• No results found

“Actuariële resultaten en de corridor- systematiek; de beerput gedempt?”

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "“Actuariële resultaten en de corridor- systematiek; de beerput gedempt?”"

Copied!
100
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

“Actuariële resultaten en de

corridor-systematiek; de beerput gedempt?”

Masterscriptie, opleiding Accountancy, Rijksuniversiteit

Groningen

(2)

VOORWOORD

Deze scriptie is onderdeel van het masterprogramma Accountancy aan de Rijksuniversiteit Groningen, waarvan ik op dit moment in de afrondende fase verkeer. Het schrijven van deze scriptie betekent zodoende ook het einde van mijn vijfjarige studententijd en het begin van het zogenaamde ‘echte leven’.

Ik heb het schrijven van deze scriptie ervaren als een zeer enerverende, maar vooral ook plezierige periode. Niet alleen door de gezellige tijd die ik meemaakte bij KPMG in Groningen, maar ook door mate waarin pensioenverslaggeving mij gedurende het schrijfproces meer en meer is gaan boeien.

Zoals voor zo velen, geldt ook voor mij dat ik het resultaat van mijn scriptieperiode niet enkel aan mijzelf te danken heb. Allereerst wil ik daarvoor de organisatie KPMG bedanken, voor het faciliteren van een scriptiestage. Mijn bijzondere dank gaat uit naar mijn begeleider bij KPMG, drs. M.R. Bletgen RA. Daarnaast zorgden mijn medestagiaires bij KPMG voor de nodige gezelligheid, maar ook zeker de nodige inspiratie. Daarom, Lissette, Sietse en Sonja; bedankt!

Tijdens het schrijven van deze scriptie heb ik tevens begeleiding ontvangen vanuit de Rijksuniversiteit Groningen van dhr. E.H.A. Hutten RA, mijn dank daarvoor.

Tot slot wil Mathieu en Dorien bedanken voor het nodige redigeerwerk dat zij verrichtten.

Kornelis Maat,

(3)

“Actuariële resultaten en de corridor-systematiek;

de beerput gedempt?”

Masterscriptie, opleiding Accountancy, Rijksuniversiteit Groningen

28 juli 2006

Auteur:

K.A. Maat

Opdrachtgever:

KPMG Accountants N.V.

Onderwijsinstelling: Rijksuniversiteit Groningen

Opleiding:

Mastertraject

Accountancy

Begeleider RuG:

Dhr. E.H.A. Hutten RA

(4)

SAMENVATTING

In deze scriptie is een onderzoek gedaan naar de verwerking van actuariële resultaten volgens de corridor-systematiek. Actuariële resultaten zijn resultaten die het gevolg zijn van afwijkingen tussen aangenomen verwachtingen en werkelijkheid voor bijvoorbeeld overlevingskansen of loonontwikkelingen. Actuariële resultaten kunnen ook ontstaan als gevolg van wijzigingen in de gehanteerde disconteringsvoet. De corridor-systematiek is een methode die het mogelijk maakt actuariële resultaten pas te verwerken wanneer deze een bepaalde bandbreedte overschrijden. De corridor-systematiek wordt onder andere voorgeschreven in de pensioenstandaarden van IFRS en US-Gaap.

De aanleiding voor dit onderzoek is het convergentieproject dat de International Accounting Standards Board en Financial Accounting Standards Board in 2004 startten. Als gevolg hiervan zal de Financial Accounting Standaards Board, FASB, de standaardzetter uit de Verenigde Staten, haar pensioenstandaard herzien. De uitkomsten van dit onderzoek kan de FASB in overweging nemen bij het opstellen van een nieuwe pensioenstandaard.

De centrale vraagstelling richt zich op de invloed van de corridor-systematiek op de verslaggeving van actuariële resultaten door beursgenoteerde ondernemingen en de gevolgen hiervan voor de gebruikers van jaarrekeningen.

De gevolgen van de corridor-systematiek voor gebruikers van jaarrekeningen zijn onderzocht door een theoretische benadering te kiezen voor de corridor-systematiek. De systematiek is vergeleken met het Conceptual Framework en het meetperspectief. Verslaggevingprincipes die hierbij de leidraad vormen zijn relevantie, betrouwbaarheid, vergelijkbaarheid, consistentie en matching.

Uit de theoretische benadering blijkt dat betrouwbaarheid, vergelijkbaarheid en de mogelijkheid tot matching afneemt als gevolg van de corridor-systematiek. Een consistente toepassing is vereist in de pensioenstandaarden en daarmee ondervangen.

De werking van de corridor-systematiek is onderzocht door de verwerking van actuariële resultaten te meten. Deze meting is verricht over in totaal 200 jaarrekeningen van veertig verschillende ondernemingen, over een looptijd van vijf jaar. In de meting is aandacht besteed aan de gevolgen van de corridor-systematiek op de invloed van actuariële resultaten op het bedrijfsresultaat, het eigen vermogen en volatiliteit. Tevens is de vergelijkbaarheid en consistentie van actuariële resultaten beoordeeld.

De meting leidt tot de conclusie dat de vergelijkbaarheid en consistentie van actuariële resultaten benedenmaats is. De oorzaak hiervan is de gebrekkige toelichting op de oorzaak van actuariële resultaten en de verdere verwerkingswijze van deze actuariële resultaten. De corridor-systematiek is wel effectief voor wat betreft de beperking van de invloed van het actuariële resultaat op de het bedrijfsresultaat, het eigen vermogen en de volatiliteit. Uit het onderzoek bleek tevens dat de invloed van actuariële resultaten op het eigen vermogen ook zonder de corridor-systematiek relatief gering is.

(5)

HOOFDSTUK 1 - INLEIDING...4

HOOFDSTUK 2 - PENSIOENEN IN DE JAARREKENING...6

2.1 Classificatie... 6

2.2 Tekort of overschot ... 6

2.3 De opbouw van de voorziening ... 7

2.4 Pensioenkosten ... 8

2.5 Actuariële resultaten en de corridor-systematiek ... 8

2.6 Resumé... 9

HOOFDSTUK 3 – METHODE VAN ONDERZOEK...10

3.1 Ontwikkelingen in pensioenstandaarden en de corridor-systematiek ... 10

3.2 Aanleiding onderzoek ... 11

3.3 Probleemstelling ... 12

3.4 Onderzoeksopzet... 13

3.5 Gegevensverzameling ... 14

3.6 Analyse en rapportage... 15

HOOFDSTUK 4 – FAS 87 EN IAS 19 VERGELEKEN...16

4.1 Algemene voorschriften voor de verwerking van pensioenen... 16

4.2 Verwerking van actuariële resultaten ... 18

4.3 Resumé... 21

HOOFDSTUK 5 - HET CONCEPTUAL FRAMEWORK EN MEETPERSPECTIEF...22

5.1 Conceptual Framework... 22 5.2 Relevantie en betrouwbaarheid ... 23 5.3 Vergelijkbaarheid en consistentie ... 24 5.4 Realisatie en matching ... 25 5.5 Meetperspectief ... 26 5.6 Resumé... 28 HOOFDSTUK 6– MEETPROCEDURE...30

6.1 Inrichting van het onderzoek... 30

6.2 De meetlat voor volatiliteit... 32

6.3 Meetlat voor consistentie en vergelijkbaarheid... 34

HOOFDSTUK 7 – DE VERWERKING VAN ACTUARIËLE RESULTATEN GEMETEN...35

7.1 De verwerking van actuariële resultaten ... 35

7.2 Consistentie ... 36

7.3 Vergelijkbaarheid ... 38

7.4 Invloed op bedrijfsresultaat en eigen vermogen... 39

7.5 Volatiliteit... 42

HOOFDSTUK 8 CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN...46

BIJLAGEN...49

BIJLAGE I - LITERATUURLIJST...50

BIJLAGE II – GESELECTEERDE ONDERNEMINGEN ... 52

BIJLAGE III – UITKOMSTEN METING ... 53

BIJLAGE IV – WAARNEMINGEN METING... 55

BIJLAGE V – UITKOMSTEN ONDERZOEK WEL/NIET TOEPASSEN CORRIDOR-SYSTEMATIEK 94 BIJLAGE VI – UITKOMSTEN HERREKENING VERLAAGDE CORRIDORGRENS ... 96

(6)

HOOFDSTUK 1 - INLEIDING

De verwerking van actuariële resultaten en de corridor-systematiek is een onderwerp waar veel om te doen is geweest en nog steeds is. Enerzijds is er een maatschappelijke interesse omdat pensioenverslaggeving ook de oudedagsvoorziening van vele werknemers raakt. Anderzijds omdat pensioenverslaggeving, en de verwerking van actuariële resultaten in het speciaal, grote gevolgen kan hebben voor de verslaggevende onderneming, zowel voor de winst als de vermogenspositie.

Ter illustratie een voorbeeld: Akzo Nobel. De gevolgen van pensioenstandaarden werden voor Akzo Nobel in 2002 op zeer pijnlijke wijze duidelijk. In haar jaarverslag per 31 december 2002 verantwoordde Akzo bijna één miljard euro minder eigen vermogen. Dit was het gevolg van Financial Accounting Standard 87 ‘Employers Accounting for Pensions’, de pensioenrichtlijn uit de Verenigde Staten. De reden hiervoor was dat Akzo Nobel de waarde en het resultaat van haar fondsbeleggingen aanzienlijk zag kelderen. Akzo Nobel verminderde haar eigen vermogen als gevolg hiervan met bijna 30% en zag hiermee ook haar credit rating terugvallen naar een ‘junk-status’. Om deze terugval te ondervangen gaf Akzo Nobel voor 800 miljoen euro aan obligaties uit.

De pensioenstandaarden zijn ook tegenwoordig nog volop in ontwikkeling. De International Accounting Standards Board, IASB, voegt nog regelmatig wijzigingen toe aan International Accounting Standard 19, ‘Employee Benefits’, waarvan de laatste in 2005. Ook Financial Accounting Standards Board, FASB, heeft op dit moment een project onder handen waarmee Financial Accounting Standard 87 aangepast zal worden.

Een discutabel onderdeel van de pensioenstandaarden is de zogenaamde corridor-systematiek. Deze systematiek heeft tot gevolg dat actuariële resultaten pas verwerkt worden wanneer zij een bepaalde grens overschrijden. Deze verwerkingswijze is discutabel omdat deze strijdig lijkt te zijn met de ’true and fair view’ die de IASB en FASB beogen in hun convergentieproject, dat zij opstartten om te komen tot een wereldwijde set van verslaggevingstandaarden. Als gevolg van het convergentieproject heeft de FASB stappen ondernomen om haar pensioenstandaard, FAS 87, aan te passen.

Het convergentieproject en het initiatief van de FASB om haar pensioenstandaard aan te passen vormen de aanleiding voor dit scriptie-onderzoek. De aanleiding is verwoord in de volgende onderzoeksdoelstelling:

“Het doel van het onderzoek is inzicht verwerven in de wijze waarop de corridor-systematiek de verslaggeving van actuariële resultaten beïnvloedt en de gevolgen hiervan voor de gebruikers van jaarrekeningen.”

Als gevolg van de doelstelling kan een centrale vraagstelling geformuleerd worden. De centrale vraagstelling wordt verwoord in een probleemstelling. De probleemstelling is als volgt:

(7)

“In welke mate beïnvloedt de corridor-systematiek de verslaggeving van actuariële resultaten door beursgenoteerde ondernemingen en wat zijn de gevolgen hiervan voor de gebruikers van jaarrekeningen?”

Om de probleemstelling te beantwoorden, zijn de volgende deelvragen afgeleid: 1 Hoe werken de pensioenstandaarden FAS 87 en IAS 19?

2 Wat zijn de verschillen tussen de FAS 87 en IAS 19?

3 Hoe is de corridor-systematiek theoretisch te verklaren vanuit het Conceptual framework en vanuit het meetperspectief?

4 Hoe worden actuariële resultaten verwerkt door Amerikaanse beursgenoteerde ondernemingen over een periode van vijf jaar?

5 Wat zijn de gevolgen voor de verwerking van actuariële resultaten voor consistentie, vergelijkbaarheid en volatiliteit?

Voor de begrijpelijkheid van dit onderzoek voor de minder ingewijde lezer, wordt in hoofdstuk twee uitgelegd over de werking van de pensioenstandaarden IAS 19 en FAS 87. Zodoende wordt antwoord gegeven op de eerste deelvraag. Vervolgens wordt in het derde hoofdstuk de onderzoeksopzet uiteengezet. Hierin wordt vermeld hoe het onderzoek uitgevoerd zal worden.

Het onderzoek bestaat uit een theoretisch en empirisch onderzoek. Het theoretische onderzoek wordt uitgewerkt in hoofdstuk vijf. In hoofdstuk vijf wordt de corridor-systematiek benaderd van uit het Conceptual framework en vanuit het meetperspectief. Het Conceptual framework is het raamwerk dat de FASB en IASB hebben gehanteerd als grondslag voor alle onderliggende verslaggevingstandaarden. Omdat dit raamwerk de basis vormt voor een verslaggevingstandaard zou het logisch zijn om te beginnen met een uiteenzetting van het raamwerk voordat een gedetailleerde beschrijving wordt gegeven van de (onderliggende) pensioenstandaarden. Daar pensioenstandaarden een relatief complexe materie vormen is uit hoofde van de begrijpelijkheid hier niet voor gekozen. Zodoende wordt na de onderzoeksopzet in hoofdstuk vier een uitgebreide uiteenzetting van verschillen en overeenkomsten van de pensioenstandaarden FAS 87 en IAS 19. Dit is een antwoord op de tweede deelvraag. Vervolgens wordt hoofdstuk vijf het theoretische onderzoek naar de corridor-systematiek uitgewerkt aan de hand van het Conceptual framework, een antwoord gegeven op deelvraag drie.

Het laatste deel van deze scriptie beschrijft een empirisch onderzoek naar de toepassing van de corridor-systematiek. De meetprocedure voor het empirisch onderzoek wordt beschreven in hoofdstuk zes en de uitkomsten zijn uiteengezet in hoofdstuk zeven. Aan de hand van uitkomsten van empirisch onderzoek worden de deelvragen vier en vijf beantwoordt. Als gevolg van alle beantwoorde deelvragen wordt de onderzoeksconclusie geformuleerd in hoofdstuk acht.

(8)

HOOFDSTUK 2 - PENSIOENEN IN DE JAARREKENING

Dit onderzoek richt zich op twee pensioenstandaarden: International Accounting Standard 19 ‘Employee Benefits’ en Financial Accounting standard 87, ‘Employers accounting for pensions’ hierna respectievelijk IAS 19 en FAS 87, de standaarden uit IFRS en US-Gaap. Hoewel beide richtlijnen wel degelijk verschillen kennen, is de verwerking van pensioenen in hoofdlijnen gelijk. Aangezien de verslaggevingmaterie met betrekking tot de verwerking van pensioenen vrij complex is, wordt in dit hoofdstuk slechts een globaal overzicht geschetst van pensioenverwerking aan de hand van de standaarden IAS 19 en FAS 87. Een gedetailleerde vergelijking wordt gegeven hoofdstuk vier.

2.1 Classificatie

Een werkgever kan haar werknemers een grote verscheidenheid aan pensioenvormen toekennen. De pensioenen zijn op te delen in twee hoofdcategorieën namelijk ‘defined contribution’ en ‘defined benefit-plans’, toegezegde bijdrageregelingen of toegezegd pensioenregelingen. In het geval van een toegezegde bijdrageregeling verplicht de werkgever zich enkel tot het betalen van de pensioenpremie, de werkgever is niet verantwoordelijk voor de hoogte van het pensioen dat de werknemer uiteindelijk zal ontvangen. Het risico ligt bij de werknemer. De andere pensioenregeling, de toegezegd pensioenregeling, verplicht te werkgever garant te staan voor de hoogte van het pensioen van de werknemer.

Om aan deze verplichting te voldoen kan de werkgever gaan beleggen of zich aansluiten bij een (bedrijfstak)pensioenfonds. Deze verplichting heeft wezenlijke gevolgen voor de verwerking van pensioenen in de jaarrekening. In geval van de toegezegde bijdrageregeling verwerkt de werkgever alleen de betaalde pensioenpremie in haar jaarrekening. Een toegezegd pensioenregeling verplicht de werkgever haar toezegging in de balans op te nemen, wat vrijwel altijd leidt tot het opnemen van een voorziening.

2.2 Tekort of overschot

Wanneer een werkgever haar personeel een pensioen toezegt, ontstaat hiermee een pensioenverplichting. Deze pensioenverplichting is tot de ingang van het pensioen nog voorwaardelijk en wordt bij de ingang van het pensioen onvoorwaardelijk. Om aan deze verplichting te kunnen voldoen houdt een werkgever fondsbeleggingen aan. Fondsbeleggingen zijn beleggingen in aandelen of andere investeringen die gedaan worden om aan toekomstige pensioenverplichtingen te kunnen voldoen. Een werkgever neemt een voorziening op in haar balans wanneer de pensioentoezeggingen groter zijn dan de fondsbeleggingen (FAS 87, § 35; IAS 19, § 54). Er bestaat een tekort, dit tekort wordt verdisconteerd tegen een disconteringsvoet die gelijk is aan het rendement op een hoogwaardige ondernemingsobligatie (IAS 19, § 78) of een hoogwaardige investering (FAS 87, § 44). Het is ook mogelijk dat de waarde van de beleggingen de waarde van de pensioenverplichting overstijgt. In dit geval mag de werkgever dit overschot opnemen als vordering. In IAS 19 wordt hier een maximum aan gesteld, dit maximum wordt ‘Asset ceiling’ genoemd. Asset ceiling wordt verder uitgewerkt in paragraaf 4.1.

(9)

In het opnemen van een voorziening manifesteert zich de marktgerichte benadering van de pensioenverwerking. De disconteringsvoet gebaseerd op marktgerelateerde rendementen is de oorzaak van deze marktgerichte benadering. Een dergelijke disconteringsvoet sluit tevens aan op één van de principes van IFRS, namelijk fair value. De meest gebruikelijke Nederlandse vertaling is reële waarde. Het begrip reële waarde wordt als onderdeel van het Conceptual framework verder toegelicht in hoofdstuk vijf.

2.3 De opbouw van de voorziening

De voorziening pensioenverplichtingen bestaat uit het verschil tussen de contante waarde van pensioenaanspraken minus de reële waarde van de fondsbeleggingen (FAS 87, § 36; IAS 19, § 54). De opbouw van de pensioenvoorziening wordt als volgt weergegeven:

Opbouw Contante waarde pensioenaanspraken

Stand per 1 januari +

I Interestlast (= oprenting van de voorziening) + II Aan dienstjaar toegekende pensioenaanspraken +

Uitkeringen -/-

III Actuariële resulaten (nog te realiseren) +/- -/- = winst/ + = verlies

Stand per 31 december

Opbouw voorziening

Contante waarde toegekende pensioenaanspraken + Reële waarde fondsbeleggingen -/-

Stand per 31 december

Figuur 2.1 Samenstelling pensioenvoorziening (RvJ, 2005)

Toelichting:

Ad I Interestlast

De interestlast wordt berekend door de voorziening aan het begin van het boekjaar te vermenigvuldigen met de gekozen disconteringsvoet.

Ad II Aan dienstjaar toegekende pensioenaanspraken

Deze lasten ontstaan door de toekenning van pensioenaanspraken door de werkgever aan haar werknemers bij het invoeren of wijzigen van de pensioenregeling. De pensioenaanspraken worden onvoorwaardelijk bij ingang van de pensioengerechtigde leeftijd van de werknemer.

Ad III Actuariële resultaten

Actuariële resultaten betreffen afwijkingen tussen het werkelijke en het verwachte personeelsverloop, de sterfte, de actuariële veronderstellingen, etc. Ook wijzigingen in de disconteringsvoet behoren tot fondsbeleggingen. Actuariële resultaten worden slechts verwerkt voorzover deze de corridor overschrijden. De verwerking van actuariële resultaten wordt in paragraaf 2.5 verder uitgewerkt.

(10)

2.4 Pensioenkosten

De verwerking van pensioenkosten in de jaarrekening is afhankelijk van de classificatie. Deze werd al geschetst in paragraaf 2.1. Als er sprake is van een toegezegde bijdrageregeling is de verwerking eenvoudig. De verwerking van pensioenkosten volstaat namelijk met enkel het verwerken van de pensioenpremie in de resultatenrekening.

De samenstelling van pensioenkosten in het geval van een toezegd-pensioenregeling is omvangrijker. Er kan niet volstaan worden met de pensioenpremie. Het volgende overzicht geeft de samenstelling van pensioenkosten weer.

Samenstelling Pensioenkosten

I Aan het dienstjaar toegerekende

pensioenkosten + Interestkosten (= oprenting van de voorziening) +

II Verwachte beleggingsopbrengsten +/-

-/- = winst/ + = verlies

Toegerekende actuariële resultaten +/-

+ = winst/ -/- = verlies

III Toegerekende lasten over verstreken diensttijd +

Totale pensioenkosten

Figuur 2.2 Samenstelling pensioenkosten (RvJ, 2005)

Toelichting:

Ad I Aan het dienstjaar toegekende pensioenkosten

Dit is de toename in de contante waarde van de toegekende pensioenaanspraken gedurende het boekjaar.

Ad II Verwachte beleggingsopbrengsten

Dit zijn de resultaten die behaald worden uit de fondsbeleggingen. De opbrengst fondsbeleggingen omvat rente, dividend en andersoortige fondsopbrengsten. Ook waardewijzigingen, al dan niet gerealiseerd, behoren tot de beleggingsopbrengsten.

Ad III Toegerekende lasten over verstreken diensttijd

Deze lasten bestaan uit de pensioenaanspraken geamortiseerd over de periode tot de pensioenaanspraken onvoorwaardelijk worden.

2.5 Actuariële resultaten en de corridor-systematiek

Centraal in dit onderzoek staat de realisatie en verwerking van actuariële resultaten. Actuariële resultaten zijn winsten of verliezen hoofdzakelijk als gevolg van schattingsafwijkingen van bijvoorbeeld personeelsverloop, actuariële grondslagen of fondsbeleggingen (FAS 87, § 29; IAS 19, § 94). Actuariële resultaten bestaan uit het volgende:

- afwijkingen tussen werkelijk en verwacht personeelsverloop, vervroegde pensionering, sterfte, salarisontwikkelingen en andere actuariële veronderstellingen;

- aanpassing van schattingen voor de toekomst; - wijzigingen in disconteringsvoet; en

(11)

Actuariële resultaten kunnen in hoge mate volatiel zijn. Volatiliteit wordt gebruikt om schommelingen in winsten en verliezen over meerdere jaren aan te duiden. Om volatiliteit te ondervangen schrijven IAS 19 en FAS 87 voor dat actuariële resultaten pas als resultaat verwerkt worden in de winst wanneer zij de ‘corridor’ overschrijden (FAS 87, § 32; IAS 19, § 92). De corridor is een grensbedrag en het synoniem voor bandbreedte.

Het grensbedrag is het hoogste bedrag van:

- 10% van de contante waarde van de toegekende pensioenaanspraken; en - 10% van de reële waarde van de fondsbeleggingen.

Het bedrag waarmee de corridor wordt overschreden, wordt verwerkt als actuarieel resultaat. De werking van de corridor kan zodoende als volgt weergegeven worden:

Figuur 2.3 De werking van de corridor

Actuariële resultaten die de corridor overschrijden, kunnen als volgt verwerkt worden: Het actuariële resultaat mag lineair, over de resterende diensttijd van actieve deelnemers, worden geamortiseerd (FAS 87, § 32; IAS 19, § 93). Amortisatie is het uitsmeren van winsten en verliezen over een langere periode. Snellere amortisatie en direct verwerken van actuariële resultaten is toegestaan (FAS 87, § 33; IAS 19, § 93). IAS 19 kent bovendien de mogelijkheid actuariële resultaten rechtstreeks in het eigen vermogen te muteren (IAS 19, § 93 A-D, Amended 2004). FAS 87 kent deze mogelijkheid niet. Het toepassen van de corridor is onder FAS 87 verplicht en onder IAS 19 niet. IAS 19 geeft de mogelijkheid tot de keuze voor een lagere grens dan 10%, deze mag ook 0% zijn.

2.6 Resumé

In dit hoofdstuk is een globale uiteenzetting gegeven van de verwerking van pensioenen onder de standaarden IAS 19 en FAS 87. De belangrijkste bepalingen uit die richtlijnen is de marktgerichte benadering, het opnemen van een voorziening in geval van een tekort in het fonds en de verwerking van actuariële resultaten middels de corridor-systematiek.

Het volgende hoofdstuk zet het doel van onderzoek uiteen in de onderzoeksopzet. In de onderzoeksopzet wordt de doelstelling, probleemstelling en methode van onderzoek beschreven.

(12)

HOOFDSTUK 3 – METHODE VAN ONDERZOEK

Dit hoofdstuk beschrijft de manier waarop het onderzoek uitgevoerd zal worden. Hiertoe wordt eerst stilgestaan bij de ontwikkelingen in pensioenstandaarden die laatste decennia plaatsvonden. Uit deze ontwikkelingen wordt de aanleiding voor het onderzoek gedestilleerd, welke wordt beschreven in paragraaf drie. Als gevolg van de aanleiding wordt in paragraaf vier een probleemstelling geformuleerd en daarbij een aantal deelvragen. In de laatste drie paragrafen wordt ingegaan op de opzet van het onderzoek, de gegevensverzameling en, de analyse en de rapportage.

3.1 Ontwikkelingen in pensioenstandaarden en de corridor-systematiek

De huidige pensioenstandaarden vinden hun oorsprong in de Verenigde Staten, namelijk in de totstandkoming van FAS 87, en Financial Accounting Standard 106 ‘Accounting for Postretirement Benefits other than Pensions’, FAS 106.

De eerste aanzet tot een nieuwe pensioenstandaard werd in de Verenigde Staten gedaan. Het toenmalige ‘Committee on Accounting Procedure’ en de ‘Accounting Principles Board’ concludeerden dat verbeteringen in pensioenverslaggeving noodzakelijk waren. De reden hiervoor was het groeiend aantal omvangrijke pensioenbeleggingen en pensioenverplichtingen en significante veranderingen in economische omstandigheden, waaronder inflatie. Daarnaast meende men dat onderlinge vergelijkbaarheid en consistentie van de gerapporteerde pensioenkosten en verplichtingen verbeterd moest worden. Deze discussie werd voor het eerst gevoerd in 1956.

Twintig jaar later effectueerde de Financial Accounting Standards Boards, FASB, FAS 87. Ongeveer tegelijkertijd, in 1983, werd eveneens de internationale pensioenstandaard, International Accounting Standard 19 ‘Retirement Benefit Costs’, IAS 19, geëffectueerd. Na effectuering van de eerste versie van IAS 19 is de standaard enkele malen gewijzigd. Per 1 januari 1998 draagt de standaard de titel ‘Employee Benefits’ waardoor alle personeelsbeloningen onder de standaard verwerkt moeten worden1. De laatste wijzigingen aan IAS 19 zijn medio 2005 voorgesteld door de IASB. Het betreffen relatief kleine wijzigingen en gaan over beloningen bij ontslag (IASB, 2005).

Eén van de voornaamste voorwaarden in de standaarden is dat de pensioenverplichtingen gewaardeerd moeten worden tegen een disconteringsvoet die de actuele waarde vertegenwoordigt. Het gevolg hiervan is dat niet alleen de voorziening pensioenverplichtingen maar ook het resultaat aan volatiliteit onderhevig is. Om deze volatiliteit te ondervangen, is in de standaarden een corridor opgenomen. Volatiliteit en de corridor werden al uitgelegd in paragraaf 2.5.

Met name vanuit het Verenigd Koninkrijk kwam veel kritiek op de corridor-systematiek. Zodoende kent IAS 19 ook de mogelijkheid om het bedrag waarmee de corridor wordt overschreden, rechtstreeks in het eigen vermogen te verwerken, buiten de resultatenrekening om. Deze wijziging werd door middel van een amendement toegevoegd in 2004 (IAS 19, § 93 A-D, Amended 2004).

1

(13)

De ontwikkeling van pensioenstandaarden houdt niet op bij IAS 19, ook de Amerikaanse pensioenstandaard wordt inmiddels aangepast. Deze aangepaste standaard vertoont een grotere gelijkenis met IAS 19, dan zijn voorganger. De oorzaak hiervan is terug te vinden in het convergentieproject dat de FASB en IASB startten in een ‘Memorandum of Understanding’. In dit memorandum spraken de FASB en de IASB af te komen tot een wereldwijde standaard voor verslaggeving, een Global-GAAP. Als gevolg hiervan worden een groot aantal verslaggevingrichtlijnen gewijzigd, waaronder FAS 87.

3.2 Aanleiding onderzoek

Het convergentieproject van de FASB en IASB vertoont nog geen concrete aanwijzingen dat de corridor verwijderd zal worden. De gezamenlijke agenda die beide partijen hebben opgesteld indiceert dit in ieder geval niet (FASB en IASB, 2006). Dit is op zijn minst opmerkelijk te noemen aangezien de corridor-systematiek in het verleden regelmatig onderwerp van discussie is geweest. (Paterson, 1997; IASB, 2002-2003).

Dat de corridor wederom wel degelijk een punt van discussie kan worden blijkt uit de commotie die heeft plaats gevonden bij de vernieuwde versie van IAS 19 in 1996, door middel van exposure draft 54. Uit de notulen van de IASB vergaderingen (IASB, 2002-2003) blijkt de corridor ook na 1996, in 2002 en 2003, nog punt van discussie is geweest. Voorstanders van de corridor waren van mening dat de corridor een goede remedie is tegen volatiliteit, terwijl tegenstanders in de corridor een mogelijkheid tot flattering van winstcijfers zagen.

Een aankomende discussie lijkt ook om een andere reden niet onwaarschijnlijk. Eén van de speerpunten van het convergentieproject is namelijk Fair Value. Fair value vraagt een presentatie van de daadwerkelijk prestaties en gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan. Een corridor-systematiek die deze prestaties en gebeurtenissen gedeeltelijk verbergt, lijkt strijdig met Fair Value.

De corridor en met name de amortisatie van actuariële resultaten lijkt eveneens een opvallend fenomeen, wanneer deze corridormethodiek vergeleken wordt met het Conceptual framework van IFRS.

In het framework is opgenomen dat voldaan moet worden aan matching. Matching is een algemeen aanvaard verslaggevingprincipe en schrijft voor dat kosten toegerekend moeten worden aan die periode dat zij opbrengsten genereren. Alle kosten worden gematched aan opbrengsten en verwerkt in het resultaat. Verwerking middels de corridor-systematiek lijkt hier niet aan te voldoen. In de eerste plaats worden niet alle winsten en verliezen erkend, omdat deze niet altijd de corridor overschrijden. Daarnaast worden de resultaten die de corridor wel overschrijden uitgesmeerd over een lange periode, terwijl dit eigenlijk al moet gebeuren op het moment dat de resultaten bekend zijn.

Matching is niet het enige principe waarmee de corridor strijdig kan zijn. Aangezien de corridor-systematiek vele methoden kent om actuariële resultaten te verwerken, lijkt daarmee onderlinge vergelijkbaarheid wellicht ook in het geding te komen. In hoofdstuk vijf wordt hier verder op ingegaan.

(14)

Samenvattend kan gezegd worden dat de verwerking van actuariële resultaten middels de corridor-systematiek een discutabel onderwerp blijft. Om die reden wordt in het dit verslag onderzoek gedaan naar de houdbaarheid van een verwerkingsmethode als de corridor-systematiek. Om een gefundeerde uitspraak te kunnen doen wordt de methodologie van De Leeuw (2001) gebruikt. De Leeuw beschrijft zijn methodologie als het ‘klassieke model’ in zijn boek ‘Bedrijfskundige methodologie; Management van onderzoek’. Het klassieke model bestaat uit vijf fasen, namelijk het formuleren van een probleemstelling, het ontwerpen van een onderzoeksopzet, de gegevensverzameling, de analyse en tot slot de rapportage.

3.3 Probleemstelling

De Leeuw (2001, p 89) formuleert de probleemstelling als het antwoord op de vraag “Wat wil je weten, voor wie en waarom?” Om hierop antwoord te geven, is de probleemstelling opgedeeld in drie delen. Het eerste deel beschrijft de doelstelling van het onderzoek. De doelstelling zegt wat met het onderzoek bereikt dient te worden. Het twee deel betreft de vraagstelling, hieruit wordt de hoofdvraag van het onderzoek geformuleerd. Het laatste deel geeft randvoorwaarden. Randvoorwaarden geven de beperkingen van onderzoek weer.

Het doel van het onderzoek volgt uit de hiervoor beschreven ontwikkelingen in pensioenrichtlijnen en de beschreven aanleiding van het onderzoek. Zodoende is de doelstelling als volgt:

“Het doel van het onderzoek is inzicht verwerven in de wijze waarop de corridor-systematiek de verslaggeving van actuariële resultaten beïnvloedt en de gevolgen hiervan voor de gebruikers van jaarrekeningen.”

Als gevolg van de doelstelling kan een centrale vraagstelling geformuleerd worden. Deze vraagstelling is geformuleerd om de doelstelling te bereiken. De centrale vraagstelling wordt verwoord in een probleemstelling. De probleemstelling is als volgt:

“In welke mate beïnvloedt de corridor-systematiek de verslaggeving van actuariële resultaten door beursgenoteerde ondernemingen en wat zijn de gevolgen hiervan voor de gebruikers van jaarrekeningen?”

De beantwoording van de probleemstelling is onderhevig aan randvoorwaarden. De eerste randvoorwaarde is zodoende dat het empirisch onderzoek naar de verwerking van actuariële resultaten, over een langere periode, zich enkel richt op in de Verenigde Staten beursgenoteerde ondernemingen, die FAS 87 toepassen. Ondernemingen die IAS 19 toepassen, zijn niet bruikbaar voor een meerjaren-onderzoek, aangezien IAS 19 slechts primo 2005 verplicht is. Ondernemingen die IAS 19 toepassen verschaffen als gevolg daarvan nog niet voldoende informatie over de verwerking van actuariële resultaten.

De tweede randvoorwaarde is gerelateerd aan de beschikbaarheid van actuariële resultaten. Niet elke onderneming verantwoordt actuariële resultaten als gevolg van de corridor-systematiek. Ook is er voor

(15)

de uitvoering slechts vijf maanden tijd beschikbaar, wat een beperking legt op de omvang van het aantal waar te nemen ondernemingen.

Als laatste randvoorwaarde dient de probleemstelling te voldoen aan relevantie, onderzoekbaarheid en doelmatigheid (De Leeuw, 2001, p 90).

3.4 Onderzoeksopzet

De onderzoeksopzet is bepalend voor de wijze waarop de doelstelling uit de eerste fase behaald zou moeten worden (De Leeuw, 2001, p 85). Voor de invulling van de onderzoeksopzet wordt wederom gebruik gemaakt van De Leeuw. De Leeuw (2001, p 87, 88) beschrijft de onderzoekszet als een ‘Ballentent’. Elke bal vertegenwoordigt één van de vijf fasen in het onderzoek. De Leeuw ziet de aanpak van een onderzoek als “een stel samenhangende beslissingen over de ballen van de ballentent”. In dit onderzoek wordt de ballentent gebruikt. De ballentent ziet er als volgt uit:

.1 De ballentent van onderzoek (De L

Figuur 3 eeuw, 2001, p 88)

Hoe werken de pensioenstandaarden FAS 87 en IAS 19? Wat zijn de verschillen tussen de FAS 87 en IAS 19?

onceptual framework en

4 n verwerkt door Amerikaanse beursgenoteerde

Wat zijn de gevolgen voor de verwerking van actuariële resultaten voor consistentie, Om de probleemstelling op te lossen worden concepten gebruikt. De concepten zijn verwoord in deelvragen. Deze deelvragen zijn als volgt:

1 2

3 Hoe is de corridor-systematiek theoretisch te verklaren vanuit het C vanuit het meetperspectief?

Hoe worden actuariële resultate

ondernemingen over een periode van vijf jaar? 5

vergelijkbaarheid en volatiliteit?

Deelvraag één is reeds uitgewerkt in hoofdstuk één. Deelvraag twee wordt beantwoordt in hoofdstuk drie. Deelvraag drie wordt uitgewerkt in hoofdstuk vijf en deelvraag vier tot en met zes in hoofdstuk zeven.

(16)

Bij de beantwoording worden de volgende theoretische concepten gebruikt: - het Conceptual framework van IFRS en US-Gaap;

- het Measurement Perspective; en

orridor-systematiek. Vervolgens wordt een empirisch onderzoek uitgevoerd, aan de hand van de uitkomsten van het theoretische onderzoek. Daarom is dit

het empirisch onderzoek ook de gedragingen van verschillende

ende instellingen, en eursgenoteerde ondernemingen.

alleen die ondernemingen zijn geselecteerd die actuariële verwerken is er sprake van en selecte keuze. Voor de overige kenmerken, zoals omvang en aantal werknemers is de keuze

eting van deze verwerking wordt uiteengezet in hoofdstuk zes, de meetprocedure.

- Earnings management en de ‘Positive Accounting Theory’.

Het onderzoek wordt uitgevoerd door de bovengenoemde theoretische verslaggevingconcepten/ -theorieën te raadplegen en te relateren aan de c

onderzoek te classificeren als een explorerend bureauonderzoek (De Leeuw, 2001, p 93-94). Het onderzoek kent tevens kenmerken van een longitudinaal onderzoek en een comparatief transversaal onderzoek. Het onderzoek is ook longitudinaal te noemen omdat het empirisch onderzoek

king maakt. Aangezien tijdvergelij

ondernemingen over de periode vergelijkt heeft het onderzoek tevens comparatief transversale kenmerken.

Het onderzoek is exploratief omdat gezocht wordt naar een antwoord betreffende de houdbaarheid van de corridor-systematiek. Omdat dit antwoord niet afhankelijk is van één of enkele factoren is een toetsend onderzoek niet mogelijk. Vele verschillende factoren kunnen van invloed zijn en daardoor is het niet bekend waaraan getoetst moet worden.

3.5 Gegevensverzameling

Het onderzoek bestaat uit een literatuurstudie en een empirisch onderzoek. De geraadpleegde gegevens worden verkregen via de media, databanken, regelgev

b

De onderzoeksobjecten voor het empirisch onderzoek, zijn de aan de New York Stock Exchange genoteerde ondernemingen. Voor de toetsing worden alleen ondernemingen geselecteerd, die actuariële resultaten verwerken. Er worden veertig ondernemingen onderzocht over een looptijd van vijf jaar. Omdat

e

aselect. De ondernemingen passen allemaal FAS 87 toe.

De jaarverslagen van deze geselecteerde ondernemingen verschaffen informatie over de verwerking van actuariële resultaten. Een gedetailleerde uitwerking van de methode van waarneming en m

De gegevens verzameld in het empirische onderzoek worden vervolgens gemeten. Onder meten wordt verstaan het volgens een vaste (meet)procedure toevoegen van getallen of symbolen aan verschijnselen (De Leeuw, 2001, p 103). Voor de meting wordt een meetsysteem opgezet waaraan de waargenomen gegevens gemeten worden. De uitwerking van dit systeem, de meetlat, is te vinden in hoofdstuk zes.

(17)

De onderzoeksobjecten voor de literatuurstudie zijn de pensoenstandaarden FAS 87 en IAS 19 en de onceptual frameworks van de FASB en IASB. Daarnaast worden relevante wetenschappelijke ublicaties gebruikt die aansluiten op de theoretische concepten genoemd onder paragraaf 3.4.

.6 Analyse en rapportage

De Leeuw (2001, p 111) noemt de analyse en rapportage het sluiten van de ballentent. De analyse dient ertoe om de ruwe gegevens verkregen uit het onderzoek te verwerken tot deugdelijk materiaal. Hierbij wordt gebruik gemaakt van toegepaste statistiek en schematisering.

De uitkomsten van de analyse worden vervolgens verwerkt in een rapport, de scriptie. De resultaten van literatuur onderzoek worden beschreven en de uitkomsten van het empirische onderzoek worden weergegeven in tabellen. De uitkomsten van zowel het literatuuronderzoek als het empirische onderzoek worden verwoord in de conclusie.

C p

(18)

HOOFDSTUK 4 – FAS 87 EN IAS 19 VERGELEKEN

Voordat overgegaan kan worden tot het onderzoek is het verstandig eerst stil te staan bij de verschillen en overeenkomsten die IAS 19 en FAS kennen. Hoofdstuk één gaf al een globale omschrijving van de verwerkingswijze van pensioenen in de jaarrekening. Er werd hierbij nog geen onderscheid aangegeven tussen IAS 19 en FAS 87.

In dit hoofdstuk wordt een vergelijking gemaakt tussen IAS 19 en FAS 87. De eerste paragraaf vergelijkt algemene richtlijnen voor de verwerking van pensioenen. De tweede paragraaf beschrijft de mogelijkheden die beide standaarden bieden voor de verwerking van actuariële resultaten. Onlangs heeft FASB een Exposure Draft (conceptvoorstel) uitgebracht waarin FAS 87 wordt herzien (FASB, 2006).

Deze herziening is het gevolg van convergentieproject van de FASB en IASB, vastgelegd in het ‘Memorandum of Understanding’. Beide partijen spraken hierin af dat zij op korte termijn hun verslaggevingrichtlijnen op elkaar afstemmen. Volledigheidshalve wordt deze herziene versie van FAS 87 meegenomen in de vergelijking.

4.1 Algemene voorschriften voor de verwerking van pensioenen

Hoewel FAS 87 en IAS 19 een groot aantal overeenkomsten vertonen, bestaat er een aantal verschillen. Het eerste grote verschil is de reikwijdte van de standaarden. FAS 87 kent namelijk een kleinere reikwijdte dan IAS 19. FAS 87 getiteld ‘Employers Accounting for Pensions’ heeft enkel betrekking op de verwerking van pensioenen, terwijl IAS 19 getiteld ‘Employee Benefits’ richtlijnen geeft voor de verwerking van alle personeelsbeloningen. In deze paragraaf worden de algemene voorschriften voor de verwerking van pensioenen uiteengezet. De overeenkomsten en verschillen in deze voorschriften zijn weergegeven in de volgende tabel.

IAS 19 FAS 87 (oud) FAS 87 (herzien)

Actuariële

waarderingsmethode

Projected unit credit-methode

Projected unit credit-methode

Projected unit credit-methode

Peildatum Balansdatum Max. 3 maand. voorafgaand aan balansdatum Balansdatum Disconteringsvoet Hoogwaardige obligaties Hoogwaardige investering met een vast rendement

Hoogwaardige investering met een vast rendement Waardering van

fondsbeleggingen

Fair Value Fair Value Fair Value

Limiet opnemen

overschot (asset ceiling)

Ja Nee Nee

(19)

Bij de bepaling van de contante waarde van de pensioenaanspraken wordt gebruik gemaakt van een actuariële waarderingsmethode. Zowel in FAS 87 als in IAS 19 wordt gebruikt gemaakt van de ‘Projected Unit Credit Method’ (FAS 87, § 40; IAS 19, § 64). Deze methode gaat uit van realistische actuariële grondslagen. Deze methode wordt in beide standaarden als bekend verondersteld. Uitleg over deze methode wordt wel gegeven in de Nederlandse pensioenstandaard. De standaard spreekt van actuariële grondslagen wanneer uitgegaan wordt van noch onvoorzichtige, noch overoptimistische aannames met betrekking tot toekomstige salarisstijgingen, personeelsverloop, rekenrente en sterftekansen (RJ 271, § 328).

De peildatum is de datum waarop een onderneming haar pensioenverplichting dient te waarderen. In de huidige FAS 87 krijgt een onderneming de mogelijkheid de peildatum van haar pensioenaanspraken en fondsbeleggingen vast te stellen tot maximaal drie maanden voor de balansdatum. De herziene FAS 87 kent deze mogelijkheid niet meer. De FASB heeft deze mogelijkheid verwijderd om zo een consistentere weergave van activa en passiva te bewerkstelligen (FASB, 2006).

Een disconteringsvoet wordt gebruikt om de tijdwaarde van geld vast te stellen. Aangezien pensioenaanspraken pas na een lange periode uitgekeerd worden, wordt de waarde van de aanspraken bepaald aan de hand van een disconteringsvoet. Zowel de disconteringsvoet van FAS 87 als die van IAS 19 kent een marktgerichte benadering en tracht een ‘Fair Value’ van de pensioenaanspraken te benaderen. In FAS 87 is de disconteringsvoet gelijkwaardig aan het rendement op “High quality fixed-income investments”. Vrij vertaald betekent dit dat er sprake moet zijn van hoogwaardige investeringen met een vast rendement. Dit kunnen zowel investeringen zijn door middel van het verstrekken van eigen vermogen, als investeringen door het verstrekken van vreemd vermogen. IAS 19 is stringenter in het voorschrijven van een disconteringsvoet. IAS 19 stelt dat slechts het rendement op hoogwaardige obligaties mag dienen als maatstaf voor de disconteringsvoet. Hoogwaardigheid van obligaties wordt bepaald door credit rating. Credit rating wordt gedaan door bijvoorbeeld Standard & Poors. Standard & Poors meet de kredietwaardigheid van instellingen die obligaties uitgeven en geeft aan de hand van die meting een credit rating. Hoogwaardige obligaties hebben dan een AA-rating van Standard & Poors of een Aa2 Moody’s rating.

Fair value is de maatstaf voor de waardering van fondsbeleggingen in beide standaarden. In de Nederlandse vertaling van IFRS wordt fair value aangeduidt als reële waarde. Reële waarde is het bedrag waarvoor een actief kan worden verhandeld of een verplichting kan worden afgewikkeld tussen terzake goed geïnformeerde, tot een transactie bereid zijnde partijen die onafhankelijk zijn (IAS 19, § 7). De fair value van fondsbeleggingen wordt bepaald aan de hand van de marktprijs van de beleggingen. Indien er geen marktprijs beschikbaar is, wordt de reële waarde geschat, door de verwachte toekomstige verwachte kasstromen te verdisconteren tegen een relevante disconteringsvoet.

(20)

Bij het bepalen van de pensioenverplichting kan het voorkomen dat er in plaats van een tekort in het fonds een overschot ontstaat. Een overschot kan ontstaan doordat een onderneming zeer goede resultaten boekt met haar fondsbeleggingen. In plaats van een voorziening wordt dan een vordering opgenomen, deze vordering wordt geactiveerd. FAS 87 staat ongelimiteerde activering toe, terwijl IAS 19 een limiet stelt. Deze limiet wordt ‘Asset ceiling’ genoemd. Dit maximum is vastgesteld als het totaal van de niet opgenomen actuariële verliezen en de contante waarde van de economische voordelen die beschikbaar zijn uit de pensioenregeling (IAS 19, § 58). Actuariële verliezen zijn extra kosten die gemaakt moeten worden als gevolg van bijvoorbeeld schattingswijzigingen van het sterftecijfer. Economische voordelen zijn bijvoorbeeld een verlaging van de pensioenregeling, waardoor de onderneming in de toekomst minder pensioenuitkeringen hoeft te doen. De onderstaande figuur geeft een sterk vereenvoudigd voorbeeld van de werking van Asset ceiling.

Reële waarde van fondsbeleggingen op Balansdatum 1630 Contante waarde van toegekende pensioenaanspraken -1100

Overschot in het fonds 530

Nog niet in het resultaat verwerkte actuariële verliezen 250 Contante waarde van economische voordelen 145

Limiet (asset ceiling) 395

Bedrag dat niet geactiveerd mag worden (530-395) 135

Figuur 4.2 De werking van Asset ceiling (IASB, 2003)

Naast het stellen van een maximum aan te activeren vorderingen, stelt IAS 19 dat een onderneming pas tot activering mag overgaan wanneer zij de beschikkingsmacht over de vorderingen schriftelijk kan aantonen. Het nut van een dergelijk vereiste werd pijnlijk genoeg bewezen in de Enron-affaire. Enron had in haar jaarrekening namelijk een overschot in het fonds geactiveerd als een vordering, terwijl zij niet kon beschikken over deze vordering. Het overschot dat werd verantwoord was namelijk het gevolg van beleggingen in eigen aandelen en bij de bepaling van de pensioenverplichting bleek dat de beleggingen meer waard waren dan de pensioenverplichtingen. Een overschot dus. Echter, toen Enron als een kaartenhuis in elkaar viel, verwaterde haar aandelen en daarmee werd haar overschot een schrijnend tekort. (Financieel Dagblad, 1 februari 2002)

4.2 Verwerking van actuariële resultaten

Zowel IAS 19 als FAS 87 kennen een grote verscheidenheid aan mogelijkheden voor de verwerking van actuariële resultaten. Deze paragraaf beschrijft de verschillen in de verwerking van actuariële resultaten tussen IAS 19 en FAS 87. Een uitleg van actuariële resultaten werd in hoofdstuk twee al gegeven. Zie paragraaf 2.5. Voor de duidelijkheid wordt deze uitleg nogmaals kort toegelicht. Actuariële resultaten bestaan het uit volgende:

- afwijkingen tussen werkelijk en verwacht personeelsverloop, vervroegde pensionering, sterfte, salarisontwikkelingen en andere actuariële veronderstellingen;

(21)

- aanpassing van schattingen voor de toekomst; - wijzigingen in disconteringsvoet; en

- afwijkingen tussen verwachte en werkelijke fondsbeleggingen.

Een belangrijk verschil tussen IAS 19 en FAS 87 is dat de afwijkingen tussen verwachte en werkelijke fondsbeleggingen onder FAS 87 niet verwerkt worden zijnde actuariële resultaten onder de corridor-systematiek (FAS 87, § 32). Dit is het geval wanneer de waardeveranderingen nog niet zijn verwerkt in de marktgerelateerde waarden. De volgende tabel geeft een overzicht van de verschillen in de verwerkingswijze van actuariële resultaten.

IAS 19 FAS 87 (oud) FAS 87(herzien)

Corridor Optioneel Verplicht Verplicht

Via eigen vermogen; Amortisatie over resterende diensttijd actieve werknemers

Ja Nee Nee

Via eigen vermogen; Snellere methode

Ja Nee Nee

Via eigen vermogen; Direct ineens muteren

Ja Nee Nee

Via resultatenrekening; Amortisatie over resterende diensttijd actieve werknemers

Ja Ja Ja

Via resultatenrekening; Snellere methode

Ja Ja Ja Via resultatenrekening; Direct

ineens verwerken

Ja Ja Ja Figuur 4.3 Vergelijking verwerkingsmethoden actuariële resultaten (IASB, 2003,2004; FASB ,1985,2006)

Centraal in deze scriptie staat de corridor en verwerkingswijze van actuariële resultaten. FAS 87 en IAS 19 stellen dat actuariële resultaten slechts verwerkt hoeven te worden, voor zoveer deze de corridor overschrijden. Zoals in hoofdstuk één ook al werd beschreven, is de corridor het hoogste bedrag van 10% van de contante waarde van de toegekende pensioenaanspraken en 10% van de reële waarde van de fondsbeleggingen. Het onderstaande voorbeeld illustreert de opbouw van de corridor.

Totale actuariële resultaten (verlies) 150

Contante waarde pensioenaanspraken 1100

10% van contante waarde pensioenaanspraken (de corridor) 2 110

Overschrijding corridor = Te verwerken (negatief) actuarieel

resultaat 40

2

De standaarden schrijven voor dat als corridor gehanteerd moet worden, het hoogste bedrag van de pensioenaanspraken of fondsbeleggingen. In dit geval zijn de pensioenaanspraken als hoogste bedrag gehanteerd.

(22)

Figuur 4.4 De opbouw van de corridor (IASB, 2003)

De corridor is opgenomen in de pensioenstandaarden omdat, bij het hanteren van betrouwbare schattingen, actuariële winsten en verliezen elkaar naar verloop van tijd zullen compenseren (IAS 19, §95).

IAS 19 stelt een corridor niet verplicht en onderscheidt zich hiermee van FAS 87. Een onderneming mag namelijk ook actuariële winsten verliezen opnemen die binnen de corridor vallen. (IAS 19 §92, 95). FAS 87 staat dit niet toe en stelt de corridor verplicht. Naast de keuzemogelijkheid met betrekking tot de corridor, biedt IAS 19 de mogelijkheid om actuariële resultaten niet via de resultatenrekening te verwerken, maar rechtstreeks in het eigen vermogen te muteren (IAS 19 § 93a e.v., amended 2004). FAS 87 geeft deze mogelijkheid niet.

Zowel FAS 87 als IAS 19 bieden de mogelijkheid om actuariële resultaten op een aantal manieren te verwerken. In eerste instantie wordt voorgeschreven dat actuariële resultaten worden geamortiseerd (uitgesmeerd) over de resterende diensttijd van de actieve deelnemers. Deze deelnemers zijn deelnemers in het pensioenplan die nog niet de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt. Amortisatie wordt verduidelijkt aan de hand van het onderstaande voorbeeld.

Totale actuariële resultaten (verlies) 150

Contante waarde pensioenaanspraken 1100

10% van contante waarde pensioenaanspraken (de corridor)3 110

Te amortiseren actuarieel resultaat 40

Resterende diensttijd actieve deelnemers 10 jaar

Te verwerken (negatief) actuarieel resultaat via resultatenrekening

of rechtstreeks via eigen vermogen in betreffend boekjaar 4

Figuur 4.5 Amortisatie van actuariële resultaten (IASB 2003)

De pensioenstandaarden geven eveneens de mogelijkheid om een systematische methode te gebruiken die tot een snellere opname van actuariële resultaten leidt. Voorwaarde is dat deze methode consistent wordt toegepast en voor zowel actuariële winsten als verliezen wordt gebruikt. Voorschriften voor het bepalen de duur van een snellere verwerkingswijze worden niet gegeven. Snellere opname maakt het ook mogelijk om actuariële resultaten die de corridor overschrijden direct te verwerken (FAS 87, § 33; IAS 19, § 93).

3

De standaarden schrijven voor dat als corridor gehanteerd moet worden, het hoogste bedrag van de pensioenaanspraken of fondsbeleggingen. In dit geval zijn de pensioenaanspraken als hoogste bedrag

(23)

4.3 Resumé

In dit hoofdstuk zijn de verschillen tussen FAS 87 (oud en herzien) en IAS 19 uiteengezet. De voornaamste verschillen worden nu nog kort samengevat.

Ten opzichte van IAS 19 kent FAS 87 een grotere keuzemogelijkheid in de disconteringsvoet. Er mag namelijk gebruik gemaakt worden van een disconteringsvoet op basis van het vaste rendement op een hoogwaarde investering. Volgens IAS 19 mogen alleen hoogwaardige obligaties gebruikt worden met een AA-rating van Standards&Poors of een Aa2 Moody’s rating. Naast de disconteringsvoet kent FAS 87 geen Asset-ceiling. Asset Ceiling geef een maximum voor het te activeren overschot in het pensioenfonds.

Voor de verwerking van actuariële resultaten geeft IAS 19 aanzienlijk meer mogelijkheden dan FAS 87. Het belangrijkste verschil is dat IAS 19 de corridor niet verplicht stelt. Daarnaast geeft IAS 19 als gevolg van het amendement 2004 de mogelijkheid om actuariële resultaten rechtstreeks in het eigen vermogen te muteren.

In het volgende hoofdstuk wordt de corridor-systematiek verklaard aan de hand van het Conceptual Framework het meetperspectief. Daarin wordt een relatie gelegd tussen de verschillende verwerkingswijzen, zoals beschreven in dit hoofdstuk en in hoofdstuk twee, en verscheidende verslaggevingconcepten en –theorieën.

(24)

HOOFDSTUK 5 - HET CONCEPTUAL FRAMEWORK EN MEETPERSPECTIEF

Dit hoofdstuk benadert de corridor vanuit een aantal verslaggevingprincipes, zoals deze zijn opgenomen in de conceptuele raamwerken (frameworks) van US-Gaap en IFRS. Tevens wordt de corridor-systematiek belicht vanuit het meetperspectief.

In de eerste paragraaf wordt het US-Gaap Framework uiteengezet en welke verslaggevinggrondslagen en begrippen daaruit volgen. De tweede en derde paragraaf behandelen de grondslagen relevantie, betrouwbaarheid, vergelijkbaarheid en consistentie. De vierde paragraaf gaat in op de verslaggevingbegrippen realisatie en matching. Het meetperspectief en de corridor-systematiek wordt uitgewerkt in de vijfde paragraaf en de laatste paragraaf geeft een samenvatting en een verwijzing naar het empirisch onderzoek uit hoofdstuk zeven.

5.1 Conceptual Framework

Het Conceptual Framework is het gevolg van een beweging die zich bewust werd van de tekortkomingen in financiële verslaggeving (Riahi-Belkaoui, 2004, p 167). In meerdere landen werden onderzoeken gedaan naar de invulling van verslaggevingstandaarden. In het Verenigd Koninkrijk resulteerde dit in ‘The Corporate Report’. Geïnitieerd door het Institute of Chartered Accountants in England and Wales. Canada publiceerde ‘Corporate Reporting’ en in de Verenigde Staten werden in 1971 twee studiegroepen opgericht door het American Institute of Certified Public Accountants, AICPA.

De eerste studiegroep, de ‘Wheat Committee’, kreeg de opdracht het proces van standaardzetting te verbeteren, deze studiegroep resulteerde in de huidige FASB. De tweede commissie, de ‘Trueblood Committee’ kreeg de opdracht nieuwe verslaggevingdoelstellingen te formuleren. De uitkomsten van het onderzoek leidden uiteindelijk tot zeven karakteristieken en twaalf verslaggevingsdoelstellingen. Deze doelstellingen en karakteristieken werden door de FASB verwerkt in de ‘Statements of Financial Accounting Concepts’, SFAC, en vormen het Conceptual Framework voor US-Gaap (FASB, 1980). Onderstaand figuur geeft het Conceptual Framework weer.

(25)

In de figuur zijn alle SFAC’s opgenomen. De doelstellingen uit de Trueblood-studie staan bovenaan in de piramide. In de tweede en derde laag zijn belangrijke verslaggevingkarakteristieken en criteria voor de erkenning van activa, passiva, bezittingen en schulden, respectievelijk SFAC No. 2 en SFAC No. 5. Deze zijn grijs gearceerd. De verslaggevingkarakteristieken trachten te bewoorden welke karakteristieken financiële verslaggeving zinvol maken. De belangrijkste karakteristieken zijn relevantie, betrouwbaarheid, vergelijkbaarheid en consistentie. De eerste twee en laatste twee karakteristieken zijn respectievelijk ‘primary objectives’ en ‘secundary objectives’.

Net als US-Gaap kent IFRS een Framework. Het Framework gehanteerd in IFRS is jonger dan het Framework dat de FASB hanteert. De International Accounting Standards Committee, IASC, keurde het Framework goed in 1989, De IASB nam het Framework over in 2001. De verschillen in kwalitatieve karakteristieken tussen de Frameworks van IFRS en US-Gaap zijn klein. Het Framework kent, net als het US-Gaap Framework, de criteria relevantie, betrouwbaarheid, vergelijkbaarheid en consistentie. Aanvullend kent het IFRS-Framework het begrijpelijkheidsvereiste.

In de nabije toekomst zal naar alle waarschijnlijkheid een Framework verschijnen voor het Global Gaap. Als gevolg van het convergentieproject initiëren de IASB en FASB een publieke discussie, welke naar verwachting medio 2006 zal aanvangen. (IASB/FASB, 2006).

In de volgende paragrafen wordt de corridor-systematiek verklaard aan de hand van de karakteristieken relevantie, betrouwbaarheid, vergelijkbaarheid en consistentie. Vervolgens wordt de corridor-systematiek benaderd in het kader van erkenning van winsten en verliezen.

5.2 Relevantie en betrouwbaarheid

Belangrijke pijlers in de verslaggeving zijn relevantie en betrouwbaarheid. Tussen beide bestaat een welbekend spanningsveld (Scott, 2003, p 78-79). Informatie is relevant wanneer het een verschil kan maken in de besluitvorming. De informatie moet hierbij gebruikers van informatie in staat stellen, een toekomstinschatting te maken aan de hand van uitkomsten uit het verleden en heden. (SFAC No. 2 § 46, vrij vertaald).

Behoefte aan relevante verslaggeving manifesteert zich ook in de pensioenverslaggeving. De herziening van pensioenverslaggeving komt voort uit een groeiende behoefte aan inzicht in informatie over de daadwerkelijke status van het pensioenfonds en pensioenkosten Met de huidige pensioenstandaarden is getracht hieraan te voldoen (FASB, 1985). Door de marktgerichte benadering in de huidige pensioenverslaggeving kan gezegd worden dat informatie, als gevolg van deze verslaggeving, relevanter is geworden (Laning, 2006). Laning verwijst naar het onderzoek van Klumpes et al (2003). Klumpes bewijst in zijn onderzoek dat er een positieve relatieve bestaat tussen de omvang van het pensioenvermogen en de beurskoers. Daaruit kan geconcludeerd worden dat een pensioentekort- of overschot wel degelijk relevant is voor belegger.

Een uitspraak over de bijdrage van de corridor aan relevantie wordt in onderzoeken niet gedaan. Een kritische kanttekening bij de corridor-systematiek ten opzichte van relevantie is wel te plaatsen.

(26)

Gebruikers van de jaarrekeningen krijgen namelijk geen volledig inzicht in de hoogte van actuariële resultaten, omdat deze pas verantwoord worden indien zij de corridor overschrijden.

Betrouwbaarheid van informatie wordt bepaald door de mate waarin gebruikers er op kunnen vertrouwen dat de weergegeven waarde ook daadwerkelijk de economische waarde vertegenwoordigt (SFAC No. 2 § 62, vrij vertaald). IFRS noemt dit ‘Substantance over form’, hiermee wordt bedoeld dat transacties en gebeurtenissen worden weergegeven volgens de economische realiteit en niet slechts de juridische vorm (IFRS Framework, § 35, 2001).

De corridormethode lijkt, zij het deels, een verstoring van de weergave van de economische waarde te veroorzaken. Wederom omdat niet alle actuariële resultaten zichtbaar zijn, terwijl deze winsten en verliezen wel degelijk een economische waarde vertegenwoordigen.

Naast de corridor kan de betrouwbaarheid van pensioenverslaggeving eveneens verminderen door het grote aantal keuzemogelijkheden voor de verwerking van actuariële resultaten. (Zie hiervoor paragraaf 4.2). Een manager van een onderneming krijgt hierdoor de mogelijkheid die methode te kiezen die hem het beste uitkomt of tot het beste resultaat leidt. Dit wordt ook wel ‘Earnings Management’ of winststuring genoemd. Earnings management is gedefinieerd als de keuze voor een bepaalde verslaggevingmethode om een bepaalde doelstelling te bereiken (Scott, 2003). Earnings management werd eerder al bewezen door Watt en Zimmerman (1986). Earnings management wordt toegepast bij pensioenverslaggeving. Ali en Kumar (1993) stellen namelijk dat managers van verschillende ondernemingen, voor de verslaggeving van pensioenen, uit persoonlijke motieven, verschillende aannames maken voor dezelfde economische gebeurtenissen. Deze handelingen worden geassocieerd met earnings management, of winststuring. Uit de notulen van de IASB (2002-2003) blijkt eveneens dat er in de corridor gevaar werd gezien voor winststuring.

Hoewel de vele verwerkingsmogelijkheden in de corridor-systematiek earnings management misschien in de hand werkt, beperkt het de mogelijkheden tot earnings management ook. Bijvoorbeeld; een manager die de disconteringsvoet verlaagt, om daarmee positieve actuariële resultaten te behalen, zal dit niet meteen terugzien in de verslaggeving. De actuariële resultaten moeten immers eerst de corridor overschrijden.

5.3 Vergelijkbaarheid en consistentie

Informatie over een onderneming wint aan bruikbaarheid wanneer het vergeleken kan worden met gelijksoortige informatie van andere ondernemingen en gelijksoortige informatie van dezelfde onderneming over een andere periode (SFAC No. 2, § 111, vrij vertaald).

Met de komst van de pensioenstandaarden, was vergelijkbaarheid één van de bewegende factoren (FASB, 1985). De FASB en IASB schrijven echter in hun standaarden velerlei methoden voor om actuariële resultaten te verwerken. Onder FAS 87 kunnen actuariële resultaten op ten minste drie manieren verwerkt worden en onder IAS 19 op maarliefst minimaal twaalf manieren verwerkt worden. Zie hiervoor paragraaf 4.2. Voorgaande lijkt vergelijkbaarheid niet ten goede te komen.

Een andere vertroebeling in de vergelijkbaarheid is de keuze voor een disconteringsvoet. FAS 87 en IAS 19 geven weliswaar voorschriften voor de keuze van een disconteringsvoet, zij behouden echter

(27)

een redelijke mate van vrijheid in de keuze. Tevens wordt vergelijkbaarheid verkleind omdat ondernemingen Earnings management toepassen (Ali en Kumar, 1993). Omdat managers vele keuzemogelijkheden krijgen voor de pensioenen passen zij Earnings management toe (Ali en Kumar, 1993) met als gevolg dat vergelijkbaarheid verkleint.

Onder consistentie verstaat de FASB dat een onderneming, eenmaal gehanteerde grondslagen voor de verwerking van gebeurtenissen en transacties, niet zou mogen wijzigingen wanneer andere overeenkomstige gebeurtenissen en transacties zich voordoen. (SFAC No. 2, § 120, vrij vertaald). Consistentie wordt ondervangen in de pensioenstandaarden, aangezien ondernemingen een consistente toepassing is vereist voor de verwerking van actuariële resultaten (IAS 19, § 93; FAS 87, § 127). Wanneer ondernemingen hun verwerkingswijze willen aanpassen, dan dienen zij te voldoen aan de voorwaarden gesteld omtrent stelselwijziging. Een onderneming dient de aard, omvang en reden van wijziging weer te geven. (IAS 8, § 29).

Samenvattend kan gezegd worden dat vergelijkbaarheid gedeeltelijk ondervangen lijkt te worden, door de voorschriften van in de pensioenrichtlijnen. Een consistente grondslag wordt vereist in de grondslagen. De invloed van vergelijkbaarheid en consistentie zijn wel te relateren aan de voorschriften in de pensioenrichtlijnen. Echter, over de invloed op vergelijkbaarheid en consistentie bij de daadwerkelijke toepassing kan nog geen uitspraak gedaan worden. Deze invloed is namelijk nog nooit gemeten. Daarom wordt in hoofdstuk vijf een meting uitgewerkt, die uitspraak doet over de invloed van de toepassing van de corridor-systematiek op vergelijkbaarheid en consistentie.

5.4 Realisatie en matching

Alvorens een uitspraak te doen over de verwerking van actuariële winsten en verliezen ten opzichte van de begrippen realisatie en matching, is het verstandig eerst stil te staan bij de definities van winsten en verliezen, of baten en lasten.

Winsten worden erkend in de resultatenrekening wanneer een vermeerdering van economisch potentieel in de vorm van een vermeerdering van activa of een vermindering van schulden, zich heeft voorgedaan en betrouwbaar gemeten kan worden. (IFRS Framework, § 92, 2004). Voorgaande lijkt een verwoording van het realisatieprincipe. Het realisatieprincipe zegt dat winsten ten eerste moeten bestaan, de gebeurtenis waar de baat uit voortvloeit moet plaatsvinden. Daarnaast moet de winst betrouwbaar verwerkt kunnen worden. Betrouwbaar wil zeggen dat onzekerheid is gereduceerd tot een acceptabel niveau. (IFRS Framework § 31).

Verliezen worden erkend in de resultatenrekening wanneer een vermindering in economisch potentieel zich heeft voorgedaan, in de vorm van een vermindering van activa of een vermeerdering van schulden. De vermindering moet betrouwbaar gemeten kunnen worden (IFRS Framework, § 94, 2004). Wederom is hier het realisatieprincipe toepasbaar.

Samenvattend verwoordt bovenstaande dat zowel voor winst- als verliesneming geldt dat winsten en verliezen plaats moeten vinden en betrouwbaar gemeten moeten kunnen worden. Ergo, ook actuariële resultaten zouden verwerkt moeten worden wanneer deze zowel plaatsvinden als

(28)

betrouwbaar gemeten kunnen worden. De verwerkingsmethode van actuariële winsten en verliezen voldoet hier deels aan, om twee redenen. Aan een betrouwbare meting voldaan, de standaarden IAS 19 en FAS 87 noemen een betrouwbare grondslag weliswaar niet, maar ondernemingen zijn wel verplicht een betrouwbare grondslag toe te passen als gevolg van het Conceptual Framework. (Zie ook paragraaf 5.2).

De erkenning van actuariële winsten en verliezen lijkt wél vraagtekens op te roepen. Actuariële resultaten vinden immers plaats, maar worden pas verwerkt wanneer zij de corridor overschrijden. Daarbij hoeven de actuariële resultaten die de corridor wel overschrijden, niet ineens verwerkt te worden, maar deze mogen geamortiseerd worden. Deze situaties lijken strijdig te zijn met het realisatieprincipe zoals deze is opgenomen in Conceptual Frameworks van IFRS en US-Gaap.

Naast realisatie is er een ander belangrijk begrip opgenomen in de Conceptual Frameworks. Het betreft hier matching. Net als het realisatieprincipe wordt matching vaak in één adem genoemd met resultaatbepaling. Matching betekent dat uitgaven worden erkend in de resultatenrekening, op basis van een direct verband tussen de kosten die zich hebben voorgedaan en opbrengsten waartoe zij behoren. (IFRS Framework, § 95, 2001). Matching is een principe waar het nut in de loop der jaren veelvuldig is bewezen door tal van publicaties, bijvoorbeeld Yu (2004). Aangezien matching is opgenomen in het Framework van zowel IFRS als US-Gaap, mag verwacht worden dat de voorgeschreven verwerking van actuariële resultaten aan matching voldoet. Dit is niet helemaal het geval. Als actuariële resultaten direct worden verwerkt, dan wordt wel voldaan aan matching. Actuariële resultaten zijn een vorm van personeelskosten. Deze kosten voldoen aan matching wanneer ze verwerkt worden in het jaar waarin een verband gelegd kan worden met de opbrengsten van dat jaar. Wanneer deze kosten dus geamortiseerd worden wordt niet voldaan aan matching. Amortisatie zorgt er namelijk voor dat actuariële resultaten niet verwerkt worden in het jaar waarop ze betrekking hebben, maar later, over een langere periode.

Hoewel amortisatie in strijd is met matching, kent amortisatie ook voordelen. Amortisatie gaat namelijk volatiliteit tegen, het zorgt voor een egale verdeling van resultaten. Hoewel volatiliteit geen begrip is dat beschreven wordt in het Conceptual Framework is het wel degelijk een belangrijk begrip. Gebruikers van jaarrekeningen hechten volgens het meetperspectief waarde aan de manier waarop financiele informatie, dus ook winst, wordt gepresenteerd. In de volgende paragraaf wordt onder het meetperspectief ingegaan op volatiliteit

5.5 Meetperspectief

Het meetperspectief, of ‘measurement perspective’, zegt dat de informatiewaarden van financiële rapportages afhankelijk is van de manier waarop het wordt gepresenteerd. Ook pensioenverslaggeving wordt weergegeven volgens het meetperspectief. Het meetperspectief manifesteert zich onder andere weergaven van de actuele waarde van de pensioenverplichting (Scott, 2003, p 216-217). In deze paragraaf wordt de invloed van de corridor-systematiek op het meetperspectief besproken.

(29)

Het meetperspectief houdt in dat winsten en verliezen als gevolg van rapportering volgens actuele waarde van belang zijn voor gebruikers van jaarrekeningen. Volatiliteit, door schommeling in winsten en verliezen, is volgens het meetperspectief belangrijk voor de informatiewaarde die gebruikers van jaarrekeningen aan jaarrekeningen toekennen.

De corridor dempt deze schommelingen en is opgenomen in de pensioenstandaarden omdat actuariële winsten en verliezen, elkaar na verloop van tijd zullen compenseren (IAS 19, § 95). De doelstelling van de corridor-systematiek is zodoende dat de volatiliteit van de winst gedempt wordt en het winstcijfer stabieler en vasthoudender maakt. De corridor-systematiek doet dit door enerzijds actuariële resultaten pas te erkennen wanneer zij de corridor over schrijden en vervolgens door de overschrijding te amortiseren. Amortisatie wordt ook wel uitsmeren van resultaten genoemd en vaak aangeduid met smoothing.

Het bewijs dat een stabiel winstcijfer positieve effecten heeft voor een onderneming is veelvuldig bewezen. De ‘Ohlson clean surplus theory’ (Feltham, Ohlson, 1995) is hiervan een goed voorbeeld4. Deze theorie laat zien dat de marktwaarde van de onderneming kan worden uitgedrukt in de balans en resultatenrekening. Ohlson noemt de stabiliteit ‘earnings persistence’ en stelt dat ondernemingen met een hogere ‘earnings persistence’ een positievere marktreactie kennen dan ondernemingen met een lagere ‘earnings persistence’. Het voordeel van smoothing werd bewezen door Su (2004). Su bewees dat door smoothing beleggers een betere lange termijninschatting kunnen maken van de winstgevendheid van een onderneming op lange termijn. De corridor maakt smoothing mogelijk door amortisatie van actuariële resultaten en creëert daarmee een stabieler resultaat. Hoewel in paragraaf 5.4 al genoemd werd dat de systematiek in strijd lijkt met matching, maakt de corridor-systematiek smoothing en daarmee ook earnings persistence mogelijk. Als gevolg van earnings persistence is smoothing een positieve ontwikkeling.

Hoewel er vrijwel geen eerder onderzoek is gedaan naar het dempende effect van de corridor over een langere periode, wordt het effect van corridor over één boekjaar wel genoemd in het onderzoek van Ter Hoeven en Vromans (2005). Ter Hoeven en Vromans deden een onderzoek naar de invloed van IFRS op pensioenverslaggeving. In hun conclusie stelden zij onder andere, dat door de corridor-systematiek de invloed van actuariële resultaten op de totale pensioenlasten beperkt blijft. Hier kan uit afgeleid worden dat de corridor in eerste instantie effectief lijkt.

Echter, zonder de uitkomsten van het onderzoek in twijfel te trekken, kan er heel voorzichtig gesteld worden dat de werking van de corridor-systematiek nog niet helemaal bewezen is. En wel om twee redenen. Ten eerste richt het onderzoek richt zich op één boekjaar. Inzicht in de daadwerkelijke inperking van volatiliteit wordt het best gemeten over meerdere jaren. Een schommeling wordt anders niet zichtbaar.

Daarnaast wordt de invloed van de corridor op de pensioenlast en daarmee op de winst van een onderneming wordt ook op een andere manier vertroebeld. Ondernemingen die IFRS voor het eerst toepassen mogen de effecten hiervan namelijk rechtstreeks in het eigen vermogen verwerken, zo ook

4

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

eigenschappen, die in staat zijn 1) zich onderling voort te planten 2) daarbij vruchtbare nakomelingen?. voort

Van nature komen de begroeiingen van dit type voor op dagzomende gesteenten, waar ze te vinden zijn in spleten en scheuren, maar ook door menselijke activiteit ontstane stenen

Additionally, it can be concluded that the literature study and analysis of the results in this study support by highlighting significant factors, which should be present in

Climatological mean and decadal change in surface ocean pCO 2 , and net sea-air CO 2 flux over the global oceans. Estimating the monthly pCO 2 distribution in the North

There is, perhaps, a broader significance to Thukwane and Mtshabe, apart from their providing important guidance on the novel question as to whether a person

There were two qualitative instruments in the form of semi-structured interview schedules for collection of data from community trust leaders, former hunting

De Waddenacademie stelt zich tot doel om de kennis te verzamelen over de wijze waarop de natuurlijke en culturele waarden van het gebied worden ervaren en gevormd, en hoe ze

Nu de scores van de zelfspecificerende bedrijven op de zeven KSF-en bekend zijn is het mogelijk om deze te vergelijken met de scores van de bedrijven die aangeven meerdere