DES SCIENCES
D’OUTRE-MER 35 (4)
Sous la Haute Protection du Roi Année
Jaargang 1 9 8 9
BULLETIN
DES SÉANCES
Publication trimestrielle
KONINKLIJKE ACADEMIE VOOR OVERZEESE
WETENSCHAPPEN
Onder de Hoge Bescherming van de Koning
^ MEDEDELINGEN DER ZITTINGEN
Driemaandelijkse publikatie
A v i s AUX A U TEU RS Be r i c h t a a n d e a u t e u r s
L’Académie publie les études d o n t la valeur scientifique a été reconnue p ar la Classe intéressée sur rapport d ’un ou plusieurs de ses membres.
Les travaux de moins de 32 pages sont publiés dans le Bulletin des Séances, tandis que les travaux plus im portants peuvent prendre place dans la collection des Mémoires.
Les m anuscrits doivent être adressés au Secrétariat, rue Defacqz 1 boîte 3, 1050 Bruxelles. Ils seront conform es aux instructions aux auteurs pour la présen
tation des m anuscrits (voir Bull. Séanc., N.S., 28-1, pp. 111-117) do n t le tirage à p art peut être obtenu au Secrétariat sur simple dem ande.
Les textes publiés p ar l’Académie n ’en
gagent que la responsabilité de leurs auteurs.
De Academie geeft de studies uit w aar
van de wetenschappelijke w aarde door de betrokken Klasse erkend werd, op verslag van één of meerdere harer leden.
De werken die m inder d an 32 blad
zijden beslaan w orden in de M ededelin
gen der Zittingen gepubliceerd, terwijl om vangrijkere werken in de verzameling der Verhandelingen kunnen opgenom en worden.
De handschriften dienen ingestuurd n aar de Secretarie, D efacqzstraat I bus 3, 1050 Brussel. Ze zullen rekening hou
den m et de aanwijzingen aan de auteurs voor het voorstellen van de handschriften (zie M eded. Zitt., N .R ., 28-1, pp. 103- 109) w aarvan een overdruk op eenvou
dige aanvraag bij de Secretarie kan be
kom en worden.
De teksten d o o r de Academie gepu
bliceerd verbinden slechts de verantw oor
delijkheid van hun auteurs.
Abonnement 1989 (4 num.) ; 2500 FB
Rue Defacqz 1 bolle 3 Defacqzstraat 1 bus 3
1050 Bruxelles 1050 Brussel
C.C.P. 000-0024401 -54 Postrek, 000-0024401 -54
de l’Académie van de Academie
1050 BRUXELLES (Belgique) 1050 BRUSSEL (België)
DES SCIENCES
D’OUTRE-MER 35 (4)
Sous la Haute Protection du Roi Année
Jaargang 1 9 8 9
BULLETIN
DES SÉANCES
Publication trimestrielle
KONINKLIJKE ACADEMIE VOOR OVERZEESE
WETENSCHAPPEN
Onder de Hoge Bescherming van de Koning
^ MEDEDELINGEN DER ZITTINGEN
Driemaandelijkse publikatie
SÉ A N C E PL É N IÉ R E D U 18 OCTOBRE 1989 PL E N A IR E ZITTING VAN 18 OKTOBER 1989
L a séance pléniére de rentrée de l’Académie royale des Sciences d ’O utre- M er a lieu au Palais des Académies à Bruxelles. Elle est présidée p a r M m e Y. Verhasselt, président de l’Académie, entourée de M M . J. Sem ai et F.
Suykens, orateurs, et de M. J.-J. Symoens, secrétaire perpétuel.
Le Président prononce l’allocution d ’ouverture (pp. 443-444).
Le Secrétaire perpétuel présente le ra p p o rt des activités de l’Académie 1988- 1989 et rend hom m age à la m ém oire des Confrères décédés depuis le 12 octobre 1988, à savoir M M . R. C ornevin, P. G iroud, L. Van H oof, R. Spronck, P.
G rosem ans et L. Peeters (pp. 445-450).
M. J. Semai fait une lecture rédigée en collaboration avec M. P. Lepoivre :
«Biotechnologies adaptées et développement» (pp. 451-461).
M. F. Suykens fait ensuite un exposé intitulé : «De vrijheid van de zeeën»
(pp. 463-473).
Le Président lève la séance à 16 h.
Plenaire zitting van 18 oktober 1989
De plenaire openingszitting van de Koninklijke Academie voor Overzeese W etenschappen w ordt gehouden in het Paleis der Academ iën te Brussel. Zij w ordt voorgezeten d o o r Mevr. Y. Verhasselt, voorzitter van de Academie, om ringd d o o r de H H . J. Sem al en F. Suykens, sprekers, en d o o r de H. J.-J.
Symoens, vast secretaris.
De Voorzitter spreekt de openingsrede uit (pp. 443-444).
D e Vaste Secretaris stelt het verslag voor over de w erkzaam heden van de Academie 1988-1989 en brengt hulde aan de nagedachtenis van de sinds 12 ok
tober 1988 overleden Confraters, te weten de H H . R. Cornevin, P. G iroud, L. Van Hoof, R. Spronck, P. G rosem ans en L. Peeters (pp. 445-450).
De H. J. Sem al houdt een lezing opgesteld in sam enwerking m et de H.
P. Lepoivre : «Biotechnologies adaptées et développement» (pp. 451-461).
Vervolgens geeft de H. F. Suykens een uiteenzetting getiteld : «De vrijheid van de zeeën» (pp. 463-473).
D e V oorzitter heft de zitting te 16 h.
Classe des Sciences morales et politiques : M. F. Bézy, M m e P. Boelens- Bouvier, M M . J. C om haire, F. de Hen, M m e A. D orsinfang-Sm ets, M M . A. Duchesne, J. Everaert, M. Graulich, A. H uybrechts, E. Lamy, M. Luwel, L. Pétillon, A. Rubbens, J. Ryckm ans, A. Stenm ans, M m e Y. Verhasselt.
Classe des Sciences naturelles et médicales : M M . J. A lexandre, I. Beghin, E. Bernard, J. B ouharm ont, J. Decelle, M. De D apper, A. de Scoville, M.
De Sm et, J. D ’H oore, L. Eyckm ans, A. Fain, C. Fierem ans, R. F ran k art, J. P. Gosse, J. Jadin, J. Meyer, J. C. M icha, J. M ortelm ans, H. Nicolai', P. R aucq, C. Schyns, J. Semai, Ch. Susanne, J.-J. Symoens, R. Tavem ier, D. Thys van den A udenaerde, R. Vanbreuseghem, H. Vis, M. W éry.
Classe des Sciences techniques : M M . F. Bultot, E. Cuypers, J. De Cuyper, H. Deelstra, I. de M agnée, P. D e M eester, J. J. D roesbeke, P. Fierens, A.
François, G. Heylbroeck, A. Lederer, J. M ichot, M. Sim onet, M. Snel, R.
Sokal, A. Sterling, F. Suykens, R. T honnard, R. Tillé, G. Valentini, M. Van D en Herrewegen, J. Van Leeuw, W. Verstraete.
Ont fa it p a rt de leurs regrets de ne p o u v o ir assister à la séance : M M . E. A ernoudt, R. A nciaux, P. A ntun, H. Baetens Beardsm ore, A. Baptist, P.
Basilewsky, P. Beckers, J. Bolyn, G. Boné, J. Bouillon, L. Brison, J. Cap, J. Charlier, A. Clerfaÿt, E. Coppieters, A. Coupez, M . De Boodt, E. De Langhe, J. Delhal, M. Deliens, J. Delrue, F. De M euter, le R.P. J. Denis, M M . A. Deruyttere, R. Devisch, M. d ’Hertefelt, R. D udal, M m e M.
Engelborghs-Bertels, M M . P. Evrard, M. Frère, G. F rom ent, W. G anshof van der M eersch, A. G érard, M gr L. Gillon, M. P. G ourou, M m e C. Grégoire, M M . J.-P. H arroy, J. M. Henry, J. Jacobs, M. Lechat, J. Lepersonne, R.
Lesthaeghe, F. Malaisse, R. M arsboom , A. M onjoie, R. Paepe, F. Pieterm aat, S. Plasschaert, A. Prigogine, M. Reynders, F. Reyntjens, R. Rezsohazy, A.
Saintraint, P. Salm on, J. Sohier, le R.P. J. Spae, M M . J. Stengers, G. Stoops, C. Sys, le R.P. J. Theuws, M M . E. Tollens, A. Van Bilsen, J. M. Van der Dussen de Kestergat, E. Vandewoude, A. Van H aute, J. Van Riel, J. L. Vellut, B. Verhaegen, T. Verhelst.
Aanwezigheidslijst van de leden van de Academie
Klasse voor M orele en Politieke W etenschappen : De H. F. Bézy, Mevr.
P. Boelens-Bouvier, de H H . J. C om haire, F. de H en, M evr. A. Dorsinfang- Smets, de H H . A. Duchesne, J. Everaert, M. G raulich, A. H uybrechts, E.
Lamy, M. Luwel, L. Pétillon, A. R ubbens, J. Ryckm ans, A. Stenm ans, M evr.
Y. Verhasselt.
Klasse voor N atuur- en Geneeskundige Wetenschappen : De H H . J.
Alexandre, I. Beghin, E. Bernard, J. B ouharm ont, J. Decelle, M. D e D apper, A. de Scoville, M. De Sm et, J. D ’H oore, L. Eyckm ans, A. Fain, C. Fierem ans, R. F rankart, J. P. Gosse, J. Jad in , J. Meyer, J. C. M icha, J. M ortelm ans, H. Nicolaï, P. R aucq, C. Schyns, J. Semal, Ch. Susanne, J.-J. Symoens, R.
Tavernier, D. Thys van den Audenaerde, R. Vanbreuseghem, H. Vis, M. Wéry.
Klasse voor Technische W etenschappen : De H H . F. Bultot, E. Cuypers, J. De Cuyper, H. Deelstra, I. de M agnée, P. De M eester, J. J. Droesbeke, P. Fierens, A. François, G. Heylbroeck, A. Lederer, J. M ichot, M. Sim onet, M. Snel, R. Sokal, A. Sterling, F. Suykens, R. T honnard, R. Tillé, G.
Valentini, M. Van D en Herrewegen, J. Van Leeuw, W. Verstraete.
Betuigden hun spijt niet aan de zitting te ku nnen deelnem en : De H H . E. A ernoudt, R. A nciaux, P. A ntun, H. Baetens Beardsm ore, A. Baptist, P.
Basilewsky, P. Beckers, J. Bolyn, G. Boné, J. Bouillon, L. Brison, J. Cap, J. Charlier, A. Clerfaÿt, E. Coppieters, A. Coupez, M. De Boodt, E. De Langhe, J. Delhal, M. Deliens, J. D elrue, F. D e M euter, E.P. J. Denis, de H H . A. D eruyttere, R. Devisch, M. d ’Hertefelt, R. D udal, M evr. M.
Engelborghs-Bertels, de H H . P. Evrard, M. Frère, G. F rom ent, W. G anshof van der M eersch, A. G érard, M gr. L. Gillon, de H. P. G ourou, M evr. C.
Grégoire, de H H . J.-P. H arroy, J. M. H enry, J. Jacobs, M . Lechat, J.
Lepersonne, R. Lesthaeghe, F. Malaisse, R. M arsboom , A. M onjoie, R. Paepe, F. Pieterm aat, S. Plasschaert, A. Prigogine, M. Reynders, F. Reyntjens, R.
Rezsohazy, A. Saintraint, P. Salm on, J. Sohier, E.P. J. Spae, de H H . J.
Stengers, G. Stoops, C. Sys, E.P. J. Theuws, de H H . E. Tollens, A. Van Bilsen, J. M. Van der D ussen de Kestergat, E. Vandewoude, A. Van H aute, J. Van Riel, J. L. Vellut, B. Verhaegen, T. Verhelst.
Allocution d ’ouverture — Openingsrede door
Y . Ve r h a s s e l t
Président/ V oorzitter Excellenties, Dam es en Heren, w aarde C onfraters,
M et veel genoegen heet ik U w elkom op deze academische openingszitting.
H et is de gewoonte d at bij het begin van het nieuwe academ iejaar de voorzitter enkele w oorden richt to t de aanwezigen. Ik zal deze traditie verder zetten.
Ik wou in het kort twee aspecten behandelen : eerst een bondige toelichting over de activiteiten van de Academie, d a arn a enkele bespiegelingen in verband met ontw ikkelingsproblem atiek.
Vooreerst wens ik hulde te brengen aan de vaste secretaris, die in alle om standigheden de teugels in handen heeft blijven houden. In deze d an k betuiging wou ik graag M evr. Peré-Claes en m edewerkers betrekken, die met veel toewijding de dagelijkse w erking van de Academie probleem loos doen verlopen.
D e vaste secretaris zal in zijn verslag de w erkzaam heden van de Academie in het afgelopen ja a r uiteenzetten. D aaruit zal blijken d a t de Academie actief is geweest in verschillende dom einen. D it k om t o.a. to t uiting in de brede w aaier van behandelde them a’s tijdens de zittingen van de drie Klassen (gepubliceerd in de M ededelingen) en in de organisatie van colloquia en studiedagen, gewijd aan een specifiek them a. Hierbij w ordt de multidisciplinaire benadering onderstreept.
U itgaande van de overtuiging d a t een academie niet m ag verstarren in de traditie, hoe eerbiedwaardig deze ook m oge wezen, zullen een gering aantal noodzakelijke aanpassingen aan de statuten binnenkort w orden besproken d o o r de beleidsorganen van de Academie. H ierdoor zal gepoogd worden een gulden middenweg te bewaren tussen traditie en vernieuwing.
Excellences, M esdames et Messieurs,
Le processus de développem ent témoigne d ’une com plexité grandissante.
L ’utilisation de param ètres quantitatifs classiques p o u r m esurer le stade de développem ent s’avère de plus en plus controversé. En effet, mis à part les problèm es d ’ordre statistique, tels que disponibilité et fiabilité des données,
- 4 4 4 -
d ’autres inconvénients apparaissent. E xam inons d ’abord la dim ension spatiale, c.-à-d. la projection dans l’espace des param ètres considérés. La com paraison inter-États est délicate du fait de la variation d ’échelle entre les m acro-États (vastes com m e la Chine ou l’Inde) et les m icro-États (com ptant parfois à peine quelques milliers d ’habitants). P a r ailleurs, les moyennes nationales sont très peu significatives, si on se réfère aux disparités im portantes qui existent à l’intérieur des États. Certes, il y a l’opposition entre ville et cam pagne, entre région centrale et périphérique ou encore entre la capitale et le «reste» du pays. Toutefois, d ’autres différences s’observent. À échelle plus fine, par exemple à l’intérieur d ’une même ville, des contrastes existent, parfois très brutaux, entre, d ’une part, quartiers riches pourvus de tous les équipem ents modernes selon les norm es occidentales et, d ’autre part, quartiers pauvres, voire bidonvilles dépourvus souvent de l’assainissement le plus élémentaire.
E n outre, il y a la dim ension temporelle. Il est difficile de rendre com pte de l’évolution, car le processus de développem ent se fait à plusieurs vitesses.
Celles-ci varient d ’un É tat à l’autre, mais aussi d ’une région à l’autre. Le phénom ène complexe de la transition en témoigne. Les caractères dynam iques du processus de développem ent peuvent être saisis à travers plusieurs mesures quantitatives, com m e p ar exemple les variables dém ographiques, les tau x de croissance urbaine, les indicateurs de l’évolution économ ique. M ais il s’agit là d ’approxim ations grossières. Il faudrait tenir com pte également de la m obi
lité de la population, des caractères structurels de l’urbanisation, des m odi
fications sociales, des changem ents écologiques liés aux progrès industriel et agricole. De plus, il faudrait pouvoir introduire des dim ensions qualitatives.
Ce n ’est que p ar une approche pluridisciplinaire que le processus de déve
loppem ent p o u rra être cerné dans toute sa complexité. D ans cette optique, l’Académie royale des Sciences d ’O utre-M er peut contribuer à l’analyse du processus de développem ent en m ettant la com pétence et la collaboration active de ses m em bres à la disposition du progrès.
Rapport sur les activités de l’Académie (1988-1989)
Verslag over de werkzaamheden van de Academie (1988-1989)
p a r /d o o r J . - J . Sy m o e n s *
Op het ogenblik dat wij sam enkom en om de balans op te m aken van het voorbije academische ja a r en onze aktiviteiten hernem en, hebben wij de plicht hulde te brengen aan deze van onze C onfraters van wie wij het overlijden vernom en hebben in de loop van de tw aalf laatste m aanden.
R obert Cornevin, né à M alesherbes (Loiret, France) le 26 août 1919, est décédé à Paris le 14 décembre 1988.
Il était breveté de l’École N ationale de la F rance d ’O utre-M er et docteur ès lettres de l’Université de Paris. D e 1941 à 1956, il accom plit des services O utre-M er, notam m ent au Sénégal, au D ahom ey, au Togo, en Algérie, au M aroc. De 1958 à 1960, il fut adm inistrateur civil au M inistère de l’Éducation N ationale. C hef d u C entre d ’Étude et de D ocum entation sur l’Afrique et l’O utre-M er, directeur scientifique de la revue A frique contem poraine, président de l’A ssociation des Écrivains de Langue Française, c’était un hom m e d ’une activité étonnam m ent diverse. Divers prix lui furent décernés, entre autres p ar l’Académie française et l’Académie des Sciences d ’O utre-M er. E n 1971, il fut élu secrétaire perpétuel de l’Académie des Sciences d ’O utre-M er de France do n t il exerça les fonctions ju sq u ’à son décès. Il était chevalier de la Légion d ’H onneur et des Palmes académiques.
R obert C ornevin devint correspondant de notre Académie le 25 septem bre 1972 et fut prom u à l’honorariat le 20 février 1986.
Paul G iroud, né à Trévol (Allier, France) le 6 ju in 1898, est décédé à Paris le 22 janvier 1989.
Paul G iroud obtint le diplôm e de docteur en médecine en 1926. Préparateur, puis chef de laboratoire au cours de M icrobiologie de l’Institut P asteur (1926- 1931), il fut également préparateur à la Chaire de Médecine du Collège de France, adjoint au professeur Charles Nicolle (1932-1936). Il fut adjoint au
* S ecrétaire perpétuel de l’A cadém ie, rue D efacqz 1 b te 3, B-1050 Bruxelles (Belgique) — Vast Secretaris v an de A cadem ie, D efacqzstraat 1 bus 3, B-1050 Brussel (België).
- 4 4 6 -
Service des Vaccins de l’Institut P asteur (1937-1940) avant de devenir chef du Service des Rickettsioses de cet Institut (1940). Il fut égalem ent m em bre du Conseil d ’Hygiène publique de France. P aul G iroud a effectué de nom breuses missions scientifiques O utre-M er, notam m ent en Tunisie, au M oyen- C ongo, en O ubangui-C hari, au C ongo belge et au R uanda-U rundi. Il était officier de la Légion d ’H onneur, com m andeur de l’Étoile N oire du Bénin, chevalier de l’O rdre Royal d u Lion.
Il fut nom m é correspondant de notre Académie le 9 ao û t 1961 et prom u à llio n o ra ria t le 18 janvier 1979.
Louis V ictor A rm and Van H oof, geboren te Berchem op 20 mei 1906, is overleden te Leuven op 7 februari 1989.
A rm and Van H o o f behaalde in 1930 het diplom a van burgerlijk mijnin
genieur aan de Katholieke Universiteit Leuven. Hij was hoogleraar aan deze Universiteit en directeur van het A stronom isch Instituut van de KUL. A. Van H o o f vervulde verschillende opdrachten in Zuid-A frika, de Verenigde Staten, Chili en C anada. Hij was lid van de Koninklijke Academie voor W etenschap
pen, Letteren en Schone K unsten van België en voorzitter van het T hom as- M ore-G enootschap. Hij publiceerde talrijke wetenschappelijke bijdragen, vooral gewijd aan de sterrenkunde.
In 1971 werd hij to t geassocieerde benoem d van de Klasse voor Technische W etenschappen van onze Academie en op 22 juli 1976 werd hij to t het ere
lidm aatschap bevorderd.
René Spronck, né à Liège le 11 janvier 1903, y est décédé le 28 m ai 1989.
René S pronck obtint le grade d ’ingénieur civil et d ’agrégé de l’enseignement supérieur à l’Université de Liège et l’École nationale supérieure du Génie m aritim e de Paris. Il fut, de ju in 1938 à février 1939, chargé de diverses missions : études hydrographiques, visites de chantiers navals et d ’usines hydro
électriques, mesures hydrographiques dans la région divagante du bief m ari
time du Congo. Il était grand officier de l’O rdre de Léopold, com m andeur de l’O rdre de la C ouronne, grand officier de l’O rdre de Léopold II et titulaire de la M édaille civique de Ie Classe.
Il fut nom m é associé de notre Académie le 27 août 1958, m em bre titulaire le 3 septem bre 1969 et fut pro m u à l’h o n o rariat le 5 ju in 1975. En 1971, R. Spronck fut directeur de la Classe des Sciences techniques.
P aul G rosem ans, né à Schaerbeek le 9 m ars 1903, est décédé à Uccle le 29 mai 1989.
P aul G rosem ans obtint le diplôm e d ’ingénieur civil des mines en 1929 et d ’ingénieur-géologue en 1934. Il séjourna au Congo belge de 1930 à 1948, com m e ingénieur au Service des M ines d u C om ité Spécial du K atanga, et fut nom m é adm inistrateur-directeur de la Société de recherche M inière du Sud-K atanga.
II fut nom m é associé de notre C om pagnie le 27 août 1958 et prom u au titre d ’associé honoraire le 28 janvier 1977. N otre Bulletin des Séances a publié, sous sa signature, une étude sur la bauxite dans le Bas-Congo et un bilan de 14 années de prospection dans cette même région.
Leo Peeters, geboren te A ntw erpen op 6 mei 1920, overleed op 4 septem ber 1989. Onze C onfrater had de uitdrukkelijke wens geuit d at bij deze gelegenheid, onze tussenkom st zou beperkt blijven to t de bondigste m ededeling en dat er geen verdere lofrede zou uitgesproken worden.
D octor in de wetenschappen, was hij professor aan de Vrije Universiteit Brussel en het RU CA .
Geassocieerde van onze Academie in 1972, titelvoerend lid in 1977, directeur van zijn Klasse in 1983, werd hij in 1985 to t het erelidm aatschap bevorderd.
Ik nodig U uit enkele ogenblikken stilte te bew aren ter nagedachtenis van onze dierbare overledenen.
V oor het ja a r 1989 zijn de bureaus van de Klassen als volgt samengesteld : Klasse voor M orele en Politieke W etenschappen :
D irecteur : Yola Verhasselt Vice-directeur : Jacques Ryckm ans
Klasse voor N atuur- en Geneeskundige W etenschappen : D irecteur : Luc Eyckmans
Vice-directeur : Jea n Semai
Klasse voor Technische W etenschappen : D irecteur : Gilbert From ent
Vice-directeur : Jacques De Cuyper
Onze Academie telt op het ogenblik één lid honoris causa, 100 werkende en erewerkende leden, 80 geassocieerde en eregeassocieerde leden, 88 corres
ponderende en erecorresponderende leden.
Vorig ja a r heb ik U gemeld d at onze Academie een nationaal karakter zou behouden en d at zij overging n aar de voogdij van de M inister van Binnen
landse Zaken, van de M odernisering van de O penbare Diensten en van de N ationale W etenschappelijke en Culturele Instellingen. Ik houd er aan hier de H. M inister L. Tobback en zijn A dm inistratie te bedanken voor hun wel
willende belangstelling tegenover onze Academie en voor de spoed waarm ee zij de dossiers om trent onze Instelling hebben behandeld.
Alle problem en zijn natuurlijk nog niet opgelost — ik zal er op terugkom en
— m aar de onzekerheden en de m oeilijkheden die wij in 1987-88 gekend hebben schijnen tot het verleden te behoren.
De steun vanwege de Overheid w aarvan wij afhangen heeft ons toegelaten onze verscheidene aktiviteiten voort te zetten. H iervoor zijn wij ook dank verschuldigd aan heel het personeel, d at op het secretariaat zelf van de Aca-
- 4 4 8 -
demie mij met kennis van zaken, m et toewijding en daadw erkelijk bijstaat, in ’t bijzonder onze trouw e secretaris der zittingen, M evr. L. Peré-Claes.
Les trois Classes se sont réunies m ensuellement et notre Bulletin des Séances rend com pte de leurs travaux couvrant les dom aines les plus divers des sciences d ’Outre-M er.
L a Com m ission d ’Histoire, présidée p a r M. J. Stengers, poursuit la pré
paration du recueil d ’études sur le «Congo 1955-1960».
N otre Com m ission de la Biographie, présidée par M. P. Salm on, prépare actuellement le tom e 8 de la Biographie belge d ’O utre-M er. Le tom e 7 C sortira de presse le mois prochain.
Le 1er décem bre 1988, nous avons tenu sur le thèm e «D u chercheur au paysan» une séance académ ique à l’occasion de l’attribution du P rix Inter
national R oi B audouin p o u r le D éveloppem ent 1988 à l’Indian Council o f A gricultural Research (IC A R ). Les Actes de cette séance sont sous presse et je tiens à renouveler nos remerciements à la F ondation Roi B audouin qui nous a accordé son appui dans tous les dom aines pour l’organisation de cette séance et la publication de ses Actes.
À l’initiative de la Classe des Sciences techniques, un sym posium a été organisé le 9 décem bre 1988, sous la présidence de M. R. Sokal, sur l’Im pact de l’Inform atique dans le Tiers M onde. Une dizaine d ’exposés y ont été pré
sentés, d o n t trois p ar des orateurs venus d ’O utre-M er.
D ’autre part, en collaboration avec l’A ssociation belge des Africanistes, une Journée d ’étude sur les Sciences hum aines au C am eroun a été organisée le 20 juin 1989, sous la présidence de M m e Y. Verhasselt. N euf exposés y ont été présentés, d o n t une com m unication du professeur R. Nkili sur la recherche et l’enseignement au Cam eroun.
N om bre de nos confrères o n t été l’objet au cours des mois écoulés de flatteuses distinctions scientifiques, académ iques et honorifiques. Il serait trop long de les m entionner ici. Je me limiterai à signaler q u ’il a plu au R oi de conférer à M. A ndré Ja u m o tte concession de noblesse héréditaire et titre personnel de baron.
Zo het ja a r 1987-88 bijzonder gunstig was op het gebied van onze publikaties
— wij hebben meer d an 3000 paginas uitgegeven en rondgestuurd — moet ik aan de waarheid dat dit ritm e niet is kunnen aangehouden worden.
De niet-betaling d o o r de S taat van het saldo van onze toelage 1986 en van het geheel van onze toelage 1987 voor de publikaties, te weten een on
betaalde achterstand van 1 725 000 F, heeft ons in een moeilijke financiële toestand gebracht en heeft ons verplicht de grootste voorzichtigheid te bewaren in het laten drukken van onze werken.
Wij zullen echter binnenkort onze lichte achterstand in de publikatie van de M ededelingen der Zittingen inhalen.
Aflevering 2 van boek 34 (1988) kw am zojuist van de pers en vier andere afleveringen zijn reeds bij de drukker.
Anderzijds publiceerden wij een verhandeling van de Klasse voor M orele en Politieke W etenschappen :
Do m o n t, J. M. 1988. U n territorial au pays des sectes politico-religieuses du Bas-Congo pendant les années 1939-1945 (avec introduction de J. Van
derlinden). — M ém . Acad. r. Sci. Outre-M er, Cl. Sci. m or. polit., nouv. sér.
in-8°, 50 (3), 133 pp., 1 fig. ;
en een verhandeling van de Klasse voor N atuur- en Geneeskundige W eten
schappen :
Li é g e o i s, J. P. 1988. Le batholite com posite de l’A d rar des Iforas (Mali).
— M ém . Acad. r. Sci. Outre-M er, Cl. Sci. nat. méd., nouv. sér. in-8°, 22 (2), 231 pp., 110 fig.
Deze laatste, bekroond m et de Lucien C ahen Prijs in 1987, werd gepubliceerd in sam enwerking m et het Koninklijk M useum voor M idden-A frika, d at wij danken voor deze bijdrage.
Twee andere belangrijke verhandelingen zijn in druk, alsook de A cta van de Studiedag van 24 m aart 1987 over de Stone-Lines en deze van ons Sym posium van 4 december 1987 gewijd aan de Toekom st van de tropische weten
schappen in de Belgische universitaire instellingen.
Boek 7 C van de Belgische Overzeese Biografie is bij de boekbinder en zou dus binnenkort m oeten rondgestuurd worden.
E t nous avons encore bien des projets.
Le 16 novem bre prochain, nous organiserons, en collaboration avec le Bu
reau des N ations Unies à Bruxelles, une Journée d ’inform ation sur la «Pré
vention des catastrophes naturelles».
Le 7 décem bre s’ouvrira notre sym posium annuel organisé cette fois en collaboration avec l’Institut Africain, sur «Les langues en Afrique à l’horizon 2000».
L ’Académie apportera son patronage au colloque international que l’Institut de M édecine tropicale Prince Léopold organise les 14 et 15 décem bre 1989 sur «La Recherche en sciences de la santé, outil indispensable au dévelop
pement».
En collaboration avec le C entre technique de C oopération agricole et rurale (CTA), l’Académie organisera une journée d ’étude les 5 et 6 ju in 1990 sur le thèm e «Intensification agricole et environnem ent en milieu tropical». Il m ’est agréable de redire, une fois de plus, com bien nous nous réjouissons des excellentes relations qui nous lient à ce C entre qui, à l’interface des C om m unautés Européennes et des États associés d ’Afrique, des Caraïbes et du
- 4 5 0 -
Pacifique, poursuit, dans le dom aine du développem ent agricole et rural, une activité parallèle à celle de notre Académie.
Il n ’est pas mauvais que les institutions, com m e les sociétés, se rem ettent en question, q u ’elles réfléchissent à leur mission, q u ’elles s’interrogent sur la façon d o n t elles la remplissent. À la veille de l’immense remise en question do n t l’année 1989 a com m ém oré le bicentenaire, le vent qui soufïïlait alors sur la France n ’épargnait pas cette digne institution q u ’était l’Académie française. D ans un pam phlet acerbe intitulé Séance extraordinaire et secrète de l ’Académ ie, anonym e certes mais où l’on reconnut la plum e acide de Rivarol, les académiciens, souvent déjà jugés inutiles ou dépassés, étaient, cette fois, accusés d ’incivisme, se perdant en vaines querelles littéraires au m om ent où l’on eût attendu q u ’ils se préoccupassent de la vie politique de la N ation.
Il convient donc que nous nous interrogions sur le rôle de notre Académie et l’adéquation de ses activités. Sans doute le choix indépendant p a r chacun des sujets d ’étude et le travail accompli dans une totale liberté d ’esprit sont- ils, chez nous, com m e dans les Universités, le gage d ’une heureuse diversité de travaux et d ’une féconde pluralité de points de vue. M ais je n ’ai pas été insensible à l’appel lancé il y a un an p ar le président Sokal p o u r que des études collectives soient entreprises sur de grands thèmes d ’actualité intéressant au prem ier chef la coopération au développem ent. Nos mem bres qui, en toute liberté, souhaiteraient y prendre part, pourraient ainsi coordonner leurs vues sur ces sujets et leurs rapports pourraient être discutés p ar nos Classes ou même à l’occasion de journées de réflexion interdisciplinaires. Ils pourraient d onner lieu à des vœ ux, voire des rapports adressés à nos Autorités.
D ans nos pays occidentaux, les Académies n ’ont généralem ent plus, depuis plus d ’un siècle, les moyens de conduire elles-mêmes la recherche scientifique ni de lui d onner ses orientations fondam entales. Mais leur crédit reste suffisant p o u r q u ’elles puissent attirer efficacement l’attention des organes de décision sur les directions q u ’elles estiment judicieuses. Ayons le dynam ism e nécessaire p o u r jo u er pleinement ce rôle.
Biotechnologies adaptées et développement * par
J . Se m a l * * & P . Le p o i v r e * * *
Mo t s-c l é s. — Biotechnologies ; M icropropagation ; V itrocultures.
Ré s u m é. — D ifférents niveaux de com plexité peuvent être distingués en m atière de biotechnologie végétale basée sur la culture in vitro : la m icropropagation conform e, l’assainissem ent viral p ar culture de méristème, l’am élioration génétique et la création de plantes transgéniques. Les vitrotechniques d ’assainissem ent et de m icropropagation sont en voie de transfert dans les pays en développem ent. Elles dem andent relativem ent peu de m oyens m atériels coûteux mais requièrent du personnel qualifié. D ivers modèles sont passés en revue d ans ce dom aine : patate douce en Chine, pom m e de terre au R w anda, b ananier au M aroc et palm ier à huile en C ô te-d ’Ivoire. Les vitrotechniques conduisant à l’am élioration génétique et à la création de plantes transgéniques requièrent l’utilisation de technologies avancées. Leur mise en œ uvre dans les pays en développem ent devrait être envisagée avec prudence, en relation avec la mise en place d ’infrastructures scientifiques locales susceptibles d ’en assurer le suivi et d ’en con trô ler les applications.
Sa m e n v a t t i n g. — A angepaste biotechnologieën en ontw ikkeling. — Verscheidene com plexiteitsniveaus kunnen onderscheiden w orden op het vlak van de plantenbio- technologie, gebaseerd op in vi'/ro-culturen : de conform e m icro-voortplanting, de viruszuivering d o o r m eristeem -cultuur, de genetische verbetering en de vorm ing van transgenische planten. De vitrotechnieken in verband met de zuivering en de m icro- voortplanting w orden stilaan overgebracht n aar de ontw ikkelingslanden. Zij vragen betrekkelijk weinig du re m ateriële m iddelen m aar vereisen geschoold personeel. Ver
schillende m odellen in dit dom ein w orden onderzocht : zoete aardappel in C hina, aardappel in R w anda, b an aneboom in M aro k k o en oliepalm in de Ivoorkust. De vitrotechnieken die leiden to t de genetische verbetering en to t de vorm ing van tran s
genische planten vereisen het gebruik van gevorderde technologieën. H un uitvoering in de ontw ikkelingslanden zou m et voorzichtigheid m oeten overw ogen w orden, met betrekking to t de oprichting van lokale, wetenschappelijke infrastructuren die in aan
* Lecture faite p a r M . J . Sem ai à la séance plénière d u 18 octo b re 1989.
** V ice-directeur de la Classe des Sciences naturelles et m édicales, professeur o rdinaire à la F aculté des Sciences ag ronom iques de l’É ta t de G em bloux, avenue M aréchal Ju in 13, B-5800 G em bloux (Belgique).
*** C hef de tra v a u x et m aître de conférence à la F aculté des Sciences agro n o m iq u es de l’É ta t de G em bloux, avenue M aréchal Ju in 13, B-5800 G em bloux (Belgique).
- 4 5 2 -
m erking kom en om de navolging ervan te verzekeren en de toepassingen ervan te controleren.
Su m m a r y. — A d a p te d biotechnologies a n d developm ent. — D ifferent levels o f com plexity m ay be distinguished w ithin the scope o f plant biotechnology based on vitrocultures : true-to-type m icropropagation, virus eradication by m eristem culture, genetic im provem ent and the m aking o f transgenic plants. V itrotechniques used for pathogen eradication and m icropropagation are now accessible to developing countries.
They require relatively inexpensive equipm ent, but need skilled personnel. Various models in this field are analyzed : sweet potatoes in C hina, potatoes in R w anda, oil palm s in the Ivory C oast and b ananas in M orocco. V itrom ethods used fo r genetic im provem ent and fo r transgenic plants need advanced technology. T heir im plem entation in developing countries should be envisaged w ith caution, in relation w ith the setting up o f local scientific infrastructures to ensure the follow -up to their introduction and the control o f their applications.
1. Introduction
Les biotechnologies sont en vogue. Leurs potentialités théoriques, quasi illimitées ( Sa s s o n 1988) excitent l’im agination scientifique, aiguisent les appé
tits financiers et attisent les craintes devant l’inconnu.
Les optim istes y voient une source quasi inépuisable de bienfaits, capables de résoudre les problèm es de l’hum anité future dans le dom aine de la médecine, de l’alim entation et des bio-industries. Certains sont plus réservés et exprim ent leurs inquiétudes à propos des dangers potentiels de ces nouvelles biotech
nologies entre les m ains d ’apprentis sorciers. D ’autres encore craignent les bouleversements économ iques et sociaux de leur mise en œ uvre inconsidérée.
N otre approche des biotechnologies m odernes, to u t en étant globalem ent positive, sera cependant tem pérée p a r un pragm atism e prudent q u an t à leur adap tatio n aux pays en développem ent ( Le p o i v r e & Se m a l 1989). Transferts de biotechnologies certes, mais à quel rythm e, avec quels préalables et selon quelles procédures ?
Eu égard à l’am pleur du sujet, on se lim itera au secteur des plantes cultivées, ce q u ’on pourrait appeler les «phytotechnologies», ou encore les «vitrotech- nologies» puisqu’elles reposent pour une large part sur les cultures de tissus végétaux axéniques.
De nom breux colloques et séminaires sur le sujet ont foisonné au cours des deux dernières années, avec com m e aboutissem ent le Sym posium organisé en ju in 1989 à L uxem bourg, conjointem ent p a r le C entre technique de co
opération agricole et rurale (CTA) et la FA O ( De m a r l y 1989 ; Ma s s a l a
1989 ; To u r é 1989).
Les phytotechnologies com portent quelques grandes catégories fonctionnelles que l’on peut regrouper en 3 niveaux successifs : le prem ier niveau qui concerne
la m icropropagation conform e et l’assainissement viral via la vitroculture de méristèmes, le deuxièm e niveau visant à l’am élioration des plantes p ar diverses m éthodes de culture in vitro et le troisième niveau qui se fonde sur la création de plantes transgéniques par incorporation de gènes ciblés.
Afin d ’identifier les principaux param ètres qui im portent en la m atière, nous analyserons quelques modèles qui sont déjà fonctionnels dans divers pays en développem ent.
P o u r illustrer les phytotechnologies classiques d o n t le transfert nord-sud est le plus avancé, nous traiterons des cultures de patate douce en Chine, de pom m e de terre au R w anda, de palm ier à huile en C ôte-d’Ivoire et de bananier au M aroc.
P o u r ce qui est des phytotechnologies de second niveau, d o n t les applications sont encore au stade expérim ental, nous citerons le cas du m anioc en Colombie.
Enfin, les phytotechnologies liées aux plantes transgéniques seront évoquées de m anière prospective.
Le m odèle vitrotechnologique le plus simple concerne l’assainissement virologique des clones pour les cultures à m ultiplication végétative com m e la patate douce, le m anioc, la pom m e de terre. Il s’agit de curer de leurs différents agents pathogènes des cultivars locaux ayant accumulé, au cours du tem ps, des parasites dom m ageables, do n t certains peuvent être d ’in tro duction récente via l’im portation de nouvelles variétés. Le rendem ent de cette opération d ’assainissement, lorsqu’elle est réussie, est spectaculaire.
Après une phase de m icropropagation, les clones sont multipliés en milieu contrôlé p ar la voie traditionnelle des boutures ou des tubercules. O n peut faire appel à une étape interm édiaire perm ettant la propagation rapide in vitro sous form e de m icroplantules, de m icrotubercules ou de minitubercules.
Chez la pom m e de terre, ces techniques de m icropropagation présentent divers avantages, notam m ent le faible poids unitaire et la juvénilité des pro
duits. Il s’agit d ’une biotechnologie que m aints pays pourraient développer en vue d ’assurer la production de plants de base, afin d ’éviter la charge en devises résultant des im portations, que ce soit en Égypte, dans les pays du M aghreb, au Sénégal ou au Rw anda. Les laboratoires locaux y possèdent généralem ent la capacité de produire expérim entalem ent des vitroplants assainis à petite échelle. Une extension de leur production dem anderait des investissements qui ne peuvent être couverts p a r les m oyens locaux et c’est dans ce secteur, notam m ent, que l’on se tâte p o u r réaliser des opérations de partenariat.
O n peut envisager une solution alternative via l’achat de plants à l’étranger, solution qui est défendue p ar les filières traditionnelles d ’im port-export. Cette procédure assure une sécurité d ’approvisionnem ent régulier et rapide, en quantités variables, des variétés disponibles sur le m arché international.
Certains facteurs cependant militent en faveur d ’un rem placem ent progressif
- 4 5 4 -
ou d ’une com plém entation des plants étrangers p ar des productions locales : les sorties de devises q u ’elles im pliquent, la qualité, que l’on dit irrégulière, des produits im portés que les pays en développem ent peuvent difficilement soum ettre à un contrôle phytosanitaire poussé et, enfin, l’intérêt q u ’il y a de cultiver des variétés locales, inconnues sur le m arché international.
2. Cas de la patate douce en Chine
L a patate douce est cultivée de m anière traditionnelle dans la province de G uangdong (Chine) avec des rendem ents de l’ordre de 20 t / h a pour les variétés locales.
Fig. 1. — Salle de culture de p a ta te douce à G u an g d o n g (Chine).
Les variétés améliorées introduites, cultivées avec engrais et protection phytosanitaire, peuvent atteindre des productions de 75 t/ h a dans les meilleures fermes. Les variétés perform antes im portées de l’étranger s’avèrent cependant très sensibles aux viroses, contrairem ent aux variétés locales.
D ans le cadre d ’un program m e de recherche subsidié p ar la CEE, en collaboration avec l’Académie des Sciences de G uangdong (G uangzhou), nous avons entrepris un program m e d ’assainissement virologique des principales variétés de patate douce à haut rendem ent cultivées dans cette région.
L a mise au point, dans notre laboratoire, de sérums appropriés, devrait perm ettre aux collègues chinois d ’assurer un suivi adéquat du com portem ent au cham p des clones assainis et notam m ent de leur potentiel de réenvahissement p ar les virus présents dans l’environnem ent local.
3. Cas de la pomme de terre au Rwanda
D ans le cadre d ’un contrat subsidié p ar la C EE, avec l’Institut des Sciences agronom iques du R w anda (ISA R ), responsable du program m e d ’am élioration de la pom m e de terre (PN A P ) do n t le siège est situé à Ruhengeri, nous avons procédé en 1985-1987 à l’assainissement de variétés rwandaises de pom m e de terre. Celles-ci ont été transférées au R w anda sous form e de m icrotubercules ou de m icroplantules.
Sous la direction du D r Tegera, le P N A P de Ruhengeri a mis en place un laboratoire de m icropropagation végétative. Les produits assainis sont propagés dans des cham ps de m ultiplication situés en altitude, à l’abri des contam inations p ar les pucerons vecteurs de virus et p ar la bactériose Pseudo
m onas solanacearum. En vue de valoriser la production, le P N A P a réalisé la construction de locaux de stockage afin d ’assurer une conservation adéquate des tubercules.
4. Cas du palmier à huile en Côte-d’Ivoire
En C ôte-d’Ivoire, on rencontre l’illustration d ’une situation que l’on pourrait qualifier d ’évolution dans la continuité. Elle concerne le palm ier à huile, à l’am élioration duquel s’est attelée la S tation de recherches de L a M e, sous l’égide de l’Institut de Recherches sur les Huiles et Oléagineux et de l’Office de Recherches scientifiques et techniques Outre-M er.
Le chef du laboratoire et les techniciens sont ivoiriens, tandis que les concepteurs et le directeur de la S tation sont français. Le travail d ’élaboration de la filière de production a été supervisé p ar le professeur D em arly de l’Uni
versité d ’Orsay. L ’encadrem ent scientifique p ar des nationaux français était toujours d ’actualité en 1989, au niveau de l’organisation générale ou dans la mise en œ uvre et l’interprétation des essais de terrain..
— 4 5 6 —
Le projet, qui bénéficie d ’un financem ent p a r la France, est d ’im portance majeure sur le plan économ ique to u t en étant des plus délicats sur le plan technique, les déboires d ’expériences antérieures ayant conduit à une prudence extrêm e dans l’exploitation des résultats.
O n ne s’étonnera guère, dès lors, de la nécessité d ’une collaboration inter
nationale très large pour traiter d ’un matériel aussi difficile. 11 est probable que progressivement, les scientifiques ivoiriens seront à même de poursuivre cette recherche tandis que les Français, peut-être, se seront attelés à d ’autres projets.
U n prem ier objectif m ajeur réside dans la mise au point d ’une m éthodologie de clonage conform e des individus perform ants. Cette étude est contraignante, eu égard à la durée nécessaire à l’évaluation des produits ju sq u ’au niveau de la fructification en plantations, en prenant en com pte l’alternance sexuelle séquentielle chez un même individu de palmier. D ans le cadre d ’une approche très prudente, basée sur la culture d ’explants de jeunes organes prélevés sur des individus d ’élite, on assure actuellement une production d ’em bryons som a- tiques. Ces derniers sont form és dans des fragm ents de feuilles, sans passage p ar la phase cal, p ar culture sur un milieu dépourvu d ’auxines. Les chercheurs de L a M e o n t mis au point de la sorte une filière de production et d ’ex
périm entation d ’individus clonés qui semble prom etteuse ( Ko u a m e 1989).
Fig. 2. — Salle de culture d e jeunes palm iers à huile à L a M e (C ô te-d ’Ivoire).
Lors d ’une visite sur place, il nous fut donné d ’observer en plantation des palmiers issus de vitroculture, qui avaient donné récem m ent une première fructification normale.
A u M aroc et en Tunisie, des travaux com parables sont menés sur le palm ier- dattier, notam m ent en vue de m ultiplier les types résistant au «Bayoud». Les résultats préliminaires sont encourageants, mais dem andent à être étendus avant que l’on puisse se prononcer à leur sujet.
5. Cas de la banane de dessert au Maroc
Traditionnellem ent, la banane était im portée au M aroc en provenance des Canaries, les seules cultures indigènes étant localisées dans la région d ’Agadir.
A u cours des années 1980, on a assisté à un développem ent explosif de la culture de banane sous abri dans ce pays.
Fig. 3. — C u ltu re de ban an e sous abri (M aroc).
Plusieurs facteurs ont été déterm inants en la circonstance :
1) La disponibilité d ’une filière de production de plants d ’élite p ar les pépinières des D om aines royaux de M eknes ;
2) La protection douanière aboutissant à une lim itation des im portations ; 3) La disponibilité en moyens financiers ;
4) L a forte rentabilité des investissements consacrés aux serres à arm ature de bois ou de m étal avec revêtement en matière plastique.
- 4 5 8 -
Les plantations sous abri, d o n t la surface dépasse actuellem ent le millier d ’hectares, sont de belle venue et certaines sont déjà en pleine production.
Une telle opération, cependant, tient davantage de l’exploitation d ’un créneau particulièrem ent rentable p ar les investisseurs privés que d ’un transfert de biotechnologie.
6. Cas du CIAT de Cali
Le «Centro Internacional de A gricultura Tropical» (CIAT) de Cali (C o
lombie) a mis sur pied, sous la direction du D r William Roca, un laboratoire de biotechnologie doté de personnels spécialisés et d ’équipem ents de pointe.
Fig. 4. — Le D r W illiam R o c a (à l’avant-plan) dan s le lab o rato ire de biotechnologie d u C IA T à Cali (C olom bie).
Parm i les réalisations figurent notam m ent la cryopréservation des végétaux (C IA T 1989), ainsi que la sélection de vitrovariants de m anioc, d o n t les clones sélectionnés sont actuellement en essais com paratifs au cham p.
7. Problèmes socio-économiques liés aux transferts de biotechnologies
Le transfert nord-sud des biotechnologies pose un ensemble de problèmes, q u ’il convient de résoudre parallèlem ent à la mise en œ uvre de ces nouvelles techniques dans les pays en développem ent.
U n prem ier aspect concerne le suivi technique des applications. Il com porte notam m ent des études de faisabilité de program m es de m ultiplication et d ’uti
lisation des végétaux d ’élite, le contrôle de la qualité des semences et du matériel de plantation, le suivi de l’état sanitaire dans les cultures, ainsi que la mise en œ uvre de réseaux de conservation, de tran sp o rt et de com m ercialisation des produits.
S ur le plan scientifique ( De m a r l y & Sibi 1989), les biotechnologies de m icropropagation conform e, ainsi que la sélection de vitrovariants, requièrent relativem ent peu d ’investissements matériels (appareils et installations), mais exigent en revanche une m ain-d’œ uvre qualifiée bien formée, dotée d ’aptitudes particulières. Il s’agira donc surtout en l’occurrence d ’un transfert de matière grise via la form ation de spécialistes d u Tiers M onde.
U n second aspect concerne les conséquences socio-économ iques de la mise en œ uvre des nouvelles biotechnologies. Cet ensemble de questions fait actuellem ent l’objet de l’élaboration de codes de bonne conduite, sous l’égide d ’organismes internationaux : FAO, C EE, International Board for P lant Genetic Resources, Centres internationaux de recherche. Il convient notam m ent de prendre en com pte la protection de la diversité du patrim oine génétique des plantes, l’im pact sur les structures de production et le devenir des populations paysannes, l’appréciation des risques et l’analyse des conséquences économ iques et financières. À cet égard, d ’im portantes études sont en cours en vue de conférer aux objets biologiques (les plantes en l’occurrence) un statut juridique qui concilie les droits de l’«obtenteur» (lesquels form ent depuis des décennies la base des accords internationaux) et les droits de l’«agriculteur»
(qui visent à préserver l’apport des générations d ’agriculteurs traditionnels qui ont entretenu et orienté la diversité végétale dans les pays en développement).
Est également à l’étude le problèm e de la brevetabilité des gènes ou des orga
nismes obtenus p ar m anipulations génétiques.
8. Conclusions
Les vitrotechnologies végétales classiques sont déjà riches en réalisations dans les pays en développement.
Les vitrotechnologies liées à la sélection requièrent des infrastructures plus complexes et une form ation plus poussée des personnels, de sorte que dans les pays en développem ent, elles relèvent actuellem ent de centres de recherche internationaux ou régionaux, ou encore de laboratoires particulièrem ent avancés, d o n t l’activité est spécifiquement ciblée sur des cultures de rente.
Les phytotechnologies de pointe, liées aux plantes transgéniques, sont certes riches en promesses et ont fait l’objet d ’échanges de vue nom breux et animés au Colloque de L uxem bourg de ju in 1989. Leurs applications pourraient probablem ent aider à résoudre certains problèm es phytosanitaires graves q u ’il n ’est pas possible, ju sq u ’à présent, de m aîtriser par les voies classiques. Que
- 4 6 0 -
l’on songe p ar exemple à la résistance à un virus, conférée p ar l’incorporation dans le génom e de la plante-hôte du gène de la protéine-enveloppe virale correspondante.
Toutefois, l’expérim entation au cham p des plantes transgéniques vient à peine de débuter dans les pays à haut potentiel scientifique, de sorte que leur transposition dans les pays en développem ent ne devrait se faire que pro gressivement et de m anière adaptée. Il ne faudrait pas p o u r au tan t y limiter la recherche dans ces m atières, car la science est indivisible. M ais au stade actuel, il convient de m ettre en place, préalablem ent aux applications pratiques, les infrastructures hum aines et matérielles indispensables p o u r rendre les transferts de biotechnologies pleinem ent opérationnels. Il convient donc de d oter les pays en développem ent des outils qui leur perm ettront le suivi et le contrôle des param ètres scientifiques, techniques et socio-économ iques liés à ce qui apparaît déjà com m e une nouvelle révolution verte.
D ans l’im m édiat, le choix des vitrotechniques adaptées au développem ent se place dans le contexte de la course contre la m ontre qui est engagée en vue d ’accroître la production, notam m ent des plantes vivrières. Cet objectif peut être atteint rapidem ent et relativement sim plem ent via les vitrotechnologies classiques, à condition de m ettre en place des filières adéquates d ’acclim atation, de m ultiplication (y com pris via les m éthodes traditionnelles), de contrôle de conform ité, de suivi de l’état sanitaire (notam m ent la recontam ination du matériel assaini) et de com m ercialisation des produits améliorés.
Sim ultaném ent, il faut créer, dans les pays en développem ent, des points d ’appui scientifiques ( Me y e r 1989) fonctionnant au sein de réseaux interré
gionaux et internationaux de form ation, d ’inform ations et d ’échanges, ce à quoi contribuent entre autres la FAO (FAO, 1989), la C E E et l’Université des réseaux d ’expression française ( Se m a l & Le p o i v r e 1989).
M oyennant ces prémisses, les vitrotechniques classiques ont dès à présent leur place dans les pays en développem ent, tandis que les plantes transgéniques p ourraient être opérationnelles à la fin de la prochaine décennie. N ous serons alors à l’aube du x x ie siècle, d o n t on peut espérer q u ’outre des plantes en suffisance p o u r satisfaire les besoins de l’hum anité, il cultivera également une nécessaire sagesse.
R É F É R E N C E S
C I AT, 1 9 8 9 . In vitro storage o f Cassava. — C I A T International, 8 : 8 -1 0 .
De m a r l y, Y. 1 9 8 9 . Aspects techniques des biotechnologies végétales. — Sym posium C T A /F A O (L uxem bourg, 2 6 - 3 0 ju in 1 9 8 9 ), 2 7 pp. (m iméo).
D e m a r l y , Y. & S i b i, M . 1 9 8 9 . A m élioration des plantes et biotechnologies. — Jo h n Libbey E urotext, P aris, 1 5 2 pp.
FAO, 1 9 8 9 . Im plications des nouvelles biotechnologies p o u r l’engagem ent international.
— FA O , 3e session de la com m ission des ressources génétiques (R om e, 17-21 avril 1989), 12 pp.
Ko u a m e, B. 1989. Test précoce de productivité chez le palm ier à huile. — In : A U P E L F -U R E F (éd.), Plantes vivrières tropicales. — J o h n Libbey E urotext, Paris, pp. 55-67.
L e p o i v r e , P. & S e m a l , J. 1989. Biotechnologies appliquées aux plantes : les contraintes d ’a m o n t et d ’aval. — A nnales de G em bloux, 95 : 151-161.
M a s s a l a , R. 1989. É tat actuel des biotechnologies végétales en Afrique. — Sym posium C T A /F A O (Luxem bourg, 26-30 ju in 1989), 34 pp. (m im éo).
Me y e r, J. 1989. L’avenir des sciences agronom iques tropicales d ans les institutions universitaires belges. — In : Sym posium «L’avenir des sciences tropicales dans les institutions universitaires belges (M ilieux - Ressources - Santé)» (Bruxelles, 4 décem bre 1987), A cadém ie royale des Sciences d ’O utre-M er, Bruxelles, pp. 33- 38.
S a s s o n , A. 1988. Biotechnology an d developm ent. — U N E SC O -C T A , Paris, 361 pp.
S e m a i . , J. & L e p o i v r e , P. 1989. Transferts de biotechnologies et culture in vitro des végétaux. — In : A U P E L F -U R E F (éd.), Plantes vivrières tropicales. Jo h n Libbey E urotext, Paris, pp. 103-106.
To u r é, B. 1989. L’im pact des biotechnologies dans les pays en développem ent. — Sym posium C T A /F A O (L uxem bourg, 26-30 ju in 1989), 13 pp. (m im éo).
Bull. Séanc. Acad. r. Sci. Outre-Mer Meded. Zitt. K. Acad, overzeese Wet.
35 (1989-4) : 463-473 (1990)
D e vrijheid der zeeën * d o o r
F . SuY K EN S **
T r e f w o o r d e n . — C ontinentaal plat ; Exclusieve zone ; M ontego Bay ; Scheep- vaartconferenties ; T erritoriale zee ; Vlagdiscriminatie.
S a m e n v a t t i n g . — Sedert H ugo G rotius w ordt het principe aanvaard van de vrijheid van de zee m et uitzondering van de territoriale zee. H et verdrag van M ontego Bay (1982) breidt deze territoriale zee uit to t 12 mijl, m aar voert o ok nieuwe begrippen in zoals de exclusieve econom ische zone en het continentaal plat. H et gevolg hiervan is d a t 35% van de oppervlakte van de oceanen th an s aan één o f andere kuststaat w orden toegewezen. E r ontstonden nieuwe zeeëngten. H ierdoor w ordt de vrijheid van de zeeën sterk beperkt. D e vrijheid v an handel en scheepvaart o ndergaat de invloed van de «U N C T A D C ode o f C onduct fo r liner conferences». H ierd o o r vergroot het protectionism e in de scheepvaart en w ordt de vrijheid eveneens beperkt.
R é s u m é . — La liberté des mers. — D epuis H ugo G rotius, la liberté de la mer, à l’exception de la m er territoriale, était universellem ent acceptée. Le traité de M ontego Bay (1982) a étendu la m er territoriale à 12 milles nautiques, mais a aussi introduit de nouveaux concepts com m e la zone économ ique exclusive et le plateau continental.
L a conséquence en est que 35% de la superficie des océans sont contrôlés p ar l’un ou l’autre É tat côtier. De nouveaux détroits à statu t spécifique sont créés et to u t ceci limite considérablem ent la liberté des mers. L a liberté d u com m erce et de la navigation subit l’influence du C ode de conduite de la C N U C E D p o u r les conférences m aritim es.
Ceci contribue aussi à augm enter la protection nationale de la navigation m aritim e.
S u m m a r y . — The fr e e d o m o f the seas. — Since H ugo G rotius, the freedom o f the seas, w ith the exception o f territorial w aters, has been universally recognised. The treaty o f M ontego Bay (1982) extended territorial w aters to 12 miles but also introduced new ideas such as the exclusive econom ic zone and the continental shelf. As a consequence o f this, 35% o f the surface o f the oceans now com e u n d er the influence o f one o r o th er coastal State. New straits have been created. All this limits the ancient freedom o f the seas. The freedom o f trad e and shipping undergoes the influence of the U N C T A D C ode o f C onduct fo r liner conferences. Protectionism increases also in this w ay in the shipping world.
* Lezing g ehouden o p de plenaire zitting v an 18 o k to b e r 1989.
** W erkend lid v an de A cadem ie, directeur-generaal van het H avenbedrijf A ntw erpen ; H aven
bedrijf, Stadhuis, B-2000 A ntw erpen (België).
D at de zee vrij is kan een klassieke uitdrukking genoem d w orden, een historische zegswijze.
Reeds in het Rom einse recht kom t deze stelling to t uiting. Zij heeft Rom e nooit verhinderd om de ware heerschappij over de M iddellandse zee, het M are N ostrum na te streven en ook te bereiken. H et volstaat te verwijzen naar de strijd tegen C arthago om dit te illustreren.
In de zeventiende eeuw beweerden G root-B rittannië, Spanje en Portugal over een uitgebreide m aritiem e jurisdictie te beschikken ter bescherming van hun sterk ontw ikkelde zeehandel m et overzeese gebiedsdelen. H et is o.m. tegen deze aanspraken d at een vertegenw oordiger van een kleine natie m et echter een grote vloot, d.w.z. N ederland, zal opkom en, m et nam e H ugo G rotius die in zijn M are liberum (1608) ter verdediging van de Oostindische Com pagnie zal aanvoeren d at geen S taat de uitsluitende jurisdictie over de zee kan hebben, noch over de scheepvaart op zee en de zeehandel (Va n Go e t h e m 1963).
Grotius m aakte ook het onderscheid tussen de volle zee en het statu u t van de kustwateren.
Ter zake liepen de standpunten nogal uiteen. Geleidelijk aan zal echter het inzicht groeien d at de verdediging van een land de controle over een aan de kust grenzende zeestrook vergde. V andaar dat m en de neutrale zee zal bepalen op geschutsafstand vanuit de kust, hetgeen gedurende lange tijd drie zeemijlen (5,4 km) bedroeg. Alhoewel de driemijlszone als territoriale zee op basis van de geschutsafstand sterk veralgem eend werd, zal zij o.m. in het gedrang w orden gebracht wanneer geleidelijk aan de reikwijdte van het geschut toeneemt.
H et zijn echter vooral econom ische motieven die na de tweede w ereldoorlog deze traditionele gedragsregel zullen doen springen. Z o zullen Chili, E cuador en P eru in 1947 eenzijdig hun territoriale w ateren uitbreiden to t 200 zeemijl.
M en wenste voor de eigen nationale visserijvloten het m onopolie te behouden van de visvangst in deze zeer visrijke wateren, die beïnvloed w orden d o o r de koude H um boldtstrom ing.
D e Verenigde Staten onder President T rum an hadden ondertussen reeds op 28 septem ber 1945 eenzijdig hun exclusieve jurisdictie op hun continentaal plateau — een nieuw begrip — langsheen hun kusten vastgesteld. M en sprak hier m inder over soevereiniteit en over territoriale zone d an wel over exclusieve onderzoeks- en exploitatierechten van natuurlijke hulpbronnen (zowel visserij als bv. minerale olie).
D it alles leidde ertoe d a t in 1958 tijdens een conferentie te Genève onder
zocht werd o f niet enige ordening m oest gebracht w orden in deze materie voor het te laat werd. De gedachten gingen hierbij n aar een uitbreiding van de territoriale w ateren to t 12 zeemijl terwijl het continentaal plateau zich zou uitstrekken to t d a a r w aar het w ater van de zee 200 m diep was d.w.z. to t op het punt w aar de diepte van het w ater de exploitatie van de natuurlijke hulpbronnen nog mogelijk m aakte. De conventie van 29 april 1958 haalde
- 4 6 5 -
echter niet de vereiste meerderheid. Dientengevolge werden de voorstellen op uiteenlopende wijze geïnterpreteerd en deden heel w at landen grotere aan
spraken gelden d a n voorzien.
M en streefde d an ook n aar een wereldconferentie die in het kader van de U N O het probleem van het zeerecht grondig onder handen zou nemen. H et nadeel was echter d a t m en zowat alles in één internationale conventie wilde oplossen, zodat het verdrag van M ontego Bay van 10 decem ber 1982 over het nieuwe zeerecht (Va n d e r Me n s b r u g g h e 1982) niet overal bijval vond.
In ieder geval aanvaardde m en het principe van een territoriale zee van 12 mijl met daarbij nog een aansluitende zone van 12 mijl w aarop een iets grotere fiscale en douanecontrole mogelijk zou zijn.
N aast deze territoriale zee werd d an een exclusieve econom ische zone voorzien w aar de kuststaten een m onopolie zouden hebben voor de exploitatie van de econom ische hulpbronnen en inzonderheid de visvangst. Als com pen
satie voor het recht d at aan de kuststaten werd toegekend in deze exclusieve zone werd duidelijk vastgelegd dat de onschuldige doorvaart (Ie passage in- offensif) hierin gew aarborgd w ordt. D it was overigens een eis van de grote m aritiem e (en m ilitair machtige) landen die de vrije operaties van hun vloten op wereldvlak wilden veilig stellen.
Deze 200 mijl brede zone voldoet echter niet in bepaalde gevallen vermits volgens vele Staten hun continentaal plateau zich verder uitstrekt. M en heeft dan bepaald d at er wel enkele geologische criteria moesten in acht genom en w orden om een continentaal plateau te omschrijven. Hierbij is men uitgegaan van 350 zeemijl vanaf de kust o f 100 zeemijl vanaf de lijn van gelijke diepte van 2500 m, hetgeen een aanvaardbaar com prom is bleek te zijn.
D e gevolgen van dit alles zijn vrij groot vermits plots enkel en alleen onder het regime van exclusieve zone van 200 mijl 35% van de oppervlakte van de oceanen aan een of andere kuststaat w orden toegewezen. Zes kuststaten nem en 40% van deze exclusieve zone voor hun rekening vermits ze een lange kust hebben m et nam e :
— De Verenigde Staten 9,05%
— A ustralië 8,32%
— Indonesië 6,42%
— Nieuw-Zeeland 5,74%
— C anada 5,58%
— Sovjetunie 5,33%
Totaal 40,44%
Heel w at nieuwe zeeëngten ontstaan w aar vroeger open zee was. Vandaar d at er nieuwe bepalingen inzake onschuldige d oorvaart doorheen deze nieuwe zeeëngten moesten opgenom en w orden. Wie het speciale statuut en de moei
lijkheden inzake de interpretatie ervan kent voor heel w at zeeëngten zoals
