• No results found

Bij NDP zijn 30 van de in totaal 32 in Nederland aanwezige uitgevers van Nederlandse dagbladen aangesloten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bij NDP zijn 30 van de in totaal 32 in Nederland aanwezige uitgevers van Nederlandse dagbladen aangesloten"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

BESLUIT

Zaaknummer 528/Vereniging De Nederlandse Dagbladpers

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot de ongegrondverklaring van het bezwaarschrift gericht tegen zijn besluit van 9 februari 1999, met kenmerk 528/10.

I. Feiten

1. Op 31 maart 1998 heeft de Vereniging De Nederlandse Dagbladpers (hierna: NDP) op grond van artikel 17 van de Mededingingswet (hierna: Mw) een ontheffingsaanvraag bij de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit (hierna: d-g NMa) ingediend. De ontheffingsaanvraag had betrekking op het Bindend Besluit Cadeaustelsel, zoals vastgesteld door NDP. Bij NDP zijn 30 van de in totaal 32 in Nederland aanwezige uitgevers van Nederlandse dagbladen aangesloten.

2. Bij besluit van 9 februari 1999 heeft de d-g NMa de ontheffingsaanvraag afgewezen, aangezien niet voldaan was aan de voorwaarden van artikel 17 Mw.

3. Op 18 februari 1999 is bezwaar gemaakt door NDP tegen het besluit van 9 februari 1999 (hierna ook: het bestreden besluit). Bij brief van 30 maart 1999 heeft NDP de gronden van het bezwaarschrift ingediend. Aangezien NDP bij brief van 20 mei 1999 heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord, heeft ingevolge artikel 7:3, onder c, van de Algemene wet bestuursrecht geen hoorzitting plaats gevonden.

II. Besluit van 9 februari 1999

4. De twee artikelen van het Bindend Besluit Cadeaustelsel, dat bindend is voor de leden van NDP, luiden:

Artikel 1.

1. Het is leden verboden om aan abonnees of toekomstige abonnees voordelen om niet of tegen gereduceerd tarief in het uitzicht te stellen, indien als uitvloeisel daarvan redelijkerwijs is te verwachten, dat men een abonnement op het betrokken dagblad niet alleen continueert, respectievelijk aangaat met het oog op aard, inhoud en overige kwaliteiten van dat blad, doch mede met het oog op bovengenoemd voordeel.

2. In afwijking van het in het eerste lid bepaalde is het de leden toegestaan een klein geschenk te geven aan abonnees die machtiging verlenen tot automatische afschrijving van het abonnementsgeld, mits de inkoopsprijs daarvan niet boven een door het bestuur te bepalen bedrag’) uitgaat en bij de werving enigerlei vergelijkbare winkelwaarde daarvan niet wordt vermeld.

‘)Bij besluit van 17 december 1997 heeft het bestuur het in artikel 1, lid 2, bedoelde bedrag bepaald op fl. 7,50 exclusief BTW.

(2)

Artikel 2.

1. Het is aan de leden eveneens verboden om uit hoofde van het werven van abonnees aan anderen dan aan hen, die daarvan hun beroep maken of tot wier normale taak zulks behoort, enige beloning, prijs of voordeel, in welke vorm en onder welke benaming ook, direct of indirect - bij voorbeeld bij wijze van of gekoppeld aan een prijsvraag - in het uitzicht te stellen of toe te kennen.

2. In afwijking van het in het eerste lid van dit artikel bepaalde is het de leden toegestaan aan abonnee-aanbrengers een klein geschenk als bewijs van appreciatie te geven, mits de inkoopprijs daarvan niet boven een door het bestuur te bepalen bedrag’) uitgaat en bij de werving enigerlei vergelijkbare winkelwaarde daarvan niet wordt vermeld. Aan een abonnee, die een nieuwe abonnee aanbrengt, mag het bewijs van appreciatie niet worden verleend in de vorm van korting op zijn abonnementsgeld.

‘) Bij besluit van 17 december 1997 heeft het bestuur het in artikel 2 lid 2, bedoelde bedrag bepaald op fl. 7,50 exclusief BTW.

5. Bij besluit van 9 februari 1999 is geoordeeld is dat het Bindend Besluit Cadeaustelsel mededingingsbeperkend, en derhalve in strijd met artikel 6 Mw, is omdat het concurrerende uitgevers van dagbladen verhindert een

zelfstandige invulling te geven aan de wijze waarop zij nieuwe abonnees werven en bestaande abonnees behouden.

6. Het verzoek ingevolge artikel 17 Mw om ontheffing van het verbod van artikel 6 Mw is afgewezen aangezien niet aangetoond is dat het Bindend Besluit Cadeaustelsel bijdraagt tot de verbetering van de produktie of van de distributie of tot bevordering van de technische of economische vooruitgang in de zin van artikel 17 Mw. Derhalve kon er ook geen sprake zijn van een billijk aandeel in de daaruit voortvloeiende voordelen voor de gebruikers. Evenmin werd aannemelijk geacht dat het Bindend Besluit Cadeaustelsel onmisbaar was voor het verwezenlijken van de doelstellingen als bedoeld in artikel 17 Mw.

III. Gronden van het bezwaar

7. NDP is van mening dat de d-g NMa ten onrechte geen ontheffing heeft verleend voor het Bindend Besluit Cadeaustelsel. Het bezwaar van NDP is gebaseerd op de volgende gronden.

8. NDP is van mening dat het bestreden besluit eenzijdig tot stand is gekomen, aangezien het hoofdzakelijk gebaseerd is op een economische afweging. Aan handhaving van de pluriformiteit van de dagbladpers - volgens NDP de kern van het ontheffingsverzoek - is voorbijgegaan. Naar de mening van NDP is het op basis van artikel 17 Mw mogelijk om op andere dan economische gronden een ontheffing te verlenen. In dit verband verwijst NDP naar het besluit van de d-g NMa inzake Stibat[1]. NDP meent dat in het kader van de Mededingingswet ook ruimte bestaat om een afweging te maken omtrent de vraag of op grond van het algemeen belang

concurrentiebeperkende regelingen van overheidswege – of concurrentie beperkende regelingen tussen ondernemingen door de overheid genitieerd of gestimuleerd – kunnen worden gerechtvaardigd. NDP verwijst in dit verband naar jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese

Gemeenschappen en beschikkingen van de Europese Commissie. Blijkens het bezwaarschrift beoogt NDP niet te stellen dat het Bindend Besluit Cadeaustelsel naar economische maatstaven voldoet aan de

ontheffingscriteria van artikel 17 Mw, maar betwist NDP dat een regeling die wel voldoet aan de criteria van artikel 17 Mw, daarmee automatisch het algemeen belang dient. Dat pluriformiteit van de pers een doel is dat het

(3)

algemeen belang dient, staat naar de mening van NDP niet ter discussie.

9. Aangezien alle in de bedrijfstak geldende horizontale prijsregelingen, waaronder het Bindend Besluit Cadeaustelsel, in het leven zijn geroepen met het oog op de handhaving van de persverscheidenheid in Nederland en het geheel van deze regelingen een voorwaarde is voor een pluriforme pers, moeten al deze regelingen in samenhang worden beoordeeld, aldus NDP. In het bestreden besluit is deze samenhang volgens NDP ten onrechte buiten beschouwing gelaten.

10. Om de volgende redenen is NDP van mening dat de negatieve gevolgen van het Bindend Besluit Cadeaustelsel, zoals genoemd in het bestreden besluit, voor de pers niet opgaan. NDP betwist dat de prijsregelingen een prijsopdrijvend effect hebben en verwijst daartoe naar een internationale vergelijking van de Nederlandse Vereniging van Journalisten. Voorts concurreren dagbladen op prijs, gelet op de verschillende prijzen voor

abonnementen en losse exemplaren van de dagbladen onderling. Tevens wijst NDP erop dat mede dankzij het Bindend Besluit Cadeaustelsel de

Nederlandse dagbladsector een dynamische bedrijfstak is, gelet op de introductie van nieuwe producten, de vernieuwing van bestaande producten en modernisering van productiecapaciteit en –processen. Door het Bindend Besluit Cadeaustelsel is de concurrentie toegespitst op de redactionele inhoud van de dagbladen, hetgeen tot een betere prijs-kwaliteitverhouding heeft geleid. Bovendien wordt naar de mening van NDP door overheidsgedrag concurrentie door de uitgevers van dagbladen op het gebied van multimedia bemoeilijkt.

11. NDP stelt voorts dat de overheid het tot haar taak rekent, te zorgen voor een pluriform aanbod van informatie in ons land, hetgeen tot uitdrukking komt in wet- en regelgeving die voortvloeit uit het vastgestelde mediabeleid. Deze regelgeving verstoort de marktverhoudingen. De dynamische markttheorie, zoals gebruikt in het bestreden besluit, gaat voor de mediamarkt niet op, aangezien in sommige gevallen aan cultuurpolitieke doelstellingen meer gewicht wordt gegeven dan aan economische doelstellingen.

12. NDP stelt tenslotte dat van het Bindend Besluit Cadeaustelsel, objectief bezien en gemeten naar het belang van de overige NDP-regelingen, een niet merkbaar concurrentiebeperkend effect uitgaat. In dit verband merkt NDP tevens op dat door het Bindend Besluit Cadeaustelsel wordt bevorderd dat de lezer zich bij de keuze voor een dagblad laat leiden door de kwaliteit en niet door de waarde van het cadeau, waardoor misleiding van de consument en ondoorzichtigheid van de markt wordt voorkomen.

IV. Beoordeling

13. In het kader van de beoordeling van het bezwaarschrift van NDP wordt eerst ingegaan op de stelling van NDP dat het door haar vastgestelde Bindend Besluit Cadeaustelsel de mededinging niet merkbaar beperkt.

14. Het Bindend Besluit Cadeaustelsel ontneemt uitgevers van Nederlandse dagbladen de vrijheid om zelfstandig invulling te geven aan de wijze waarop zij nieuwe abonnees werven en bestaande abonnees behouden. Door NDP wordt dit mededingingsbeperkende karakter van het Bindend Besluit Cadeaustelsel

(4)

niet betwist. Gelet op het grote aantal dagbladuitgevers van Nederlandse dagbladen dat lid is van NDP (30 van de in totaal 32 in Nederlandse dagbladuitgevers), is deze beperking van de mededinging merkbaar te noemen. Dit wordt versterkt doordat de regeling niet op zichzelf staat, zoals NDP ook zelf aangeeft, maar onderdeel uitmaakt van een geheel van (prijs) regelingen[2]. Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap heeft meerdere malen erop gewezen dat de beperkende werking van een regeling duidelijker blijkt wanneer het deel uitmaakt van een reeks overeenkomsten[3].

Vorenstaande leidt tot de conclusie dat wanneer alle (prijs)regelingen van NDP in samenhang worden bezien, dit des te sterker leidt tot een oordeel dat er sprake is van een merkbare mededingingsbeperking. Het argument dat het oordeel over het Bindend Besluit Cadeaustelsel anders zou moeten luiden wanneer alle (prijs)regelingen van NDP tezamen worden beschouwd, kan derhalve niet worden gevolgd. In het bestreden besluit is het Binden Besluit Cadeaustelsel dan ook terecht aangemerkt als mededingingsbeperkend in de zin van artikel 6 Mw.

15. NDP heeft voorts gesteld dat de dynamische markttheorie, op basis waarvan volgens NDP per definitie geldt dat prijsafspraken tussen

ondernemingen een prijsopdrijvende werking hebben, kosteninefficinties in de hand werken, innovaties in de weg staan en uiteindelijk niet in het belang zijn van de consument, voor de pers niet opgaat. In dit verband heeft NDP gesteld dat uit een internationale vergelijking van de Nederlandse Vereniging van Journalisten blijkt dat het Bindend Besluit Cadeaustelsel geen prijsopdrijvend effect heeft. Deze zienswijze kan niet worden gevolgd, aangezien de

vergelijking slechts aantoont dat, op Denemarken na, de dagbladen in Nederland tot de goedkoopste van Europa behoren. Inzicht in het effect van het Bindend Besluit Cadeaustelsel wordt hiermee niet gegeven. De

mogelijkheid dat de prijsstelling van de dagbladen in Nederland zonder het Bindend Besluit Cadeaustelsel lager of anders zouden zijn, kan derhalve niet worden uitgesloten. Wat hier ook van zij, de omstandigheid dat de prijzen van dagbladen in Nederland relatief laag zijn in vergelijking met de andere

Europese landen wil niet zeggen dat er geen sprake is van een beperking van de mededinging. In het geval van het Bindend Besluit Cadeaustelsel wordt de mededinging immers in die zin beperkt dat het de leden van NDP de vrijheid ontneemt een zelfstandige invulling te geven aan de wijze waarop zij nieuwe abonnees werven en bestaande abonnees behouden[4]. Dat de dagbladen verschillende prijzen hebben, doet aan dit mededingingsbeperkende karakter van het Bindend Besluit Cadeaustelsel niet af. De stelling dat het Bindend Besluit Cadeaustelsel zou leiden tot een betere prijs-kwaliteit verhouding, is door NDP niet aannemelijk gemaakt. Dit geldt evenzeer voor de stelling van NDP dat de Nederlandse dagbladensector mede dankzij het Bindend Besluit Cadeaustelsel een dynamische bedrijfstak is. NDP is er evenmin in geslaagd aannemelijk te maken dat het Bindend Besluit Cadeaustelsel noodzakelijk zou zijn voor het bereiken van deze doelstellingen.

16. Indien de regelgeving van de overheid de marktverhoudingen zou verstoren, zoals NDP stelt, zou dit nog geen reden zijn om artikel 6 Mw buiten

toepassing te laten, danwel een ontheffing ingevolge artikel 17 Mw te verlenen. In dit verband kan verwezen worden naar de rechtspraak inzake artikel 81, lid 1 (ex artikel 85, lid 1) EG-Verdrag. De Europese Commissie heeft in de zaak SSI[5] beslist dat nationale regelgeving niet kan worden ingeroepen teneinde privaatrechtelijke overeenkomsten die niet op grond van een wet of bindend voorschrift van de overheid tot stand zijn gekomen, buiten het verbod van artikel 85, lid 1, EG-Verdrag te plaatsen. Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft de beschikking van de Commissie op dit punt bevestigd[6]. De Commissie overwoog in deze zaak: ‘Ook al kan

(5)

worden erkend dat de toepassing van de Nederlandse wetgeving en reglementering de mededingingsmogelijkheden in deze branche in zekere mate beperkt, dan kan nochtans niet worden aanvaard dat de mededinging totaal is uitgesloten of zodanig beperkt dat er geen rol meer zou zijn voor een daadwerkelijke mededinging. In dit verband dient erop te worden gewezen dat, vooral wanneer wegens de van toepassing zijnde wetgeving en reglementering de mededingingsmogelijkheden reeds beperkt zijn, het van nog veel meer belang is dat ondernemingen geen overeenkomsten aangaan of maatregelen treffen waardoor de nog overblijvende ruimte tot mededinging zou worden uitgeschakeld.’

17. Vorenstaande betekent dat indien de marktwerking door regulering van de overheid al zou worden belemmerd, dit niet de toepasselijkheid van artikel 6 Mw uitsluit (danwel als zodanig ontheffingen ingevolge artikel 17 Mw

rechtvaardigt). In onderhavige zaak is concurrentie mogelijk, onder andere op het gebied van de prijzen, de inhoud/kwaliteit van de dagbladen en het werven en behouden van abonnees, ware het niet dat dit beperkt wordt door de (prijs) regelingen van NDP. Bij de toepassing van de artikelen 6 en 17 Mw dient deze concurrentiemogelijkheid als uitgangspunt.

18. Overigens heeft de wetgever, anders dan NDP doet voorkomen, bij de totstandkoming van de Mededingingswet wel degelijk rekening gehouden met de omstandigheid dat de dagbladenmarkt lange tijd relatief sterk gereguleerd is geweest. Om te voorkomen dat als gevolg van de inwerkingtreding van de Mededingingswet ongewenste verschuivingen en schokeffecten zouden optreden, is voorzien in een generieke vrijstelling voor individuele verticale prijsbinding voor Nederlandstalige dagbladen (tot 1 januari 2003) en voor de collectieve prijsverhoging van abonnementen op Nederlandstalige dagbladen (tot 1 juli 1999).[7]

19. De overige bezwaren van NDP hebben betrekking op het oordeel van de d- g NMa dat voor het Bindend Besluit Cadeaustelsel geen ontheffing op grond van artikel 17 Mw kan worden verleend. Artikel 17 Mw luidt:

De directeur-generaal kan op aanvraag een ontheffing verlenen van het verbod van artikel 6, eerste lid, voor overeenkomsten, besluiten en onderling

afgestemde feitelijke gedragingen als bedoeld in dat artikel, die bijdragen tot verbetering van de produktie of van de distributie of tot bevordering van de technische of economische vooruitgang, mits een billijk aandeel in de daaruit voortvloeiende voordelen de gebruikers ten goede komt, en zonder nochtans aan de betrokken ondernemingen

a. beperkingen op te leggen die voor het bereiken van deze doelstellingen niet onmisbaar zijn, of

b. de mogelijkheid te geven, voor een wezenlijk deel van de betrokken goederen en diensten de mededinging uit te schakelen.

20. De stelling van NDP dat de Mededingingswet ruimte biedt voor een ontheffing van het verbod van artikel 6 Mw enkel op grond van andere belangen dan die genoemd in artikel 17 Mw - door NDP aangeduid als het algemeen belang - kan niet worden gevolgd. Uit de parlementaire geschiedenis van de Mededingingswet blijkt dat andere belangen dan de bescherming van de mededinging wel een rol kunnen spelen, maar dat deze ondergeschikt zijn aan de mededingingsrechtelijke afweging. Enkel en alleen het algemeen belang, zoals door NDP omschreven, is evenwel onvoldoende grond om op

(6)

grond van artikel 17 Mw ontheffing te verlenen van het verbod van artikel 6 Mw.

In de memorie van toelichting staat te lezen:

‘Andere dan mededingingspolitieke overwegingen mogen geen afbreuk doen aan het mededingingsbeleid. De mededingingspolitieke afweging staat voorop.

Eerst als die gemaakt is, mogen andere overwegingen bij de oordeelsvorming betrokken worden, voor zover althans de mededingingswet en de EG-

mededingingsregels die ruimte bieden.’[8]

In het nader rapport wordt daaraan het volgende toegevoegd:

‘Uit een oogpunt van mededingingsbeleid zijn andere uit maatschappelijk oogpunt bezien nuttige effecten alleen niet voldoende voor het verlenen van een ontheffing of een vrijstelling. Het is van wezenlijk belang dat die slechts kunnen worden verleend als de desbetreffende mededingingsafspraken voldoen aan alle criteria, genoemd in artikel 85, derde lid, van het EG-Verdrag.

(…) de Commissie [kan] artikel 85, derde lid, van het EG-Verdrag slechts […]

toepassen, als een mededingingsafspraak aan alle vier de voorwaarden uit dat verdragsartikel voldoet.’[9]

21. In het besluit van de d-g NMa inzake Stibat is, anders dan door NDP wordt gesteld, de ontheffing niet verleend op niet-economische gronden, maar is overwogen dat de verbetering van de toestand van het milieu in combinatie met de eerder genoemde economische voordelen (verbetering van de logistiek en kostenbesparing door het voorkomen, in plaats van herstellen, van

milieuschade) bijdraagt aan de verbetering van de productie of distributie en tot de bevordering van de economische en technische vooruitgang[10]. Door NDP is, anders dan door Stibat in de bovengenoemde zaak, echter niet aannemelijk gemaakt dat het Bindend Besluit Cadeaustelsel bijdraagt tot verbetering van de produktie of van de distributie of tot bevordering van de technische of economische vooruitgang als bedoeld in artikel 17 Mw.

22. Evenmin kan op grond van de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen en de beschikkingenpraktijk van de Europese Commissie geconcludeerd worden dat op andere dan de in artikel 81, lid 3, (ex artikel 85, lid 3) EG-Verdrag genoemde gronden ontheffing kan worden verleend van het verbod van artikel 81, lid 1, (ex artikel 85, lid 1) EG-Verdrag.

Niet economische belangen kunnen wel een rol spelen, maar slechts voor zover zij voldoen aan de in artikel 81, lid 3, (ex artikel 85, lid 3) EG-Verdrag genoemde criteria[11]. De jurisprudentie waar NDP een beroep op doet, heeft betrekking op artikel 30 (ex artikel 36)EG-Verdrag. Dit artikel voorziet, in tegenstelling tot artikel 81 (ex artikel 85) EG-Verdrag, uitdrukkelijk in andere dan op economische gronden gebaseerde uitzonderingen. De

ontheffingsvoorwaarden van artikel 81, lid 3, (ex artikel 85, lid 3) EG-Verdrag en artikel 17 Mw zijn echter van economische aard. De door NDP in haar bezwaarschrift genoemde beschikking van de Europese Commissie[12] heeft evenmin betrekking op artikel 81 (ex artikel 85) EG-Verdrag. Dientengevolge kunnen in casu geen argumenten worden ontleend aan de door NDP aangehaalde jurisprudentie van Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen en beschikking van de Europese Commissie.

23. Nu de Mededingingswet geen ruimte biedt voor een ontheffing op grond van artikel 17 Mw enkel om redenen van algemeen belang zoals door NDP bedoeld, kan het bestreden besluit op dit punt in stand blijven. Evenmin is overigens door NDP aannemelijk gemaakt dat aan de overige voorwaarden voor een ontheffing op grond van artikel 17 Mw is voldaan.[13]

(7)

24. Tenslotte is het argument van NDP dat het Bindend Besluit Cadeaustelsel misleiding van de consument en ondoorzichtigheid van de markt voorkomt, omdat het bevordert dat de lezer van een dagblad zich niet laat leiden door de waarde van het cadeau, mededingingsrechtelijk niet relevant. Bescherming van de consument tegen misleiding zoals door NDP bedoeld, is niet een belang dat mededingingsbeperkende afspraken tussen concurrenten kan rechtvaardigen. Overigens bestaan bij de nationale wetgever twijfels voor de noodzaak tot bescherming van bedoeld belang, mede gezien het negatieve effect daarvan voor de concurrentie. In dit verband is van belang dat op 7 mei 1997 de Wet beperking cadeaustelsel 1977 is ingetrokken.[14] In de Wet beperking cadeaustelsel werden regels gesteld die de vrijheid tot het

aanbieden en verstrekken van geschenken in verband met de uitoefening van een bedrijf beperkten. Een van de redenen voor de intrekking van de Wet beperking cadeaustel 1977 is geweest de omstandigheid dat de wet, gezien het verschil van het economisch verkeer anno 1996 ten opzichte van de jaren 70, eerder een slagvaardig concurrerend optreden zou belemmeren, dan dat bescherming tegen concurrentievervalsing geboden werd. Voorts werd het destijds aan de wet ten grondslag gelegde motief van bescherming van de consument, vanwege de verschillende wettelijke regels ten aanzien van consumenten, als inmiddels achterhaald beschouwd.[15] Bovendien werd de verwachting uitgesproken dat de intrekking van de wet de marktwerking zou versterken. Ten slotte werd geacht dat vanuit het oogpunt van algemeen belang geen noodzaak bestond tot handhaving van de Wet beperking cadeaustelsel.[16] De wetgever acht beperkingen van de vrijheid tot het aanbieden en verstrekken van geschenken in verband met de uitoefening van een bedrijf derhalve concurrentiebelemmerend en verstorend voor de

marktwerking, zonder dat daarvoor rechtvaardigingen uit het oogpunt van consumentenbescherming of algemeen belang bestaan.

V. Besluit

25. De directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit verklaart het bezwaar van NDP tegen zijn besluit van 9 februari 1999, met kenmerk 528/10, ongegrond.

Datum: 21 december 1999

w.g. A.W. Kist

Directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit

Tegen dit besluit kan degene wiens belang daarbij rechtstreeks is betrokken, binnen zes weken na bekendmaking beroep instellen bij de

Arrondissementsrechtbank te Rotterdam, sector bestuursrecht, Postbus 50951, 3007 BM, Rotterdam.

(8)

---

[1] Besluit d-g NMa van 18 december 1998 met nummer 51/20 (Stibat)

[2] Andere (prijs)regelingen van NDP zijn: Bindend Besluit inzake collectieve abonnementsprijsverhogingen, Bindend Besluit Gratis en Gereduceerde Abonnementen, Bindend Besluit inzake collectieve advertentieprijsaanpassing en (onderdelen van de) Regelen voor het Advertentiewezen 1990. Voor deze regelingen is in 1993 een ontheffingsverzoek in het kader van de Wem , in het bijzonder het Besluit Horizontale prijsbinding, ingediend. Hierop is door de Minister van Economische Zaken afwijzend beslist. Het daaropvolgend bezwaar is niet-ontvankelijk geacht. Tegen deze beslissing is beroep ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

[3] HvJ EG 20 juni 1966 (Socit Technique Minire t. Maschinenbau Ulm), Jur.

1966, p. 391; HvJ EG 13 juli 1966 (Consten-Grundig t. Commissie), Jur. 1966, p. 449; HvJ EG 25 november 1971 (Bguelin Import t. G.L. Import Export), Jur.

1971, p. 949.

[4] Zie overweging 24 van het bestreden besluit.

[5] Beschikking Europese Commissie van 15 juli 1982 (Stichting Sigarettenindustrie), PB 1982 L 232/1.

[6] HvJ EG 10 december 1985, (SSI e.a. t. Commissie), Jur. 1985, p. 3831.

[7] Besluit van 15 december 1997, Stb 1997, 705 (Tijdelijke besluit vrijstelling prijsbinding dagbladen)

[8] Kamerstukken II, 24707, nr. 3, p. 46.

[9] Kamerstukken II, 24707, A, p. 9/10.

[10] Besluit van de d-g NMa d.d. 18 december 1998, kenmerk 51/34, randnummer 64. In bezwaar is dit gehandhaafd, zie besluit van de d-g NMa d.d. 31 mei 1999, kenmerk 51/34.

[11] Zie bijvoorbeeld: Beschikking Europese Commissie 25 november 1981 (VBBB en VBVB), PB 1982 L 54/36 (bekrachtigd door het HVJ EG 17 januari 1984, Jur 1984, p. 19); Beschikking Europese Commissie 19 december 1990 (ANSAC e.a.), PB 1991 L 152/54; Beschikking Europese Commissie 18 mei 1994 (Exxon/Shell), PB 1994 L 144/20; HvJ EG 25 oktober 1977 (Metro), Jur.

1977, p. 1875.

[12] Beschikking Europese Commissie 26 juni 1997 (VTM), PB 1997 L 244/18.

[13] Zie besluit van de d-g NMa d.d. 9 februari 1999, kenmerk 528/11, randnummers 34-40. Tegen deze onderdelen van het besluit zijn geen bezwaren aangevoerd door NDP.

[14] Wet van 7 april 1997 tot intrekking van de Wet beperking cadeaustelsel 1977.

(9)

[15] Memorie van toelichting, Kamerstukken II, 1996-1997, 25 109, nr. 3, p. 3.

[16] Memorie van toelichting, Kamerstukken II, 1996-1997, 25 109, nr. 3, p. 6.

Aan de inhoud van deze pagina's kunt u geen rechten ontlenen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De d-g NMa heeft enerzijds vastgesteld dat artikel 6,eerste lid, Mw niet van toepassing is en anderzijds dat VBA op de relevante markt -die is gedefinieerd als de markt voor

dat de Dienst Vreemdelingenzaken, wat ook het gebruikte middel moge zijn (dossier in binaire vorm via transactie 83 [vandaag 81 genoemd] 17 of raadpleging op het scherm (opvraging

BETREFT : Koninklijk besluit waarbij de Algemene Dienst Inlichting en Veiligeheid van de Krijgsmacht gemachtigd wordt om het identificatienummer van het Rijksregister van de

Met betrekking tot het evenredig karakter van de gevraagde toegang in vergelijking met het door REPROBEL nagestreefde doel (artikel 4, §1, nieuwe 3° van de wet van 8 december 1992),

Door de Minister van Justitie is aan de Commissie advies gevraagd over een ontwerp van koninklijk besluit tot uitvoering van bepaalde artikelen van de wet van 30 juni 1994

"Iedere natuurlijke persoon die in het bestand van administratieve sancties opgenomen wordt, wordt hierover onmiddellijk ingelicht op het ogenblik dat men hem de beslissing dat

woordiger van de politie speelt advocaat van de duivel door op te merken dat er ook veel buurten zijn waar geen veilige vindplaatsen zijn, maar waar ook geen

D e bepaling dat de werknemer loon krijgt doorbetaald voor de uren waar- in hijvoorde or werkt, lijkt eenvou- dig, maar levert toch vaak problemen op.. In de eerste plaats bepaalt