• No results found

BRIEF Executieve Functies Gedragsvragenlijst

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "BRIEF Executieve Functies Gedragsvragenlijst"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Instrument

BRIEF Executieve Functies Gedragsvragenlijst

Met de BRIEF Executieve Functies Gedragsvragenlijst kunnen executieve functies bij een kind in kaart gebracht worden. Executieve functies zijn cognitieve processen die nodig zijn voor doelgericht, efficiënt en sociaal  aangepast gedrag. De BRIEF bestaat uit een Ouder- en een Leerkrachtvragenlijst.

Ook bekend als

Behavior Rating Inventory of Executive Function (BRIEF) Toelichting

Dit is de oorspronkelijke Amerikaanse vragenlijst.

Doel

Het screenen van mogelijke problemen met executieve functies bij kinderen met uiteenlopende

psychologische, psychiatrische en medische aandoeningen, zodat 1) kinderen met afwijkende schaalscores worden verwezen voor nader onderzoek; 2) doelen voor interventie-en behandelplannen kunnen worden gesteld;3) de ontwikkeling van executieve functies of de probleemgebieden bij specifieke klinische groepen wetenschappelijk kunnen worden onderzocht.

Beperkingen van het doel

Met de BRIEF kan geen diagnose worden gesteld.

Doelgroep

De BRIEF is geschikt voor kinderen van 5 tot en met 18 jaar met een psychologische, psychiatrische of neurologische aandoening, zoals een leerstoornis, ADHD, een autismespectrumstoornis (ASS), een niet aangeboren hersenletsel en prematuriteit.

Werkveld

Dit instrument wordt gebruikt in de jeugd-ggz bij de screening van autismespectrumstoornissen (Elling &

Minderaa, 2010). De BRIEF is ook bruikbaar in wetenschappelijk onderzoek.

Materialen

Het materiaal bestaat uit een handleiding, ouder- en leerkrachtvragenlijsten en profielformulieren. Er is ook een digitale versie beschikbaar van de BRIEF.

Gebruik

Ouders en leerkrachten vullen de vragenlijst zelf in. Bij voorkeur vullen beide ouders de lijst in, anders de ouder die de meeste tijd met het kind doorbrengt. De lijst dient zonder onderbrekingen in alle rust te worden ingevuld. Bij elke item geeft de ouder of leerkracht aan of het gedrag 'nooit', 'soms' of 'vaak' voorkwam in de laatste zes maanden. Het scoreformulier bevindt zich onder de vragenlijst. Nadat de lijst is ingevuld scheidt de afnemer het bovenblad van het onderblad. De aangekruiste antwoorden van de respondenten zijn op het scoreformulier vertaald naar getallen. De totaalscores neemt de afnemer over op het profielformulier. De interpretatie van de BRIEF is voorbehouden aan diagnostisch gekwalificeerde professionals.

Scoring

Per item zijn er drie antwoordmogelijkheden ('nooit', 'soms' of 'vaak') die corresponderen met de getallen 1, 2

(2)

en 3. De afnemer noteert het totaal van de ruwe scores voor de acht klinische schalen op het scoreformulier.

Als er meer dan twee antwoorden op een schaal ontbreken, kan de ruwe schaalscore niet worden bepaald. Als er slechts één of twee missen dan dienen deze items de score 1 te krijgen. Wanneer in totaal meer dan 14  items niet zijn ingevuld kan de BRIEF niet worden gescoord. De ruwe schaaltotalen worden overgenomen op het profielformulier. De scores voor de indices Gedragsregulatie en Metacognitie worden bepaald door de ruwe totaalscores van de bijbehorende klinische schalen op te tellen. In de normtabel die past bij de leeftijd en het geslacht van het kind, zoekt de afnemer vervolgens de T-score, de bijbehorende percentielscore en het 90%

betrouwbaarheidsinterval om te bepalen hoe de scores van dit kind zich verhouden tot de scores uit de normeringssteekproef. Op de achterkant van het profielformulier staat een resultatenprofiel. Hier geeft de afnemer de T-scores per schaal, per index en de totaalscore met kruisjes en lijnen weer in een grafiek. Voor alle schalen en indices geldt dat een T-score van 65 of hoger als afwijkend kan worden gezien. Een T-score van 65 weerspiegelt anderhalve standaarddeviatie boven het gemiddelde in de normeringssteekproef.

Totaalscore:

De totalen van de twee indices worden bij elkaar opgeteld om de totaalscore te berekenen. De totaalscore zegt iets over het algemeen executief functioneren, maar mag alleen worden gebruikt als het verschil tussen beide indices niet te groot is. Op basis van resultaten uit de normeringssteekproef is bepaald dat de

totaalscore van de oudervragenlijst niet kan worden gebruikt als het verschil tussen de T-scores tussen beide indices groter is dan 13. Bij de leerkrachtvragenlijst mag het verschil niet groter zijn dan 14.

Validiteitsschalen:

De schaal Negativiteit geeft aan in hoeverre er een ongewoon patroon van negatieve antwoorden bestaat ten opzichte van de respondenten in de normeringssteekproef. Voor negen items wordt het aantal items bij elkaar opgeteld met de score 3 (het antwoord 'vaak'). Bij de oudervragenlijst wordt een negativiteitscore van 3 of meer gezien als een verhoogde score en 5 of meer als 'zeer verhoogd'. Bij de leerkrachtvragenlijst is een negativiteitscore van 2 tot en met 5 'verhoogd' en een score van 6 of meer geldt als 'zeer verhoogd'. Een 'zeer verhoogde' score kan betekenen dat de respondent de problemen overdrijft of dat de executieve functies zo groot zijn dat ook ander informatiebronnen gewenst zijn, zoals observaties.

Bij de schaal Inconsistentie worden gekeken of de respondent de vragenlijst ten opzichte van de

normeringssteekproef op een onsamenhangende manier heeft beantwoord. De afnemer vergelijkt de ruwe scores van tien items met tien andere items die inhoudelijk vergelijkbaar zijn. De inconsistentiescore is de som van de tien verschilscores. Bij de oudervragenlijst wordt een score van 10 of meer gezien als inconsistent en bij de leerkrachtvragenlijst een score van 9 of meer.

Identificeren van ASS en ADHD:

Met de BRIEF kan op basis van de oudervragenlijst worden bepaald of de kans groot is dat het gedrag van het kind past bij een ASS of ADHD. De afnemer vermenigvuldigt de ruwe schaaltotalen met een wegingsfactor die hoort bij de betreffende klinische schaal. De tabel met wegingsfactoren is te vinden in de handleiding.

Vervolgens telt hij de gewogen scores bij elkaar op. Als de gewogen totaalscore lager is dan 8.64, vertoont het kind gedrag dat eerder pas bij ASS dan ADHD. Als de gewogen totaalscore hoger is dan 8.64, dan is de kans groter dat het kind gedrag vertoont dat past bij ADHD. Deze grens is gebaseerd op een vergelijking van BRIEF-scores op de klinische schalen tussen 40 jongens met ASS en 40 jongens met ADHD.

De BRIEF kan ook digitaal worden gescoord (zie www.hogrefe.nl). De digitale versie omvat ook een rapport over het kind met behaalde scores die zijn afgezet tegen de normgroep en tekstueel worden toegelicht.

Tijdsinvestering

De afname en interpretatie duurt ongeveer 30 minuten.

Type hulpmiddel Vragenlijst

Onderdelen / subschalen

De BRIEF bestaat uit een Oudervragenlijst en een Leerkrachtvragenlijst.

Beide vragenlijsten omvatten 75 items met gedragsbeschrijvingen. De items zijn onderverdeeld in onderstaande acht klinische schalen.

(3)

1. Inhibitie: in hoeverre kan een kind zijn impulsen onderdrukken.

Voorbeeld item: 'Heeft moeite met een rem te zetten op zijn/haar gedrag'.

2. Cognitieve flexibiliteit: in hoeverre heeft een kind moeite met verandering.

Voorbeeld item: 'Raakt van streek bij nieuwe situaties'.

3. Emotieregulatie: in hoeverre is een kind in staat om zijn emoties in goede banen te leiden.

Voorbeeld item: 'Heeft woedeaanvallen om kleine dingen'.

4. Initiatief nemen: in welke mate begint een kind uit zichzelf met een activiteit of taak.

Voorbeeld item: 'Begint niet uit zichzelf'.

5. Werkgeheugen: in hoeverre kan een kind informatie tijdelijk onthouden en cognitief bewerken.

Voorbeeld item: 'Kan zich maar kort concentreren'.

6. Plannen en organiseren: in hoeverre is een kind in staat om vooruit te denken, doelen te stellen en te anticiperen op wat er gaat gebeuren.

Voorbeeld item: 'Raakt overweldigend door grote opgaven'.

7. Ordelijkheid en netheid: hoe net is een kind in het maken van huiswerk, het opruimen van spullen en ordenen in het algemeen.

Voorbeeld item: 'Laat een spoor van eigendommen achter waar hij/zij ook naartoe gaat'.

8. Gedragsevaluatie: heeft een kind in de gaten wat het effect is van zijn gedrag en controleert een kind zijn huiswerk op fouten.

Voorbeeld item: 'Controleert zijn/haar werk niet op fouten'.

De scores op de klinische schalen worden samengevat in twee index-schalen:

1 De index Gedragsregulatie bestaat uit de klinische schalen Inhibitie, Cognitieve flexibiliteit en

Emotieregulatie. Deze index geeft aan in hoeverre een kind flexibel kan denken, emoties kan reguleren en impulsen kan onderdrukken.

2 De index Metacognitie bestaat uit de schalen Initiatief nemen, Werkgeheugen, Plannen en organiseren, Ordelijkheid en netheid en Gedragsevaluatie. Deze index geeft aan in hoeverre een kind zelfstandig taken kan uitvoeren en problemen kan oplossen op basis van beoordeling van het eigen gedrag.

De BRIEF heeft ook twee validiteitsschalen die berekenen of de informatie van de ouder of leerkracht valide is.

Deze schalen zijn gebaseerd op een subset van bovengenoemde items.

1 De schaal Negativiteit geeft weer in hoeverre er sprake is van een ongewoon negatief antwoordpatroon.

2 De schaal Inconsistentie geeft aan of de ouder of leerkracht onsamenhangende antwoorden heeft gegeven.

Achtergrond

Problemen in de executieve functie zijn met name zichtbaar in alledaagse situaties thuis of op school. Ouders en leerkrachten zijn dus belangrijke informanten. Er zijn vragenlijsten voor ouders en leerkrachten die

gedragsproblemen meten, maar tot nu toe was er nog geen vragenlijst die executieve functies op beschrijvend gedragsniveau meet. Dit was aanleiding voor de Amerikaanse auteurs Gioia, Isquith & Guy om in 2001 de BRIEF te ontwikkelen. Zij hadden daarbij twee doelen:

1 De test is inzetbaar in een klinische setting;

2 De test is een hulpmiddel bij het opstellen van een behandelingsplan.

Huizinga en Smidts bewerkten de lijst in 2009 voor het Nederlands taalgebied, omdat deze vragenlijst ook voor de Nederlandse praktijk en wetenschap onmisbaar is (Smidts & Huizinga, 2009).

Theoretisch kader/verantwoording

Executieve functies zijn cognitieve processen die nodig zijn voor doelgericht, efficiënt en sociaal aangepast  gedrag. Naarmate kinderen ouder worden ontwikkelen zij hun executieve functies. Zij kunnen zich steeds beter aanpassen en leren hun emoties en gedrag te reguleren. Het uitgangspunt van de BRIEF is dat executieve functies niet één mechanisme vormen, maar dat zij bestaan uit meerdere onderliggende 

subfuncties die zich verschillend ontwikkelen. De subfunctie Werkgeheugen ontwikkelt zich bijvoorbeeld heel geleidelijk en gaat door tot in de adolescentie. De ontwikkeling van Cognitieve flexibiliteit start rond het 4e jaar en de meeste vooruitgang vindt plaats voor het 10e jaar. In de BRIEF zijn de diverse executieve functies

(4)

weergegeven in gedragsbeschrijvingen die verdeeld zijn over acht klinische schalen. Het functioneren van een kind kan hierdoor per executieve functie worden bepaald (Smidts & Huizinga, 2009).

Relatie met andere hulpmiddelen

De Wisconsin Card Sorting Test (WCST) en de Tower of London meten executieve functies door kinderen opdrachten te laten uitvoeren (Smidts & Huizinga, 2009).

Kwaliteit

De BRIEF is niet door de COTAN beoordeeld. De test is in Nederland genormeerd op een representatieve steekproef uit het regulier onderwijs. De betrouwbaarheid en de begripsvaliditeit zijn basis van onderzoek met de normeringssteekproef als 'goed' te beoordelen.

Betrouwbaarheid

Drie soorten betrouwbaarheid werden gemeten in de normeringsteekproef (847 ouders en 215 leerkrachten).

Interne consistentie:

De Cronbach's alpha (maat voor de onderlinge samenhang tussen items) van de Ouder- en de

Leerkrachtvragenlijst was voor de totaalscore en beide indices hoger dan .80, oftewel de betrouwbaarheid is goed. Dit geldt ook voor de acht klinische schalen, met uitzondering van de schaal Initiatief nemen van de Oudervragenlijst, waarbij de Cronbach's alpha .78 was.

Test-hertestbetrouwbaarheid:

Bij ouders en leerkrachten is de BRIEF na zes weken opnieuw afgenomen. De intraklasse

correlatiecoëfficiënten (ICC, maat voor de correlatie tussen twee meetmomenten) voor de totaalscore, beide  indices en de acht klinische schalen varieerden van .61 tot .95, oftewel de betrouwbaarheid is 'hoog' tot 'zeer hoog'.

Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid:De correlaties tussen de scores van ouders en leerkrachten voor 40 kinderen uit de normeringsteekproef varieerden voor de totaalscore, beide indices en de acht klinische schalen van .08 tot .38, oftewel een lage tot matige mate van overeenstemming tussen ouders en leerkrachten. Dit kan verklaard worden door de aanmerkelijke verschillen in omgevingsstructuur tussen de thuis- en

schoolsituatie.

Validiteit

Constructvaliditeit:

Door middel van een factoranalyse werd aangetoond dat de twee factor structuur in de oorspronkelijke Amerikaanse BRIEF ook gevonden kon worden in de oudersteekproef. Hierbij laden drie schalen (Inhibitie, Cognitieve flexibiliteit en Emotieregulatie) op de index Gedragsregulatie en vijf schalen (Initiatief nemen, Werkgeheugen, Plannen en organiseren, Ordelijkheid en netheid en Gedragsevaluatie) op de index Metacognitie. De twee factor structuur werd bevestigd voor alle leeftijdsgroepen.

Convergente en divergente validiteit;

Binnen een klinische steekproef van ongeveer twintig prematuur geboren kinderen werden de correlaties bepaald tussen de BRIEF-scores en de scores op:

l De Child Behaviour Checklist (CBCL);

l De Vragenlijst voor Gedragsproblemen bij Kinderen (VvGK).

De resultaten van de correlationele analyses zijn in alle gevallen in overeenstemming met de verwachtingen.

Zo werd er bijvoorbeeld een positieve samenhang gevonden tussen alle klinische schalen en de indices van de BRIEF en de subschalen Sociale problemen, Denkproblemen, Aandachtsproblemen en Normafwijkend gedrag van de CBCL. Ook werd er een relatief sterk verband gevonden tussen de BRIEF-schaal Inhibitie en de VvGK- schalen Hyperactiviteit/Impulsiviteit.

Klinische groepen:

De BRIEF werd ook ingevuld door ouders van kinderen uit klinische groepen: ASS (n=113), ADHD (n=47), een niet-aangeboren hersenletsel (n=12) en prematuur geboren kinderen (n=24). De scores werden vergeleken met de scores van een aselecte controlegroep uit de normeringsgroep. De resultaten lieten zien dat kinderen

(5)

met ASS en ADHD significant hogere scores behaalden dan de controlegroep op alle schalen, indices en de totaalscore, met uitzondering van de klinische schaal Ordelijkheid en netheid voor de ASS groep. Voor kinderen met niet-aangeboren hersenletsel bleken de scores op vijf van de acht klinische schalen significant hoger dan de controlegroep (Inhibitie, Emotieregulatie, Initiatief nemen, Werkgeheugen en Plannen en organiseren). Deze bevindingen komen overeen met de bestaande literatuur en de resultaten van de oorspronkelijke Amerikaanse versie van de BRIEF.

De scores van de kinderen in de prematuur groep waren vergelijkbaar met de controlegroep. Dit is

gedeeltelijk in overeenstemming met de resultaten van het Amerikaanse BRIEF onderzoek. In dit onderzoek werden wel significante verschillen gevonden tussen kinderen uit de premature groep met een extreem laag geboortegewicht en de controlegroep, maar niet tussen kinderen uit de premature groep met een laag geboortegewicht en de controlegroep.

Normering

De gegevens over de normeringssteekproef betreffen kinderen uit regulier basisonderwijs en voortgezet onderwijs zonder psychiatrische stoornis en/of leerstoornis. De BRIEF werd ingevuld door 847 ouders en 215 leerkrachten.

De kinderen zijn verdeeld over vier leeftijdsgroepen:

l 5-8 jaar (n=311);

l 9-11 jaar (n=205);

l 12-14 jaar (n=214);

l 15-18 jaar (n=117).

De vragenlijst werd afgenomen in heel Nederland. De verdeling van de onderwijsniveaus in de steekproef komt overeen met landelijke percentages. Het aantal allochtonen ligt lager in de steekproef. In de handleiding zijn aparte normtabellen opgenomen per geslacht en per leeftijdsgroep.

Klinische groepen:

De BRIEF is ook afgenomen bij ouders van kinderen:

l met autismespectrumstoornissen (n=113);

l met ADHD (n=47);

l met een niet-aangeboren hersenletsel (n=12);

l die prematuur geboren waren (n=24).

In de handleiding staan per klinische groep de gemiddelde ruwe itemscores per schaal weergegeven.

Overige kwaliteitsaspecten

De BRIEF is niet door de COTAN beoordeeld. De test is in Nederland genormeerd op een representatieve steekproef uit het regulier onderwijs. De betrouwbaarheid en de begripsvaliditeit zijn basis van onderzoek met de normeringssteekproef als 'goed' te beoordelen.

Beschikbaarheid

De BRIEF is beschikbaar voor gedragswetenschappers (bijvoorbeeld: psychologen, (ortho)pedagogen) en psychiaters.

Bestelinformatie

Het materiaal is te bestellen bij:

Hogrefe Uitgevers Weteringschans 128 1017 XV Amsterdam Telefoon: 020-6713543 Fax: 020-6731153

E-mail: info(at)hogrefe.nl

Kosten (prijspeil 2010, excl. BTW en verzendkosten):

l Startpakket, bestaande uit handleiding, 20 Oudervragenlijsten , 20 Leerkrachtvragenlijsten, 20

(6)

Profielformulieren ouders, 20 Profielformulieren Leerkrachten, verpakt in BRIEF box 275,00 euro

l Handleiding 75,00 euro

l Leerkrachtvragenlijst (20x) 70,00 euro

l Oudervragenlijst (20x) 70,00 euro

l Profielformulier leerkachten (20x) 30,00 euro

l Profielformulier ouders (20x) 30,00 euro

l BRIEF digitaal (1x) 9 euro

l BRIEF digitaal (10x) 75 euro

l BRIEF digitaal (50x) 300 euro.

Literatuur

Elling, M.W. & Minderaa, R.B. (2010). Zicht op kennis. Beschikbare diagnostische instrumenten en interventies voor de jeugd-ggz. Deel I, beschrijving. Amsterdam: Landelijk Kenniscentrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie Smidts, D.P. & Huizinga, M. (2009). BRIEF Executieve Functies Gedragsvragenlijst: Handleiding. Amsterdam : Hogrefe Uitgevers.

Link

Informatie van de uitgever.

Deze informatie is op 15 juni 2016 gedownload van www.nji.nl.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op het moment dat de kosten worden gemaakt, dient te worden bepaald of een redelijke verwachting dan wel een redelijke mate van zekerheid bestaat dat de

If the preceding three requirements were met and a foreign company was therefore deemed to be a controlled foreign company, all persons resident in the United

We applied a positive psychology approach in this study, using AI to identify existing strengths of people living in an LSEE, especially those pertaining to mothers and

This historical context, along with a  contemporary examination of the online news coverage of Africa in The New York Times , Fox  News , The Guardian and The Daily Mail

Newspaper Number of articles Title Date Length Tone Subject Key terms National identity: yes/no If yes: implicit/explicit Example Conscious of

1916 Easter Rising, (Irish) cultural memory, modes of remembering, cultural identity, The Plough and the Stars, The Red and the Green, A Star Called Henry... Although perhaps

Even though Chicago’s Welcoming City Ordinance is meant to shield undocumented immigrants from deportation, this sanctuary ordinance is limited because a city - or the state of

Een andere verklaring voor het feit dat er geen verschil is gevonden tussen schema’s en tropen kan zijn dat proefpersonen van het huidige onderzoek de slogans maar één