Opgave 1 Geef de correcte formule (dus bij ionen ook de lading) van:

Test havo 4 hoofdstuk 8 versie 3

Opgave 1 Geef de correcte formule (dus bij ionen ook de lading) van:

a azijnzuur (géén afkorting!) b koolzuur

c salpeterzuur d zoutzuur e sulfaat

f ammoniak

g diwaterstoffosfaat h kaliloog

Opgave 2 Laat met behulp van telkens één of meer reactievergelijkingen zien wat er gebeurt als de genoemde stof in water wordt gebracht:

a calciumchloride b waterstoffluoride c zwavelzuur d bariumhydroxide e bariumoxide

f ammoniak

g waterstofchloride

h diwaterstofsulfide (in het boek staat “waterstofsulfide”) Opgave 3 Geef voor de volgende gevallen telkens de reactievergelijking:

a Er wordt overmaat verdund zwavelzuur toegevoegd aan vast chroom(III)oxide.

b Er wordt overmaat verdund zoutzuur toegevoegd aan vast lood(II)oxide.

c Er wordt overmaat natronloog toegevoegd aan een oplossing van oxaalzuur.

d Er wordt overmaat zoutzuur toegevoegd aan vast kopercarbonaat.

e Er wordt overmaat ammoniak geleid door een oplossing van azijnzuur (gebruik voor azijnzuur HAc).

f Er wordt overmaat barietwater toegevoegd aan een oplossing van natriumsulfaat.

g Men mengt H

S gas met een overmaat ammoniakgas.

h Er wordt overmaat zoutzuur toegevoegd aan vast calciumfosfaat.

Opgave 4 Een oplossing wordt onderzocht met behulp van twee zuur-base indicatoren. In de oplossing krijgt methylrood een gele kleur, terwijl fenolrood in dezelfde oplossing ook een gele kleur krijgt.

Geef zo nauwkeurig mogelijk aan tussen welke waarden de pH van de onderzochte oplossing in ieder geval zal liggen.

zie ommezijde

Opgave 5 Aan 10,0 ml 0,010 M HCl-oplossing wordt een oplossing van Ba(OH)

met onbekende concentratie toegevoegd. Na het toevoegen van precies 20,0 ml van deze oplossing van Ba(OH)

heeft het mengsel een pH van precies 7,0.

a Geef de reactievergelijking voor de reactie van een oplossing van HCl met een oplossing van Ba(OH)

.

b Leg uit of laat door een berekening zien wat de concentratie van de oplossing van Ba(OH)

is.

Opgave 6 Twee even geconcentreerde oplossingen van salpeterzuur en azijnzuur zijn even zuur.

a Geef voor beide zuren de reactievergelijking voor de ionisatie in water.

b Leg uit welke van beide oplossingen de hoogste molariteit heeft.

Opgave 7 In de natuur komen erg veel dubbelzouten voor. Twee voorbeelden daarvan zijn Fe

(OH)(PO

) en FeO(OH). Beide zouten zijn slecht oplosbaar in water.

Beide zouten bevatten elk twee soorten basische ionen. Maar oxide-ionen en hydroxide-ionen reageren beter en sneller met H

-ionen dan fosfaationen.

Als je aan FeO(OH) zoutzuur toevoegt, ontstaat al snel een heldere oplossing van FeCl

.

a Geef de reactievergelijking voor het ontstaan van een FeCl

-oplossing uit FeO(OH) en zoutzuur.

Als je aan Fe

(OH)(PO

) langzaam zoutzuur toevoegt, ontstaat eerst vast ijzer(II)fosfaat en een oplossing van FeCl

. Bij toevoegen van meer zoutzuur verdwijnt ook het vaste ijzer(II)fosfaat en ontstaat een heldere oplossing.

b Geef de reactievergelijking voor het ontstaan van ijzer(II)fosfaat uit Fe

(OH)(PO

) en zoutzuur.

c Verklaar het verdwijnen van vast ijzer(II)fosfaat bij het toevoegen van meer zoutzuur.

E I N D E