie zal leidend zijn in de rest van het onderzoek.

2.2 Samenwerken

Algemeen

In deze paragraaf zal ik een uiteenzetting geven van de verschillende aspecten van samenwerking in het algemeen. Centraal hierbij staan de verschillende vormen van samenwerking, de positionering daarvan en de gevolgen van een keuze voor een bepaalde vorm voor de relaties met de partners.

Door de toenemende globalisering, technologische innovaties en veranderingen in de vraagkant krijgen bedrijven te maken met drastische wijzigingen in de manier waarop en de plaats waar zaken gedaan worden. Om in dit veranderde veld succesvol te navigeren blijken bedrijven behoefte te hebben aan nieuwe organisatievormen. Een van de trends die hierbij is te herkennen is toenemende intensiteit van samenwerking. Veel organisaties ondervinden grote moeilijkheden bij het zoeken naar de juiste partners en bij het opbouwen en managen van de juiste samenwerkingsstructuren

27

.

De traditionele, gebruikelijke organisatiestructuur wordt gekenmerkt door helder gedefinieerde grenzen en is rigide en hiërarchisch. Deze structuur is geschikt voor de uitvoering en coördinatie van vele kleine taken binnen verschillende functionele eenheden.

Deze structuur begint snel achterhaald te worden. Bedrijven kunnen zich vandaag de dag uitbreiden over hun fysieke en organisatiegrenzen heen, door technologische innovatie en globalisering. Bedrijven werken niet langer alleen, maar gaan in toenemende mate samenwerkingsverbanden aan in verschillende vormen, om strategische flexibiliteit en

27 Man e.a., 2000, p. 13.

(30)

concurrentievoordeel te bereiken. Het is de verwachting dat organisaties die zich continu aanpassen de norm zullen worden en dat het succes van ondernemingen in deze eeuw in deze eerste plaats af zal gaan hangen van de ontwikkeling van strategische flexibiliteit

28

.

De achtergrond van samenwerking ligt in de afwegingen die in het verleden gemaakt werden met betrekking tot ‘sourcing’. Bedrijven stonden voor de keuze om producten te kopen of ze zelf te produceren, afhankelijk van welke optie het goedkoopste was.

Samenwerkingsverbanden bestonden in deze context uit contracten op korte termijn om marktconformiteit te garanderen. Naarmate het management van ondernemingen complexer werd, waren bedrijven geneigd traditionele sourcing te verlaten en over te stappen op strategische sourcing. Hierbij wordt rekening gehouden met de langetermijninvloed van de context, de intensiteit en het bereik van de interne en externe relaties. De primaire focus van de onderneming verschuift hierbij van kostenreductie naar strategische flexibiliteit,

betrouwbaarheid en kwaliteit.

Met de komst van strategische sourcing zijn een aantal verschillende

samenwerkingsstructuren tussen organisaties ontstaan. Strategische sourcing kan in essentie op drie manieren bereikt worden: door strategische leveranciers, door allianties en door netwerken. Contracten blijven een waardevol instrument, maar het is waarschijnlijk dat de termijn waarvoor ze worden afgesloten steeds korter zal worden. Dat betekent echter niet dat de relatie tussen de betrokken partijen evenredig korter wordt.

Bij strategische sourcingrelaties vindt een subtiel maar onomkeerbaar proces plaats. Daarbij vindt een verschuiving plaats van elkaar aanvullende bedrijven: netwerkorganisaties. Deze netwerkorganisaties worden gekenmerkt door een organische structuur, waardoor een snelle opbouw en ontmanteling van relaties tussen organisaties mogelijk is. Alle partijen moeten inzicht hebben in de vraag waar en hoe waarde wordt gecreëerd en welke bijdrage zij kunnen leveren met hun eigen competenties.

Organisatiegrenzen

Om de voorraad aan latente competenties volledig uit te buiten en daarbij strategische flexibiliteit en een concurrentievoordeel te ontwikkelen, kunnen andere aanvullende

28 Man e.a., 2000, p. 18.

(31)

competenties systematisch van andere organisaties worden betrokken. Traditionele grenzen in organisaties zijn in deze context al snel achterhaald. Zij moeten plaatsmaken voor grenzen die flexibele en competitieve netwerken mogelijk maken. Volgens Nolan

29

zijn de meeste

relevante organisatiegrenzen om netwerkorganisaties te managen: juridisch, politiek, economisch en sociaal. De organisatiegrenzen zullen hieronder kort worden toegelicht.

De juridische grenzen worden bepaald door de bezittingen en resources van de organisatie en door haar verplichtingen. De politieke grenzen worden gedefinieerd door de bezittingen en resources waarop de organisatie invloed heeft, maar geen directe controle. De economische grenzen worden bepaald door de activiteiten die de organisatie wil ondernemen die direct of indirect verband houden met de totstandkoming van producten en diensten. De sociale grenzen worden gedefinieerd door het lidmaatschap van de organisatie, waarbij de nadruk steeds meer komt te liggen op informele coördinatiemechanismen. Om in de toekomst te voorzien in de behoefte aan strategische flexibiliteit, innovatie en snelle respons moet een organisatie leren haar grenzen te beheren en zich niet vastklampen aan traditionele, fysieke organisatiegrenzen die zijn gericht op geografie, tijd en organisatiestructuur.

Bedrijven die verschillende typen van samenwerking gebruiken worden aangemerkt met de term hybride organisaties

30

.

Samenwerkingsvormen

Strategische sourcing kan in essentie op drie manieren bereikt worden:

• door strategische leveranciers

• door allianties

• door netwerken.

Strategische leveranciers richten zich op het verkopen van goederen of diensten aan een klant, waarbij de relatie verder gaat dan eenvoudigweg verkopen. Allianties zijn relaties die zich richten op de samenwerking tussen twee bedrijven om een product, proces of markt te ontwikkelen. Belangrijk voordeel hierbij is dat de bedrijven aanvullende competenties kunnen integreren en kennisoverdracht kunnen inzetten om een bredere en diepere toegang tot de markt te krijgen.

29 Nolan en Hossam Galal, 1998.

30 Man, 2001.

(32)

De derde vorm van samenwerking is de netwerkrelatie. Deze relatie is vooral gericht op de samenwerking van verschillende bedrijven die specifieke sterkten, competenties en kennis combineren tot oplossingen. Veel kleine ondernemingen kunnen samen netwerken vormen om te kunnen concurreren met de voordelen van resources en marktkracht. De relevantie hiervan voor het MKB is natuurlijk duidelijk. In mijn onderzoek zal deze samenwerkingvorm dan ook een nadruk krijgen. Binnen dit onderzoek zal ik de term ‘cluster’ gebruiken als een synoniem voor een samenwerkingsvorm van het netwerktype. Voor een werkdefinitie van de term wil ik verwijzen naar de paragraaf over kenniscluster (p. 36 e.v. van dit onderzoek).

Jarillo typeert een strategisch netwerk als een samenwerkingsvorm die getypeerd wordt door een coöperatieve instelling en een afwezigheid van ‘common ownership’. Daarbij positioneert hij deze samenwerkingsvorm als volgt ten opzichte van andere vormen:

Co-operative approach Non-co-operative approach

Vertically integrated company Bureaucracy

Strategic network Market

Het onderscheidende kenmerk van netwerkrelaties is hierbij dat er een situatie ontstaat

waarbij onafhankelijke organisationele eenheden hun onderlinge relaties als coöperatief

(33)

beschouwen, omdat ze ervan overtuigd zijn dat er meer te delen valt door samen te werken

31

. Perry voegt hieraan toe dat netwerkrelaties zich onderscheiden door de bereidheid directe economische transacties te laten beïnvloeden door lange termijn kansen op wederzijdse toegevoegde waarde

32

.

Powell onderscheidt drie hoofdgebieden waarop de netwerkvorm voordelen vertoont ten opzichte van traditionele toewijzing van middelen, namelijk: beter gebruik van middelen en risicospreiding, flexibiliteit en adaptatievermogen en toegang tot informatie en

vaardigheden

33

.

Succes- en Faalfactoren bij samenwerking

Muizer

34

geeft een overzicht van succesfactoren voor regionale clustering, die door ondernemers van belang worden geacht. Hij baseert zich hier op de meting van het MKB- beleidspanel in 2000 door het Economisch Instituut Midden- en Kleinbedrijf (EIM). Tabel 5.1 geeft deze succesfactoren weer, met hun belangrijkheid zoals die door de ondernemers wordt ervaren. De genoemde cijfers zijn percentages.

Succesfactoren Onbelangrijk Belangrijk Cruciaal Inputfactoren

Evenredige investering in tijd en geld door álle partners 35 51 14

Hoog kennisniveau bij álle partners 15 66 19

Aanwezigheid van geavanceerde soft- en hardware bij álle partners 38 50 12

Hoge mate van specialisatie van álle partners 33 54 13

Procesfactoren

Goede onderlinge relatie tussen de partners 3 46 51

Het maken van een strategisch plan 25 55 20

Het vastleggen van afspraken in contracten 28 48 24

Hoge mate van kennisuitwisseling tussen de partners 13 71 16

Uitwisseling van technologie tussen de partners 34 58 8

Mogelijkheid om personeel uit te wisselen met partners 44 47 9

Outputfactor

Positief resultaat van de samenwerking voor álle partners 5 57 38

Tabel 5.1 – Succesfactoren voor regionale clustering en hun belangrijkheid (Bron: Muizer, 2000:54)

31 Jarillo, 1993, p. 131.

32 Perry, 1999, p. 2.

33 Powell, 1990.

(34)

Conclusies die hier getrokken kunnen worden zijn de volgende:

Een hoog (lees: gelijkwaardig) kennisniveau bij alle partners is een belangrijke voorwaarde voor het succes van regionale clustering. Dit is belangrijker dan de aanwezigheid van

geavanceerde hard- en software bij alle partners. Ook een hoge mate van specialisatie bij alle partners is minder belangrijk dan een hoog kennisniveau

35

.

De Bruin heeft in haar afstudeeronderzoek geïnventariseerd welke auteurs de verschillende succes- en faalfactoren noemen voor samenwerking. Het gaat te ver hier haar keuze voor deze specifieke auteurs toe te lichten, daarom verwijs ik graag naar haar onderzoeksrapport. De inventarisatie neem ik over en is hieronder te vinden. Als een maat voor het belang van de verschillende factoren, gebruikt De Bruin het aantal verwijzingen in de literatuur. De meest belangrijke factoren zijn onderstreept en moeten de leidraad vormen bij de formulering van een samenwerkingsplan. Het is volgens De Bruin van belang dat de toekomstig

samenwerkende partijen aangeven welk belang ze hechten aan de verschillende factoren, zodat bij de inrichting van de samenwerking daar rekening mee gehouden kan worden.

34 Muizer, 2001.

35 De Bruin, 2003, p. 38.

(35)

Succesfactoren Auteurs

Gezamenlijke (strategische) doelen en prioriteiten; betrokkenheid; Cagliano e.a. (2002); Harbison en Pekar (1998); Smeekens (1998); Lynch (1993); Hamel e.a. (1989)

Openheid (ken o.a. elkaars bekwaamheden en belangen); goede relatie;

kennisuitwisseling / leren

Cagliano e.a. (2002); Smeekens (1998); Lynch (1993);

Muizer (2001); Mockler (1999); Hamel (1989) Organisatorische verbetering, goede coordinatie en taakverdeling;

gezamenlijke stijlen en methoden

Cagliano e.a. (2002); Harbison en Pekar (1998); Smeekens (1998); Lynch (1993)

Duidelijke afspraken maken; grenzen stellen. Smeekens (1998); Muizer (2001); Hamel e.a. (1989) (Onderscheidende) kerncompetenties (verder) ontwikkelen, operationeel

flexibel zijn, specialisatie.

Muizer (2001); Mockler (1999); Hamel e.a. (1989)

Haalbaarheidsonderzoek; strategisch plan Harbison en Pekar (1998); Muizer (2001) Anticiperen op en afzwakken van risico’s; aanpassingsvermogen Harbison en Pekar (1998); Mockler (1999) Win-win situatie voor alle partijen Lynch (1993); Muizer (2001); Mockler (1999) Koppelen van budgetten aan resources en prioriteiten Harbison en Pekar (1998)

Lange termijn perspectief Cagliano e.a. (2002); Smeekens (1998)

ICT ondersteuning Cagliano e.a. (2002); Muizer (2001)

Vertrouwen Cagliano e.a. (2002); Eber (1996)

Eerbied voor de markt Smeekens (1998)

Hoog kennisniveau bij alle partners Muizer (2001) Individuele partners met relatief kleine marktkracht Hamel (1989) Tabel 2.1 – Succesfactoren voor samenwerking, per auteur (De Bruin, 2003: 40)

Gebrek aan commitment en vertrouwen Harbison en Pekar, 1998; Lynch, 1993 Te grote transactiespecifieke investeringen voordat er zekerheid bestaat over de

relatie

Lynch, 1993; Nooteboom, 1998

Niet goed in kunnen spelen op veranderingen in de omgeving / de relatie Doz en Hamel (1998); Mockler (1999) Verschillen in doelen, prioriteiten en methoden en technieken Cagliano e.a., 2002

Spillover van concurrentievoordelen als kennis en technologieën Hamel (1989) Geen evenwicht tussen verkrijgen en beschikbaar stellen van kennis Hamel (1989) Tabel 2.2 – Overzicht van faalfactoren per auteur (De Bruin, 2003: 42)

Samenvattend

Door ingrijpende veranderingen in de omgeving van bedrijven krijgen zij te maken met drastische wijzigingen in de manier waarop en de plaats waar zaken gedaan worden. Daardoor

Faalfactoren Auteurs Onvoldoende of gebrekkige communicatie Cagliano e.a., 2002; Harbison en Pekar,

1998; Muizer en Hospers, 1998

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hoewel gecodificeerde kennis heel andere eigenschappen heeft dan know-how, kan ook het proces van gecodificeerde kennisproductie worden opgevat als een evolutionair proces.. Dit

overeenkomsten en verschillen tussen de resultaten van de twee producten is de kennis productspecifiek (alleen toepasbaar voor de digitale camera en MP3 speler) of meer

Voor TNO kan de Innovatie Academie van belang zijn als een instrument van opleiding om daarmee aan haar werknemers te leren hoe de eigen technologie binnen het totale

Wanneer ten minste één van de klassen met het akkoord heeft ingestemd, alle schuldeisers en aandeelhouders niet slechter af zijn bij het akkoord dan bij liquidatie

Hoewel gecodificeerde kennis heel andere eigenschappen heeft dan know-how, kan ook het proces van gecodificeerde kennisproductie worden opgevat als een evolutionair

Dankzij deze en andere ontwikkelingen, bijvoorbeeld op het gebied van isolatie en nieuwe 4D-geprinte, herprogrammeerbare bouwmaterialen, kunnen gebouwen niet alleen

Ten derde blijkt dat de inzet van technologie in bedrijven niet alleen gaat over vervanging van menselijke taken door computers, maar dat computers taken kunnen doen die mensen

Niet alle leraren die hun leiderschapskwaliteiten ontwikkeld hebben ervaren binnen hun school ruimte om invloed uit te oefenen en leiderschap naar zich toe te trekken (Snoek,