• No results found

Beginselen van sociale rechtsvorming, Bespreking preadvies NJV 2001

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Beginselen van sociale rechtsvorming, Bespreking preadvies NJV 2001"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Irof. mr A.F.M. Brenninkmeijer en prof. mr G.}.}. Heerma van Voss

Be inselen van sociale

rechtsvorming

Bespreklng preadvles NJV 2001

Het arbeidsrecht is een 'postmoderne grabbelton'. De wetgever in het socialezekerheidsrecht bepaalt zijn koers als een 'windvaan, nu eens dit dan weer dat'. Het preadvies van de NJV over de stand van zaken in het sociaal recht leiden tot deze pittige conclusies. Getoetst aan beginselen lijkt dit vakgebied door de pragmatische opstelling van onze politici en onze wetgever 'waarde(n)loos'. Dit preadvies draagt bij aan de versterking van

A/exBrenninkmeijer is

hoog-het sociaalrechtelijke vakgebied door een normatieve analyse te geven van /eraarstaats-en bestuursrecht aan de Universiteit Leiden,

de beginselen van de sociaIe rechtsvorming, die ertoe kunnen bijdragen dat fellowbij het E.M. Meijers-instituut

voorrechtsweten-de politiek en voorrechtsweten-de wetgever kunnen ontkomen aan voorrechtsweten-de waan van voorrechtsweten-de dag. schappe/ijk onderzoek a/door en redacteur van dit b/ad.

et preadvies van de NJV in 2001 is gewijd aan het sociaal recht: De waarde(n) van hetsodaal

t.Over beginselen van sociale rechtsvorming en hun king. De hoogleraren arbeidsrecht Van der jden (Universiteit van Amsterdam) en sociale-erheidsrecht Noordam (Rijksuniversiteit Gronin-) hebben gezamenlijk op zich genomen om in de m van een essay dit sociaal recht te verkennen. thema voor hun verkenning hebben zij de waar-, de beginselenwaar-, van het sociaal recht gekozen. De

vanhun preadvies is meerzinnig. Naast de

rdevan het sociaal recht, worden de waarden van

ociaal recht genoemd. Het tweede deel van de ti-ertaalt waarden in beginselen en die beginselen en op de sociale rechtsvorming toegepast. Deze zinnige titel geeft beknopt aan wat er in dit

pre-s aan de orde komt.

readviseurs geven in hoofdstuk 2 eerst een

be-lvingvan zeventien actuele ontwikkelingen. In tuk 3 volgt een overzicht van de belangrijkste ving in het arbeidsrecht en socialezekerheids-in de periode van 1980 tot 2000. In hoofdstuk rden dan de beginselen van sociale rechtsvor-behandeld en ten slotte worden in hoofdstuk 5 aetuele thema's besproken: het ontslagrecht en 'vatisering van de Ziektewet.

readvies laat zich op verschillende manieren le-ver de afgelopen twintig jaar wordt een ole-ver- over-gegeven van de ontwikkelingen in het sociaal in de maatschappelijke context ervan. In die

zin is het een kroniek en wij voegen toe: een zeer goed leesbare en voorallezenswaardige kroniek. Ook voor diegenen die wat meer op afstand staan van het sociaal recht is het lezen van dit preadvies zeer de moeite waard. De leesbaarheid is met name te dan-ken aan de heldere methodische opbouw, aan de vlotte schrijfstijl en het feit dat de preadviseurs zich hebben weten te ontworstelen aan het schrijven van een louter min of meer smakeloos overzicht. Dat zou ook vrijwel onmogelijk zijn, omdat de ontwikkelin-gen in het arbeidsrecht en het socialeverzekerings-recht elkaar snel opvolgen en vaak onoverzichtelijk zijn. Een essayistisch NJV preadvies is ook geen kro-niek (aIleen). De preadviseurs hebben als hoofdlijn voor hun betoog gekozen een analyse van de rechts-vorming in het sociaal recht aan de hand van waar-den, beginselen, 'basiswaarden' (p. 74 e.v.). Zij be-ogen een normatief kader te scheppen waarbinnen in de toekomst sociale rechtsvorming zou moeten respectievelijk kunnen plaatsvinden (p. 3-4) en zij spreken de hoop uit een discussie los te maken niet aIleen onder sociaalrechtelijke juristen, maar ook on-der vertegenwoordigers van anon-dere rechtsgebieden, evenals vertegenwoordigers van de politiek, werkge-vers- en werknemersorganisaties en de rechterlijke macht (p. IV). Gelet op devrijfundamentele benade-ring van het sociale recht die de preadviseurs kiezen kan aan hun mooie preadvies aIleen maar recht ge-daan worden door een pittig debat met hen aan te gaan.

GuusHeerma van Voss is hoogkraarsodaa/rechtaan de Universiteit Leiden, eveneens fellowbij het E.M. Meijersinstituut en medewerker van dit b/ad.

(2)

De maatschappelijke context

In hoofdstuk 2 van het preadvies wordt een over-zicht gegeven van de maatschappelijke veranderin-gen die de context hebben gevormd voor de ontwik-kelingen in het sociaal recht. Aan de hand van ze-ventien '-eringen' wordt enige orde aangebracht in het materiaal: indlvidualisering, flexibilisering, de-centralisering, horizontalisering en informalisering, informatisering en computerisenng, internationali-sering en europeaniinternationali-sering en globaliinternationali-sering, privatise-ring en decollectiviseprivatise-ring, pnvetiseprivatise-ring, economise-ring en actlveeconomise-ring, dereguleeconomise-ring en intensiveeconomise-ring. Het hanteren van dit 'slotrijm' als stijlfiguur wekt de in-druk van overzichtelijkheid en bevattelijkheid. Het vormt echter ook een keurslijf waarbinnen wellicht enige beknelling ontstaat. De eerder door Van der Heijden zelf gemtroduceerde term 'prlvetisering' is niet fraai en tot overmaat van ramp heeft een kan-tonrechter die term overgenomen, zodat die term aan onze rechtstaal lijkt te zijn toegevoegd (p. 22-23). Bij deze opsomming kan iedereen zich afvragen welke ontwikkeling overbodig is in de opsomming en welke ontwikkeling ten onrechte ontbreekt.

Over-In het sociaal recht is er sprake van een historisch

gezien hoge interventiegraad en een nog steeds

voortdurende interventiebereidheid, die in de

huidige maatschappelijke context meer en meer

ter discussie kan worden gesteld en die daarom

steeds weer toetsing en rechtvaardiging behoeft.

bodig in deze verzameling is naar onze mening de in-formatisering (en computerisering), ontbrekend is de paternalisering, hoewel wij liever van paternalisme spreken.

De informatisering (en computerisering) vormt on-getwijfeld een belangrijke maatschappelijke ontwik-keling, en iedereen die wil ontkomen aan het odium een digibeet te zijn, moet ermee voor de dag komen, doch de invulling die de preadviseurs aan deze term geven heeft niet steeds met het sociaal recht als zoda-nig te maken. Is het relevant dat toetsenbord- en muisgebruik tot RSI leidt? Is het relevant dat inter-netten op het werk voorkomt? Is het relevant dat communicatie per e-mail plaatsvindt? Het minst re-levant lijkt wel het feit dat juridische vakgenoten dankzij de informatisering snel kennis kunnen kri]-gen van de bronnen van het sociaal recht. Met het schrappen van informatisering van deze lijst geven wij ook de zwakke kant aan van deze inventarisatie door de preadviseurs. Door het opsommerige, maar liefst zeventien'items', die als een vergaarbak voor

al-lerlei ontwikkelingen fungeren, en het ontbreken van een inleidend of uitleidend kader, is de beschri]-ving van de maatschappelijke context vervlakt tot een'slideshow',die de 'trends' aangeeft, maar weinig samenhang aangeeft. Ook later vormt de verbinding tussen de maatschappelijke context en de ontwikke-lingen in de wetgeving geen aanleiding voor uitge-breide beschouwingen (p. 66-68 kort en in hoofdstuk 5 vrijwel niets). Deze kritiek moet echter direct afge-zwakt Worden. Het valt toe te juichen dat in dit juri-dische preadvies de maatschappelijke context zo dui-delijk voorop wordt gesteld en het kost de Iezer ook weinig moeite om die context als relevant gegeven te herkennen in de analyses van de preadviseurs.

976

Paternalisme

Paternalisme zou wat ons betreft aan de lijst worden toegevoegd; de preadviseurs spreken over 'bemoeizorg' (p. 66). Ook noemen zi] het dat werknemers hun risico's onderschatten. schiedenis van het sociaal recht laat zien d het einde van de 1ge eeuw de overheid de zich is gaan nemen voor het welzijn van arbei later alle werknemers. Misstanden werdenill

geving aangepakt en langzaam ontwikkelde z sociale structuur waarin de emancipatie van nemer tot ontwikkeling kwam. De werkne zich echter in deze tijd verder te ontwikkelen ondernerner, de 'kleine zelfstandige', die we beter de 'grote zelfstandige' kunnen noeme mensen willen graag werken, doch willen ni 'in dienst zijn van'. Dit hangt ook samen m dividualisering. De zelfstandige zonder pe (zzp) zoekt zijn of haar eigen weg op de markt. Vaak blijkt het juist om vrouwen te g deze weg volgen. Telewerkers blijken zich mi houden aan de arbeidstijden, omdat zij meer dan vereist is. Het sociaal recht is als ove 'dwingend recht' een instrument van overhei en troetelkind of verschoppeling van vakbon werkgeversverbanden, doch dit beleid is tradi paternalistisch. De overheid en de sociale p weten het beter dan de individuele werkneme individuele werkgever. Hoewel het arbeidsc naar zijn aard vorm geeft aan de autonomie va tijen, is die autonomie in vee1opzichten door d gever beperkt. Deze rol van de wetgever is v woord voor zover het gaat om ongelijkheidsco satie die gerelateerd is aan de verschillen tuss contractspartijen (een werkgever heeft maatsch lijk gezien een andere positie dan een werkne Dergelijke ongelijkheidscompensatie is ook be in het consumentenrecht en in het bestuursr Deze rol van de wetgever - en eventueel deS9 partners - wordt paternalistisch wanneer deze lijkheidscompensatie te ver gaat en wanneer0 dere doelstellingen bij die ongelijkheidscompe een rol spelen. Het sociaal recht kent vele partij evenzovele maatschappelijke belangen. De va den spelen een belangrijke rol, en de band tuss bonden en politieke partijen is - zeker in hist perspectief - significant te noemen. Politieke is vaak via de band van de vakbonden ge Werkgevers en werkgeversorganisaties vorm langrijke spelers en ook daar zijn banden met litiek aan te wijzen. De overlegstructuren als en de STAR hebben in dit machtsspel weer hu plaats en betekenis gekregen. Daar komt nog standpunten op sociaalrechtelijk terrein, id en beeldbepalend zijn voor de politieke partij poldermodel Ieidt niet steeds tot voortvaren nieuwingen.

Het is de vraag of de overheid erin is geslaag van oudsher bestaande paternalistische rol i gelopen decennia om te buigen in een meer rol. Daarbij is met name van belang dat pate dreigt op het moment dat door het maken ralisaties keuzes worden beperkt die op i niveau wellicht anders zouden zijn gema 24-25). De werking van het sociaal recht is baseerd op dergelijke generalisaties. Moeten heid, de wetgever, de sociaIe partners het st ter weten' dan de zich emanciperende wer En belangrijker nog, weten ze het steeds stratief is de weerstand in Nederland bij d elite tegen het invoeren van gelijke be (p. 90-93). Hier had de paternalistische id dent de overhand en een internationale (EG-recht) heeft dat paternalisme ter dis

(3)

Illustratief is ook bij voorbeeld de vormgeving angerschaps- en ouderschapsverlof. Hoeveel ijheid hebben beide partners in het individu-al, ook al kiezen deze partners voor een

verde-rolbevestigend is?

ociaal recht is er sprake van een historisch ge-ge interventiegraad en een nog steeds

voort-e intvoort-ervvoort-entivoort-ebvoort-ervoort-eidhvoort-eid, divoort-e in dvoort-e huidigvoort-e happelijke context meer en meer ter discussie rden gesteld en die daarom steeds weer

toet-n rechtvaardiging behoeft. Veel onderwerpen preadviseurs bespreken hangen samen met ternalistische rolopvatting of de wijziging in lopvatting: arbeidstijden, flexibiliteit en zeker-arbeid en zorg (p. 31 e.v.), arbeidsongeschikt-bijstand en overlijdensverzekering(p, 48e.v.), rmgeving van het ontslagrecht (de preventieve p. 115 e.v.) en privatisering van de sociale ze-jd(p.132e.v.).

1opzichten lijkt het alsof 'vadertje staat' in een 'teitscrisis is komen te verkeren. In de woorden preadviseurs: 'dat de wetgever de weg kwijt is' ). In het sociaal recht past een voortdurende nalismetoets' .

alyse van de

1"01

van de

gever

ofdstuk 3 wordt een beschrijving en analyse ge-van de rol ge-van de wetgever en maatschappe-eranderingen. Het vormt de brug tussen de be-jving van maatschappelijke invloeden in

hoofd-2en de begi nselen die in hoofdstuk 4 aan de komen. Als gezegd, het preadvies laat zich ook lezen als een kroniek. Dit hoofdstuk geeft een overzicht van belangrijke ontwikkelingen op erreinvan het arbeidsrecht en het socialeverze-ngsrecht, maar het gaat de preadviseurs uiteinde-om de vraag: 'wat de wetgever ten diepste heeft ield"' (p. 30). 'Is er nu een visie van de wetgever aar als het gaat om het vernieuwen, behouden eranderenvan arbeidsrechtelijke wetgeving?' (p. 'Ons interesseert hier vooral de geringe beginsel-eid (c.q. beginsellooshbeginsel-eid) van het socialezeker-srecht (en het beleid waarop het is gebaseerd).'

1).

het arbeidsrecht heeft de wetgever belangrijke vloed uitgeoefend op hetpubliekearbeidsrecht rbeidstijden, arbeidsomstandigheden en ar-idsvoorzieningen), op het terrein van het

pti-tearbeidsrecht heeft de rechter een belangrijke vervuld als wetgever-plaatsvervanger. Dit geldt k voor het terrein van het collectieve

arbeids-ht (stakingen, bezettingen).

leteenleidinggevende gedachte valt aan te wij-n, het gaat om een pluralistische ontwikkeling: postmoderne arbeidsrecht wordt niet meer

ge-n door ege-nkele, met elkaar samege-nhage-ngege-nde, oge-n- on-ggende waarden, doch door een veelheid van, tegenstrijdige en dikwijls uiteenlopende, 'n, modes, waarden en verschijnselen.' (p. 47).

ellicht dat de economisering (het marktdenken 26 e.v.) meer dominant is geweest. De eigen aarde van het arbeidsrecht wordt echter door de etgever niet erkend, arbeidsrecht is'instrument

'an beleid',van werkgelegenheidsbeleid (p. 47). In e woorden van Melkert: arbeidsrecht als produc-eve factor, als bindmiddel in de productiproduc-eve

eco-mie.

et socialezekerheidsrecht geeft veel redenen tot achten: ontoegankelijk en ondoorzichtig en met ringe effectiviteit, geen stabiliteit, niet goed

doordacht recht, weinig oog voor rechtszekerheid en de wetgevingskwaliteit stemt niet altijd even vrolijk.Het instrumentele karakter van het socia-lezekerheidsrecht valt onder te verdelen in: mo-derniseringswetgeving (aanpassing aan gewijzigde maatschappelijke verhoudingen), organisatiewet-geving (uitvoeringsorganisatie), volumereductie-wetgeving (terugdringing van het beroep op de so-ciale zekerheid), handhavingswetgeving (sancties in verband met misbruik), re'integratiewetgeving (terugkeer op de arbeidsmarkt)(p, 56). De meeste wetgeving heeft uiteindelijk een financiele inslag en is gericht op bezuinigingen (p. 65).

Kortom, het socialezekerheidsrecht is sterk be-leidsafhankelijk, instrumenteel recht bij uitstek, waarbij de politieke rationaliteit domineert: 'De wetgever zet een bepaalde koers uit en komt daarop na korte tijd weer terug. Dit duidt op weinig beginselvastheid of, erger, op begtnselloosheid.'

(p.48).

De preadviseurs geven enkele sprekende voorbeel-den:

- De beperking van de kring van verzekerden voor de volksverzekeringen bij een principiele welover-wogen verandering per 1 januari 2000, terwijl voor het eind van dat jaar een wijziging werd in-gevoerd om o.a. de gepensioneerden aan de Spaanse Costa's niet in de kou te zetten (p. 49). - De privatisering van de Ziektewet als middel om

het ziekteverzuim terug te dringen. Aanvankelijk ging het om herleving van de wettelijke loon-doorbetaling ti jdens ziekte gedurende enkele we-ken (BW). Vrijwel direct daarop werd tijdens de kabinetsformatie deze doorbetalingsverplichting opgerekt tot 52 weken. Een unicum in Europa

(p.SO).

- De wijziging van de uitvoeringsorganisatie van de sociale zekerheid. Eerst privatisering, vervolgens volledige nationalisering; een beleidsdraai van 180graden(p.SO).

De preadviseurs constateren dat het socialezeker-heidrecht onvoldoende gewicht heeft bij de beleids-afweging ten opzichte van milieu, welzijn en econo-mie, met name omdat het socialezekerheidsrecht niet weet waar het voor staat (p. 51). Zij roepen op tot een orientatie op waarden en beginselen die kun-nen leiden tot 'Empowerment voor het socialezeker-heidsrecht'(p.53).

Deze twee deelanalyses leiden tot algemene conclu-sies ten aanzien van het sociaal recht. Het vinden van

een

rode draad in de veelheid aan onderwerpen is volgens de preadviseurs wellicht een naief streven. Van grote betekenis is steeds de vraag naar de vetant-woordelijkheid voor een bepaald beleidsterrein en vooral de verschuiving van die verantwoordelijk-heid: van publiek naar privaat. Daarbij komt steeds meer nadruk te liggen oparbeidsparticipatie:'betaalde arbeid - is een must, een heilig ideaal.' Arbeidsparti-cipatie is een burgerplicht (p. 67).

Beginselen van sociale

rechtsvorming

(4)

Van grote betekenis is steeds de

vraag naar de

verantwoordelijkheid voor een

bepaald beleidsterrein en

vooral de verschuiving van die

verantwoordelijkheid: van

publiek naar privaat.

26 juni 1998,NJ1998,

'; JAR 1998/199 (Van der '!Taxi Hofman).

Een van de opmerkelijke kanten van dit onderdeel van het preadvies is dat al dit materiaal zowel van toepassing is op het arbeidsrecht als het socialeverze-keringsrecht. Daarmee tonen zij - indirect - aan dat het sociaal recht opgebouwd uit arbeidsrecht en soci-aalzekerheidsrecht een rechtsgebied is, met eigen ge-meenschappelijke grondslagen.

Rationaliteiten

Dediverse rationaliteiten betreffen naast de

waardenra-tionaliteit en de juridische rawaardenra-tionaliteit(bi]voorbeeld het voor de wetgever verbindend internationaal recht), de economische en politieke rationaliteit (p. 70-73). De politieke rationaliteit wordt bepaald door het compromiskarakter van de samenwerking tussen verschillende coalitiegenoten. Het regeerak-koord neemt daarbi] een belangrijke plaats in. Het re-geerakkoord wordt in korte tijd onder grote politieke druk tot stand gebracht. De uitvoering van de ver-schillende punten uit het akkoord sluiten een diep-gaand maatschappelijk en wetenschappelijk debat uit. Parlementsleden stemmen niet altijd overeen-komstig hun bij de verkiezing uitgedragen ideeen, omdat politiek veelal 'ruilen' is: 'lij hier gelijk, ik daar,' De uitkomst van die ruilhandel in de regerings-coalitie en in het parlement kan een willekeurig ka-rakter dragen wanneer

er geen orientatie plaats-vindt op iets anders dan de politieke opportuni-teit aIleen. De analyse van de preadviseurs van het sociaal recht toont aan dat bi] de door hen onderzochte onderwer-pen van enige andere orientatie vrijwel niet is gebleken.

Wat betreft de waarden-rationaliteit wordt door de preadviseurs met verwijzing naar 'een beroemde politiek-eco-noom uit de negen-tiende eeuw' gesproken

van de 'ideologische onderbouw' (p. 70). Bedoeld is kennelijk Marx, maar die rekende de ideologie tot de bovenbouw, waarbi j [uist de economie de allesbepa-len de onderbouw vormde. Bepaallesbepa-lend was niet zo zeer de waardenrationaliteit, maar de economische ratio-naliteit. Een andere vergelijking lijkt meer voor de hand te liggen, die met Max Weber, die onderscheid maakte tussen waardenrationaliteit (het handelen op

morele en ethische gronden ongeacht het daarmee te bereiken resultaat) en doelrationaliteit (planmatig

handelen gericht op resultaat, zonder rekening te houden met morele bedenkingen). Door deze twee zo tegenover elkaar te stellen is al snel duidelijk dat, hoe-wel de een wat meer tot het een en de ander wat meer tot het ander geneigd zal zijn, een regering er niet aan ontkomt met beide rationaliteiten rekening te hou-den. Doelrationaliteit komt het meest overeen met wat de preadviseurs noemen 'economische rationali-teit', Dit heeft weer nauw te maken met de elders door hen in negatieve zin beschreven term 'economi-sering' (het geven van een overheersende positie aan het marktdenkeru in de samenleving, p. 26). Deze tendens (door hen ten onrechte op een lijn gesteld met activering) heeft waarschijnlijk alles te maken met de noodzaak om te zorgen dat de economie blijft draaien. lngeval bijvoorbeeld de sociale zekerheid te duur wordt, of het ontslagrecht te belemmerend, zal de economische rationaliteit zwaarder gaan wegen.

Daarom zijn, net als bij Weber, de waardenrat teit en de economische rationaliteit te bes als twee uitersten, waartussen een goed e moet worden gevonden. De juridische en rationaliteit lijken daarentegen enigszins va dere orde. Natuurlijk worden er ook juridisc sche eisen aan wetgeving gesteld en zijnVol

hankelijk van politieke meerderheden. Datil ren die een rol spelen, maar zij fungeren voorwaarden voor het verwezenlijken van den- respectievelijk economische rationalitei

De sociaalrechtelijke varia

Desociaalrechtelijke variabelen houden onde

in die de verbinding vormen tussen de maats lijke actualiteit en de basisbeginselen. Afh van de maatschappelijke omstandigheden actuele betekenis van die variabelen bepaald van beschermden, beschermingsniveau, besch risico's en wederkerigheid (p. 95-104). In dit kader wordt door de preadviseurs bepl de groep van statutair-directeuren niet meer als nemer, maar als opdrachtnemer te beschouw 96-97, 121-122). Helemaal duidelijk wordt nie het voordeel van deze optie zou zijn. Het lijkt dat de directeuren kennelijk uit afgunst de min bescherming van 7.10 BW zou worden onthouden dat zij overigens gunstige positie heb wat al niet zo'n

Ii

tieve motivatie is. het gevolg zou daar waar zij geen contractuele hebben getroffen, positie zou den bepaald aan hand van de re heid en billi] waarbij dan waars1

cl1.rimi'

lijk weer een met arbeidsrecht bepalingen zou wo gezocht. Dit zou derhalve leiden tot materieel w verschil, maar formeel een veel onduidelijker r positie, Bovendien zou een niet besproken zijn, dat het arbeidsrecht zich thans mede on omdat directeuren in het kader van hetzelfd teem en voorzien van de beste advocaten proc plegen te voeren. Het arbeidsrecht van de

a.

groepen profiteert daarvan mee. In Belgle pr men overigens al [aren van een dergelijk ondersc tussen werknemers af te komen, omdat dit 11.i rechtvaardigen blijkt en problemen oproept. De enigszins aparte variabele in het rijtje is de

kerigheid. Eigenlijk gaat het hier om een nie

beidsrechtelijk concept, waarbij het belang contract wordt gerelativeerd. Tegenover elka den gesteld de 'contractualisten' en de 'institu listen', waarbij gesteld wordt dat de Hoge Raa tot de laatste groep heeft bekeerd in hetTo

man-arrest. De verplichting zich als goed wer te gedragen brengt mee dat de werknemer re voorstellen van de werkgever, verband ho met gewijzigde omstandigheden op het werk, mag afwijzen wanneer aanvaarding daarvan kerwijze niet van hem kan worden geverg wordt wellicht wat snel geredeneerd. Ten eer de vraag of men tussen deze twee concepten zen of dat men ze per geval tegen elkaar moe gen. Ten tweede is de analyse van de [urisp

(5)

Vraagpunten

1. Dient in de Aanwijzingen voor de regelgeving een aanwijzing te worden opgenomen die inhoudt dat de wetgever zich bij het ontwerpen van nieuwe regelgeving rekenschap dient te ge-yen van de met die nieuwe regelgeving verband houdende waarden en daarover uitdrukkelijk verantwoording dient af te leggen in de toelichting op die nieuwe regelgeving?

2. Dient de wetgever bi] de rechtsvorming op het terrein van ar-beid en inkomen als uitgangspunt een groter gewicht toe te kennen aan de waardenrationaliteit en de juridischerationali-teit dan aan de economische en de politieke rationalijuridischerationali-teit? 3. Dient in het sociaal recht differentiatie de voorkeur te krijgen

boven eenheid?

4. Dient de wetgever een nieuw, uitsluitend privaatrechtelijk, ontslagrecht te ontwerpen zonder preventieve bestuurlijke toetsing?

5. Dient de wetgever in een nieuw privaatrechtelijk ontslagrecht bepalingen omtrent de ontslagvergoeding expliciet in een daartoe strekkende formule in de wet op te nemen?

6. Dient de wetgever bestuurders van vennootschappen te be-schouwen als opdrachtnemers in plaats van als werknemers? Dient de arbeidsovereenkomst eerder opgevat te wordenals een wederkerige rechtsbetrekking dan als een contract?

8. Dient de wetgever voorrang te geven aan de persoonlijke ver-antwoordelijkheid.vandeburgeromzich sociale zekerheid te verschaffen en aan de opvang van sociale ristco's binnen de arbeidsverhouding boven de verantwoordelijkheid van de pu-blieke collectiviteit?

9. Is een keuze van de wetgever voor een arbeidsongeschikt-heidsverzekennggebaseerd op het zogenaamde risque profes-sionnel, met ais consequentie een wezenlijk mindere inko-mensbescherming voor arbeidsongeschikten vanwege niet-ar-beidgerelateerde oorzaken, verenigbaar met de waarden van het sociaal recht?

10. Isuitsluiting van bepaalde categoneen arbeidsongeschikten vandewerkingssfeer van de Wet op de arbeidsongeschikt-heidsverzekerlng, bijvoorbeeld psychisch arbeidsongeschik-ten, met ais consequentieeen wezenlijk mindere inkomens-bescherming; verenigbaar met de waarden van het sociaal recht?

11: Is eenverdere privatisering van sociale risico's strijdig met de publieke verantwoordelijkheid voor de bestaanszekerheid van de burger,. zeals neergelegd in (inter)nationale grondrechte-• lijkevetplichtingen?

wat haastig gemaakt, gezien de verschillende opvat-tingen daarover in de literatuur en het feit dat de Hoge Raad zich (inmiddels ook in een tweede arrest) ongernotiveerden ongevraagd in deze zin heeft uit-gelaten, zodat de betekenis van de 'Taxi Hofman-for-mule' nog moeilijk volledig valt te doorgronden. De vraag is ook of de term 'wederkerigheid' veeI verhel-dert. WeI is duidelijk dat meer dan vroeger, net zoals in het algemene burgerlijk recht, waarde wordt toe-gekend aan wat partijen redelijkerwijs van elkaar mogen verwachten en zij niet aIleen worden vastge-pind op de - al dan niet kleine - letter van het con-tract.

De sociaalrechtelijke methoden

DesociaaJrechtelijke methodenen techniekenbetreffen de keuze tussen publiek en/of privaatrecht, de mate van dwingendheid van het recht, centrale normstel-ling, adaptief arbeidsrecht, vage normen en verbin-dendverklaring (p. 104-114). Deze 'sociaalrechtelijke methoden en technieken' vormen een wat vreemd onderdeel van het hoofdstuk. Het gaat hier immers om praktische zaken die weinig te maken hebben met de waarden van het sociaal recht als zodanig. In wezen bevat deze paragraaf daarom de beschrijving van een aantal typische aspecten van het sociaal recht, die informatief zijn voor de niet-sociaairechte-lijk geschoolde lezer, doch weinig bijdragen aan de Yraagstelling van het preadvies.

~ande orde komt eerst devethouding ptivaatrecht/pu-pliekrecht.Hier lijken de preadviseurs niet helemaal ;~itte komen, vooral omdat de overheid beide rechts-;vormen door eikaar gebruikt. Is de plicht om loon p.oor te betalen bij ziekte een vorm van publiekrecht, l)mdat deze door de overheid wordt gedicteerd of :(}tan privaatrecht, omdat deze in het BW is geregeld?

!(~ris ook geen aansluiting gezocht bij de in het be-;~tuursrecht gevoerde discussie in hoeverre de over-ilPeid van het privaatrecht gebruik mag maken (de

I~eewegenleer). Wellicht zou het sociaal recht deze I~omshoog oplopende principiele discussie op prakti-l~the gronden wat kunnen relativeren. De

verschil-Inde vormen van dwingend recht worden weI

ge-~oemd,maar worden verder niet geproblematiseerd. loor de sociale zekerheid wordt hier nog eens de dis-~Ussieover het verplichte karakter ervan uit de be-linfase opgehaald. De actuele discussie over de grens

tussen werknemers en zelfstandigen wordt slechts kort aangestipt. Centrale normstelling is al daarom problematisch omdat in de sociale zekerheid sprake is van toenemende centralisatie, in het (collectieve) arbeidsrecht juist van decentralisatie. Dat Iaatste komt echter goed uit de verf. WeI wordt de figuur ge-noemd van Iadaptief atbeidsrecht'. Met deze term wordt gedoeld op het model van subsidiaire regelge-ving, dat voorkomt in de EG-Richtlijn over de Euro-pese ondernemingsraad. Partijen krijgen hierbij eerst de gelegenheid zelf een overeenkomst te sluiten over medezeggenschap. Worden zij het niet eens, dan geldt het wettelijke model. Het is denkbaar dat deze vorm in de toekomst vaker wordt benut. Daarnaast komen nog vage normen en de verbindendverkla-ring aan de orde, die echter evenmin worden ge-plaatst in een samenhangende visie op de vormge-ving van het sociaal recht.

De sociaalrechtelijke

basiswaarden

Wij zullen hier wat uitgebreider stilstaan bij de soci-aalrechtelijke basiswaarden die de preadviseurs naar voren brengen (p. 74-95). Het gaat om: verantwoor-delijkheid, bestaanszekerheid, bescherming, solidari-teit, non-discriminatie en parttcipatte. Zij stellen dat hun keuze iets subjectiefs heeft, maar ze vermoeden er niet ver naast te zitten (p. 75). Over het karakter van deze basiswaarden zijn de preadviseurs niet erg expliciet. Gaat het om grondrechten, gaat het om be-leidsdoelstellingen? 'Basiswaarden dienen ais vast ge-geven (...) in acht te worden genomeri' (p. 95). Na veel strijd in de vorige eeuw blijkt zich een consensus te hebben gevormd over een socialezekerheidsidee, dat ook een normatieve functie heeft (p. 76). 'Met de sociaalrechtelijke basiswaarden wordt gedoeld op al-gemeen erkende uitgangspunten die over een Ian-gere periode een belangrijke rol spelen bij de tot-standkoming van sociale rechtsvorming.' Zij dragen bij tot sociale rechtvaardigheid, die weer een belang-rijke voorwaarde is voor sociale cohesie (p. 74). Qua aard van de door de preadviseurs gekozen 'waar-den', lijken deze enigszins op de leuzen van de Franse revolutie: 'vtiiheid,gelijkheid en broedetschap',

(6)

fen verdienste

van het

preadvies is, dat

het duidelijk

maakt hoe

moeilijk het is

om de waarden

van het sociaal

recht te grijpen

en te

detinieren.

Grondrechten en

rechtsvergelijking

Een aanknopingspunt voor verdieping van h aal recht kan worden gevormd door rechtsv king en orientatie op internationaal recht. ]u' zou een mogelijke basis kunnen liggen voor h nemen van kenmerkende waarden van het recht. Als waarden immers over de grenzen he ken te worden erkend, dan zou dit een aan kunnen vormen voor hun blijvende karakt het daarom niet een vruchtbare aanpak zijn kiezen voor een benadering vanuitjuridische

len die ten grondslag liggen aan het sociaal

Men kan daarbij denken aan algemene rechts selen, zoals het rechtszekerheidsbegtnsel, gelij proportionaliteit, als ook aan grondrechten, klassieke als sociale/. Deze beginselen zijn voo belangrijk deel ook terug te vinden in internati documenten van de Raad van Europa, de VN, ternationale Arbeidsorganisatie, de EG. In hethi

der valt te noemen de Europese sociale agenda, opgenomen in de Bijlagen bij de conclusies v voorzitterschap van de Europese Raad van Nic december 2000.

Uiteindelijk blijken de in de verschillende inter nale documenten vastgelegde beginselen inter naal gezag te hebben, een juridische drempel men tegen afschaffing en als basis te kunnen voor de beoordeling van moderniseringen. W men ook over deze waarden bij tijd en wijle a gen hebben. IAO-verdragen blijken ook te v ren. Bij de privatisering van tewet oordeelde het Coms Oeskundigen bij het Europe aal Handvest van de Raad ropa dat deze niet te rijmen het recht op sociale zekerh dat handvest. Het blijkt ook moeilijk om nieuwe weg slaan, die elders nog ntet wo volgd. Een element van c tisme kunnen zulke waard hebben. Maar is het niet kend voor waarden, dat zij ringen op hun waarde be En is het niet typisch dat den van het sociaal recht der Heijden en Noordarn he forrnuleerd [uist grote el vertonen en in wezen aile gen op kunnen buigen, al lang men wil? Is daarmee getoond dat het maar gaa beroep op WW en bijstand. Anderzijds bleem van het grote aantal arbeidsongesch' steeds niet opgelost. Men kan nu de Wijzi zich hebben voorgedaan, karakteriseren al breuk aan de solidariteit. Men kan echter00

dat het sociaal recht zijn grenzen heeft lere en dat overheidsingrijpen niet de enige hoeft te zijn om een sociale rechtsstaat vo ven. De preadviseurs komen ook nergens tot: clusie dat de ingrijpende wijzigingen die zic gelopen periode in het sociaal recht voorgedaan, niet te rijmen zijn met de waar het sociaal recht. Wat is dan de waarde v waarden, als men, ook wanneer men ze als punt neemt, niet tot andere conclusies beh men? Nergens wordt aangegeven waar de liggen, waar de waarden van het sociaal rech worden aangetast, indien men verdere wi] zou aanbrengen.

De maakbare samenleving

Oit leidt toteen andere observatie. Het sociaal recht heeft in debeschreven periode (1980-2000) een om-schakeling doorgemaakt. Tussen 1945 en 1970 is sprake geweest van een sterke expansie van de ver-zorgingsstaat, in de vorm van de maakbare samenle-ving. De overheid zou zorgen voor

volledige werkgelegenheid en voor sociale zekerheid van de wieg tot het graf. In de jaren zeventig is het ver-trouwen gaan tanen dat de overheid deze doeleinden kon realiseren. Als gevolg van de economische (olie)cri-ses, maar ook van een te groot beroep op de verzorgingsstaat door een ge-makzuchtig geworden samenleving, moest er een koerswijziging plaats-vinden. Oaarbij is weer een groter ge-loof gesteld in het vermogen van de markt om te zorgen voor werkgele-genheid en om daardoor het beroep op de sociale zekerheid terug te drin-gen. Die omschakeling heeft er toe geleid dat het overheidsoptreden op tal van punten is teruggedrongen. In Nederland heeft dat een betrekkelijk groot succes gehad, getuige de lage werkloosheid en het teruggelopen

dat het ontbreken van materiele gelijkheid en van broederschap - in de vorm van solidariteit - aanlei-ding gaven tot de opkomst van het sociaal recht. In dit opzicht kan men zich afvragen ofbescherming en bestaanszekerheid niet [uist verschijningsvormen zijn

vansolidariteit. Ook is het opvallend dat het in de

so-ciaalrechtelijke literatuur sterk benadrukte thema van de ongelijkheidscompensatie in het preadvies niet als een afzonderlijke basiswaarde wordt schouwd. WeI wordt dit in verband gebracht met be-scherming (p. 85), maar het wordt niet verder uitge-werkt. Vervolgens wordt het grootste deel van de be-schouwing gewijd aan de vraag of de sociale zekerheid allen beschermt of slechts een deeI van de bevolking. Toch hebben we hier te maken met wel-licht de meest principiele bestaansgrond van het so-ciaal recht als apart vak.Participatie lijkt geen

typi-sche basiswaarde van het sociaal recht - immers dit thema speelt ook in het algemeen voor burgers in de politiek, voor ouders op scholen, voor bejaarden in tehuizen enzovoorts. Waar de participatie van werk-nemers in het arbeidsrecht is toegenomen, is de par-ticipatie van sociale partners in de uitvoering van de sociale zekerheid afgenomen en valt moeilijk vol te houden dat hier nog sprake is van een basiswaarde.

Non-discriminatieis ook een enigszins aparte waarde. Allereerst is het een algemeen geldend grondrecht, in de tweede plaats is het pas de laatste jaren in toene-mende mate doorgedrongen in het sociaal recht. In veel opzichten had het sociaal recht vele discrimine-rende aspecten en die heeft het overigens nog steeds. Ten slotte is de basiswaarde'verantwoordeiiikheid' wat

moeilijkgrijpbaar, Natuurlijk wordt er vanouds ook een beroep gedaan op eigen verantwoordelijkheid van de werknemer, uitkeringsgerechtigde enzo-voorts, Oat beroep is de laatste jaren toegenomen. Oat heeft te maken met enerzijds de toegenomen mondigheid van werknerners en uitkeringsgerechtig-den en de hogere scholingsgraad van de bevolking, waardoor ook meer van de burger verwacht mag wor-den. Anderzijds is er het toegenomen, al dan niet eigenlijke, gebruik van de sociale zekerheid, am dit terug te dringen is meer actieve inschakeling in het arbeidsproces nodig.

2. A.W.Heringa,Sociale

grond-rechten, Zwolle: W.E.I.

TjeenkWillink1989en

F.V1emminx, fen nieuw profielvandegrondrechten, Deventer:W.E.I. TjeenkWil-link1998.

(7)

Het enige punt waar de

preadviseurs echt van mening

lijken te verschillen met het

ADO-rapport is dat van de

ontslagvergoeding.

1~etrekkelijkewaarden van het sociaal recht? De ver-fnJenste van het preadvies is dan, dat het duidelijk [juaakt hoe moeilijk het is om de waarden van het

so-~~iaalrecht te grijpen en te definieren.

i_DO en het ontslagrecht

tIn het slothoofdstuk 5 wordt het ontslagrecht en pri-~~atiseringsrecht aan een uitgebreide beschouwing

~()nderworpen.Het is de bedoeling om in dit hoofd-Istuk de door de preadviseurs ontwikkelde benadering itoe te passen op actuele onderwerpen.

liWat betreft het ontslagrecht wordt de toekomst van

~etduale ontslagstelsel besproken aan de hand van l1et rapport van de Adviescommissie Duaal Ontslag-lstelsel (ADO) van november vorig[aar.!lnderdaad is i~iteen interessante testcase, omdat het ADO-rapport (uiteraard niet systematisch is opgezet volgens het ~oorde preadviseurs ontworpen waardenstelsel. Ko-tInen zij nu tot een andere conclusie? Het is overigens

piet juist dat in het ADO-rapport 'vrijwel niet wordt

~ngegaanop de uitgangspunten die in de commissie '~enrol hebben gespeeld' (p. 117). Afgezien van uit-voerige historische en economische hoofdstukken, jpeeft de ADO eerst twee alternatieve stelsels ontwor-pen: een geactualiseerd stelsel met preventieve toet-f§ing van ontslag door de Regionaal Directeur voor de lkArbeidsvoorziening (RDA) en een nieuw stelsel

waar-~pijdoor een onafhankelijke instantie (de rechter) al-~l~enrepressief wordt getoetst, maar waarin een voor-ffifase is ingevoerd met een hoorprocedure te voeren lfloor de werkgever. Vervolgens heeft zij bij het ma-:.~envan haar keuze voor het laatste stelsel de criteria !gehanteerd van rechtvaardigheid, doelmatigheid en !fransparantie. Deze zijn weer uitgewerkt in zeven ar-!l;gumenten voor haar keuze (p. 131-132 ADO-rap-rort). In deze argumenten kan men vele van de over-t(s¥egingen van de preadviseurs goed herkennen, zoals !l:te toegenomen mondigheid van werknemers (p.

1'18).

Daarnaast zouden de preadviseurs het ancien-['iteitsbeginsel bij ontslag ter discussie willen stellen.

~ll)eargumentatie hiervoor is echter niet geheel

duide-l~ijk:er wordt immers geconstateerd dat juist ouderen langer in het arbeidsproces zouden moeten blijven

I~n dat leeftijdsdiscriminatie moet worden tegenge-!gaan. Past hier het ancienniteitsbeginsel, dat als regel ludere werknemers beschermt, niet bij uitstek in? len aanzien van de differentiatie wordt (afgezien van

_e

hierboven al genoemde discussie over bescher-lPing van directeuren) geopperd dat wellicht een

on-I~rscheid dient te worden gemaakt tussen grote en Ileine ondernemingen. De mening van de achterban Ian het midden- en kleinbedrijflOUdaarbij volgens

L'e preadviseurs een belangrijk signaal voor de wetge-'ter vormen (p. 122). Dit punt is echter door de ADO

IiI

haar advies al verdisconteerd in die zin dat geko-In is voor een lichte hoorprocedure door de werkge-tr, welke overigens in cao's of

ondernemingsover-.~nkomsten voor de grotere ondernemingen kan

.orden opgetuigd met zwaardere procedures. Bij de :etsing van het ADO-voorstel aan hun uitgangspun-,":n komen de preadviseurs dan vervolgens tot een oot aantal gelijkluidende standpunten: de hoor-;ocedure kan als interne preventieve toetsing wor-,,,~ngezien, de werknemer is tegenwoordig in het

al-:.~meen mondig genoeg om daar zijn belangen te

nen behartigen, er moet een redelijke grond voor j1tslag worden geelst, maar niet door, een gesloten

j,~lsel van ontslaggronden. Een ontslag dient snel ': de rechter te kunnen worden voorgelegd, maar

:~tfeit dat het ADO-rapport daar niet veel aandacht

:':0

besteedt, komt voort uit het feit dat die snelle ',pcedures allang bestaan en dat er geen reden leek ::bestaan om een bijzondere procedure hiervoor in

het leven te roepen. Het alternatief van een pre-ventieve toetsing door de kantonrechter (in plaats van de RDA) is door de ADO afgewezen. In tegenstelling tot wat enkele commentarerr' willen doen geloven, ging het de ADO daarbij niet aIleen om de ver-zwaring van de taken

van de rechterlijke macht. In de desbetreffende pas-sage (p. 129 ADO-rapport) wordt er eerst op gewezen dat het niet de taak van de rechter is om arbeids-markt- en socialezekerheidsbelangen te toetsen, zoals nu de RDA wordt geacht te doen. Vervolgens merkt de ADO op dat 'overigens' de 80

a

90 000 jaarlijks door de rechter te beoordelen zaken tot aanzienlijke hogere kosten zouden leiden, en dat reeds om die re-den het advies hierover niet positief kan zijn. Ten derde wijst de ADO er dan nog op dat in het mo-derne arbeidsrecht zelfregulering en niet rechterlijke bemoeienis voorop dient te staan. Met deze laatste zin wordt impliciet verwezen naar andere passages in het rapport, waarin wordt betoogd dat de overheid heden ten dage niet meer in elke arbeidsverhouding een intervenierende rol dient te spelen, doch alleen regels dient te stellen en toe te zien op de naleving daarvan. Overheidsinterventie dient derhalve slechts aan de orde te komen indien partijen tekortschieten in adequate zelfregulering. Deze notie verzet zich niet alleen tegen de rol van de RDA, maar ook tegen die van de kantonrechter die elke ontslagzaak zou moeten beoordelen. Het enige punt waar de preadvi-seurs overigens echt van mening lijken te verschillen met het ADO-rapport is dat van de ontslagvergoe-ding. Het ADO-rapport suggereert dat de criteria op grond waarvan de werknemer een recht op vergoe-ding toekomt in de wet worden gezet, alsmede de bij de berekening van de vergoeding relevante factoren. Zij bepleit echter niet het in de wet opnemen van een vaste formule, zoals de Landelijke kantonrech-tersformule op grond van de Aanbevelingen van de Kring van kantonrechters. De preadviseurs zouden aan dit laatste weI de voorkeur geven. Zij bepleiten hierdoor minder ruimte te laten voor de redelijkheid en billijkheid dan het ADO-rapport doet. Hoe dit zich overigens verhoudt tot 'de waarden van het so-ciaal recht' is overigens niet geheel duidelijk. Vage normen zijn ook door hen erkend als een techniek van het sociaal recht. Al met al moet de conclusie lui-den dat men met of zonder de 'waarlui-den van het soci-aal recht' tot grotendeels dezelfde conclusies komt als het ADO-rapport en daar waar verschillen bestaan deze niet door de 'waarden' kunnen worden ver-klaard.

De wisselwerking tussen

arbeidsrecht en

socialezekerheidsrecht

Overigens valt het op dat de preadviseurs weinig aan-dacht besteden aan de wisselwerking tussen arbeids-recht en socialezekerheidsarbeids-recht. In de passage over het ADO-advies wordt wel gewezen op de problema-tiek van formeel verweer (p. 126), maar deze wordt klakkeloos toegepast op het voorgestelde nieuwe ontslagsysteem met hoorzitting.juisteen herziening van het ontslagrecht zou ertoe moeten leiden dat van de 'grote leugen' van het arbeidsrecht, het for-meel verweer, afstand wordt genomen. De voor-naamste reden waarom andere landen niet met dit probleem worstelen, is dat zij geen preventieve

toet-3. Afscheid van het dualeont-slagrecht, Den Haag2000. Hierbij zij vermelddat Heerma van Voss lid wasvan dezecommissie.

(8)

wanbeheer. Voorzover beginselen een rol spelen het politieke debat, geldt dat deze een interna naalrechtelijke achtergrond hebben en aan de Ne landse wetgever worden opgelegd, zoals het .n discriminatiebeginsel. Andere beginselen, zoals d de preadviseurs genoernd, worden gehanteerd slechts opportunistische argumenten in het politi debat. Vanuit het sociaal recht laten zij de opr horen dat dit rechtsgebied zonder orientatis beginselen van het sociaal recht zich niet goed kan ontwikkelen.

Natuurlijk kan tegengeworpen worden dat ond de grote gebreken die de rechtsvorming in het so recht vertoont onze economie tot grote bloei is men en in verhouding tot anderevvesr-ruropese nornieen het zeer goed doet. Het poldermodel, voor de ontwikkelingen in het sociaal recht grote betekenis is, wordt immers in het oU:ltelrllaJ1ai met bewondering bekeken. Deze

echter volstrekt niet onderbouwd. Wellicht dat economie nog betel' gepresteerd had wanneer ciaal recht wat deugdelijker was vormgegeven. opkomende recessie zal moeten bewijzen hoec~I~. junctuurgevoelig ons sociaal recht is. Onze economJi:e presteert wellicht goed, mede dankzij een hogel~ beidsproductiviteit, tegelijkertijd is de uitval wegen~ ziekte en ongeschiktheid ongezond hoog en neetn~ de inactiviteit onder de beroepsbevolking alle~n maar toe. Wat is de concurrentiekracht van de Neders landse economie ten opzichte van andere econ;H mieen?

De waarde van het preadvies van Van del'Heijden~1 Noordam is niet alleen gelegen in het feit datzij1~~~ sismateriaal voor de rechtsvorming in het social recht hebben ontwikkeld. Hun onderzoek kan oQI beschouwd worden als de verkenning van de we~f' king van een sector van het overheidsbeleid en. wijze waarop onze politieke democratie functioneerf Dergelijk onderzoek zou ook uitgevoerd kunn~~ worden voor de sectoren onderwijs, huisvesting,

gil

zondheidszorg, milieu en veiligheid. Onderwerptfj. waar Den Haag altijd druk mee in de weer is.Watl~ echter het resultaat van die politiekeinspanninge~~i

Rapporten van de Algemene Rekenkamer tonen

rnlt

terugkerende regelmaat de oncontroleerbaarheid.gjj inefflcientie aan van het handelen van de Haa overheid in verschillende sectoren van overheids leid. Van del' Heijden en Noordam betogen voor sociaal recht dat het ontwikkelen en hanteren basiswaarden kan bijdragen tot een kwalitatief b sociaal recht. Hoewel nader onderzoek een nog ciezer beeld zou geven kan hetzelfde natuurlijk gezegd worden voor het gehele overheidsbeleid.

Slot

sing kennen. Een van de belangrijkste positieve effec-ten die van een overgang naar een repressief stelsel valt te verwachten, is dat de reden voor het om lou-tel' forme le redenen voeren van verweer wegvalt. Uit-voeringsinstellingen zullen zich voor hun oordeels-vorming niet langer kunnen verschuilen achter een RDA of kantonrechter. Zij zullen zelf aanvragen in-houdelijk moeten beoordelen. Het eisen van verweer bij een hoorzitting levert niets op. Aanvaard zal moe-ten worden dat een ontslaggrond in de praktijk slechts marginaal zal kunnen worden getoetst. Werk-gever en werknemer kunnen gezamenlijk een ont-slaggrond voorleggen aan de uitvoeringsinstelling. De tijd die uitvoeringsorganen als het Landelijk In-stituut Sociale Verzekeringen (Lisv) moeten steken in de toetsing zal - tel' voorkoming van de grote leugen - welbestede tijd blijken te zijn.

Een ander deel van het sociaal recht dat de preadvi-seurs geheel buiten beschouwing laten is het ambte-narenrecht, ons publieke arbeidsrecht. Het ambtena-renrecht kent reeds lang een goed functionerend re-pressief stelsel van ontslagrecht, met een door de Awb gecodificeerde hoorprocedure en een interne bezwarenprocedure. Ook in het ambtenarenrecht blijkt de problematiek van het formeel verweer tot nog toe geen belangrijke rol te spelen. Een van de be-langrijke voordelen van het ambtenarenrecht is dat een en dezelfde rechter zowel te oordelen heeft over de rechtmatigheid van het ontslag, als over de aan-spraak op een uitkering. Een grote leugen, zoals in het private bestel aan de orde is, vaIt dan niet binnen de mogelijkheden.

Het proces van wetgeven in Nederland wordt hoofd-zakelijk bepaald door twee hoofdstructuren. In de eerste plaats is veel wetgeving, niet meer dan - ge-dwongen - uitvoering van internationaal recht, in het bijzonder van Europees recht. In de tweede plaats is de meerderheidsvorming gebaseerd op coalities, die in wisselende samenstelling regeren. Voor zover Ideologieen nog een rol spelen, worden deze krachtig afgezwakt in de politieke strijd om de macht. Zo be-schouwd vormt de nationale politiek geen bron van beginselen, van uitgangspunten die een langere gel-dingsduur hebben dan die van een kabinetsperiode of zelfs een begrotingsjaar.

Van del' Heijden en Noordam hebben op een heldere wijze laten zien dat het sodaalrechtelijk rechtsgebied door de Nederlandse wetgever niet goed beheerd wordt. Eerder kan worden gesproken van structureel

Jaarrvergadering 200 I Nederlandse Juristen-Verreniging

De jaarvergadering van de NJVvindt plaats opvrijdag 8 juni a.s. in de Pieterskerk te Leiden.

De jaarvergadering is alleen toegankelijk voor leden. Het lidmaatschap staat open voor diegenen die de titel van doctor, meester of doctorandus in de rechtsgeleerdheid hebben behaald. Juristen die de vergadering willen bijwo-nen, maar nog geen lid zijn, kunnen zich nog zo spoedig mogelijk voor het lid-maatschap opgeven bij mw M. Merkelijn, secretariaat NJV, tel. (070) 3285455, fax(070) 3247997,e-mail: hcmerkelijn@dbbw.nl. De contributie bedraagt f40 per jaar. Daarvoor ontvangen de leden ieder jaar in de maand mei de preadvie-zen met het verslagboekje van de vorige vergadering. U ontvangt tevens een opgav.ekaartje en het programrriamboek]e met de details van de eerstvolgende vergadering.

De jaarvergadering2002zal worden gehouden op vrijdag 14juni2002. Er zal worden gesproken over 'Herziening van het sanctiestelsel'.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Wij zijn van mening dat u het vanuit die rol en verantwoordelijkheid niet kunt maken de rekening bij deze werknemers te leggen en hen vervolgens geen enkel perspectief meer te

In de eerste plaats zijn er nieuwe ont- wikkelingen op het gebied van inforrna- tisering die eraan kunnen bijdragen dat expertsystemen meer flexibel worden en tegen minder hoge

De bundel is ontstaan naar aanleiding van een conferentie georganiseerd door het Instituut Geschiedenis van de Universiteit Utrecht in samenwerking met het Instituut Clingendael op

Door het onderwijs worde onze volkskracht gesterkt; al wat deze volkskracht verzwakt, worde aldus uit ons onderwijs gebannen; examens en het voortdurend onderzoek naar

vooral kunnen voordoen bij beleidsuitvoerende wetten. Uit mijn beschouwing van de aard van die wetten enerzijds als deel van een groter beleidsinstru:men- tarium uit mijn visie

verzoekschnftprocedure beschrtven (80) Voorts kan worden vast gesteld dat het onderscheid tussen dagvaarding en verzoekschnft voor het verschil tussen de contentieuze procedure

In de fase voorafgaand aan de ramp ziet het preadvies nauwelijks een rol voor het privaatrecht nu rampen in essentie grotendeels onverwacht zijn waardoor de gewone regels van

Verder zou ik bestrijden dat de rechter bewijs mag verlangen van onbetwiste stellingen indien hij twijfelt aan het waarheidsgehalte ervan, zoals De Groot stelt: “Aanvaarding